<Desc/Clms Page number 1>
SCHUIFAFSLUITER VOOR VLOEISTOF-OF GASLEIDINGEN
De uitvinding betreft een schuifafsluiter al dan niet voorzien van een drukregelaar, voor vloeistof- of gasleidingen.
Gekend is een schuifafsluiter om door leidingen stromende vloeistoffen, gassen of dampen af te sluiten of de doorstromende hoeveelheid ervan te regelen. Hierbij is in het afsluiterlichaam van de afsluiter en dat is voorzien van een toevoer- en afvoerkanaal, een schuif aangebracht die tegen een of twee klepzittingen op en neer verschuifbaar is.
Deze schuifafsluiter heeft echter als nadeel dat wanneer hij gesloten is de schuif door de druk. van de binnenstromende vloeistof of gas tegen de klepzitting wordt gedrukt, zodat voor het openen van de schuif een grote wrijvingskracht dient te worden overwonnen die evenredig is met het drukverschil dat op de schuif inwerkt, waardoor de bewegingskracht nodig voor het verplaatsen van de schuif, in grote mate afhankelijk is van de aanwezige druk. Een ander nadeel is dat wanneer plots een te groot drukverschil in de vloeistof of gas ontstaat een klopkracht op de schuif wordt uitgeoefend waardoor hierin een breuk kan ontstaan.
Nog een ander nadeel is dat bij deze gekende afsluiter de schuif alleen door het drukverschil tegen de klepzitting wordt
<Desc/Clms Page number 2>
aangedrukt, waardoor bij afwezigheid van een aandrukmiddel zoals een veer, bij een laag drukverschil, een lek kan ontstaan.
Om hieraan te verhelpen is volgens het voornaamste kenmerk der uitvinding een afsluiter ontworpen waarbij het drukverschil gekompenseerd wordt en er op de afsluitelemen-. ten geen drukverschil werkt, waardoor ook de te overwinnen wrijvingskracht die van de uitgeoefende druk afhankelijk 15,. aanzienlijk wordt verminderd.
Deze afsluiter bevat in hoofdzaak een gesloten huis, een toevoerkanaal dat uitmondt in genoemd huis en aangesloten is op de vloeistof- of gastoevoerleiding, een doorstroomkamer met twee tegenover elkaar liggende wanden en ondergebracht in genoemd huis, een afvoerkanaal dat enerzijds uitmondt in de doorstroomkamer en anderzijds is aangesloten op de vloeistof-of gasafvoerleiding, in ten minste een der genoemde wanden van de doorstroomkamer een opening die het huis in verbinding stelt met de doorstroomkamer, een kleplichaam aangebracht tussen genoemde wanden en opening voor het afsluiten van deze opening, een in hoogte verstelbare of draaibare stang waaraan genoemd kleplichaam is bevestigd, een middel voor het verstellen van genoemde stang,
ten minste een afsluitelement van hard materiaal tussen genoemd kleplichaam en genoemde wand met opening enerzijds en de andere wand anderzijds, en ten minste een elastisch element voor het water-en gasdicht tegen elkaar drukken van genoemde afsluitelementen en kleplichaam.
<Desc/Clms Page number 3>
Doordat in de gesloten stand van het kleplichaam, de druk van de binnenstromende vloeistof of gas op beide zijden van het kleplichaam inwerkt, ontstaat er een evenwicht, waardoor het kleplichaam onafhankelijk van de druk verplaatsbaar is. Dit effect komt nog duidelijker tot uiting wanneer het kleplichaam is doorboord, zodat in de gesloten stand ervan de vloeistof of het gas er vrij doorheen kan stromen. Bovendien zal bij een plots ontstaan drukverschil het kleplichaam niet aan een schok worden onderworpen, zodat het breken van dit lichaam wordt vermeden.
Als voorbeeld, zonder enig begrenzend karakter, volgt hierna een uitvoeriger beschrijving van een verkozen uitvoeringsvorm van een afsluiter met drukregelaar volgens de uitvinding.
Deze beschrijving verwijst naar bijgevoegde tekeningen, waarin : fig. 1 een verticale doorsnede weergeeft van de afsluiter met drukregelaar in geopende stand ; fig. 2 een vergrote verticale doorsnede weergeeft van het eigenlijke klepgedeelte van de afsluiter ; fig. 3 een verticale doorsnede weergeeft van de afsluiter met drukregelaar, in gesloten stand ; fig. 4 een verticale dwarsdoorsnede van de afsluiter met drukregelaar voorstelt, in een vlak dat haakrecht staat
EMI3.1
op het vlak van de dwarsdoorsnede zoals voorgestelt in fig.
1.
<Desc/Clms Page number 4>
In deze figuren bemerkt men het huis 1 van de afsluiter met doorstroomkamer 2 die onderaan is voorzien van twee evenwijdig lopende wanden waarin twee tegenover elkaar liggende openingen 3 zijn aangebracht. Bovenaan heeft de doorstroomkamer 2 een afvoerkanaal 4. Het huis 1 heeft bovenaan een toevoerkanaal 5, zodat een via dit toevoerkanaal in het huis binnenstromende vloeistof of gas via de openingen 3, de doorstroomkamer 2 en het afvoerkanaal 4 wordt omgeleid en afgevoerd. Op respectievelijk het toevoerkanaal 5 en het afvoerkanaal 4, is een nippel 6 door middel van een koppelmoer 7aangesloten, op welke nippels respectievelijk een toevoerleiding en een afvoerleiding (niet voorgesteld) van een water- of gasleiding is aangesloten. Het bovenste open gedeelte van het huis 1 is afgesloten door een holle kop 8 die door middel van schroeven 9 op het huis 1 is bevestigd.
Op genoemde kop 8 zijn twee drukmeters, respectievelijk 10 en 11, gemonteerd die via een boring, respectievelijk 12-13, in verbinding staan met respectievelijk het toevoerkanaal 5 en het afvoerkanaal 4, zodat de druk van de binnenstromende en buitenstromende vloeistof of gas kan worden gecontroleerd.
Het onderste gedeelte van het huis 1 is afgesloten door een klok 14 die door middel van een koppelmoer 15 op het huis l is bevestigd. Onderaan heeft het huis 1 een versmald gedeelte waarvan de twee evenwijdig lopende vlakke wanden met de daarin voorziene openingen 3 deel uitmaken. Omheen dit versmald gedeelte is een armatuur 16 met twee openingen 17 met gepro-
<Desc/Clms Page number 5>
fileerde boord bevestigd, welke armatuuropeningen in genoemde openingen 3 passen zodat het armatuur voldoende vast is geklemd. Omheen dit armatuur is door tussenkomst van een dichtingsring 18 een filter 19 geklemd, zodat de vloeistof of het gas verplicht is doorheen deze filter te stromen alvorens via het afvoerkanaal 4 te worden afgevoerd.
In elke opening 3 van het huis 1 is tevens met speling een ringvormig afsluitelement 20 van bij voorkeur hard keramiek aangebracht die derwijze door tussenkomst van een ringvormig elastisch element 21 tegen de binnenzijde van de geprofileerde boord van de aanliggende opening 17 van het armatuur 16 aanligt dat het betreffend element axiaal verplaatst baar is en een goede afdichting wordt bekomen. Met elk ringvormig afsluitelement 20 werkt een ringvormig afsluitelement 22 van bij voorkeur hard keramiek samen en dat deel uitmaakt van het eigenlijke kleplichaam 35. Deze ringvormige afsluitelementen zijn ondergebracht in een opening 23 van de kop van een in hoogte verstelbare stang 24.
Elk ringvormig afsluitelement wordt tegen zijn respectievelijk ringvormig afsluitelement 20 gedrukt door een ringvormig elastisch element 25 dat aangebracht is tussen dit ringvormig afsluitelement en een in genoemde opening 23 van de kop van de in hoogte verstelbare stang 24 aangebrachte tussenring 26. Door de ringvormige elastische elementen 21 en 25 worden de ringvormige afsluitelementen 20 stevig tegen elkaar gedrukt en dit ongeacht de stand die de af-
<Desc/Clms Page number 6>
sluitelementen 22 ten opzichte van de afsluitelementen 20 innemen. Een perfecte afsluiting is hierdoor dan ook mogelijk.
Doordat er geen drukverschil door de binnenstromende vloeistof of gas op het eigenlijke kleplichaam 35 zonder dat dit ondersteund is, kan worden uitgeoefend, is een breuk van de afsluitelementen bij een plots optredend drukverschil niet te vrezen en is de bewegingskracht voor het in hoogte verplaatsen van het kleplichaam 35 niet van het drukverschil afhankelijk. Bovenaan is de in hoogte verstelbare stang 24 bevestigd in een klemorgaan 27 dat op zijn beurt is bevestigd op een hol juk 28. Tussen dit hol juk'en de kop 8 zijn twee drukveren, respectievelijk 29-30 aangebracht, waarvan de drukkracht derwijze is gekozen dat de klep slechts kan sluiten wanneer de binnenstromende vloeistof of gas een bepaalde druk bereikt. Dit gedeelte van de afsluiter doet dus als drukregelaar dienst.
Tussen de kop 8 en het juk 28 is een membraan 31 aangebracht dat de ruimte in de holle kop 8 volledig afsluit van deze van het huis. 1.
De ruimte in genoemde kop staat met de atmosfeer in verbinding door een in de kop voorziene boring 32. Over een van de kop deel uitmakende geleidingspen 33 schuift vrij een van het juk 28 deel uitmakende geleidingshuls 34, zodat het juk afdoende wordt geleid tijdens zijn verplaatsing.
Wanneer de druk van de binnenstromende vloeistof of gas kleiner is dan de druk uitgeoefend door de drukveren 29-30, zullen deze het juk 28, de stang 24 en het klep-
<Desc/Clms Page number 7>
lichaam 35 naar beneden drukken (fig. 1), zodat de vloeistof of het gas vrij doorheen het toevoerkanaal 5, de filter 19, de openingen 3-17, de doorstroomkamer 2 van het huis 1 en het afvoerkanaal 4, stroomt.
Wanneer echter de druk van de in de afsluiter binnenstromende vloeistof of gas groter wordt dan de druk uitgeoefend door de in de kop 8 ondergebrachte drukveer 29-30, zal de vloeistof of het gas een zulkdanige druk uitoefenen op het onderste oppervlak van het klemorgaan 27, dat de stang 24 met het eraan bevestigde kleplichaam 35 naar boven worden verplaatst, tot de ringvormige afsluitelementen 22 de ringvormige afsluitelementen 20 overlappen en de vloeistof of het gas niet meer via de doorstroomkamer 2 van het huis 1 naar het afvoerkanaal 4 kan stromen maar gewoon doorheen de ringvormige afsluitelementen 20, de afsluitelementen 22 en de tussenring 26 blijft stromen (fig. 3).
De harde keramieken ringvormige afsluitelementen 22 en afsluitelementen 20 die door de ringvormige elastische elementen21 en 25 stevig tegen elkaar worden gedrukt, terwijl een verschuiving ervan ten opzichte van elkaar zonder overdreven wrijving mogelijk blijft, zorgen voor een perfecte afsluiting.
Wanneer dan de druk van de vloeistof of het gas opnieuw daalt, zullen de drukveren 29-30 het kleplichaam 35 opnieuw naar beneden drukken en stroomt de vloeistof of het gas opnieuw vrij doorheen de afsluiter en de afvoerleiding.
<Desc/Clms Page number 8>
Het spreekt vanzelf dat de vorm, de afmetingen, het aantal en de onderlinge opstelling der hiervoor beschreven elementen kunnen verschillen mits binnen het kader der uitvinding te blijven. Zo ook spreekt het vanzelf dat sommige der hiervoor beschreven onderdelen zouden kunnen worden vervangen door andere die hetzelfde doel nastreven.