<Desc/Clms Page number 1>
Weefmachine.
EMI1.1
------------ Deze uitvinding heeft betrekking op een weefmachine, meer speciaal een weefmachine van het type waarbij meerdere ten opzichte van elkaar verspreide machine-onderdelen door 66n transmissie-as worden bediend, en waarbij minstens één van deze machine-onderdelen een periodisch veranderend massatraagheidsmoment heeft.
Het is bekend dat weefmachines verscheidene machine-onderdelen bevatten die omwille van hun heen en weer gaande bewegingen de aandrijving van de weefmachine periodiek belasten. Indien er geen speciale maatregelen getroffen worden is het duidelijk dat de snelheid van de aandrijfmotor van de weefmachine periodiek zal variëren waardoor deze aandrijfmotor in een breed toerental gebied werkzaam is. Zodoende ontstaat het nadeel dat deze motor met een zeer slecht rendement werkt.
Doordat er toerentalvaristies ontstaan tracht deze motor immers telkens weer zijn nominaal toerental te bereiken
<Desc/Clms Page number 2>
waardoor hij een groot vermogen opslorpt. De motor dient dan ook speciaal hierop berekend te zijn.
Een bekende oplossing voor het voorgaande probleem wordt geboden door aan de hoofdaandrijving in een grote roterende traagheidsmassa, m. a. w. een vliegwiel, te voorzien, waardoor de aandrijfmotor regelmatiger wordt belast. Deze oplossing heeft evenwel als nadeel dat de energie-inhoud van het totale aandrijfsysteem groot is en de machine moeilijk kan gestart en gestopt worden.
Ook hieraan is het bekend een oplossing te bieden, meer speciaal door in een ontkoppelbare verbinding te voorzien tussen het vliegwiel en de aandrijving, enerzijds, en de gedreven weefmachine, onderdelen, anderzijds. Bet verwezenlijken van een machinestop wordt in de ontkoppeling van de verbinding voorzien en worden de gedreven machine-onderdelen tot stilstand afgeremd. Bet vliegwiel en de aandrijving blijven evenwel uitbollen. Bij het herstarten van de weefmachine wordt eerst het vliegwiel terug op gang gebracht, en vervolgens de koppeling terug ingeschakeld, zodat de resterende energie in het vliegwiel terug benut wordt.
Daar bij een weefmachine de machine-onderdelen of-gedeelten die in een wisselende belasting van de aandrijving voorzien verspreid staan, ontstaat het nadeel dat door de grote
<Desc/Clms Page number 3>
energie-uitwisseling tussen het vliegwiel en de respektievelijke onderdelen grote per cyclus variërende belastingen in de koppelingsassen worden veroorzaakt. Hierdoor worden deze assen en eventuele andere overbrengingsmiddelen sterk op vermoeiing belast, met als gevolg dat zij groot dienen gedimensioneerd te zijn. Dit heeft op zijn beurt dan weer tot gevolg dat de totale inertie van de weefmachine toeneemt, hetgeen ongunstig is voor wat het starten en afremmen betreft.
De huidige uitvinding heeft een weefmachine als voorwerp die de voornoemde nadelen niet vertoont. In bet bijzonder wordt er hierbij naar gestreefd bet vereiste aandrijfvermogen te verlegen, de mechanische onderdelen en in het bijzonder de assen en overbrengingselementen minder zwaar te belasten, en zodoende met hogere snelheden te weven.
Het voorgaande wordt volgens de uitvinding bereikt door in een aantal plaatselijke roterende traagheidsmassa's te voorzien.
De uitvinding betreft dan ook een weefmachine waarbij door middel van één motor meerdere ten opzichte van elkaar gespreide machine-onderdelen en/of gedeelten worden aangedreven waarvan een aantal een wisselend traagheidsmoment hebben, met als kenmerk dat een aantal van deze machine-onderdelen voorzien zijn van plaatselijke vliegwielen, die elk met een koppeling zijn uitgerust dewelke de volledige
<Desc/Clms Page number 4>
ontkoppeling van elk vliegwiel toelaten. Het gebruik van de plaatselijke vliegwielen heeft als voordeel dat de hoofdtransmissie-as minder variërend belast wordt. Doordat de vliegwielen ontkoppelbaar zijn, kunnen deze bij een machinestop losgekoppeld worden en uitbollen, zodanig dat hun energie, althans indien de machinestop niet langdurig is, bij het herstarten terug kan aangewend worden.
Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen worden hierna, als voorbeelden zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 schematisch de opbouw van een weefmachine met plaatselijke vliegwielen weergeeft ; figuur 2 schematisch een variante weergeeft waarbij een aantal onderdelen die een wisselende belasting veroor- zaken met elkaar gekombineerd zijn en tevens van plaat- selijke vliegwielen zijn voorzien ; figuur 3 nog schematisch een variante van de uitvinding weergeeft, waarbij in- en uitschakelbare, door middel van een hulpmotor aangedreven, plaatselijke vliegwielen zijn voorzien.
De schematisch in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen hebben allen betrekking op grijperweefgetouwen.
<Desc/Clms Page number 5>
In figuur 1 worden schematisch de bijzonderst onderdelen van de weefmachine-aandrijving weergegeven, m. a. w. een hoofdaandrijfmotor 1 die door middel van een overbrenging 2 een transmissie-as 3 aandrijft, een nabij de boofdaandrijfmotor 1 geplaatst vliegwiel 4, een koppeling 5, de lade-aandrijvingen 6 en 7, de aandrijving 8 voor de gevergrijper, de aandrijving 9 voor de nemergrijper en een aantal overeenkomstige tandwieloverbrengingen 10 tot en met
13.
Daar zowel de lade-aandrijvingen 6 en 7 als de grijperaandrijvingen 8 en 9 een periodisch veranderend massa traagheidsmoment bezitten worden, teneinde voornoemde nadelen te vermijden, volgens de uitvinding in de nabijheid van deze aandrijvingen plaatselijke vliegwielen, respektievelijk 14 tot en met 17, aangebracht. Hierdoor wordt bekomen dat de belastingsvariaties in de transmissie-as 3 gering blijven, waardoor deze as lichter kan uitgevoerd worden, terwijl het vliegwiel 4 kleiner mag zijn dan het oorspronkelijke vliegwiel 18 dat noodzakelijk was in het geval dat de plaatselijke vliegwielen 14 t. e. m. 17 niet aanwezig zijn.
Hierbij kan wel opgemerkt worden dat bij het starten en het stoppen van de weefmachine de transmissie-as 3 zwaarder belast wordt dan dat dit bij de bekende uitvoering het geval was, althans indien de vliegwielen 14 t. e. m. 16 gekoppeld blijven met de aandrijvingen 6 t. e. m. 9. Hieraan wordt echter een oplossing geboden door de vliegwielen van koppelingen 19
<Desc/Clms Page number 6>
t. e. m. 22 te voorzien, die de volledige loskoppeling en vrijloop toelaten.
De werking van de weefmachine is hoofdzakelijk als volgt. Bij een machinestop worden de vliegwielen 14-17 ontkoppeld.
Terwijl de vliegwielen nog verder draaien worden de gedreven gedeelten gestopt hetgeen weinig energie vergt daar de vliegwielen 14-17 niet afgeremd dienen te worden. De transmissie as wordt bijgevolg weinig belast.
Een klassieke machinestop duurt niet zeer lang en op het moment van het herstarten van de weefmachine draaien de vliegwielen 14-17 doorgaans nog tegen hoog toerental. Normaal start men de machine zonder dat de vliegwielen 14-17 gekoppeld zijn. Onmiddellijk hierna worden de koppelingen 19-22 wel gesloten. Gezien de vliegwielen 14-17 nog draaien heeft hun inschakeling geen invloed op het starten van de weefmachine.
Opgemerkt wordt dat het uit- en inschakelen bij voorkeur op de meest gepaste momenten zal geschieden. Eet uitschakelen vindt bij voorkeur plaats op het. ogenblik dat het momentele toerental van het betreffende vliegwiel een maximum bereikt. Ret inschakelen gebeurt bij voorkeur op de momenten dat de weefmachine op haar'laagste snelheid is, en tevens bij voorkeur "opeenvolgend" voor de verschillende vliegwielen.
<Desc/Clms Page number 7>
In figuur 2 wordt een bijzondere variante van de uitvinding weergegeven, waarbij bepaalde machine-onderdelen of-gedeelten zodanig geschikt zijn dat zij qua massatraagheid in een komplementaire werking voorzien zodanig dat de variaties in het totaal veroorzaakte tnassatraagheidstnoment minimaal zijn.
Hiertoe worden volgens figuur 2 enerzijds de lade-aandrijving
6 en de gfijperaandrijving 8, en anderzijds de lade-aandrijving 7 en de grijperaandrijving 9. op gemeenschappelijke plaatsen met de transmissie-as 3 verbonden.
Daar de grijpers bewegen als de lade stilstaat en de lade beweegt als de grijpers stilstaan is het duidelijk dat hierdoor een kompenserende werking ontstaat. Om tot een optimale werking te komen worden verder dan nog de plaatselijke vliegwielen 23 en 24 en de koppelingen 25 en 26, per groep machine onderdelen.
Figuur 3 geeft een variante weer op de. uitvoering volgens figuur 2, waarbij de vliegwielen 23 en 24 vrij beweegbaar zijn over de transmissie-as 3, en door middel van koppelingen 25 en 26 met de aandrijfinrichting kunnen gekoppeld worden. De vliegwielen 23 en 24 zijn verder via een koppeling 27 met een hulpaandrijfmotor 28 verbonden. De vliegwielen 23 en 24 kunnen zodoende onafhankelijk. van de weefmachine-aandrijving aangedreven worden.
De koppeling 27 draagt er zorg voor dat voor het sluiten van de koppelingen 25 en 26 de hulpaandrijfmotor 28 ontkoppeld wordt.
<Desc/Clms Page number 8>
Het voordeel van de uitvoering volgens figuur 3 bestaat erin dat de vliegwielen 23 en 24 voor het starten van de weefmachine op snelheid kunnen gebracht worden door middel van de hulpaandrijfmotor 28, terwijl bij het starten van de weefmachine de koppelingen 25 en 26 gesloten worden waardoor extra energie in de aandrijving wordt toegevoerd. Anderzijds kunnen bij het stoppen van de weefmachine de koppelingen 25 en
26 vrijgemaakt worden waarbij de vliegwielen 23 en 24 vrij blijven doordraaien zonder dat deze dienen afgeremd te worden.
Alhoewel de voorgaande gedetailleerde beschrijving uitsluitend betrekking beeft op grijperweefgetouwen, is het duidelijk dat de uitvinding op alle soorten weefmachines kan toegepast worden. Uiteraard kunnen een of meerdere plaatselijke vliegwielen voorzien worden op andere plaatsen dan deze beschreven in de voorgaande beschrijving.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de bijgaande figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch zulke weefmachine kan in allerlei vormen en volgens velerlei varianten worden verwezenlijkt, zonder buiten het kader der uitvinding te treden.
<Desc / Clms Page number 1>
Weaving machine.
EMI1.1
This invention relates to a weaving machine, more particularly a weaving machine of the type in which several machine parts spread relative to each other are operated by 66n transmission shaft, and in which at least one of these machine parts have a periodically changing moment of inertia.
It is known that weaving machines contain various machine parts which, due to their reciprocating movements, periodically load the drive of the weaving machine. If no special measures are taken, it is clear that the speed of the drive motor of the weaving machine will vary periodically, so that this drive motor operates in a wide speed range. This creates the disadvantage that this motor works with a very poor efficiency.
Because engine speed variations occur, this engine always tries to reach its nominal speed
<Desc / Clms Page number 2>
so that it absorbs a large amount of power. The engine should therefore be specially designed for this.
A known solution to the foregoing problem is provided by the main drive in a large rotating inertial mass, i.e. a. W. a flywheel, to load the drive motor more regularly. However, this solution has the drawback that the energy content of the entire drive system is large and the machine is difficult to start and stop.
It is also known to provide a solution to this, more specifically by providing a disconnectable connection between the flywheel and the drive, on the one hand, and the driven weaving machine, parts, on the other. When a machine stop is realized, the connection is disconnected and the driven machine parts are braked to a standstill. However, the flywheel and drive continue to bulge. When the weaving machine is restarted, the flywheel is first restarted, and then the clutch is switched on again, so that the remaining energy in the flywheel is used again.
As the weaving machine has the machine parts or parts that provide a varying load on the drive, the disadvantage arises because of the large
<Desc / Clms Page number 3>
energy exchange between the flywheel and the respective parts is caused by large loads varying per cycle in the PTO shafts. As a result, these shafts and any other transmission means are subjected to a great deal of fatigue, with the result that they must be of large dimensions. This in turn results in an increase in the overall inertia of the weaving machine, which is unfavorable in starting and decelerating.
The present invention has a weaving machine as an object which does not exhibit the aforementioned drawbacks. In particular, the aim is to shy away from the required driving power, to reduce the stress on the mechanical parts and in particular the shafts and transmission elements, and thus to weave at higher speeds.
The foregoing is achieved according to the invention by providing a number of local rotating inertial masses.
The invention therefore also relates to a weaving machine in which several machine parts and / or parts spread relative to each other are driven by means of one motor, some of which have a varying moment of inertia, characterized in that a number of these machine parts are provided with local flywheels, each of which is equipped with a clutch, the complete one
<Desc / Clms Page number 4>
allow decoupling of each flywheel. The use of the local flywheels has the advantage that the main transmission shaft is loaded with less variation. Because the flywheels can be disconnected, they can be disconnected at a machine stop and bulge out, so that their energy can be used again at least when the machine stop is not for a long time.
With the insight to better demonstrate the features according to the invention, some preferred embodiments are described hereinafter as examples without any limiting character, with reference to the accompanying drawings, in which: figure 1 schematically represents the construction of a weaving machine with local flywheels; figure 2 schematically represents a variant in which a number of parts which cause an alternating load are combined with each other and are also provided with local flywheels; figure 3 schematically represents a variant of the invention, in which on-off switchable local flywheels driven by means of an auxiliary motor are provided.
The embodiments schematically shown in the figures all relate to rapier looms.
<Desc / Clms Page number 5>
Figure 1 shows schematically the most special parts of the weaving machine drive, m. A. W. a main drive motor 1 which drives a transmission shaft 3 by means of a transmission 2, a flywheel 4 placed near the main drive motor 1, a clutch 5, the drawer drives 6 and 7, the drive 8 for the giver gripper, the drive 9 for the gripper gripper and a number of corresponding gear transmissions 10 to
13.
Since both the drawer drives 6 and 7 and the gripper drives 8 and 9 have a periodically changing mass of moment of inertia, in order to avoid the above-mentioned drawbacks, according to the invention local flywheels, 14 to 17 respectively, are arranged in the vicinity of these drives. This ensures that the load variations in the transmission shaft 3 remain small, so that this shaft can be made lighter, while the flywheel 4 may be smaller than the original flywheel 18, which was necessary in the event that the local flywheels 14 t. e. m. 17 are not present.
It can be noted here that when the weaving machine is started and stopped the transmission shaft 3 is loaded more heavily than that was the case in the known embodiment, at least if the flywheels 14 t. e. m. 16 remain coupled with the drives 6 t. e. m. 9. However, this is solved by the flywheels of clutches 19
<Desc / Clms Page number 6>
t. e. m. 22, which allow the complete disconnection and freewheel.
The weaving machine works mainly as follows. Flywheels 14-17 are disengaged at machine stop.
While the flywheels rotate even further, the driven parts are stopped, which requires little energy since the flywheels 14-17 do not have to be braked. Consequently, the transmission shaft is not subjected to much load.
A classic machine stop does not take very long and at the time of restarting the weaving machine the flywheels 14-17 usually still run at high speed. Normally the machine is started without the flywheels 14-17 being coupled. Immediately after this, the links 19-22 will be closed. Since the flywheels 14-17 are still rotating, their engagement does not affect the starting of the weaving machine.
It is noted that switching off and on will preferably take place at the most appropriate times. It is preferable to switch off the food on it. moment when the instantaneous speed of the relevant flywheel reaches a maximum. Ret engagement is preferably performed at times when the weaving machine is at its lowest speed, and also preferably "sequentially" for the different flywheels.
<Desc / Clms Page number 7>
Figure 2 shows a particular variant of the invention, wherein certain machine parts or parts are suitable in such a way that they provide complementary operation in terms of mass inertia, such that the variations in the total generated moment of inertia are minimal.
According to figure 2, the drawer drive is used for this purpose
6 and the rapier drive 8, and on the other hand the drawer drive 7 and the rapier drive 9. are connected in common places to the transmission shaft 3.
Since the grippers move when the drawer is stationary and the drawer moves when the grippers are stationary, it is clear that this has a compensating effect. In order to achieve optimum operation, the local flywheels 23 and 24 and the couplings 25 and 26 are used per group of machine parts.
Figure 3 shows a variant on the. embodiment according to figure 2, wherein the flywheels 23 and 24 are freely movable over the transmission shaft 3, and can be coupled to the drive device by means of couplings 25 and 26. The flywheels 23 and 24 are further connected via a clutch 27 to an auxiliary drive motor 28. The flywheels 23 and 24 can thus operate independently. of the weaving machine drive.
The coupling 27 ensures that the auxiliary drive motor 28 is disengaged before closing the couplings 25 and 26.
<Desc / Clms Page number 8>
The advantage of the embodiment according to figure 3 consists in that the flywheels 23 and 24 can be brought up to speed before the weaving machine is started by means of the auxiliary drive motor 28, while the clutches 25 and 26 are closed when the weaving machine is started, so that extra energy is supplied to the drive. On the other hand, when the weaving machine is stopped, the couplings 25 and
26, whereby the flywheels 23 and 24 continue to rotate freely without having to be braked.
Although the foregoing detailed description relates only to rapier looms, it is clear that the invention can be applied to all types of weaving machines. Of course, one or more local flywheels can be provided at locations other than those described in the previous description.
The present invention is by no means limited to the exemplary embodiments described and shown in the accompanying figures, but such a weaving machine can be realized in all kinds of shapes and in many variants, without departing from the scope of the invention.