NL1026192C2

NL1026192C2 - Houder voor met gemalen koffie gevulde kussenvormige pads.

Info

Publication number: NL1026192C2
Application number: NL1026192A
Authority: NL
Inventors: Frank Fulgoni; Hans-Josef Gerke; Bernd Holz; Siegfried Schnirch
Original assignee: Severin Elektrogerote Gmbh
Priority date: 2003-05-13
Filing date: 2004-05-13
Publication date: 2004-12-14
Also published as: FR2854782A1; NO20034948L; FI20045152A0; FR2854782B1; FI20045152A; NO331752B1; CH696961A5; NL1026192A1; US20040237794A1; NO20034948D0

Description

t . η

Korte aanduiding: Houder voor met gemalen koffie gevulde kussenvormige pads.

De uitvinding betreft een houder voor met gemalen koffie gevulde kussenvormige pads of voor filtreerpapier, waarop de gemalen koffie wordt aangebracht, om in een koffiemachine voor het bereiden van koffie te zetten, waarbij in het bijzonder water uit een water-5 reservoir van de koffiemachine met een overdruk van tot 1 of 2 bar in een filterkamer wordt gebracht, waarin de houder is aangebracht en die ten minste één uitstroomopening voor koffiefiltraat bezit, waarbij bij voorkeur de houder is uitgevoerd als vlakke schaal met aan de open zijde een radiaal naar buiten uitstekende oplegflens, waarbij de 10 houder in zijn bodem ten minste één uitstroomopening bezit, en waarbij de houder losneembaar in een opneemkamer van de koffiemachine is geplaatst of een integraal bestanddeel van de opneemkamer is.

Uit NL 100 7171 C is een houder bekend, die in overeenkomstige insteekopeningen van koffiemachines geplaatst wordt, waarbij in de 15 houder een kussenvormige pad wordt gelegd, die met gemalen koffie is gevuld. De kamer, waarin de houder samen met de pad wordt gelegd, wordt dan gesloten en de koffiemachine ingeschakeld, zodat het kof-fiezetproces verloopt. Daarbij wordt aan de kamer waarin zich de pad bevindt heet water onder een geringe overdruk van bijvoorbeeld tot 1 20 of 2 bar toegevoerd en door de pad heengeperst. Onder de uitstroomopening van de houder of onder de uitstroomopening van de kamer, waarin de houder geplaatst is, is een kop of een dergelijke beker geplaatst, waarin de koffiedrank wordt opgevangen. Voor de gebruiker is het gewenst, dat net als bij espressoapparaten een koffiedrank 25 wordt bereid, waarbij een cremalaag op de koffie wordt gevormd. Dit is met de gebruikelijke inrichtingen niet of ontoereikend mogelijk. Bovendien bestaat een behoefte die er op gericht is, een dergelijke houder op een eenvoudige wijze te kunnen reinigen.

Uitgaand van deze stand der techniek ligt aan de uitvinding het 30 doel ten grondslag, een houder van het aan het begin genoemde type te verschaffen, die uiterst goed kan functioneren, eenvoudig en tegen gunstige kosten te vervaardigen is, gemakkelijk te reinigen is en waarbij de vorming van een cremalaag in toereikende mate wordt bereikt.

1026192 Η I - 2 - I Om dit doel te bereiken wordt voorgesteld, dat de uitstroomope- I ning een mondstuk is, waarop een uitstroomaansluitstuk met luchtaan- I zuiggaten is aangesloten.

I Door deze uitvoering wordt bereikt, dat dat op grond van de I 5 toenemende druk in de kamer waarin de houder met de pad is aange- bracht, het filtraat met een relatief hoge druk en hoge snelheid door I het mondstuk wordt geperst, waarbij het filtraat na het uittreden uit I het mondstuk door de luchtaanzuiggaten lucht aanzuigt en opneemt, I zodat het filtraat als het ware met lucht verrijkt is. Hierdoor wordt I 10 een soort opschuiming van het filtraat bereikt, die tot een buitenge- I woon sterke en compacte cremalaagvorming leidt. Op het gevormde fil- I traat dat in een kop wordt gebracht, vormt zich zo een sterke creraa- I laag, die ook gedurende enige tijd stabiel is.

I Bij voorkeur is er daarbij in voorzien, dat het mondstuk wordt I 15 gevormd door een gatschijf die in de monding aan de zijde van de hou- I der of in het aansluitstuk nabij de monding is geplaatst.

Hierbij is er bij voorkeur in voorzien, dat het mondstuk een I doorboring met een kleine diameter van bij voorkeur minder dan acht tiende millimeter bezit.

20 De voorkeur verdient een doorboring van het mondstuk van ca.

vijf tiende millimeter. Om de menging van de uit het mondstuk uittre- dende straal met de aangezogen lucht te verbeteren, is er in voor- I zien, dat het mondstuk bestaat uit een gatschijf met een aansluit- H stuk, die in het uitloopaansluitstuk grijpt en tot aan de luchtaan- 25 zuiggaten ervan reikt of tot over een deel van de doorsnede van het gat van de luchtaanzuiggaten reikt.

I Om te vermijden dat zwevend materiaal of korrels van de gemalen I koffie het mondstuk verstoppen, is erin voorzien, dat het mondstuk I aan de instroomzijde is afgedekt door een zeef voor zwevend materi- 30 aal.

Daarbij is er bij voorkeur in voorzien, dat de zeef voor zwe- vend materiaal op afstand van de instroomopening voor het mondstuk is aangebracht.

Hierdoor wordt gewaarborgd, dat ook dan wanneer de zeef voor 35 zwevend materiaal in het gebied van het mondstuk verstopt zou zijn, het filtraat nog kan doorstromen, omdat het totale vlak van de zeef voor zwevend materiaal, die een aanzienlijk grotere diameter heeft dan de gaten van het mondstuk, voor het doorstromen van filtraat ter beschikking staat en zolang goed functionerend is, tot alle gebieden 40 van de zeef voor zwevend materiaal verstopt zijn.

- 3 -

Een voordelige uitvoeringsvorm voor het aanbrengen van de pads en voor de handhaving wordt daarin gezien, dat de bodem van de houder in het gebied van de uitstroomopening verlaagd is, in de bodem van het verlaagde gedeelte het mondstuk is aangebracht en de aan de in-5 stroomzijde van het verlaagde gedeelte gelegen monding door een zeef voor zwevend materiaal is afgedekt.

Bovendien is erin voorzien, dat de zeef voor zwevend materiaal een netvormig, roostervormig of vlechtwerkvormig element is.

Bijvoorbeeld kan de zeef voor zwevend materiaal uit een metaal-10 vlechtwerk of kunststofvlechtwerk bestaan. Het metaalvlechtwerk bestaat net als het mondstuk bij voorkeur uit roestvrij metaal.

Om de plaatsing van de zeef voor zwevend materiaal te vereenvoudigen en een stabiele uitvoering van de zeef voor zwevend materiaal te waarborgen, is erin voorzien dat de zeef voor zwevend 15 materiaal door een ringvormig frame met ondersteuningsspaken wordt vastgehouden.

Om de reiniging van de zeef voor zwevend materiaal te vereenvoudigen is erin voorzien dat de zeef voor zwevend materiaal of het frame dat deze vasthoudt losneembaar aan de houder is bevestigd.

20 Bijvoorbeeld kan het frame van de zeef voor zwevend materiaal door middel van een bajonetachtige sluiting aan de houder bevestigd zijn. De gebruiker kan de zeef voor zwevend materiaal dientengevolge uit de houder nemen en apart schoonmaken en aansluitend terug in de houder plaatsen.

25 Verder is er bij voorkeur in voorzien dat in het uitstroomaan- sluitstuk in stromingsrichting achter het mondstuk en achter de luchtaanzuiggaten een dwarsverbindingsstuk of iets dergelijks is aangebracht, bijv. een kruisverbindingsstuk.

Deze bewerkstelligt een verneveling. Hierdoor wordt de vermen-30 ging van het filtraat met de lucht verbeterd. Tegelijkertijd verhoogt de onderdruk in de ui tstroomaans luit stukken zich en daardoor ook het door de luchtaanzuiggaten aangezogen luchtmengsel.

Een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding wordt in de tekening getoond en hiernavolgend nader beschreven.

35 Getoond is in: fig. 1 een houder volgens de uitvinding in bovenaanzicht; fig. 2 dezelfde houder in doorsnede gezien.

In de tekening is een houder 1 voor met gemalen koffie gevulde kussenvormige pads getoond. Een dergelijke houder is een kunststof 40 vormdeel en wordt in een overeenkomstige filterkamer van een koffie- I - 4 - I machine geplaatst. Na het plaatsen van de houder en het plaatsen van I de bijbehorende pads in de houder wordt de filterkamer gesloten en I kan het koffiezetproces beginnen. Bij het koffiezetproces wordt water I met een overdruk van tot 1 of 2 bar in de filterkamer gebracht, die 5 in de houder 1 is aangebracht. De filterkamer bezit een uitstroom-I opening, evenals de houder, die een uitstroomopening 2 bezit. De hou-I der 1 is uitgevoerd als vlakke, ronde schaal met aan de open zijde een radiaal naar buiten uitstekende oplegflens 3. In de bodem bezit I de houder 1 uitstroomopening 2. De houder bezit een handvat 4, waar-I 10 aan de gebruiker de houder 1 kan vastgrijpen en vasthouden.

Om een overeenkomstige cremalaagvorming op het filtraat te bevorderen, is de uitstroomopening 2 als mondstuk 5 gevormd, waarbij I op het mondstuk 5 een uitstroomaansluitstuk 6 aansluit, dat luchtaan-I zuiggaten 7 bezit. Hierdoor wordt bereikt dat het in de richting van I 15 de bewegingspijl 8 uitstromende filtraat door het mondstuk 5 versneld I wordt en door de luchttoevoer door de luchtaanzuigopeningen 7 met I lucht wordt verrijkt, zodat een cremalaagvorming bereikt wordt.

Het mondstuk wordt door een gatschijf gevormd, die in de aan de I zijde van de houder gelegen monding van de uitstroomopening is ge-I 20 plaatst. Het mondstuk bezit daarbij een doorboring van bijvoorbeeld I vijf tiende millimeter. Aan de gatschijf is een kort aansluitstuk I geplaatst.

I Verder is het mondstuk 5 aan de instroomzijde afgedekt door een I zeef 9 voor zwevend materiaal, die een aanzienlijk grotere diameter I 25 dan het mondstuk bezit en die vrijwel het gehele bodemvlak van de I houder opvult. Deze zeef voor zwevend materiaal is op een afstand van I de toestroom naar het mondstuk geplaatst, zoals in het bijzonder in

Fig. 2 te zien is. De bodem van de houder 1 is in het gebied van de I uitstroomopening 2 verlaagd. In de bodem van het verlaagde gedeelte I 30 10 is het mondstuk 5 geplaatst en de aan de instroomzijde van het I verlaagde gedeelte 10 gelegen monding wordt door de zeef voor zwevend I materiaal 9 af gedekt. De zeef 9 voor zwevend materiaal kan een net- vormig, roostervormig of vlechtwerkvormig element zijn. De zeef 9 I voor zwevend materiaal wordt door een ringvormig frame 11 vastgehou-I 35 den, die ondersteuningsspaken 12 bezit. Het frame 11 wordt middels I bajonetachtige sluitmiddelen losneembaar aan de houder 1 bevestigd.

Aanvullend wordt nog in het uitstroomaansluitstuk 6 in stromingsrich-H ting achter het mondstuk 5 en achter de luchtaanzuiggaten 7 een I dwarsverbindingsstuk 13 aangebracht, dat tot een krachtigere schuim-I 40 vorming (cremalaagvorming) leidt.

- 5 -

De uitvinding is niet tot het uitvoeringsvoorbeeld beperkt, maar binnen het kader van hetgeen is geopenbaard veelvuldig variabel.

«nOR10? ”

Claims

1. Houder (1) voor met gemalen koffie gevulde kussenvormige I pads of voor filtreerpapier waarop de gemalen koffie wordt aange- I bracht, om in een koffiemachine voor het bereiden van koffie te zet- I ten, waarbij in het bijzonder water uit een waterreservoir van de I 5 koffiemachine met een overdruk van tot 1 of 2 bar in een filterkamer I wordt gebracht, waarin de houder (1) is aangebracht en die ten minste I één uitstroomopening voor koffiefiltraat bezit, waarbij bij voorkeur de houder (1) is uitgevoerd als vlakke schaal met aan de open zijde een radiaal naar buiten uitstekende oplegflens (3), waarbij de houder I 10 (1) in zijn bodem ten minste één uitstroomopening (2) bezit, en waar- I bij de houder (1) losneembaar in een opneemkamer van de koffiemachine I is geplaatst of een integraal bestanddeel van de opneemkamer is, met I het kenmerk, dat de uitstroomopening (2) een mondstuk (5) is, waarop I een uitstroomaansluitstuk (6) met luchtaanzuiggaten (7) is aangeslo- I 15 ten.

2. Houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het mond- I stuk (5) wordt gevormd door een gatschijf die in de monding aan de I zijde van de houder of in het aarisluitstuk (6) nabij de monding is I geplaatst. I 20

3. Houder volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het I mondstuk (5) een doorboring met een kleine diameter van bij voorkeur minder dan acht tiende millimeter bezit.

4. Houder volgens een van de conclusies 1-3, met het kenmerk, I dat het mondstuk (5) bestaat uit een gatschijf met een aansluitstuk, 25 waarin het uitstroomaansluitstuk (6) aangrijpt.

5. Houder volgens een van de conclusies 1-4, met het kenmerk, I dat het mondstuk (5) aan de instroomzijde is af gedekt door een zeef (9) voor zwevend materiaal.

6. Houder volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de zeef I 30 (9) voor zwevend materiaal op afstand van de instroomopening van het I mondstuk is aangebracht.

7. Houder volgens een van de conclusies 1-6, met het kenmerk, I dat de bodem van de houder (1) in het gebied van de uitstroomopening I (2) verlaagd is, in de bodem van het verlaagde gedeelte (10) het 35 mondstuk (5) is aangebracht en de aan de instroomzijde van het ver- laagde gedeelte gelegen monding door een zeef (9) voor zwevend mate- riaal is afgedekt. ί.^ ·* - 7 -

8. Houder volgens een van de conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de zeef (9) voor zwevend materiaal een netvormig, roostervormig of vlechtwerkvormig element is.

9. Houder volgens een van de conclusies 1-8, met het kenmerk, 5 dat de zeef (9) voor zwevend materiaal door een ringvormig frame (11) met ondersteuningsspaken wordt vastgehouden.

10. Houder volgens een van de conclusies 1-9, met het kenmerk, dat de zeef (9) voor zwevend materiaal of het frame dat deze vasthoudt losneembaar aan de houder (1) is bevestigd.

11. Houder volgens een van de conclusies 1-10, met het kenmerk, dat in het uitstroomaansluitstuk (6) in stromingsrichting achter het mondstuk (5) en achter de luchtaanzuiggaten (7) een dwarsverbindings-stuk (13) of iets dergelijks is aangebracht, bijv. een kruisverbindingsstuk. 15 m?61 9?