NL9500224A - Kabelgootsamenstel voor het geleiden en ophangen van kabels in gebouwen en fabrieken. - Google Patents

Description

Titel: Kabelgootsamenstel voor het geleiden en ophangen van kabels in gebouwen en fabrieken

De uitvinding heeft betrekking op een kabelgootsamenstel volgens de aanhef van conclusie 1.

Een dergelijk samenstel is uit de praktijk bekend en is in het algemeen vervaardigd uit staal. Het monteren van een uit staal vervaardigd kabelgootsysteem vergt veel tijd en gereedschap. De kabelgootelementen dienen op maat te worden gezaagd en met behulp van schroef en/of klemverbindingen met elkaar te worden verbonden.

In corrosieve omgevingen zoals fabrieksterreinen dient een uit staal vervaardigd kabelgootsysteem een anti-corrosie-behandeling, zoals bijvoorbeeld een verfbehandeling, te ondergaan teneinde corrosie van het kabelgootsysteem te verhinderen. In het bijzonder voor op een bepaalde lengte op maat afgezaagde kabelgootelementen is een dergelijke anti-corrosiebehandeling van essentieel belang aangezien daar de oorspronkelijk opgebrachte anti-corrosielaag, zoals bijvoorbeeld een zinklaag, is doorbroken.

Bovendien kan bij het op maat maken en bij de verdere verwerking van de kabelgootelementen vonkvorming optreden, welke vonkvorming in explosie-gevaarlijke omgevingen dient te worden verhinderd.

Verder dienen de kabelgootelementen op korte afstand te worden ondersteund aangezien de kabelgootelementen relatief zwaar zijn en slechts in geringe mate een zelfdragende functie hebben. Ten behoeve van deze ondersteuning moet in veel gevallen een ondersteuningsconstructie worden aangebracht, hetgeen veel kosten met zich meebrengt.

De uitvinding beoogt een kabelgootsamenstel zonder de hierboven beschreven nadelen.

Het kabelgootsamenstel volgens de aanhef van conclusie 1 wordt hiertoe gekenmerkt door de maatregelen uit het kenmerkende deel van conclusie 1.

Doordat het kabelgootprofiel is vervaardigd uit kunststof is dit licht van gewicht. De ten minste twee benen die onderling een hoek insluiten maken de constructie van het kabelgootprofiel stijf. Door het lage gewicht en de stijve constructie van het kabelgootprofiel is het kabelgootprofiel zelfdragend en kan het een grote lengte overspannen zonder overmatige doorbuiging. Aangezien zowel de kabelgootprofielen als de verbindingsstukken van het samenstel zijn vervaardigd uit kunststof heeft corrosie geen of nauwelijks greep op deze elementen. Toepassing in een corrosieve omgeving is dus zeer wel mogelijk. De samenstelonderdelen behoeven geen anti-corrosiebehandeling, zoals bijvoorbeeld een verfbehandeling.

De kabelgootprofielen behoeven slechts op de gewenste lengte te worden gemaakt, hetgeen bijvoorbeeld met behulp van een zaag kan geschieden, waarna de verschillende kabelgootprofielen met behulp van de verbindingsstukken met elkaar kunnen worden verbonden. Bij het afzagen en monteren van de kabelgootprofielen treedt geen gevaar van vonkvorming op. Met name in explosie-gevaarlijke omgevingen, zoals bijvoorbeeld fabrieksterreinen, is dit een belangrijk voordeel. Aangezien de verbindingen tussen de verschillende onderdelen van het kabelgootsysteem alle door klikken tot stand worden gebracht, kan het kabelgootsamenstel volgens de uitvinding ongeveer vier maal zo snel worden gemonteerd als een conventioneel, uit metaal vervaardigd kabelgootsysteem. Daar alle onderdelen van het kabelgootsamenstel door extrusie of gieten kunnen worden vervaardigd, kan het samenstel op economische wijze worden gerealiseerd.

Nadere uitwerkingen van de verschillende onderdelen van het kabelgootsamenstel zijn beschreven in de volgconclusies en zullen hierna aan de hand van enkele uitvoeringsvoorbeelden, onder verwijzing naar de tekening, verder worden verduidelijkt.

Figuur 1 toont een perspectief-aanzicht van een uitvoeringsvorm van een kabelgootprofiel; figuur 2 toont een dwarsdoorsnede-aanzicht van het in figuur 1 weergegeven kabelgootprofiel met een daarop aangebracht inzetstuk en afdekprofiel; figuren 3-5 tonen uitvoeringsvoorbeelden van verbindingsstukken voor het met elkaar verbinden van kabelgootprofielen zoals weergegeven in figuur 1; figuur 6 toont een tussenstuk dat dient ter fixatie van de verbinding tussen een kabelgootprofiel en een verbindingsstuk; figuur 7 toont een hoekstuk met behulp waarvan een verbindingsstuk kan worden verbonden met de omgeving; figuur 8 toont een inzetstuk dat in het kabelgootprofiel kan worden vastgeklikt en met behulp waarvan een kabelbinder met het kabelgootprofiel wordt verbonden; figuur 9 toont de verbinding van een verbindingsstuk, zoals weergegeven in figuur 3, met een kabelgootprofiel, zoals weergegeven in figuur 1, waarbij de verbinding is gefixeerd met behulp van een tussenstuk, zoals weergegeven in figuur 6; en figuren 10 en 11 tonen een aanbouwdeel met behulp waarvan een kabelgootprofiel direct aan de omgeving kan worden verbonden.

De figuren tonen onderdelen van een samenstel voor het geleiden en ophangen van kabels K in gebouwen en fabrieken of op fabrieksterreinen. Het samenstel omvat ten minste kabelgootprofielen 1 (figuren 1 en 2) en verbindingsstukken 2, 3, 4, zoals bijvoorbeeld een bochtstuk 2 (figuur 3), een T-stuk 3 (figuur 4), en rechte verbindingsstukken 4 (figuur 5).

Het samenstel volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat zowel de kabelgootprofielen 1 als de verbindingsstukken 2, 3, 4 zijn vervaardigd uit kunststof. De dwarsdoorsnede van de kabelgootprofielen 1 toont een lijfdeel 5 en ten minste twee benen 6, waarbij de benen 6 onderling een in hoofdzaak driehoekige kabelopneemruimte 7 insluiten. Het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld toont een kabelgootprofiel 1 met vier van het lijfdeel 5 uitgaande benen 6a-6b. De benen 6a-6d zijn in kruisvorm opgesteld, waarbij elk paar naast elkaar gelegen benen 6a-6b, 6b-6c, 6c-6d, 6d-6a een in hoofdzaak driehoekige kabelopneemruimte 7 insluit. Doordat de benen 6a-6d onder een hoek ten opzichte van elkaar zijn opgesteld heeft het kabelgootprofiel 1 een grote stijfheid, zodat met het kabelgootprofiel 1 een grote overspanning kan worden gemaakt zonder dat het kabelgootprofiel 1 doorbuigt. De kabelgootprofielen 1 zijn zelfdragend als gevolg van hun hoge stijfheid ten opzichte van het relatief lage gewicht per strekkende meter. Door de zelfdragendheid van de kabelgoot-profielen 1 dient het kabelgootsamenstel op veel minder punten te worden ondersteund dan de bekende kabelgootsystemen. De aanwezigheid van de kruisvormig opgestelde benen 6a-6d verschaft vier driehoekige kabelopneemruimten 7. Een kabel-gootprofiel 1 kan derhalve aan vier kanten kabels K opnemen, zodat de capaciteit van de kabelgootprofielen 1, dat wil zeggen het aantal kabels K dat een enkel kabelgootprofie 1 1 kan geleiden, groot is. Het getoonde uitvoeringsvoorbeeld met de vier benen 6a-6d is symmetrisch ten opzichte van vier middellangsvlakken, zodat de stijfheid van dit profiel in ten minste vier rotatiestanden gelijk is, hetgeen de montage vereenvoudigd.

Zoals duidelijk is weergegeven in figuren 1 en 2 is het lijfdeel 5 van het kabelgootprofiel 1 kokervormig uitgevoerd. De vorm van de inwendige doorsnede 5a van het kokervormige lijfdeel 5 stemt overeen met de vorm van de uitwendige doorsnede 8 (zie figuren 3-5) van de vrije uiteinden 9 van de verbindingsstukken 2, 3, 4. De verbindingsstukken zijn derhalve schuifbaar opneembaar in de kokervormige lijfdelen 5 aan de uiteinden van het kabelgootprofiel 1. Doordat de vorm van de inwendige doorsnede 5a van het kokervormige lijfdeel 5 overeenstemt met de vorm van de uitwendige doorsnede 8 van de vrije uiteinden 9 van de verbindingsstukken 2, 3, 4, en deze vorm niet cirkelvormig is, zijn de kabelgootprofielen 1 rotatievast met de verbindingsstukken 2, 3, 4 verbonden.

Teneinde de mate van inschuiving van de verbindingsstukken 2, 3, 4 in het lijfdeel 5 te begrenzen, zijn de verbindingsstukken 2, 3, 4 aan de vrije uiteinden 9 voorzien van integraal aangevormde lippen 10 die zich evenwijdig met, en op afstand van de vrije uiteinden 9 van de verbindingsstukken 2, 3, 4 uitstrekken. De lippen 10 liggen in de gemonteerde toestand van de verbindingsstukken 2, 3, 4 aan tegen de buitenomtrek van het lijfdeel 5 en bevinden zich aldus in de kabelopneemruimte 7 van het kabelgootprofiel 1.

De wijze waarop de verbinding tussen een verbindingsstuk 2, 3, 4 en een kabelgootprofiel 1 tot stand is gebracht, is weergegeven in figuur 9. Teneinde ook het uit elkaar schuiven van een verbindingsstuk 2, 3, 4 ten opzichte van een kabel-gootprofiel 1 te begrenzen wordt de verbinding nog met behulp van een tussenstuk 11 (figuur 6) gefixeerd. In de gefixeerde toestand van de verbinding is een beperkte verplaatsing van het kabelgootprofiel 1 ten opzichte van het verbindingsstuk 2, 3, 4 in de langsrichting van het kabelgootprofiel 1 mogelijk.

Een dergelijke verplaatsing in langsrichting is van belang voor het opvangen van lengteveranderingen van de kabelgoot-profielen 1 als gevolg van bijvoorbeeld temperatuurwisselingen. Het tussenstuk 11 is, zoals duidelijk is weergegeven in figuur 6, aan een eerste uiteinde 12 voorzien van een in hoofdzaak U-vormig koppeldeel waarvan de benen 12a, 12b een hoek insluiten, die in hoofdzaak overeenstemt met de hoek welke wordt ingesloten door de benen 6a-6d van het kabelgootprof iel 1. Het U-vormige koppeldeel 12 is via een klik-verbinding opneembaar in de kabelopneemruimte 7 en aldus verbindbaar met het kabelgootprofiel 1. Het tussenstuk 11 is aan een tweede uiteinde voorzien van haakvormige klik-organen 13 die zijn ingericht voor aangrijping op het verbindingsstuk 2, 3, 4, en van een slobgat 14 waarin een nok 15 van het verbindingsstuk 2, 3, 4 opneembaar is. Het slobgat 14 begrenst samen met de genoemde nok 15 de beweging van het kabelgootprofiel 1 ten opzichte van het verbindingsstuk 2, 3, 4 .

Zoals duidelijk is weergegeven in figuren 1 en 2 zijn de vrije uiteinden van de benen 6a-6d van de kabelgootprofielen 1 voorzien van een in doorsnede ankervormig verdikte rand 20a-20d. De klikverbinding tussen het U-vormige koppeldeel 12 van het tussenstuk 11 en het kabelgootprofiel 1 wordt gevormd doordat de benen 12a, 12b van het koppeldeel 12 met de vrije uiteinden daarvan elk achter een ankervormige verdikking 20a-20d klembaar zijn. De verbinding tussen het tussenstuk 11 en het kabelgootprofiel 1 kan aldus zonder gebruik te maken van gereedschap eenvoudig tot stand worden gebracht door de beide delen in elkaar te klikken. Ook de verbinding tussen het tussenstuk 11 en een verbindingsstuk 2, 3, 4 wordt door het op elkaar klikken daarvan tot stand gebracht. Een compleet kabelgootsamenstel kan derhalve door klikverbindingen worden samengesteld.

Het is duidelijk dat onder bepaalde omstandigheden fixatie van de verbinding tussen een kabelgootprofiel 1 en een verbindingsstuk 2, 3, 4 ook zonder tussenstuk 11 tot stand kan worden gebracht. Zo kunnen de verbindingstukken 2, 3, 4 bijvoorbeeld door lijmen met het kabelgootprofiel 1 worden verbonden. Met name wanneer de kans op uitzetten en krimpen van de kabelgootprofielen 1 tot een minimum is beperkt kan zelfs met een losse verbinding worden volstaan. Zo zou een verbindingstuk 2, 3, 4 aan het ene uiteinde van het kabelgootprofiel 1 met het kabelgootprofiel 1 kunnen worden verlijmd terwijl het verbindingstuk dat zich aan het andere uiteinde van het kabelgootprofiel 1 bevindt slechts los met het kabelgootprofiel 1 is verbonden. Aldus is het kabelgootprofiel 1 wel vast met de omgeving verbonden en kan toch enige uitzetting en krimp plaatsvinden.

De verbinding van het kabelgootsamenstel met de omgeving wordt tot stand gebracht door hoekstukken 16 die vast verbindbaar zijn met de verbindingsstukken 2, 3, 4 en met omgevingselementen. De hoekstukken 16 zijn slechts genoemd als voorbeeld, het spreekt vanzelf dat ook rechte plaatelementen met slobgaten of andere steunen kunnen worden toegepast ter verbinding van de verbindingsstukken 2, 3, 4 met omgevingselementen. Omgevingselementen kunnen bijvoorbeeld muren, leidingen, frameconstructies, plafonds of dergelijke elementen zi jn.

Het kabelgootsamenstel kan met de boven beschreven onderdelen worden gemonteerd. Nu dienen de kabels K nog met het samenstel te worden verbonden. Het samenstel is hiertoe voorzien van inzetstukken 17 (figuur 8) die via een klik-verbinding vast opneembaar zijn in de driehoekige kabel-opneemruimte 7 van een kabelgootprofiel 1. De inzetstukken 17 zijn voorzien van middelen 18 voor het met de inzetstukken 17 verbinden van kabelbinders 19. Dergelijke kabelbinders zijn op zichzelf bekend en als standaard-onderdeel in de handel verkrijgbaar. De inzetstukken 17 zijn uitgevoerd als ten opzichte van het kabelgootprofiel 1 relatief korte profielen met een in hoofdzaak U-vormige doorsnede. De benen 17a, 17b van het U-vormige inzetstuk 17 sluiten een hoek in die in hoofdzaak overeenstemt met de hoek die wordt ingesloten door de benen 6a-6d van het kabelgootprofiel 1. De middelen voor het met het inzetstuk 17 verbinden van de kabelbinders 19 zijn uitgevoerd als twee doorlaatopeningen 18 in de benen 17a, 17b van het inzetstuk 17. Ter vorming van de klikverbinding tussen de inzetstukken 17 en het kabelgootprofiel 1 zijn de benen 17a, 17b van het inzetstuk 17 met de vrije uiteinden daarvan elk klembaar achter de ankervormige verdikking 20a-20d van de benen 6a-6d. Tussen het kabelgootprofiel 1 en het inzetstuk 17 bevindt zich ter plaatse van de tophoek van de door de benen 6a-6d ingesloten, in hoofdzaak driehoekige kabelopneemruimte een ruimte waardoorheen zich een deel van de kabelbinder 19 uitstrekt. Teneinde de kabelbinder op eenvoudige wijze van de ene doorlaatopening 18 via de genoemde ruimte naar de andere doorlaatopening te geleiden is het bijzonder gunstig wanneer de tophoek van de in hoofdzaak driehoekige kabelopneemruimte 7 is afgerond.

Voor het aanbrengen van de kabels K worden de inzetstukken 17 in de kabelgootprofielen 1 geklikt waarna de kabelbinders 19 worden aangebracht en vervolgens de kabels K met behulp van de kabelbinders aan het kabelgootsamenstel worden gemonteerd. Ook is het mogelijk dat de inzetstukken 17 met behulp van kabelbinders 19 met de te geleiden kabels K worden verbonden waarna de inzetstukken in de kabelgootprofielen worden vastgeklikt.

Onder bepaalde omstandigheden dienen de kabels K te worden afgedekt. Het samenstel is hiertoe voorzien van een afdekprofiel 28 dat via een klikverbinding verbindbaar is met het kabelgootprofiel 1 en dat zodanig is uitgevoerd dat het in gemonteerde toestand de kabelopneemruimte 7 afsluit. Het afdekprofiel 28, dat is weergegeven in figuur 2 is voorzien van verende lippen 29 die ter vorming van de klikverbinding met de vrije uiteinden 29a daarvan elk achter de ankervormige verdikking 20-20d van twee aan elkaar grenzende benen 6a-6b, 6b-6c, 6c-6d, 6d-6a van het kabelgootprofiel 1 klembaar zijn.

Zowel de inzetstukken 17 als de kabelbinders 19 als de afdekprofielen 28 kunnen met het kabelgootsamenstel worden verbonden zonder dat hiervoor speciaal gereedschap noodzakelijk is. De montage vindt via eenvoudige klik-verbindingen plaats zonder dat de kans op vonkvorming optreedt. Met name in explosie-gevaarlijke omgevingen zoals bijvoorbeeld een fabrieksterrein levert dit een groot voordeel op ten opzichte van de bekende, veelal uit metaal vervaardigde kabelgootsystemen.

Wanneer het vanwege bepaalde omstandigheden niet mogelijk is een kabelgootprofiel 1 met behulp van een recht verbindingsstuk 4 te onderbreken ten behoeve van de montage van het kabelgootprofiel 1, dan kan gebruik worden gemaakt van een aanbouwdeel 21 dat is weergegeven in de figuren 10 en 11. Het aanbouwdeel 21 is ingericht voor aangrijping via een klikverbinding op twee aan elkaar grenzende benen 6a-6b, 6b-6c, 6c-6d, 6d-6a van het kabelgootprofiel 1. Bovendien is het aanbouwdeel 21 verbindbaar met een omgevingselement, zoals bijvoorbeeld een muur of een plafond. Het aanbouwdeel 21 is voorzien van een draagdeel 22 en een scharnierdeel 23 dat via een scharnier 24 is verbonden met het draagdeel 22 en dat in een fixatiestand met een vrij van het scharnier 24 afgekeerd uiteinde 25 aangrijpt achter de ankervormig verdikte rand 20 van een been 6 van het kabelgootprofiel 1. Het draagdeel 22 grijpt in de fixatiestand via een nok 26 aan achter de ankervormig verdikte rand 20 van een aangrenzend been 6 van het kabelgootprofiel 1. Een tweede nok 27 onder het draagdeel 22 houdt het scharnierdeel 23 in de fixatiestand vast. Een dergelijke constructie is noodzakelijk om een stevige ondersteuning van het kabelgootprofiel 1 te verschaffen wanneer ondersteuning met behulp van hoekstukken 16 die worden verbonden met verbindingsstukken 2, 3, 4 niet mogelijk is. Een dergelijke situatie zou kunnen ontstaan wanneer de kabel K ter plaatse van de ondersteuning niet aan de omgeving mag worden blootgesteld, maar geheel door het kabelgootprofiel 1 en een afdekprofiel 28 dient te zijn afgeschermd. Figuur 10 toont het kabelgootprofiel 1 vlak voordat is vastgeklikt op het aanbouwdeel 21 en figuur 11 toont het kabelgootprofiel 1 in vastgeklikte toestand.

Doordat de verbindingsstukken 2, 3, 4 geen kabelgoot-opneemruimte omvatten kunnen alle bochtstukken voor de verschillende soorten bochten gelijk zijn uitgevoerd, zodat veel minder verschillende onderdelen noodzakelijk zijn voor de bouw van een kabelgootsamenstel. Bovendien wordt het maken van verbindingsstukken voor splitsingen veel eenvoudiger. Zo kan naast het T-stuk tevens zonder bijzondere inspanningen een verbindingsstuk worden vervaardigd dat is uitgevoerd als een kruisstuk met behulp waarvan vier kabelgootprofielen met elkaar kunnen worden verbonden. De kabels K kunnen zonder te interfereren met het kruisstuk gemakkelijk vanuit het ene kabelgootprofiel naar het andere kabelgootprofiel worden geleid.

Onder het begrip kabel K zoals dat in de onderhavige beschrijving wordt gebezigd moet worden verstaan: electriciteitskabels, gasleidingen, pompleidingen, glasfiberkabels en dergelijk energie- of informatiedragende bekabelingen en of leidingen.

Het is duidelijk dat de uitvinding niet is beperkt tot de beschreven uitvoeringsvoorbeelden. Zo kan bijvoorbeeld een tussenstuk 11 wanneer dit een aanzienlijke draagkracht moet overbrengen met behulp van het U-vormige koppeldeel 12 aan het kabelgootprofiel worden vastgelijmd. Krimp en uitzetting van het kabelgootprofiel 1 is nog steeds mogelijk door de schuif-verbinding tussen het tussenstuk 11 en het verbindingsstuk 2, 3, 4. Tevens is het mogelijk dat wanneer een enkel kabel-gootprofiel niet voldoende kabelopneemruimte verschaft een tweede kabelgootprofiel te verbinden met het eerste kabelgoot-profiel. Hiertoe kan het samenstel zijn voorzien van speciale koppeldelen die zijn uitgevoerd als twee U-vormige inzet-stukken die met de basis van elkaar afgekeerd via een schot met elkaar zijn verbonden en een integraal koppeldeel vormen. Het is duidelijk dat uitbreiding van het samenstel met andere onderdelen ten behoeve van andere, hier nog niet beschreven functies, mogelijk is.

Claims (17)

1. Kabelgootsamenstel voor het geleiden en ophangen van kabels (K) in gebouwen en fabrieken, welk samenstel ten minste is voorzien van kabelgootprofielen (1) en verbindingsstukken (2, 3, 4) zoals bijvoorbeeld bochtstukken en T-stukken, gekenmerkt doordat zowel de kabelgootprofielen (1) als de verbindingsstukken (2, 3, 4) zijn vervaardigd uit kunststof, waarbij een dwarsdoorsnede van de kabelgootprofielen (1) een lijfdeel (5) en ten minste twee benen (6a, 6b, 6c, 6d) toont, waarbij de benen (6a-6d) onderling een in hoofdzaak driehoekige kabelopneemruimte (7) insluiten.

2. Samenstel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een dwarsdoorsnede van de kabelgootprofielen (1) vier van het lijfdeel (5) uitgaande benen (6a-6d) toont, welke benen (6a-6d) in een kruisvorm zijn opgesteld, waarbij elk paar naast elkaar gelegen benen (6a-6b, 6b-6c, 6c-6d, 6d-6a) een in hoofdzaak driehoekige kabelopneemruimte (7) insluit.

3. Samenstel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het lijfdeel (5) van het kabelgootprofiel (1) kokervormig is uitgevoerd, waarbij de vorm van de inwendige doorsnede (5a) van het kokervormige lijfdeel (5) overeenstemt met de vorm van de uitwendige doorsnede (8) van de vrije uiteinden (9) van de verbindingsstukken (2, 3, 4), zodat de verbindingsstukken (2, 3, 4) schuifbaar opneembaar zijn in de kokervormige lijfdelen (5) aan de uiteinden van het kabelgootprofiel (1).

4. Samenstel volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de verbindingsstukken (2, 3, 4) aan de vrije uiteinden (9) zijn voorzien van integraal aangevormde lippen (10) die zich evenwijdig met, en op afstand van de vrije uiteinden (9) van de verbindingsstukken (2, 3, 4) uitstrekken, welke lippen (10) in de gemonteerde toestand van de verbindingsstukken (2, 3, 4) aanliggen tegen de buitenomtrek van het lijfdeel (5) en zich aldus bevinden in de kabelopneemruimten (7).

5. Samenstel volgens conclusies 3 of 4, met het kenmerk, dat de verbinding tussen een verbindingsstuk (2, 3, 4) en een kabelgootprofiel-uiteinde via een tussenstuk (11) is gefixeerd, waarbij in de gefixeerde toestand van de verbinding een beperkte verplaatsing van het kabelgootprofiel (1) ten opzichte van het verbindingsstuk (2, 3, 4) in langsrichting van het kabelgootprofiel (1) mogelijk is.

6. Samenstel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de tussenstukken (11) aan een eerste uiteinde (12) zijn voorzien van een in hoofdzaak U-vormig koppeldeel waarvan de benen (12a, 12b) een hoek insluiten, die in hoofdzaak overeenstemt met de hoek welke wordt ingesloten door de benen (6a-6d) van het kabelgootprofiel (1), waarbij het U-vormige koppeldeel (12) via een klikverbinding opneembaar is in de kabelopneem-ruimte (7) en aldus verbindbaar is met het kabelgootprofiel (1), waarbij het tussenstuk (11) aan een tweede uiteinde is voorzien van haakvormige klikorganen (13), die zijn ingericht voor aangrijping op het verbindingsstuk (2, 3, 4), en van een slobgat (14) waarin een nok (15) van het verbindingsstuk (2, 3, 4) opneembaar is welk slobgat (14) samen met de genoemde nok (15) de beweging van het kabelgootprofiel (1) ten opzichte van het verbindingsstuk (2, 3, 4) begrenst.

7. Samenstel volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt door hoekstukken (16) die vast verbindbaar zijn met de verbindingsstukken (2, 3, 4) en met omgevingselementen.

8. Samenstel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de benen (6a-6d) van de kabelgootprofielen (1) aan de vrije uiteinden elk zijn voorzien van een in doorsnede ankervormige verdikte rand (20a-20d).

9. Samenstel volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt door inzetstukken (17) die via een klikverbinding vast opneembaar zijn in de driehoekige kabelopneemruimte (7), waarbij de inzetstukken (17) zijn voorzien van middelen (18) voor het met de inzetstukken (17) verbinden van kabelbinders (19) .

10. Samenstel volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de inzetstukken (17) zijn uitgevoerd als ten opzichte van het kabelgootprofiel (1) relatief korte profielen met een in hoofdzaak U-vormige doorsnede, waarbij de benen (17a, 17b) van het U-vormige inzetstuk (17) een hoek insluiten die in hoofdzaak overeenstemt met de hoek die wordt ingesloten door de benen (6a-6d) van het kabelgootprofiel (1), waarbij de middelen (18) voor het met het inzetstuk (17) verbinden van kabelbinders (19) zijn uitgevoerd als twee doorlaatopeningen (18) in de benen (17a, 17b) van het inzetstuk (17).

11. Samenstel volgens ten minste conclusies 6 en 8, met het kenmerk, dat ter vorming van de klikverbinding tussen het U-vormige koppeldeel (12) van het tussenstuk (11) en het kabelgootprofiel (1) de benen (12a, 12b) van het koppeldeel (12) met de vrije uiteinden daarvan elk achter een ankervormige verdikking (20a-20d) klembaar zijn.

12. Samenstel volgens ten minste conclusies 8 en 9 of 10, met het kenmerk, dat ter vorming van de klikverbinding tussen de inzetstukken (17) en het kabelgootprofiel (1) de benen (17a, 17b) van het inzetstuk (17) met de vrije uiteinden daarvan elk achter de ankervormige verdikking (20a-20d) klembaar zijn.

13. Samenstel volgens éên der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de nabij het lijfdeel (5) gelegen tophoek van de door de benen (6a-6d) ingesloten, in hoofdzaak driehoekige kabelopneemruimte (7) is afgerond.

14. Samenstel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de verbindingsstukken (2, 3, 4) zijn uitgevoerd als bochtstukken (2), T-stukken (3), kruisstukken (niet weergegeven) of rechte verbindingsstukken (4) .

15. Samenstel volgens ten minste conclusie 8, gekenmerkt door een aanbouwdeel (21), dat is ingericht voor aangrijping via een klikverbinding op twee aan elkaar grenzende benen (6a-6b, 6b-6c, 6c-6d, 6d-6a) van het kabelgootprofiel (1), welk aanbouwdeel (21) verbindbaar is met een omgevingselement, zoals bijvoorbeeld een muur, waarbij het aanbouwdeel (21) is voorzien van een draagdeel (22) en scharnierdeel (23) dat via een scharnier (24) is verbonden met het draagdeel (22) en dat in een fixatiestand met een vrij, van het scharnier (24) afkeerd uiteinde (25) aangrijpt achter de ankervormige verdikte rand (20) van een been (6) van het kabelgootprofiel (1), terwijl het draagdeel (22) in de fixatiestand via een nok (26) aangrijpt achter de ankervormige verdikte rand (20) van een aangrenzend been (6) van het kabelgootprofiel (1), waarbij een tweede nok (27) op het draagdeel (22) het scharnierdeel (23) in de fixatiestand vasthoudt.

16. Samenstel volgens ten minste conclusie 8, gekenmerkt door een afdekprofiel (28) dat via een klikverbinding verbindbaar is met het kabelgootprofiel (1) en dat zodanig is uitgevoerd dat het in gemonteerde toestand de kabelopneem-ruimte (7) afsluit.

17. Samenstel volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat het afdekprofiel (28) is voorzien van verende lippen (29) die ter vorming van de klikverbinding met de vrije uiteinden (29a) daarvan elk achter de ankervormige verdikking (20a-20d) van twee aan elkaar grenzende benen (6a-6b, 6b-6c, 6c-6d, 6d-6a) van het kabelgootprofiel (1) klembaar zijn.