NL9401833A

NL9401833A - Sliding closure means

Info

Publication number: NL9401833A
Application number: NL9401833A
Authority: NL
Inventors: Herman Dijkhof
Original assignee: Willemsteins Ind Ondernemingen
Priority date: 1994-11-03
Filing date: 1994-11-03
Publication date: 1996-06-03

Abstract

Sliding closure means comprising a basic piece with at least one holder and a bolt which is mounted therein and can be pushed from a first, retracted position into a second, extended position, which bolt is provided with a first retaining means which can interact with a second retaining means arranged on the basic piece, at least one of the retaining means, at least in the second position, being forced in a direction which is substantially transverse with respect to the sliding direction; at least to move the bolt from the second position into the first position, one of the retaining means has to forced, with respect to the basic piece, in a direction which is substantially transverse with respect to the sliding direction, in such a manner that the first retaining means can at least partially move past the second retaining means. <IMAGE>

Description

Titel: SchuifsluitingTitle: Slide clasp

De uitvinding heeft betrekking op een schuifsluiting omvattende een basisstuk met tenminste één houder en een daarin gelegerde schoot, die vanuit een eerste ingeschoven stand naar een tweede uitgeschoven stand schuifbaar is.The invention relates to a slide closure comprising a base piece with at least one holder and a bolt mounted therein, which is slidable from a first retracted position to a second extended position.

Een dergelijke schuifsluiting is algemeen bekend bijvoorbeeld voor het vergrendelen van bijvoorbeeld deuren, ramen, hekjes, en dergelijke in een kozijn gesloten stand. Daarbij is de schuifsluiting voorzien van twee houders die op het basisstuk zijn aangebracht en waarin de schoot verschuifbaar is gelegerd. Bij gebruik wordt de schoot door middel van een in schuifrichting uit te oefenen kracht vanuit een eerste, ingeschoven stand naar een tweede, uitgeschoven stand geschoven en vice versa. Het eindgedeelte van de schoot grijpt in de tweede stand in een op het kozijn aangebrachte uitsparing of opneemflens, één en ander zodanig, dat een deur ten opzichte van een kozijn in draairichting is vergrendeld.Such a sliding closure is generally known, for example for locking doors, windows, fences, and the like in a frame closed position. In addition, the slide clasp is provided with two holders which are mounted on the base piece and in which the bolt is slidably mounted. In use, the bolt is slid from a first retracted position to a second extended position and vice versa by a force to be exerted in the sliding direction. In the second position, the end part of the bolt engages in a recess or receiving flange arranged on the frame, such that a door is locked in the direction of rotation relative to a frame.

Deze bekende schuifsluitingen zijn bijzonder eenvoudig en goedkoop te produceren en multifunctioneel inzetbaar. Voor het sluiten en openen van een dergelijke schuifsluiting is echter slechts een beweging in schuifrichting nodig, hetgeen een onbevoegd openen van de schuifsluiting door bijvoorbeeld kinderen uitermate makkelijk maakt. Bovendien kan de schuifsluiting onbedoeld worden geopend, bijvoorbeeld door langslopen of blijven haken van kledingsstukken en dergelijke.These known slide closures are particularly simple and inexpensive to produce and can be used multifunctionally. For closing and opening such a slide lock, however, only a movement in the slide direction is required, which makes unauthorized opening of the slide lock by children, for example, extremely easy. In addition, the slide closure can be opened unintentionally, for example by passing or snagging clothing and the like.

De uitvinding beoogt hiervoor een oplossing te bieden en voorziet daarvoor in een schuifsluiting van voornoemde soort, met het kenmerk, dat de schoot is voorzien van een eerste op-sluitmiddel, dat kan samenwerken met een op het basisstuk aangebracht tweede opsluitmiddel, waarbij tenminste één van de opsluitmiddelen althans in de tweede stand in een in hoofdzaak dwars op de schuifrichting staande richting wordt gedwongen en dat tenminste voor het verschuiven van de schoot vanuit de tweede naar de eerste stand één van de opsluitmiddelen ten opzichte van het basisstuk in een in hoofdzaak dwars op de schuifrichting staande richting dient te worden gedwongen, zodanig dat het eerste opsluitmiddel het tweede opsluitmiddel althans deels kan passeren.The object of the invention is to provide a solution for this and to this end provide a slide closure of the above-mentioned type, characterized in that the bolt is provided with a first locking means, which can cooperate with a second locking means arranged on the base piece, wherein at least one of the locking means is forced at least in the second position in a direction which is substantially transverse to the sliding direction and that at least for sliding the bolt from the second to the first position one of the locking means relative to the base piece in a substantially transverse the direction of sliding in the upright direction must be forced, such that the first locking means can at least partially pass the second locking means.

Door de maatregelen volgens de uitvinding wordt een schuifsluiting verschaft waarbij tenminste voor het openen van de schuifsluiting de beweging in schuifrichting slechts dan kan worden uitgevoerd, wanneer de opsluitmiddelen zijn ontkoppeld. In de praktijk betekent dat, dat de schuifsluiting met twee handen dient te worden geopend. Hierdoor is deze in het bijzonder geschikt voor het kinderveilig vergrendelen van deuren, ramen, hekjes, en dergelijke.The measures according to the invention provide a sliding closure, wherein at least before opening the sliding closure, the movement in sliding direction can only be performed when the locking means are uncoupled. In practice, this means that the slide lock must be opened with two hands. This makes it particularly suitable for child-safe locking of doors, windows, fences, and the like.

In een eerste uitvoeringsvorm is het basisstuk van de schuifsluiting voorzien van twee in dwarsdoorsnede U-vormige houders, waarin de schoot verschuifbaar is gelegerd. De schoot heeft in het voorvlak een haaks ten opzichte van de schuif-richting verlopende groef, die in vorm sluitend kan samenwerken met een houder. Tussen de voorzijde van het basisstuk en de achterzijde van de schoot is een veerelement, bij voorkeur een bladveer geplaatst waardoor de schoot in een in hoofdzaak haaks op de schuifrichting staande richting wordt gedwongen. Teneinde een deur te vergrendelen wordt de schoot in schuifrichting verschoven zodat de stand van de groef als eerste opsluitmiddel met de stand van de houder als tweede opsluitmiddel overeenkomt en de veer de schoot en daarmee het eerste opsluitmiddel in de richting van de houder kan dwingen waarbij althans een deel van de betreffende houder in de groef wordt opgenomen. Teneinde de schuifsluiting vervolgens te ontgrendelen zijn twee nagenoeg tegelijkertijd uit te voeren handelingen vereist, namelijk het terugdwingen van de schoot tegen de veerkracht in en het verschuiven van de schoot van de tweede stand naar de eerste stand.In a first embodiment, the base piece of the slide closure is provided with two U-shaped holders in cross section, in which the bolt is slidably mounted. The bolt has a groove at right angles to the sliding direction in the front surface, which can cooperate closely with a holder in shape. A spring element, preferably a leaf spring, is placed between the front of the base piece and the back of the bolt, whereby the bolt is forced in a direction substantially perpendicular to the sliding direction. In order to lock a door, the bolt is shifted in sliding direction so that the position of the groove as the first lock means corresponds to the position of the holder as the second lock means and the spring can force the bolt and thus the first lock means in the direction of the holder, at least part of the relevant holder is received in the groove. In order to subsequently unlock the slide closure, two operations to be performed almost simultaneously are required, namely to push the bolt back against the spring force and to shift the bolt from the second position to the first position.

In tegenstelling tot de eerste uitvoeringsvorm is de schoot in een tweede uitvoeringsvorm niet voorzien van een groef maar van een op de voorzijde van de schoot aangebracht uitsteeksel als eerste opsluitmiddel. Ook bij deze uitvoeringsvorm is bij voorkeur een bladveer tussen de voorzijde van het basisstuk en de achterzijde van de schoot geplaatst, zodat de schoot in een in hoofdzaak haaks op de schuifrichting staande richting wordt gedwongen. Daarbij kan het uitsteeksel in vorm sluitend met een houder als tweede opsluitmiddel worden gekoppeld of alleen langs de houder worden bewogen zodat de schoot slechts in terugschuifrichting is vastgezet.In contrast to the first embodiment, in a second embodiment, the bolt is not provided with a groove but with a protrusion arranged on the front of the bolt as the first locking means. In this embodiment too, a leaf spring is preferably placed between the front of the base piece and the rear of the bolt, so that the bolt is forced in a direction substantially perpendicular to the sliding direction. The projection can herein be coupled in a form-fitting manner with a holder as a second locking means or can only be moved along the holder, so that the bolt is only fixed in the retraction direction.

De schoot moet echter hierbij voor het vergrendelen en voor het ontgrendelen tegen de veerkracht in worden teruggedwongen, hetgeen ook een onbevoegd vergrendelen van schuifsluiting bemoeilijkt. In het bijzonder in het geval, dat de schuifsluiting door een op een deur werkende kracht, bijvoorbeeld windkracht, kan worden belast, blijkt het zinvol te zijn de opsluitkracht, in het bijzonder geleverd door een veer evenwijdig ten opzichte van het basisstuk in een in hoofdzaak haaks op de schuifrichting staande richting aan te brengen, zodat de schoot weliswaar in een in hoofdzaak haaks op de schuifrichting, maar wel in een vlak daarmee gelegen richting tegen de veer in moet worden gedwongen om de schuifsluiting te ontgrendelen.However, the bolt must be forced back against the spring force before locking and before unlocking, which also makes unauthorized locking of the slide lock more difficult. Particularly in the case where the slide closure can be loaded by a force acting on a door, for example wind force, it appears to be useful to provide the locking force, in particular supplied by a spring parallel to the base piece in a substantially in a direction perpendicular to the sliding direction, so that the bolt must be forced against the spring in a direction substantially perpendicular to the sliding direction, but in a plane lying therewith against the spring in order to unlock the sliding closure.

In een andere uitvoeringsvorm is het tweede opsluitmiddel, bijvoorbeeld een houder, door middel van een veer voorgespannen.In another embodiment, the second locking means, for example a holder, is prestressed by means of a spring.

De uitvinding zal in het hiernavolgende nader worden toegelicht aan de hand van twee uitvoeringsvoorbeelden van een schuifsluiting onder verwijzing naar de tekening. Hierin toont: figuur 1 een aanzicht in perspectief van een schuifsluiting volgens de uitvinding; figuur 2 a, b een bovenaanzicht van de schuifsluiting in een eerste ingeschoven stand en in een tweede uitgeschoven stand; figuur 3 a, b een bovenaanzicht van een schuifsluiting volgens een tweede uitvoeringsvorm in een eerste ingeschoven stand en in een tweede uitgeschoven stand en figuur 4 een vooraanzicht van een schuifsluiting volgens een derde uitvoeringsvorm in een eerste ingeschoven stand.The invention will be explained in more detail below with reference to two exemplary embodiments of a slide closure with reference to the drawing. Herein: figure 1 shows a perspective view of a slide closure according to the invention; figures 2 a, b show a top view of the slide closure in a first retracted position and in a second extended position; figures 3 a, b show a top view of a slide closure according to a second embodiment in a first retracted position and in a second extended position, and figure 4 shows a front view of a slide closure according to a third embodiment in a first retracted position.

In de figuren zijn overeenkomstige onderdelen aangegeven met dezelfde verwijzingscijfers. Figuur 1 toont een aanzicht in perspectief van een schuifsluiting in een eerste ingescho- ven stand. De schuifsluiting is voorzien van een basisstuk 1 met twee daarop aangebrachte ü-vormige houders 2, 3. Een schoot 4 is in deze houders 2, 3 door middel van een handgreep 16 in lengterichting verschuifbaar zodanig gelegerd, dat hij in een tweede uitgeschoven stand met een opneemflens 8 samenwerkt. De schoot 4 is in het voorvlak voorzien van een in hoofdzaak haaks ten opzichte van de schuifrichting verlopende groef 5 als eerste opsluitmiddel, die samen kan werken met de U-vormige houder 3 als tweede opsluitmiddel. Daarbij wordt de schoot 4 door middel van een veer 7 in een in hoofdzaak haaks ten opzichte van de schuifrichting staande richting gedwongen. Bovendien omvat de schoot 4 in het boven- en ondervlak een bolvormige verbreding 6 die als aanslagmiddel werkt. Daarbij voorziet dit aanslagmiddel in een gestuurd in samenwerking brengen van het eerste opsluitmiddel 5 met het tweede opsluitmiddel 3 en verhindert dat de schoot 4 bij een beweging van de tweede stand naar de eerste stand los kan komen van het basisstuk 1. De werking van deze inrichting, die in figuur 1 in een basisvorm is getoond, wordt nader toegelicht aan de hand van de figuren 2-4.In the figures, corresponding parts are indicated with the same reference numerals. Figure 1 shows a perspective view of a slide lock in a first retracted position. The slide clasp is provided with a base piece 1 with two u-shaped holders 2, 3 mounted thereon. A bolt 4 is mounted in these holders 2, 3 in the longitudinal direction by means of a handle 16 so that it can be moved in a second extended position with a receiving flange 8 cooperates. The bolt 4 is provided in the front surface with a groove 5 running substantially perpendicular to the sliding direction as the first locking means, which can cooperate with the U-shaped holder 3 as the second locking means. The bolt 4 is thereby forced by means of a spring 7 in a direction which is substantially perpendicular to the sliding direction. In addition, the bolt 4 in the top and bottom surface comprises a spherical widening 6 which acts as a stop means. In addition, this stop means provides for a controlled interaction of the first locking means 5 with the second locking means 3 and prevents the bolt 4 from coming loose from the base piece 1 when moving from the second position to the first position. The operation of this device which is shown in a basic form in figure 1, is further elucidated with reference to figures 2-4.

Figuur 2a toont in bovenaanzicht de schuifsluiting in een eerste ingeschoven stand. Tussen de voorzijde van het basisstuk 1 en de achterzijde van de schoot 4 is een bladveer 7 geplaatst waardoor de schoot 4 in een in hoofdzaak haaks op de schuifrichting staande richting wordt gedwongen. Figuur 2b toont in bovenaanzicht de schuifsluiting in een tweede uitgeschoven stand waarbij duidelijk te zien is hoe de groef 5 als eerste opsluitmiddel met de houder 3 als tweede opsluitmiddel samenwerkt en door middel van de bladveer 7 in een hoofdzaak haaks op de schuifrichting staande richting wordt gedwongen. Om de schuifsluiting vervolgens te kunnen openen moet het nabij de groef 5 gelegen eerste uiteinde 17 van de schoot 4 in een in hoofdzaak dwars op de schuifrichting P staande richting F tegen de veerkracht van de bladveer 7 in worden gedwongen, zodanig dat de groef 5 de houder 3 in schuifrichting P kan passeren. Daarbij is een veerkracht van de bladveer 7 van ongeveer 50 t/m 70 N voldoende om een onbevoegd openen van de schuifsluiting door bijvoorbeeld kinderen te voorkomen.Figure 2a shows in top view the slide closure in a first retracted position. A leaf spring 7 is placed between the front of the base piece 1 and the rear side of the bolt 4, whereby the bolt 4 is forced in a direction which is substantially perpendicular to the sliding direction. Figure 2b shows a top view of the slide closure in a second extended position, clearly showing how the groove 5 as a first locking means interacts with the holder 3 as a second locking means and is forced by means of the leaf spring 7 in a direction substantially perpendicular to the sliding direction . In order to then be able to open the slide closure, the first end 17 of the bolt 4 located near the groove 5 must be forced in a direction F substantially transverse to the sliding direction P against the spring force of the leaf spring 7, such that the groove 5 holder 3 can pass in sliding direction P. In addition, a spring force of the leaf spring 7 of approximately 50 to 70 N is sufficient to prevent unauthorized opening of the slide lock by, for example, children.

Figuur 3a en 3b tonen in bovenaanzicht een tweede uitvoeringsvorm van de schuifsluiting. Daarbij is de schoot 4 voorzien van een uitsteeksel 9 als eerste opsluitmiddel, welk uitsteeksel in de eerste ingeschoven stand links ten opzichte van de houder 3 als tweede opsluitmiddel is gelegen en in de tweede uitgeschoven stand rechts van de houder 3 is gelegen. Daardoor moet in tegenstelling tot de bovenbeschreven uitvoeringsvorm hierbij de schoot 4 niet alleen voor een beweging van de tweede stand terug naar de eerste stand in een in hoofdzaak dwars op de schuifrichting P staande richting F tegen de veerkracht van de bladveer 7 in worden gedwongen, maar ook voor een beweging van de eerste stand naar de tweede stand, hetgeen tevens het onbevoegd sluiten van de schuif-sluiting voorkomt. Tevens kan in deze uitvoeringsvorm de houder 3 ook zijn voorzien van een met het uitsteeksel 9 samenwerkende uitsparing.Figures 3a and 3b show in top view a second embodiment of the slide closure. The bolt 4 is herein provided with a protrusion 9 as the first locking means, which protrusion is located in the first retracted position to the left of the holder 3 as the second locking means and in the second extended position to the right of the holder 3. Therefore, in contrast to the above-described embodiment, the bolt 4 must not only be forced against the spring force of the leaf spring 7 for a movement from the second position back to the first position in a direction F substantially transverse to the sliding direction P, but also for a movement from the first position to the second position, which also prevents the unauthorized closing of the slide closure. In this embodiment, the holder 3 can also be provided with a recess co-operating with the projection 9.

Een derde uitvoeringsvorm van een schuifsluiting volgens de uitvinding is weergegeven in figuur 4. Daarbij omvat de schoot 4 aan de bovenkant daarvan een groef 10 voor een in vorm sluitende samenwerking met in een in hoofdzaak dwars op de schuifrichting beweegbaar gelegerd houderdeel 11 als tweede opsluitmiddel, dat door vast op het basisstuk aangebrachte houderdelen 13, 14 in horizontale richting wordt gefixeerd. Hierbij wordt echter niet de schoot 4 en daarmee het eerste opsluitmiddel door middel van een veer voorgespannen, maar wordt het houderdeel 11 door middel van bijvoorbeeld een schroefveer 12 in de richting van de schoot 4 gedwongen.A third embodiment of a slide closure according to the invention is shown in figure 4. The bolt 4 at the top thereof comprises a groove 10 for a form-closing cooperation with an alloy holder part 11 movable substantially transversely of the slide direction as second locking means, which is fixed horizontally by holder parts 13, 14 fixedly mounted on the base piece. In this case, however, the bolt 4 and thus the first retaining means are not pretensioned by means of a spring, but the holder part 11 is forced in the direction of the bolt 4 by means of, for example, a coil spring 12.

Figuur 4b toont deze schuifsluiting in de tweede stand. Voor het openen van de schuifsluiting moet de houder 11 door middel van een hendel 18 in een in hoofdzaak dwars op de schuifrichting P staande richting F tegen de veerkracht van de schroefveer 12, die op een op het basisstuk aangebrachte nok 15 is bevestigd, in worden bewogen om de schoot 4 terug naar de eerste stand te kunnen bewegen. Hierbij is het ook denkbaar dat de veerkracht op het bewegende houderdeel 11 door een op de onderkant daarvan en op het basiselement 1 aangebrachte bladveer kan worden uitgeoefend.Figure 4b shows this slide closure in the second position. To open the slide lock, the holder 11 must be pressed in a direction F, which is substantially transverse to the slide direction P, against the spring force of the coil spring 12, which is mounted on a cam 15 mounted on the base piece, by means of a lever 18. moved to be able to move the bolt 4 back to the first position. It is also conceivable here that the spring force can be exerted on the moving holder part 11 by a leaf spring arranged on the bottom thereof and on the base element 1.

Het spreekt voor zich dat er binnen het kader van de uitvinding als neergelegd in de bijgaande conclusies nog vele wijzingen en varianten mogelijk zijn.It goes without saying that many modifications and variants are possible within the scope of the invention as laid down in the appended claims.

In tegenstelling tot de genoemde uitvoeringsvormen moet niet altijd de tweede houder gezien in schuifrichting het opsluitmiddel omvatten. Ook kan de eerste houder als tweede opsluitmiddel zijn uitgevoerd. Daarnaast is het denkbaar dat de schuifsluiting volgens de derde uitvoeringsvorm niet door middel van een schroefveer maar bijvoorbeeld door middel van een buig- of torsieveer wordt voorgespannen. Ook kan de houder als beweegbaar tweede opsluitmiddel in een richting dwars ten opzichte van het voorvlak van de schoot zijn voorgespannen. Voorts kan een door de schoot reikende veer of dergelijke dienen als opsluitmiddel. Deze en vele dergelijke varianten worden geacht binnen het raam van de uitvinding te vallen.Contrary to the mentioned embodiments, the second container does not always have to comprise the locking means when viewed in the sliding direction. The first container can also be designed as a second locking means. In addition, it is conceivable that the slide closure according to the third embodiment is not pretensioned by means of a coil spring but, for example, by means of a bending or torsion spring. The holder can also be prestressed as a movable second locking means in a direction transverse to the front surface of the bolt. Furthermore, a spring or the like extending through the bolt can serve as a retaining means. These and many such variants are understood to fall within the scope of the invention.

Claims

Slide closure comprising a base piece with at least one holder and a bolt mounted therein, which is slidable from a first retracted position to a second extended position, characterized in that the bolt is provided with a first locking means, which can cooperate with a the second piece of securing means arranged in the base piece, wherein at least one of the securing means is forced at least in the second position in a direction which is substantially transverse to the sliding direction and that at least one of the securing means is displaced from the second position to the first position relative to the base piece must be forced in a direction substantially transverse to the sliding direction, such that the first retaining means can at least partly pass through the second retaining means.

Slide closure according to claim 1, characterized in that a holder comprises the second locking means.

Slide closure according to claim 1 or 2, characterized in that a groove is arranged in the bolt as the first locking means for a form-closing cooperation with the second locking means.

Slide closure according to claim 1 or 2, characterized in that a protrusion is arranged on the lap as the first locking means for co-operating with the second locking means.

Slide closure according to any one of claims 1 to 4, characterized in that the bolt and thus the first locking means is forced in a direction substantially perpendicular to the sliding direction by means of a spring element.

Slide closure according to claim 5, characterized in that the spring element is placed between the front of the base piece and the back of the bolt.

Slide closure according to claim 5 or 6, characterized in that the spring element is a leaf spring.

Slide closure according to any one of claims 1-7, characterized in that the second locking means is forced in the direction of the bolt.

Slide closure according to any one of claims 1-8, characterized in that the bolt is provided with a stop means for limiting the movement of the bolt in sliding direction, such that the first locking means is thereby brought into co-operation with the second locking means and that prevents the bolt from coming off the base piece.