NL9401206A - Voerbak. - Google Patents

Description

“ I -

Korte aanduiding : Voerbak.

De uitvinding heeft betrekking op een voerbak voor varkens en dergelijke, voorzien van een huis voor het opnemen van af te geven voer en van een op het huis aangesloten afsluitmechanisme via welke bij het openen van het afsluitmechanisme voer vanuit het huis wordt doorgelaten naar een voertrog, terwijl een door het varken te activeren orgaan is aangebracht met behulp waarvan een verstelmechanisme voor het openen van de klep in werking wordt gesteld.

Er zijn voerbakken van bovengenoemde soort bekend die bestemd zijn voor het afgeven van droog voer in de vorm van korrels en/of meel. Dergelijke voerbakken zijn echter niet geschikt voor het gedoseerd afgeven van een brijachtige massa gevormd door met water of dergelijke vloeistoffen gemengde voersoorten. Dergelijk brijachtig voer wordt gebruikelijk toegevoerd in langwerpige op de grond geplaatste, aan hun bovenzijde open troggen, waaruit meerdere varkens of dergelijke gelijktijdig kunnen eten. Daarbij wordt op gezette tijden, bijvoorbeeld twee of driemaal per dag brijachtig voer in de trog gestort. Gedurende de voertijden ontstaat daardoor grote onrust onder varkens, hetgeen een nadelige invloed op de groei van de varkens heeft. Daarbij trachten de varkens elkaar bij de trog te verdringen hetgeen een morsen van het voer buiten de trog tot oorzaak heeft. Tengevolge van verzuring van dit voer blijkt veel slijtage aan de hokinrichting en de roosters waarop de varkens lopen op te treden.

Een verder nadeel van deze langwerpige troggen is, dat de varkens ook de neiging hebben om met hun voorpoten in de trog te gaan staan, hetgeen tot oorzaak heeft, dat afval van de vloer van de stal in de trog komt en zich vermengt met het voer. Ook moet met dit systeem nog verhoudingsgewijs veel vloeistof per kilogram droog voer worden toegevoerd, hetgeen een nadelige invloed heeft op de mestproduktie.

Volgens de uitvinding omvat nu het afsluitmechanisme een op en neer beweegbare en met een een doortocht rondom begrenzende zitting samenwerkende klep welke na het in werking stellen van het verstelmechanisme een vooraf bepaalde tijd op afstand van de zitting wordt gehouden waarna de klep weer in contact wordt gebracht met de zitting om de door de zitting begrensde doortocht af te sluiten., terwijl verder middelen zijn aangebracht om de klep na het sluiten een vooraf bepaalde tijd gesloten te houden.

Door toepassing van de constructie volgens de uitvinding kan een voerbak worden verkregen, waarbij aan een voor slechts een varken tegelijk toegankelijke voertrog brijachtig voer kan worden toegevoerd vanuit het huis iedere keer dat het door het varken of dergelijke te activeren orgaan wordt geactiveerd. Doordat daarbij het afvoermechanisme slechts een bepaalde tijd geopend blijft en vervolgens een bepaalde tijd gesloten blijft ondanks het eventueel opnieuw activeren van het door het varken te activeren orgaan zal steeds een bepaalde afgemeten hoeveelheid voer aan de voertrog worden toegevoerd welke hoeveelheid voer door het varken rustig kan worden opgenomen. Hierbij blijkt aanzienlijk minder morsen van het voer op te treden dan bij het gebruikelijke systeem met 1anggestrekte troggen, daar bij toepassing van de voerbak volgens de uitvinding het varken goed beschermd is tijdens het eten en niet door een volgend varken wordt weggeduwd. Verder kan er worden bewerkstelligd, dat in het huis 24 uur per dag voer beschikbaar is, zodat de varkens, indien zij daar behoefte aan hebben, kunnen eten en onrust in de stal, zoals voorkomt indien slechts enige malen per dag wordt gevoerd, wordt vermeden, waardoor een betere groei bij verbruik van minder voer kan worden bewerkstelligd. Daarbij kan met behulp van de voerbak alle soorten voer en afvalprodukten gemengd met vloeistof worden verwerkt, onder gebruikmaking van verhoudingsgewijs weinig vloeistof.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van in bijgaande figuren schematisch weergegeven mogelijke uitvoeringsvormen van een voerbak volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont schematisch een doorsnede over een voerbak voorzien van een tweetal voertroggen met daarbij behorende afsluitmechanismes.

Figuur 2 toont schematisch een bovenaanzicht op figuur 1.

Figuur 3 toont op grotere schaal een doorsnede over een deel van het afsluitmechanisme.

Figuur 4 toont schematisch het afsluitmechanisme met een het afsluitmechanisme bedienende verstelcylinder.

Figuur. 5 toont schematisch het door het varken te activeren orgaan.

Figuur 6 toont een bovenaanzicht op een voerbak met een enkele voertrog.

Figuur 7 toont een doorsnede over een verder uitvoeringsvoor-beeld van het afsluitmechanisme.

De in figuur 1 weergegeven voerbak 1 omvat een huis 2, dat, zoals in het bijzonder uit figuur 2 duidelijk zal zijn, een langwerpige vorm met afgeronde uiteinden heeft. Op het ondereinde van het huis 2 sluiten een tweetal zich verticaal naar beneden toe uitstrekkende buizen 3 en 4 aan, die aan hun boveneinden in open verbinding staan met het inwendige van het huis 2. In ieder van de buizen 3 en 4 is een tweetal door ringvormige organen gevormde klepzittingen 5 en 6 aangebracht, die, zoals uit figuur 1 blijkt, op enige afstand boven elkaar zijn gelegen. Met de klepzittingen 5 en 6 samenwerkende door min of meer kegelvormige omwentelingslichamen gevormde kleppen 7 en 8 zijn bevestigd aan een zich verticaal uitstrekkende stang 9. Het boveneinde van de stang 9 is bevestigd aan een verstelcylinder 10 met behulp waarvan de stang 9 in verticale richting op en neer kan worden bewogen, zoals is aangeduid met behulp van de pijl A (figuur 4).

Bij voorkeur is de stang 9 vrij verschuifbaar opgenomen in een door de onderste klep 8 verlopende doortocht, zodat de klep 8 ten opzichte van de stang 9 in de lengterichting van de stang verschuifbaar is. Tussen de onderzijde van de klep 8 en een aan het ondereinde van de stang 9 bevestigde kop 11 is een drukveer 12 aangebracht.

De bovenste klep 7 is op het van schroefdraad voorziene onderste gedeelte van de stang 9 geschroefd en zo op een gewenst punt van de stang 9 in te stellen.

Nabij zijn boveneinde is de stang 9 voorzien van een van trapeziumvormige schroefdraad 13 voorzien gedeelte. Dit van schroefdraad voorziene gedeelte 13 is geschroefd in een moervormig orgaan 14, dat is bevestigd aan een zich tussen zijwanden van het huis 2 uitstrekkende steun 15.

Aan de stang 9 zijn verder een aantal zich dwars op de stang 9 uitstrekkende staven 15 bevestigd.

Het zal duidelijk zijn, dat indien de stang 9 met behulp van de verstelcylinder 10 in de richting volgens pijl A heen en weer wordt bewogen, de stang 9 om zijn lengte-as heen en weer zal worden gedraaid zoals aangeduid met behulp van de pijl B tengevolge van de samenwerking tussen het van schroefdraad voorziene gedeelte 13 van de stang 9 en het vast opgestelde moervormige orgaan 14. Daarbij zullen de staven 15 heen en weer worden bewogen in de zich in het huis 2 bevindende massa.

Onder iedere afvoerbuis 3 resp. 4 is een met het huis 2 verbonden voertrog 16 opgesteld. De ruimte boven de voertrog wordt tevens begrensd door-de onderzijde van het huis 2 en zich vanaf het huis 2 nabij de zijkanten van de voertrog naar beneden uitstrekkende wanddelen 17, een en ander zodanig, dat slechts een enkel varken zijn kop tussen de wanden 17 en in de voertrog 16 kan steken. Daarbij is tussen de wanden 17 en een met behulp van een zich tussen de wanden 17 uitstrekkende scharnieras 18 scharnierend opgehangen plaat 19 aangebracht, die zich vanaf de scharnieras 18 naar beneden toe uitstrekt (figuren 1,5).

Achter de plaat 19 is een sensor 20 opgesteld (figuur 5), welke via een kabel 21 is verbonden met een regelorgaan, bijvoorbeeld een computer met behulp waarvan de verstelcylinder 10 in werking kan worden gesteld.

Voor gebruik van de bovenbeschreven voerbak zal het huis 2 worden gevuld met een brijachtig mengsel van vloeistof, zoals water, en droog voer. In de in figuur 1 weergegeven ruststand van de voerbak zal daarbij dit voer ook in de aan hun onderzijden door de kleppen 8 afgesloten buisvormige delen 3 en 4 stromen, daar in deze stand de kleppen 7 op enige afstand boven hun zittingen 5 zijn gelegen.

Indien nu een varken voer wenst op te nemen zal hij zijn kop tussen de platen 17 steken en daarbij de plaat 19 om de as 18 verzwenken, zodat de sensor 20 in werking wordt gesteld en via de kabel 21 een signaal wordt afgegeven aan een computer of dergelijk regelmechanisme. De computer zal daarop de desbetreffende verstelcylinder 10 in werking stellen, zodanig, dat de verstelcylinder 10 de stang 9 naar beneden duwt. Hierdoor wordt de klep 8 in een van zijn zitting 6 afgekeerde richting bewogen, terwijl de klep 7 tegen de zitting 5 wordt gedrukt. De zich in de koker 3 of 4 bevindende hoeveelheid voer kan dus vanuit de desbetreffende koker in de voertrog 16 stromen. De computer of het regelmechanisme is daarbij zodanig geprogrammeerd, dat de stang 9 gedurende een van te voren ingesteld aantal sekonden in zijn onderste stand blijft om het voer uit de desbetreffende koker 3 of 4 te laten stromen. Zo wordt een afgemeten hoeveelheid vöer in de voertrog 16 afgegeven, waarna de stang 9 door de verstelcylinder weer omhoog zal worden bewogen, zodat de klep 8 weer tegen zijn zitting 6 aankomt. Door de verende ondersteuning van de klep 8 wordt daarbij een gelijkmatig sluiten van het afsluitmechanisme bewerkstelligt.

Verder is de computer of dergelijke regel inrichting zodanig geprogrammeerd, dat nadat het de kleppen 7 en 8 omvattende afsluit-mechanisme een keer geopend en weer gesloten is een volgende opening eerst na een bepaald aantal sekonden, bijvoorbeeld 30-50 sekonden, kan plaatsvinden, en een tussentijds verzwenken van de klep 19 door het varken geen activeren van het afsluitmechanisme bewerkstelligt.

Hierdoor wordt bewerkstelligd, dat het varken eerst het in de voertrog toegevoerde voer zal hebben opgenomen, voordat eventueel een nieuwe hoeveelheid voer wordt toegevoerd.

Zoals reeds hierboven vermeld, zal bij het op en neer bewegen van de klep de stang 9 tevens om zijn langsas worden verdraaid, waardoor de roerorganen vormende staven 15 de in het huis 2 aanwezige massa in beroering brengen en zodoende een ontmenging tegengaan.

Eventueel kan van dit verdraaien van de stang 9 met de daaraan bevestigde roerorganen 15 ook gebruik worden gemaakt om afzonderlijk in het huis 2 toegevoerde vloeistof en droogvoer met elkaar te mengen.

Doordat in de in figuur 1 weergegeven ruststand van de inrichting de ruimte in de kokervormige organen 3 en 4 in open verbinding staat met het inwendige van het huis 2 wordt voorkomen, dat verzuring en/of uitdroging van het in de kokervormige organen 3 en 4 aanwezige voer optreedt.

Zoals verder nog in figuur 1 is weergegeven kunnen aan op een waterleiding aan te sluiten sproeiorganen 23 zijn aangebracht, met behulp waarvan het inwendige van de voerbak kan worden schoon gespoeld, indien al het voer uit de voerbak is afgevoerd.

Zoals verder nog in figuur 3 is aangeduid kunnen eventueel een gewenst aantal ringen 24 tussen de kleppen 7 en 8 op de stang 9 worden geschoven om hiermede de inhoud van de kokervormige organen 3 en 4 en daarmede de per keer afgegeven hoeveelheid vloeistof te kunnen beïnvloeden.

Uiteraard zijn er binnen de geest en beschermingsomvang van de uitvinding variaties en/of aanvullingen op de bovenbeschreven constructie denkbaar.

Zo toont figuur 6 schematisch in bovenaanzicht een uitvoering van een voerbak volgens de uitvinding, die met slechts een enkele voertrog is uitgerust. Het zal duidelijk zijn, dat een dergelijke enkele voerbak min of meer overeenkomt met de helft van de in figuur 1 weergegeven voerbak.

Overeenkomstige onderdelen zijn van dezelfde verwijzingscijfers voorzien en zullen geen nadere uitleg behoeven.

Zoals verder in figuur 7 is aangeduid kan eventueel de klep 7 en de daarbij behorende klepzitting 5 worden weggelaten. De verdere werking van een voerbak uitgerust met alleen een klep 8 zal overeenkomen met de werking van de hierboven beschreven voerbak. In vergelijking met de eerder beschreven uitvoeringsvorm moet bij een uitvoering met alleen de klep 8 de tijd waarover de klep 8 van zijn zitting 6 wordt afgedrukt nauwkeurig worden bepaald om exact de gewenste hoeveelheid voer per opening van de klep in de hand te kunnen houden.

Claims (9)

1. Voerbak voor varkens en dergelijke voorzien van een huis voor het opnemen van af te geven voer en van een op het huis aangesloten afsluitmechanisme via welke bij het openen van het afsluitmechanisme voer vanuit het huis wordt doorgelaten naar een voertrog, terwijl een door het varken te activeren orgaan is aangebracht met behulp waarvan een verstelmechanisme voor het openen van de klep in werking wordt gesteld, met het kenmerk, dat het afsluitelement een op en neer beweegbaar en met een een doortocht rondom begrenzende zitting samenwerkende klep omvat, welke na het in werking stellen van het verstelmechanisme een vooraf bepaalde tijd op afstand van de zitting wordt gehouden waarna de klep weer in contact wordt gebracht met de zitting om de door de zitting begrensde doortocht af te sluiten, terwijl verder middelen zijn aangebracht om de klep na het sluiten een vooraf bepaalde tijd gesloten te houden.

2. Voerbak volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de klep verend wordt ondersteund op het uiteinde van een zich omhoog uitstrekkende stang.

3. Voerbak volgens conclusies 1 en 2, met het kenmerk, dat een tweetal kleppen op afstand van elkaar is aangebracht op een zich omhoog uitstrekkende stang, terwijl met de kleppen samenwerkende zittingen zijn aangebracht in een op de onderzijde van het huis aangesloten doortocht, een en ander zodanig, dat in een eerste stand van de de kleppen ondersteunende stang de bovenste klep op afstand van zijn zitting is gelegen en de onderste klep tegen zijn zitting aanligt, terwijl in een tweede stand van de stang de bovenste klep tegen zijn zitting aanligt en de onderste klep op enige afstand van zijn zitting is gelegen.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat aan de stang roerorganen zijn bevestigd en middelen zijn aangebracht om de stang om zijn lengte-as te verdraaien tijdens het heen en weer bewegen van de stang.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de stang over een gedeelte van zijn lengte is voorzien van schroefdraad en van het schroefdraad voorziene gedeelte van de stang is gevoerd door een vast met het huis verbonden moervormig orgaan.

6. Inrichting volgens een der conclusies 2-5, met het kenmerk, dat een klep verend ten opzichte van de stang kan uitwijken.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het door het varken te activeren orgaan een ten opzichte van het huis verplaatsbare klep is, welke een sensor activeert en de sensor een signaal afgeeft aan een regel inrichting.

8. Voerbak volgens een der voorgaande conclusies 2-7, met het kenmerk, dat met de stang een verstelcylinder is gekoppeld voor het in zijn lengterichting verplaatsen van de stang.

9. Voerbak volgens een der conclusies 2-8, met het kenmerk, dat de stang over ten minste een deel van zijn lengte van schroefdraad is voorzien en is gevoerd door een aan het huis bevestigd moerelement.