NL9401003A - Injectienaald. - Google Patents

Description

INJECTIENAALD

De uitvinding heeft betrekking op een injectienaald voorzien van een cilindervormige houder met aan één uiteinde een opening waardoorheen een zuigerlichaam kan reiken en met aan het andere uiteinde middelen voor het opnemen van een naald. Met het begrip injectienaald wordt de gehele inrichting waarmee een vloeistof in het menselijk lichaam kan worden geïnjecteerd bedoeld.

Een injectienaald is een gevaarlijk voorwerp. Enerzijds in verband met de aanwezigheid van een scherpe naald, en anderzijds omdat de naald na gebruik besmet kan zijn. Op zichzelf is het bekend om de naald na gebruik van de injectienaald tot binnen in de houder te brengen, zodat de naald, die het gevaarlijke voorwerp vormt, op een veilige wijze wordt verpakt.

De uitvinding beoogt een injectienaald met een betrekkelijk eenvoudige constructie, die goedkoop kan worden gefabriceerd en waarbij op een zeer effectieve wijze de naald na gebruik tot binnen in de houder van de injectienaald wordt verplaatst en wordt vastgehouden.

Volgens de uitvinding is daartoe de naald bevestigd aan een naaldlichaam dat onder druk van een veer ten opzichte van de houder een binnenwaartse kracht ondervindt, welke naald-lichaam door verbreekbare fixatiemiddelen tegen de kracht van de veer in, op de voor injecteren geschikte plaats wordt gehouden, waarbij het zuigerlichaam voorzien is van een zich radiaal naar buiten uitstrekkende afdichting tegen de binnenwand van de houder en waarbij het zuigerlichaam hol is uitgevoerd en aan de naar het naaldlichaam toegekeerde uiteinde voorzien is van snijmiddelen voor het verbreken van de fixatiemiddelen en aan dat uiteinde voorzien is van een afsluitmiddel om de toegang naar de inwendige holte binnen het zuigerlichaam af te sluiten, waarbij de houder en/of het naaldlichaam is voorzien van breekmiddelen om de afsluitmiddelen te verbreken, zodat de naald met het naaldlichaam door de kracht van de veer in de holte van het zuigerlichaam kan worden gebracht. Waar in deze octrooiaanvrage wordt gesproken over snijmiddelen, moet dit woord, evenals alle andere gebruikte uitdrukkingen, ruim worden opgevat, zodat ook niet-snijdende middelen met dezelfde uitwerking eronder vallen. Wanneer de spuit is leeggespoten, en het zuigerlichaam zich in een positie bevindt waarin het vrijwel geheel in de houder is geschoven, zullen enerzijds de afsluitmiddelen worden verwijderd door de breekmiddelen, zodat de toegang naar het inwendige van het zuigerlichaam vrijkomt, terwijl anderzijds de snijmiddelen die zich aan het zuigerlichaam bevinden de fixatiemiddelen van het naaldlichaam doorbreken. Direct na het leegspuiten van de injectienaald zal de naald daardoor worden teruggetrokken en zich naar het inwendige van de injectienaald verplaatsen.

Volgens een nader kenmerk van de uitvinding zijn in de holte van het zuigerlichaam blokkeermiddelen aanwezig om de naald vast te houden. Deze blokkeermiddelen kunnen bestaan uit binnen de holte aangebrachte verende delen, die vanaf het naar de naald toegekeerde uiteinde van het zuigerlichaam in, in hoofdzaak axiale richting, doch enigszins convergerend verlopen. Deze delen kunnen zijn voorzien van een zaagtandoppervlak die in corresponderende delen van het naaldlichaam kunnen reiken. De verende delen kunnen een ongelijke lengte hebben waarbij het naaldlichaam zich tot voorbij het uiteinde van het kortste deel kan verplaatsen.

Voorts kan volgens de uitvinding het zuigerlichaam twee in elkaar schuifbare elementen omvatten, een eerste element dat zich aan het naar de naald toegekeerde uiteinde bevindt en waaraan de verende delen zijn bevestigd, en dat in het tweede element kan worden geschoven, dat de holte van het zuigerlichaam in hoofdzaak omvat.

Volgens een kenmerk van de uitvinding kunnen de snijmid-delen bestaan uit de rand, of delen van de rand, van het naar de naald toegekeerde uiteinde van het holle zuiger-lichaam.

Voorts kan volgens een kenmerk van de uitvinding de veer een schroefveer zijn, die enerzijds afsteunt aan het uiteinde van de houder en anderzijds tegen het naaldlichaam.

De fixatiemiddelen kunnen bestaan uit een tegen de binnenwand van de houder afsteunend ringvormig orgaan, dat met dunne delen verbonden is met het naaldlichaam. Daartoe kunnen aan de binnenwand van de houder aanslagen, bijvoorbeeld in de vorm van een hobbeltje, zijn aangebracht.

De afsluitmiddelen kunnen volgens een kenmerk van de uitvinding bestaan uit een breekplaatje, dat gegroefd is uitgevoerd teneinde het op de juiste wijze te versplinteren, zodat het geen obstakel kan vormen voor de naald die zich naarbinnen in de injectienaald verplaatst.

De breekmiddelen kunnen volgens de uitvinding bestaan uit puntige delen die vanuit het naaldlichaam in de richting van het zuigerlichaam reiken.

Volgens een verder kenmerk van de uitvinding kan het zuigerlichaam, met in zijn holte de naald, uit de houder worden verwijderd, waarna eventueel de houder opnieuw kan worden gebruikt en waarbij het zuigerlichaam als verpakking van de gebruikte naald dient.

De naald kan zowel van buiten op de injectienaald worden aangebracht als van binnenuit, in welk laatste geval de injectienaald geleverd kan worden met in de houder de naald, en waarbij voor gebruik van de injectienaald de naald door middel van het zuigerlichaam naar voren kan worden geschoven totdat het naaldlichaam in de houder vastklikt op de juiste plaats. Daarbij kan gebruik worden ge- maakt van een duwplaatje, dat zich tussen de naald en het zuigerlichaam bevindt en na het aanbrengen van de naald wordt verwijderd. Dit duwplaatje dient ter voorkoming van het beschadigen van de afsluitmiddelen door de breek-middelen.

Verdere kenmerken van de uitvinding zullen nader worden genoemd en/of toegelicht in de figuurbeschrijving en in de conclusies.

Ter verduidelijking van de uitvinding zullen, onder verwijzing naar de tekening, enige uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding worden beschreven.

Fig. 1 toont een langsdoorsnede van een injectienaald,

Fig. 2 toont enkele afsluitplaatjes,

Fig. 3 toont een alternatieve uitvoeringsvorm van de bevestiging van het naaldlichaam in de houder,

Fig. 4 toont de injectienaald volgens fig. 1 in een andere situatie,

Fig. 5 toont het zuigerlichaam met daarin de naald,

Fig. 6 toont een element van het zuigerlichaam,

Fig. 7 en 8 tonen aanzichten van het element volgens fig.

6,

Fig. 9 tot 13 tonen een tweede uitvoeringsvorm,

Fig. 14 toont een zuigerlichaam,

Fig. 15 en 16 zijn aanzichten van de naaldhouder, en

Fig. 17 is een aanzicht van een zuigerlichaam.

In de figuren zijn de uitvoeringsvoorbeelden slechts schematisch weergegeven, waarbij overeenkomende onderdelen met gelijke verwijzingscijfers zijn gegeven.

Fig. 1 toont een in hoofdzaak cilindervormige houder 1 met aan een uiteinde een opening 2 waardoorheen een zuigerlichaam 3 kan worden geschoven. De houder 1 is aan dit uiteinde voorzien van omgebogen delen 14 waartegen bijvoorbeeld de wijsvinger en middelvinger van een hand kunnen rusten wanneer met de duim tegen de drukplaat 15 van het zuigerlichaam 3 wordt geduwd teneinde een vloeistof te injecteren.

Aan het andere uiteinde van de houder bevindt zich een naald 12 die door middel van een naaldlichaam 4 aan de houder 1 is bevestigd. Daarbij kan de naald 12 vast bevestigd zijn aan naaldlichaam 4, maar het is ook mogelijk de naald te bevestigen aan een tussenstuk 16 dat klemmend op het naaldlichaam 4 kan worden geschoven.

Het naaldlichaam 4 is verschuifbaar in houder 1 en staat daarbij onder een axiale kracht door de voorspanning van schroefveer 5 die enerzijds afsteunt op het uiteinde van de houder 1 en anderzijds op het naaldlichaam. Het naaldlichaam wordt daarbij op de plaats gehouden door fixatie-middelen 6. De fixatiemiddelen 6 zijn voorzien van een ringvormig deel 17 dat afsteunt tegen aanslagen 18 op de binnenwand van de houder. Deze aanslagen 18 kunnen de vorm hebben van kleine bobbeltjes. De fixatiemiddelen 6 zijn voorzien van dunne delen die gemakkelijk kunnen breken, zodat het naaldlichaam met de naald naarbinnen in de houder kan schieten onder druk van de schroefveer 5. De fixatiemiddelen 6 moeten echter sterk genoeg zijn om bij het injecteren voldoende kracht op de naald uit te oefenen.

Het zuigerlichaam 3 is voorzien van een radiaal naar buiten reikende afsluiting 7, bijvoorbeeld van rubber, dat een afsluiting kan vormen voor het gedeelte 20 van de houder waarin de te injecteren vloeistof zich kan bevinden. Het zuigerlichaam 3 bestaat in hoofdzaak uit een cilindervormig deel 21 waaraan de drukplaat 15 is bevestigd. Het cilindervormige deel 21 vormt een holte waarbinnen blokkeermiddelen 13 kunnen reiken. Blokkeermiddelen 13 bestaan uit in hoofdzaak axiaal gerichte verende delen 22 die bevestigd zijn aan ringvormig zuigerdeel 23 dat verbonden is met cilindervormig deel 21. Dit onderdeel zal nader worden toegelicht aan de hand van fig. 6.

Aan één uiteinde van het zuigerlichaam 3 bevindt zich een afsluitplaat 9 teneinde het gedeelte 20 van de houder waarin zich een vloeistof kan bevinden af te sluiten. Fig. 2 toont een aanzicht van een aantal uitvoeringsvoorbeelden van het afsluitplaatje 9, waarbij groeven zijn getoond teneinde het afsluitplaatje te kunnen breken, waarbij het tot kleine deeltjes wordt versplinterd. Dit is weergegeven in fig. 4.

Fig. 3 toont een alternatieve bevestiging van het naald-lichaam aan de houder. Daarbij is een in hoofdzaak trechtervormig deel 24 aanwezig dat een geleiding vormt bij het naarbinnen verplaatsen van het naaldlichaam 4 met de naald 12-

Fig. 4 toont de situatie waarbij de injectienaald is leeg-gespoten door het zuigerlichaam 3 geheel in de houder te drukken, waarbij enerzijds breekmiddelen 11 die zich aan het naaldlichaam bevinden het afsluitplaatje 9 hebben stuk gemaakt, zodat de toegang naar de holte 10 binnen het zuigerlichaam wordt geopend. Anderzijds hebben snijmiddelen 8 die zich aan de rand van het zuigerlichaam bevinden de fixatiemiddelen 6 stukgemaakt, zodat door de kracht van veer 5 het naaldlichaam 4 met naald 12 tot in de holte 10 van het zuigerlichaam 3 wordt verplaatst. Bij een goede versplintering van het afsluitplaatje ondervindt het naald-lichaam nauwelijks weerstand, zodat de naald geheel in holte 10 zal verplaatsen.

Fig. 5 toont het zuigerlichaam 3 dat uit de houder 1 kan worden genomen tezamen met naald 12. De houder 1 kan vervolgens nogmaals worden gebruikt. Teneinde te voorkomen dat de naald 12 en het naaldlichaam 4 naar buiten kunnen vallen zijn de verende delen 22 voorzien van een zaagtand-profiel 26, die het naaldlichaam 4 kunnen aangrijpen.

Fig. 6 toont het ringvormige zuigerdeel 23 waaraan de verende delen 22 zijn bevestigd. In de praktijk is gebleken dat een goede fixatie van het in holte 10 gebrachte naaldlichaam 4 wordt verkregen wanneer de verende delen 22 niet alle even lang zijn. Het zaagtandprofiel 26 is bij voorkeur aan de langere verende delen 22 aangebracht. De verende delen 22 kunnen op een cilinderoppervlak liggen en enigszins naar binnen worden gericht wanneer het ringvormige zuigerdeel 23 in het cilindervormige deel 21 van het zuiger lichaam 3 wordt geschoven.

Fig 7 toont in aanzicht het ringvormige zuigerdeel 23 volgens fig. 6 waarbij de verende delen 22 zich axiaal uitstrekken, terwijl fig. 8 een overeenkomstig aanzicht geeft waarbij de verende delen 22 zich in de werkzame stand, namelijk enigszins convergerend, bevinden.

Figuren 9-13 tonen hoe een injectienaald gereed voor gebruik kan worden gemaakt, terwijl na gebruik de naald in het inwendige van de injectienaald wordt verplaatst.

In fig. 9 is de houder 1 weergegeven met daarin de injectienaald 12 en het naaldlichaam 4. Het ringvormige deel 17 steunt daarbij tegen aanslagen 27, bijvoorbeeld in de vorm van bobbeltjes aan de binnenkant van houder 1, zodat de naald 12 zich juist binnen de houder 1 bevindt. De houder met naald kan op deze wijze worden bewaard voordat de injectienaald wordt gebruikt. Teneinde de injectienaald voor gebruik gereed te maken, wordt een duwplaatje 29 aangebracht en wordt het zuigerlichaam 3 in de houder 1 geschoven. Daarbij verplaatst het ringvormige deel 17 zich voorbij de aanslagen 27, zodat de naald 12 tot buiten de houder reikt. Zuigerlichaam 3 wordt zover naar binnen geschoven dat het ringvormige deel 17 tot voorbij de aanslagen 18 verplaatst, waarbij veer 5 zich zal spannen nadat het steun heeft gevonden nabij het uiteinde van houder 1. Deze situatie is weergegeven in fig. 10. Door tussenkomst van duwplaatje 29 kunnen de snijmiddelen 8 aan de rand van het zuigerlichaam 3 de fixatiemiddelen 6 niet beschadigen, terwijl anderzijds de breekmiddelen 11 van het naaldlichaam 4 de afsluitmiddelen 9 niet kan bereiken.

Zoals aangegeven in fig. 11 wordt vervolgens het zuigerlichaam 3 verwijderd, zodat het duwplaatje 29 kan worden verwijderd. Vervolgens wordt het zuigerlichaam 3 opnieuw aangebracht waarna de injectienaald op de gebruikelijke manier gevuld kan worden met de te injecteren vloeistof 30, zoals aangegeven in fig. 12.

Fig. 13 toont de situatie waarbij de injectienaald is leeggespoten en het zuigerlichaam 3 zodanig ver naar voren wordt geduwd dat enerzijds de afsluitplaat 9 wordt verbrijzeld door breekmiddelen 11 en anderzijds de fixatiemiddelen 6 worden verbroken door middel van snijmiddelen 8. Door de kracht van veer 5 wordt de naald vervolgens in holte 10 van zuigerlichaam 3 verplaatst, waarbij het naaldlichaam 4 wordt vastgehouden door verende delen 22, die eventueel voorzien van een zaagtandprofiel 26.

Fig. 15 en 16 tonen elk een aanzicht van het naaldlichaam. Fig. 15 toont het naaldlichaam 4 met vier puntvormige uit- steeksels 11 die de breekmiddelen vormen. Fig. 16 toont een aanzicht van de tegenover liggende zijde waarbij axiaal gerichte ontluchtingsgroeven 31 zijn getoond voor het verbinden van ruimte 32 (fig· 13) met de buitenlucht.

Fig. 17 toont een aanzicht van zuigerlichaam 3, waarbij drukplaat 15 is voorzien van een centraal gelegen ont-luchtingsgat 33 en een ontluchtingsgleuf 34 waardoor het gat 33 niet met de duim kan worden afgesloten.

In deze toelichting zijn slechts enkele uitvoerings-voorbeelden van de uitvinding weergegeven. Uiteraard zijn vele varianten mogelijk binnen het kader van de uitvinding.

Claims (14)

1. Injectienaald voorzien van een cilindervormige houder (1) met aan één uiteinde een opening (2) waardoorheen een zuigerlichaam (3) kan reiken en met aan het andere uiteinde middelen voor het opnemen van een naald (12), waarbij de naald (12) is bevestigd in een naaldlichaam (4) dat onder druk van een veer (5) ten opzichte van de houder (1) een binnenwaartse kracht ondervindt, welk naaldlichaam (4) door verbreekbare fixatiemiddelen (6), tegen de kracht van de veer (5) in, op de voor injecteren geschikte plaats wordt gehouden, waarbij het zuiger-lichaam (3) voorzien is van een zich radiaal naar buiten uitstrekkende afdichting (7) tegen de binnenwand van de houder (1) en waarbij het zuigerlichaam (3) hol is uitgevoerd en aan de naar het naaldlichaam (4) toegekeerde uiteinde voorzien is van snijmiddelen (8) voor het verbreken van de fixatiemiddelen (6) en aan dat uiteinde voorzien is van een afsluitmiddel (9) om de toegang naar de inwendige holte (10) binnen het zuigerlichaam (3) af te sluiten, waarbij de houder (l) en/of het naaldlichaam (4) is voorzien van breekmiddelen (11) om de af-sluitmiddelen (9) te verbreken, zodat de naald (12) met het naaldlichaam (4) door de kracht van de veer (5) in de holte (10) van het zuigerlichaam (3) kan worden gebracht wanneer de fixatiemiddelen (16) zijn verbroken.

2. Injectienaald volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in de holte van het zuigerlichaam blokkeermid-delen zijn aangebracht om de naald vast te houden.

3. Injectienaald volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de blokkeermiddelen bestaan uit binnen de holte aangebrachte verende delen, die vanaf het naar de naald toegekeerde uiteinde van het zuigerlichaam in, in hoofdzaak axiale richting, doch enigszins convergerend verlopen.

4. Injectienaald volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de delen voorzien zijn van een zaagtand-oppervlak, die in corresponderende delen van het naaldlichaam kunnen reiken.

5. Injectienaald volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat de verende delen een ongelijke lengte hebben, waarbij het naaldlichaam zich tot voorbij het uiteinde van het kortste deel kan verplaatsen.

6. Injectienaald volgens een der conclusies 3,4 of 5, met het kenmerk, dat het zuigerlichaam twee in elkaar schuifbare elementen omvat, een eerste element dat zich aan het naar de naald toegekeerde uiteinde bevindt en waaraan de verende delen zijn bevestigd, en dat in het tweede element kan worden geschoven, dat de holte van het zuigerlichaam in hoofdzaak omvat.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de snijmiddelen bestaan uit de rand of delen van de rand van het naar de naald toegekeerde uiteinde van het holle zuigerlichaam.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat de veer een schroefveer is, die enerzijds afsteunt aan het uiteinde van de houder en anderzijds afsteunt tegen het naaldlichaam.

9. Injectienaald volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de fixatiemiddelen bestaan uit een tegen de binnenwand van de houder steunend ringvormig orgaan, dat met dunne delen verbonden is met het naaldlichaam.

10. Injectienaald volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de afsluitmiddelen bestaan uit een breekplaatje, dat gegroefd is uitgevoerd.

11. Injectienaald volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, de breekmiddelen bestaan uit puntige delen die vanuit het naaldlichaam in de richting van het zuigerlichaam reiken.

12. Injectienaald volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het zuigerlichaam, met in zijn holte de naald, uit de houder worden verwijderd.

13. Injectienaald volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de naald en het naaldlichaam door tussenkomst van een duwplaatje, door middel van het zuigerlichaam vanuit het inwendige van de houder op de voor injecteren geschikte plaats geduwd kan worden.

14. Injectienaald volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de houder de verpakking van de naald vormt voor dat deze op zijn plaats wordt gebracht .