NL9400021A

NL9400021A - Doos met zegellip.

Info

Publication number: NL9400021A
Application number: NL9400021A
Authority: NL
Original assignee: Spronk Johannes F
Priority date: 1993-10-29
Filing date: 1994-01-06
Publication date: 1995-05-16
Also published as: US5660323A; FI945053A0; FI945053A; JPH07277325A; EP0650897A1

Description

Titel: Doos met zegellip

De uitvinding heeft betrekking op een doos, gevouwen uit een plano met wand- en lijmpanelen, welke doos een in hoofdzaak gesloten vorm heeft en is voorzien van een strooi-openingsvoorziening, die zich in twee, via een hoekribbe op elkaar aansluitende wanddelen uitstrekt ter vorming van een strooiopening ter plaatse van de genoemde hoekribbe.

Een dergelijke doos is onder andere beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage 92.01217.

Doosvormige verpakkingen worden veelvuldig toegepast voor het verpakken van strooibare of schenkbare goederen, zoals bijvoorbeeld broodbeleg, waspoeder, dranken en vloeibare wasmiddelen.

Nadat de doos is gevuld is het van bijzonder belang dat vanaf de buitenzijde van de doos duidelijk is of deze reeds geopend is geweest. Immers, daardoor is het voor de gebruiker duidelijk of de mogelijkheid bestaat dat de inhoud van de verpakking is gemanipuleerd, bijvoorbeeld door wegname of toevoeging van bestanddelen. Bovendien is een dergelijke controlemogelijkheid met name bij aan bederf onderhevige goederen van belang vanwege bijvoorbeeld chemische, bacteriologische en aromatische omstandigheden.

Bij de bekende dozen wordt na vulling over de strooiopening een los zegel aangebracht, zodanig dat de strooiope-ningsvoorziening, en daarmee de doos niet kan worden geopend zonder dat het zegel wordt verbroken door het weg te trekken of te scheuren. Een dergelijk zegel bestaat bijvoorbeeld uit een reep folie die aan één zijde is voorzien van een lijmlaag en dwars over de strooiopeningsvoorziening kan worden aangebracht .

Een dergelijk los zegel maakt een goede controle van de doos door een gebruiker mogelijk, maar heeft het nadeel dat het aanbrengen daarvan tijdrovend is en foutief kan worden uitgevoerd, waardoor de zegelwerking geheel of gedeeltelijk verloren gaat. Bovendien hebben de losse zegels het nadeel dat deze veelal van een ander materiaal zijn vervaardigd dan de doos, waardoor een afvalprobleem ontstaat. Bovendien kan het zegel in gedeelten nabij de strooiopening achterblijven, waardoor het strooi- of schenkpatroon van de doos nadelig wordt beïnvloed.

De uitvinding beoogt derhalve een doos van de in de aanhef beschreven soort, waarbij de genoemde nadelen niet aanwezig zijn doch met behoud van de voordelen. Daartoe wordt de doos volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat althans één van de panelen van de plano is voorzien van een meegevormde zegel-lip die in een verzegelingspositie de strooiopeningsvoorzie-ning zodanig afdekt dat vorming van de strooiopening is verhinderd.

Doordat de zegellip aan één van de panelen van de plano is meegevormd en bij een opgezette doos vanaf dat paneel over de strooiopeningsvoorziening kan worden gevouwen, wordt het voordeel verkregen dat de zegellip automatisch in de goede stand wordt gebracht, zodat de zegelwerking is gegarandeerd. Bovendien behoeven voor het aanbrengen van het zegel geen of slechts weinig extra handelingen te worden verricht, waardoor het zegel relatief goedkoop is aan te brengen. Het zegel van de doos volgens de uitvinding is altijd van het zelfde materiaal vervaardigd als de doos, waardoor na gebruik het zegel te zamen met de doos kan worden weggeworpen, hetgeen milieutechnische voordelen heeft. Voorts heeft de doos volgens de uitvinding het voordeel dat niet kan worden vergeten het zegel aan te brengen. Immers, het zit tijdens de fabricage en het vullen van de doos te allen tijde vast aan de plano.

Een eerste uitvoeringsvorm van de doos wordt gekenmerkt doordat de strooiopeningsvoorziening een, door een in zich gesloten scheur- of perforatielijn begrensd doosdeel omvat, dat zich in beide genoemde panelen uitstrekt en dat ter vorming van de strooiopening eenmalig wegneembaar is, waarbij de zegellip, nadat de strooiopening is gevormd, in een afsluitstand brengbaar is waarin de strooiopening door de zegellip althans in hoofdzaak is afgesloten. Een aldus uitgevoerde doos is op eenvoudige en goedkope wijze te vervaardi gen, waarbij bovendien de strooiopeningsvoorziemng in de nog niet geopende toestand absoluut vloeistof dicht kan zijn wanneer de perforatie- of scheurlijn zodanig is uitgevoerd dat de panelen niet volledig zijn doorboord. Doordat de perforatie-of scheurlijn zich in twee aansluitende wandpanelen uitstrekt en derhalve het te verwijderen doosdeel gedeeltelijk uit de ene en gedeeltelijk uit het andere wandpaneel is gevormd, kan het eenvoudig worden aangegrepen voor het verwijderen daarvan. Nadat de strooiopening is gevormd kan deze met behulp van de zegellip weer worden afgesloten. Bij een dergelijke uitvoering van de strooiopeningsvoorziening heeft de zegellip niet alleen een verzegelende functie maar tevens een afsluitfunctie voor de strooiopening.

Ten behoeve van het in de afsluitstand brengen van de zegellip kan de doos zijn voorzien van een spleet waarin de zegellip opneembaar is.

Een alternatieve uitvoering van de doos wordt volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de strooiopeningsvoorziening is ingericht ter vorming van een afsluitbare strooiopening, waarbij de zegellip die is meegevormd met één van de panelen van de doos met dat paneel is verbonden via een scheur- of perforatielijn, zodat de zegellip, na uit de verzegelingsposi-tie te zijn gebracht, via de scheur- of perforatielijn verwijderbaar is.

Aangezien de strooiopeningsvoorziening in de gesloten toestand althans ten dele door het zegel wordt afgedekt is manipulatie van de inhoud van de doos althans via de strooiopening geheel uitgesloten. De perforatie of scheurlijn maakt het verwijderen van de zegellip daarbij bijzonder eenvoudig, waarbij bovendien de plaats van afscheuren van de zegellip is vastgelegd. Daardoor wordt verhinderd dat een deel van de zegellip nabij de strooiopeningsvoorziening op een paneel achterblijft hetgeen het strooi- of schenkpatroon van de doos nadelig zou beïnvloeden.

Bij voorkeur zijn mondingsranden van de strooiopening door de zegellip in de verzegelingspositie daarvan geheel afgedekt en afgesloten, zodat vervuiling van de mondingsranden wordt verhinderd.

In nadere uitwerking kan de zegellip de strooiopening in de verzegelingsstand geheel vloeistofdicht afsluiten. De vloeistofdichte uitvoering maakt de doos uiteraard bijzonder geschikt voor het verpakken van vloeistoffen, maar evenzeer voor het beschermend verpakken van materialen die gevoelig zijn voor vloeistof.

In nadere uitwerking van de doos volgens de uitvinding sluit de scheur- of perforatielijn een hoek in met de ribbe waarin de strooiopeningsvoorziening is aangebracht. Daardoor wordt een gunstige lostrekrichting van de zegellip verkregen die schuin ten opzichte van de ribbe verloopt, waardoor wordt verhinderd dat bij het lostrekken van de zegellip tevens één van de panelen van de doos wordt losgetrokken.

Het is bovendien voordelig wanneer de zegellip zich althans in over de strooiopeningsvoorziening gevouwen toestand in hoofdzaak dwars over de ribbe waarin de strooiopeningsvoorziening is aangebracht uitstrekt. Daardoor kan met een relatief smalle zegellip een zich dwars op de ribbe uitstrekkende snede van de strooiopeningsvoorziening geheel worden afgedekt, hetgeen betekent dat de zegellip uit weinig materiaal kan worden vervaardigd en eenvoudig en met weinig kracht te verwijderen is, zonder dat dit ten koste gaat van een goede zegelwer-king. Bovendien is de lostrekrichting van de zegellip daarbij bijzonder voordelig.

Doordat de zegellip volgens een nadere uitwerking van de doos volgens de uitvinding is voorzien van een hechtmiddel kan de zegellip bij de vervaardiging van de doos in de verzegelende stand worden aangebracht, eenvoudig door deze over de strooiopeningsvoorziening te vouwen en aan te drukken.

De uitvinding heeft bovendien betrekking op een plano, in het bijzonder geschikt voor het vouwen van een doos, waarbij zich vanaf één van de panelen van de plano een daaraan meegevormde zegellip uitstrekt. De zegellip is daarbij bij voorkeur aan één van de lijmpanelen gevormd, omdat de zegellip dan eenvoudig tegelijk met dat lijmpaneel kan worden voorzien van een lijmlaag.

Ter verduidelijking van de uitvinding zal een aantal uitvoeringsvoorbeelden van de doos, onder verwijzing naar de tekening, worden beschreven.

Fig. 1 toont een doos volgens de uitvinding in een eerste uitvoeringsvariant; fig. la toont de uitslag van de plano waaruit de doos volgens fig. 1 kan worden gevouwen;

Fig. 2 toont een doos volgens de uitvinding in een tweede uitvoeringsvariant; fig. 2a toont de uitslag van de plano waaruit de doos volgens fig. 2 kan worden gevouwen;

Fig. 3 toont een doos volgens de uitvinding in een derde uitvoeringsvariant; fig. 3a toont de uitslag van de plano waaruit de doos volgens fig. 3 kan worden gevouwen;

Fig. 4 toont een doos volgens de uitvinding in een vierde uitvoeringsvariant; fig. 4a toont de uitslag van de plano waaruit de doos volgens fig. 4 kan worden gevouwen;

Fig. 5 toont een doos volgens de uitvinding in een vijfde uitvoeringsvariant; fig. 5a toont de uitslag van de plano waaruit de doos volgens fig. 5 kan worden gevouwen;

Fig. 6 toont een doos volgens de uitvinding in een zesde uitvoeringsvariant; fig. 6a toont de uitslag van de plano waaruit de doos volgens fig. 6 kan worden gevouwen; fig. 7 toont een doos volgens de uitvinding in een zevende uitvoeringsvariant; fig. 7a toont de uitslag van de plano waaruit de doos volgens fig. 7 kan worden gevouwen; fig. 8 toont een doos volgens de uitvinding in een achtste uitvoeringsvariant; fig. 8a toont de uitslag van de plano waaruit de doos volgens fig. 8 kan worden gevouwen.

De doos zoals getoond in de tekening heeft een gesloten blokvorm, voorzien van een bovenzijde 1, een onderzijde 2, een voorzijde 3, een achterzijde 4, een eerste zijkant 5 en een tweede zijkant 6.

Voor de in fign. 1-8 weergegeven uitvoeringsvormen geldt dat in één van de ribben van de doos een strooiopenings-voorziening 7 ter vorming van een strooiopening is voorzien, welke strooiopening ten minste een de betreffende ribbe snijdende snede 8 omvat. Bovendien geldt voor de fign. 1-8 dat de strooiopeningsvoorziening door vervorming van een gedeelte van de strooiopeningsvoorziening kan worden geopend ter vorming van een strooiopening en eventueel vanuit de geopende stand door vervorming kan worden gesloten.

De doos uit de fign. 1-8 is voorts voorzien van een zegellip 9, die is meegevormd met een paneel van de plano (fig. la - 6a) en daarmee is verbonden via een, eventueel geperforeerde verbindingslijn 10. Bij de in fig. 1-6 getoonde uitvoeringsvarianten is de zegellip 9 over de strooiopeningsvoorziening 7 gevouwen en dekt deze geheel af. De zegellip 9 is aan de naar de strooiopeningsvoorziening gekeerde zijde ten minste gedeeltelijk voorzien van een hechtmiddellaag, waarbij de zegellip 9 vast op een oppervlak van de doos rond de strooiopeningsvoorziening 7 kan worden bevestigd.

In de in fig. 1 en la getoonde uitvoeringsvariant van de doos en de bijbehorende plano is de strooiopeningsvoorziening 7 aangebracht in een eerste vouwlijn 11 die het voorpaneel 3 en een eerste bovenpaneel 12 verbindt. Het tweede zijpaneel 6 is via een tweede vouwlijn 13, die zich haaks op de eerste vouwlijn 11 uitstrekt, verbonden met het voorpaneel 3, en via een evenwijdig aan de tweede vouwlijn 13 gelegen derde vouwlijn 14 met het achterpaneel 4. Een tweede bovenpaneel 15 is via een vierde vouwlijn 16, die zich haaks op de derde vouwlijn 14, en in de plano (fig. la) in het verlengde van de eerste vouwlijn 11 uitstrekt, verbonden met het achterpaneel 4.

Het tweede bovenpaneel 15 is aan de van de vierde vouwlijn 16 afgekeerde zijde 17 voorzien van een in hoofdzaak trapeziumvormige uitsparing 18, waarvan de nabij de vierde vouwlijn 16 gelegen zijde 19 daaraan ongeveer evenwijdig ligt. Nabij de van de derde vouwlijn 14 afgekeerde zijde 20 van uitsparing 18 in het tweede bovenpaneel 15 is de zegellip 9 via een perforatielijn 10 met het tweede bovenpaneel 15 verbonden. De perforatielijn 10 valt daarbij samen met een deel van de begrenzingslijn 19 en de gehele begrenzingslijn 20 van de uitsparing 18, en de zegellip 9 strekt zich vanaf de perforatieli jn 10 in hoofdzaak haaks op de vierde vouwlijn 16 uit tot buiten de uitsparing 18. De zegellip 9 is voorzien van een vijfde vouwlijn 21, die samenvalt met de imaginaire begrenzing van de uitsparing 18 aan de van de vierde vouwlijn 16 afgekeerde vrije zijde 17.

Bij de doos in opgezette toestand, zoals getoond in fig 1, ligt het tweede bovenpaneel 15 vlak op het eerste bovenpaneel 12, waarbij de vrije zijde 17 van het tweede bovenpaneel 15 ongeveer samenvalt met de eerste vouwlijn 11.

De snede 8 strekt zich vanaf het eerste bovenpaneel 12 uit door de eerste vouwlijn 11 en in het voorpaneel 3, waarbij het in het eerste bovenpaneel 12 gelegen deel van de snede 8 vrij ligt binnen de begrenzingen van de uitsparing 18. De zegellip 9 ligt aan tegen het eerste bovenpaneel 12 en het voorpaneel 3, waarbij de vijfde vouwlijn 21 ongeveer samenvalt met de eerste vouwlijn 11 en de snede 8 geheel door de zegellip 9 wordt afgedekt.

Bij het eerste gebruik van de doos {na vulling) kan de zegellip 9 aan het van de vijfde vouwlijn 21 afgekeerde vrije einde 22 worden aangegrepen en naar voren en omhoog worden weggetrokken, waarbij de lijmverbinding van de zegellip 9 wordt verbroken. Nadat de zegellip 9 althans nagenoeg geheel van de strooiopeningsvoorziening 7 is weggetrokken kan de zegellip 9 langs de perforatielijn 10 worden afgescheurd. Doordat het dichtst bij de vrije zijde 17 van het tweede bovenpaneel 15 gelegen deel 20 van de perforatielijn 10 een hoek insluit met de eerste vouwlijn 11 wordt verhinderd dat met het lostrekken en -scheuren van de zegellip 9 tegelijker tijd het tweede bovenpaneel 15 van het eerste bovenpaneel 12 wordt losgetrokken.

In de in fig. 2 en 2a getoonde tweede uitvoeringsvari-ant van de doos en de bijbehorende plano is de strooiopenings-voorziening 7 aangebracht in een eerste vouwlijn 211 die het voorpaneel 3 en een eerste bovenpaneel 212 verbindt. Het tweede zijpaneel 6 is via een tweede vouwlijn 213, die zich haaks op de eerste vouwlijn 211 uitstrekt, verbonden met het voorpaneel 3, en via een evenwijdig aan de tweede vouwlijn 213 gelegen derde vouwlijn 214 met het achterpaneel 4. Een tweede bovenpaneel 215 is via een vierde vouwlijn 216, die zich haaks op de derde vouwlijn 214, en in de plano (fig. 2a) in het verlengde van de eerste vouwlijn 211 uitstrekt, verbonden met het achterpaneel 4, en komt verder in hoofdzaak overeen met het tweede bovenpaneel 15 zoals getoond in fig. 1.

Een eerste zijpaneel 5 is aan de van de derde vouwlijn 214 afgekeerde zijde van het achterpaneel 4 daarmee verbonden via een zesde vouwlijn 223. Een derde bovenpaneel 224 is via een zevende vouwlijn 225, die zich in de plano (fig. 2a) in het verlengde van de eerste 211 en vierde vouwlijn 216 uitstrekt, verbonden met het eerste zijpaneel 5. De zegellip 9 is via perforatielijn 10 met het derde bovenpaneel 224 verbonden.

De perforatielijn 10 strekt zich vanaf het snijpunt 226 van de zevende vouwlijn 225 en de aan de van de zesde vouwlijn 223 afgekeerde zijde van het eerste zijpaneel 5 gelegen langsrand 227 schuin over het derde bovenpaneel 224, ongeveer langs de diagonaal uit, waarbij het van het genoemde hoekpunt 226 afgekeerde einde van de perforatielijn enigszins gebogen is in de richting van de van de zevende vouwlijn 225 afgekeerde zijde van het derde bovenpaneel 224. De zegellip 9 strekt zich vanaf de perforatielijn 10 ongeveer evenwijdig aan de zevende vouwlijn 225 uit tot voorbij het verlengde van de aan de van de zesde vouwlijn afgekeerde zijde van het eerste zijpaneel 5 gelegen langsrand 227, en de vijfde vouwlijn 221 valt ongeveer samen met het verlengde van die langsrand 227.

Bij de doos in opgezette toestand, zoals getoond in fig 2, ligt het tweede bovenpaneel 215 onder het eerste boven paneel 212. De strooiopeningsvoorziening 7 komt overeen met de strooiopeningsvoorziening 7 zoals getoond in fig. 1. Het derde bovenpaneel 224 ligt vlak op het eerste bovenpaneel 212, waarbij de zegellip 9 aanligt tegen het eerste bovenpaneel 212 en het voorpaneel 3. De vijfde vouwlijn 221 valt daarbij ongeveer samen met de eerste vouwlijn 211 en de snede 8 wordt geheel door de zegellip 9 afgedekt.

Deze uitvoeringsvorm heeft het voordeel dat de zegellip 9 een relatief groot deel afdekt van de ribbe waarin de strooiopeningsvoorziening 7 is aangebracht, zodat eventuele manipulatie van de doos nog duidelijker zichtbaar zal zijn. Bovendien wordt door de schuin verlopende, en aan één einde enigszins gebogen vorm van de perforatielijn 10 een voordelige afscheurrichting verkregen.

Bij de in fig. 3 en 3a getoonde uitvoeringsvariant van de doos en plano is de strooiopeningsvoorziening 7 aangebracht in een eerste vouwlijn 311 die het voorpaneel 3 en een eerste bovenpaneel 312 verbindt. De in deze uitvoeringsvariant in hoofdzaak rechte zegellip 9 is via een perforatielijn 10 met het eerste bovenpaneel 312 verbonden aan de van de eerste vouwlijn 311 afgekeerde langsrand 328 daarvan, en strekt zich in hoofdzaak haaks op de eerste vouwlijn 311 uit in de daarvan afgekeerde richting langs de nabij de snede 8 gelegen langsrand 329 van het eerste bovenpaneel 312.

Bij de doos in opgezette toestand, zoals getoond in fig 3, ligt het eerste bovenpaneel 312 boven het tweede bovenpaneel 315. De strooiopeningsvoorziening 7 komt overeen met de strooiopeningsvoorziening 7 zoals getoond in fig. 1. De zegellip 9 is langs de perforatielijn 10 teruggevouwen over het eerste bovenpaneel 312 en ligt vlak op de bovenzijde daarvan. De zegellip 9 is voorzien van een met de eerste vouwlijn 311 samenvallende vijfde vouwlijn 321, en het, aan de van het eerste bovenpaneel 312 afgekeerde zijde van de vijfde vouwlijn 321 gelegen deel 322 van de zegellip 9 ligt aan tegen het voorpaneel 3.

Deze uitvoeringsvariant van de doos volgens de uitvinding heeft het voordeel dat de perforatielijn 10, waarlangs de zegellip afgescheurd dient te worden, aan de achterzijde van de doos ligt, waarbij de afscheurrichting zodanig is gelegen dat wordt verhinderd dat één van de panelen van de doos bij het lostrekken en -scheuren van de zegellip wordt beschadigd of mee wordt losgetrokken.

Bij de in fig. 4 en 4a getoonde uitvoeringsvariant van de doos en plano is de strooiopeningsvoorziening 7 aangebracht in een eerste vouwlijn 411 die het voorpaneel 3 en het eerste bovenpaneel 412 verbindt. Een vierde bovenpaneel 430 is via een achtste vouwlijn 431, die zich in het verlengde van de eerste vouwlijn 411 uitstrekt, verbonden met het tweede zijpaneel 6. Het vierde bovenpaneel 430 is langs de zich in het verlengde van de tweede vouwlijn 413 uitstrekkende langsrand voorzien van een tweede uitsparing 432 die in hoofdzaak overeenkomt met de uitsparing 18 in het tweede bovenvlak 415.

Aan de, nabij de van de achtste vouwlijn 431 afgekeerde zijde van de tweede uitsparing 432 is overeenkomstig de in fig. 1 en la weergegeven wijze een zegellip 9 met het vierde bovenpaneel 430 verbonden. De zegellip 9 strekt zich vanaf de perforatielijn 10 in hoofdzaak evenwijdig aan de achtste vouwlijn 431 uit in de richting van het eerste bovenpaneel 412, en heeft aan de van het vierde bovenpaneel 430 afgekeerde zijde 422 van de vijfde vouwlijn 421 aan de naar de achtste vouwlijn 431 gekeerde zijde een enigszins gebogen langsrand.

Bij de doos in opgezette toestand, zoals getoond in fig. 4, ligt het vierde bovenpaneel 430 vlak op het eerste bovenpaneel 412, en ligt het tweede bovenpaneel 415 onder het eerste bovenpaneel 412. De strooiopeningsvoorziening 7 komt overeen met de strooiopeningsvoorziening 7 zoals getoond in fig. 1. De zegellip 9 is langs de vijfde vouwlijn 421 omgevouwen en ligt aan tegen het voorpaneel 3.

Bij de in fig. 5 en 5a getoonde uitvoeringsvariant van de doos en plano is de strooiopeningsvoorziening 7 aangebracht in een eerste vouwlijn 511 die het voorpaneel 3 en een eerste bovenpaneel 512 verbindt. De zegellip 9 is via een perforatieli jn 10 verbonden met het eerste zijpaneel 5. De perforatie- lijn 10 strekt zich uit vanaf het snijpunt 526 van de aan de van de zesde vouwlijn 523 afgekeerde zijde van het eerste zijpaneel 5 gelegen langsrand 527 en de zevende vouwlijn 525, langs een relatief klein gedeelte van die langsrand 527. De vijfde vouwlijn 521 strekt zich in het verlengde van de zevende vouwlijn 525 uit over de zegellip 9.

Bij de doos in opgezette toestand, zoals getoond in fig 5, ligt het eerste bovenpaneel 512 boven het tweede bovenpaneel 515. De strooiopeningsvoorziening 7 komt overeen met de strooiopeningsvoorziening 7 zoals getoond in fig. 1. De zegellip 9 is langs de vijfde vouwlijn 521 en langs de perforatie-lijn 10 omgevouwen, waarbij het vrije einde 522 van de zegellip 9 op het eerste bovenpaneel 512 is gevouwen, en het overige deel van de zegellip 9 aanligt tegen het voorpaneel 3.

Deze uitvoeringsvariant van de doos volgens de uitvinding heeft het voordeel dat voor de zegellip relatief weinig extra materiaal nodig is en dat de afscheurrichting langs één van de staande ribben is gelegen, waardoor wordt verhinderd dat één van de panelen bij het lostrekken en -scheuren van de zegellip 9 mee wordt losgetrokken of anderszins beschadigd.

Bij de in fig. 6 en 6a getoonde uitvoeringsvariant van de doos en plano is de strooiopeningsvoorziening 7 aangebracht in een negende vouwlijn 632 die het voorpaneel 3 en een derde zijpaneel 633 verbindt. De zegellip 9 is via een perforatie-lijn 10 verbonden met het eerste zijpaneel 5. De negende vouwlijn 632 strekt zich evenwijdig aan de tweede vouwlijn 613 uit, en is aan de daarvan afgekeerde zijde van het voorpaneel 3 gelegen. Het eerste zijpaneel 5 is aan de van de zesde vouwlijn 623 afgekeerde langsrand 627 voorzien van een derde uitsparing 634, die in hoofdzaak overeenkomt met de uitsparing 18 in het tweede bovenvlak 15 in de plano volgens fig. la.

Aan de, nabij de zevende vouwlijn 625 gelegen zijde van de derde uitsparing 634 is overeenkomstig de in fig. 1 en la weergegeven wijze een zegellip 9 met het eerste zijpaneel 5 verbonden. De zegellip 9 strekt zich vanaf de perforatielijn 10 in hoofdzaak evenwijdig aan de zevende vouwlijn 625 uit in de van de zesde vouwlijn 623 afgekeerde richting. De zegellip 9 is voorzien van een vijfde vouwlijn 621 die nagenoeg samenvalt met de gedeeltelijk imaginaire langsrand 627 van het eerste zijpaneel 5. De zegellip 9 is bovendien voorzien van een tiende vouwlijn 635, die zich evenwijdig aan de vijfde vouwlijn 621 uitstrekt aan de van de zesde vouwlijn 623 afgekeerde zijde daarvan. Het, aan de van de vijfde vouwlijn 521 afgekeerde zijde van de tiende vouwlijn 635 gelegen vrije einde 636 van de zegellip is bij voorkeur vrij van lijm en vormt een lostreklip.

Bij de doos in opgezette toestand, zoals getoond in fig. 6, ligt het eerste zijpaneel 5 aan tegen de buitenzijde van het derde zijpaneel 633. De strooiopeningsvoorziening 7 komt overeen met de strooiopeningsvoorziening 7 zoals getoond in fig. 1. De zegellip 9 ligt daarbij aan tegen het derde zijpaneel 633 en het voorpaneel 3, waarbij de vijfde vouwlijn 621 ongeveer samenvalt met de negende vouwlijn 632. De lostreklip 636 ligt daarbij eventueel aan tegen het voorpaneel 3, maar is daarmee niet verbonden.

Deze uitvoeringsvariant heeft het voordeel dat de zegellip eenvoudig kan worden aangegrepen, teneinde de verzegeling te kunnen verbreken. Bovendien heeft de plano (fig. 6a) waaruit de doos (fig. 6) kan worden gevouwen het voordeel dat deze in hoofdzaak rechte, evenwijdige langsranden heeft, waardoor de plano met relatief weinig materiaalverlies uit een rechte strook kan worden vervaardigd.

Voor de fign. 7-8 geldt dat de strooiopening wordt gevormd door het wegnemen van een doosdeel 740, 840 dat wordt begrensd door de in zich gesloten perforatie- of scheurlijn 708, 808. Het ter vorming van de strooiopening wegneembare doosdeel 740, 840 strekt zich in twee panelen 3 en 12 uit en is, doordat het zich op een hoekribbe 11 bevindt, eenvoudig met de hand aangrijpbaar en daarmee wegneembaar. Aangezien de strooiopeningsvoorziening 7 in dit geval niet hersluitbaar is, is de zegellip 9 in een afsluitstand brengbaar waarin de, na het verwijderen van het doosdeel 740, 840 gevormde strooiopening in hoofdzaak is afgesloten. Teneinde de zegellip 9 in de afsluitstand te houden kan de doos zijn voorzien van een spleet 841 (zie fign. 8 en 8a) waarin de zegellip 9 in de afsluitstand is opgenomen. De spleet 841 kan zijn gevormd tussen twee, ten dele op elkaar gehechte panelen of paneelde-len 3 en 842. De spleet 841 kan ook zijn uitgevoerd als een insnijding in een wandpaneel, zodat althans een deel van de zegellip 9 zich in de afsluitstand in de doosbinnenruimte bevindt. In een alternatieve uitvoering kan de zegellip 9 zijn voorzien van een herklevend hechtmiddel, met behulp waarvan een hechtdeel 722 (zie fig. 7) van de zegellip 9 aan de voorwand 3 kan worden bevestigd. Eventueel kan de zegellip zijn voorzien van een extra vouwlijn 735 ter vorming van een los-treklip 736. In het in fig. 7 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld heeft de zegellip 9 de breedte en meer dan de lengte van een bovenpaneel van de doos. In het in fig. 8 en 8a weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is de zegellip 9 ten dele via een perfo-ratielijn 10 en ten dele via een vouwlijn 843 verbonden met een bovenpaneel 15 van de doos. De perforatielijn 10 is zodanig aangebracht dat deze dient te worden verbroken voor het uit de verzegelingspositie nemen van de zegellip 9. De zegellip 9 blijft met het bovenpaneel 15 verbonden via de vouwlijn 843. Een verbroken perforatie- of scheurlijn duidt op een verbroken verzegeling zodat het voor de consument duidelijk is of de verpakking al eens is geopend. Het spreekt vanzelf dat de zegellip 9 van de in figuren 1-6 weergegeven uitvoeringsvoor-beelden eveneens gedeeltelijk via een vouwlijn met het paneel waaraan de zegellip is meegevormd kan zijn verbonden. Doordat bij deze uitvoeringsvoorbeelden de strooiopeningsvoorziening 7 zelf afsluitbaar is, is de noodzaak echter niet zo groot voor het afsluiten van de opening met behulp van de zegellip 9. Derhalve is de verbinding van de zegellip 9 met het paneel waaraan het is meegevormd in deze uitvoeringsvoorbeelden telkens zodanig uitgevoerd dat de zegellip 9 na het verbreken van het zegel van de doos kan worden losgetrokken.

De uitvinding is geenszins beperkt tot de in de figuren gegeven uitvoeringsvormen. Zo kan de doos zijn voorzien van verschillende andersoortige strooiopeningen in een ribbe, of op een andere plaats. Bovendien kan de zegellip in een andere vorm worden uitgevoerd of aan een ander paneel, zoals bijvoorbeeld het derde zijpaneel worden meegevormd. Voorts zal het duidelijk zijn dat de perforatielijn en/of de zegellip zich in andere dan de getoonde richtingen kunnen uitstrekken, en de doos binnen het raam van de uitvinding allerlei andere vormen kan hebben dan de getoonde blokvorm.

Claims

1. Doos, gevouwen uit een plano met wand- en lijmpanelen, welke doos een in hoofdzaak gesloten vorm heeft en is voorzien van een strooiopeningsvoorziening (7), die zich in twee, via een hoekribbe op elkaar aansluitende wanddelen uitstrekt ter vorming van een strooiopening ter plaatse van de genoemde hoekribbe, met het kenmerk, dat althans één van de panelen van de plano is voorzien van een meegevormde zegellip (9) die in een verzegelingspositie de strooiopeningsvoorziening (7) zodanig afdekt dat vorming van de strooiopening is verhinderd.

2. Doos volgens conclusie ï, met het kenmerk, dat de strooiopeningsvoorziening (7) een, door een in zich gesloten scheur- of perforatielijn (708, 808) begrensd doosdeel (740, 840) omvat, dat zich in beide genoemde panelen (3, 12) uitstrekt en dat ter vorming van de strooiopening eenmalig weg-neembaar is, waarbij de zegellip (9), nadat de strooiopening is gevormd, in een afsluitstand brengbaar is waarin de strooiopening door de zegellip (9) althans in hoofdzaak is afgesloten.

3. Doos volgens conclusie 2, gekenmerkt door een spleet (841) waarin de zegellip (9) in de afsluitstand is opgenomen.

4. Doos volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de spleet (841) is gevormd tussen twee, ten dele op elkaar gehechte panelen of paneeldelen (3, 842).

5. Doos volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de spleet (841) door een insnijding (841) in een wandpaneel (12) is gevormd, zodat althans een deel van de zegellip (9) zich in de afsluitstand in de doosbinnenruimte bevindt.

6. Doos volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de zegellip (9) of het in de afsluitstand tegen de zegellip (9) aanliggende wandpaneel (3, 12) is voorzien van een herklevend hechtmiddel zodat de zegellip (9) telkens opnieuw in de afsluitstand de strooiopening afsluit.

7. Doos volgens één van de conclusies 2-6, met het kenmerk, dat de zegellip (9) met het paneel (15) waaraan het is meegevormd gedeeltelijk via een vouwlijn (843) en gedeeltelijk via een scheur- of perforatielijn (10) is verbonden, en waarbij de scheur- of perforatielijn (10) zodanig is aangebracht dat deze dient te worden verbroken voor het uit de verzegelingspositie nemen van de zegellip (9).

8. Doos volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de strooiopeningsvoorziening (7) is ingericht ter vorming van een afsluitbare strooiopening, waarbij de zegellip (9) die is meegevormd met één van de panelen van de doos met dat paneel is verbonden via een scheur- of perforatielijn (10), zodat de zegellip (9), na uit de verzegelingspositie te zijn gebracht, via de scheur- of perforatielijn (10) verwijderbaar is.

9. Doos volgens één der conclusies 1-8, met het kenmerk, dat mondingsranden (8, 708, 808) van de strooiopening door de zegellip (9) in de verzegelingspositie daarvan geheel zijn afgedekt en afgesloten.

10. Doos volgens één der conclusies 1-9, met het kenmerk, dat de zegellip (9) in de verzegelingsstand de strooiopening geheel vloeistofdicht afsluit.

11. Doos volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de scheur- of perforatielijn (10) een hoek insluit met de ribbe waarin de strooiopening is aangebracht.

12. Doos volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de zegellip (9) zich althans in over de strooiope-ningsvoorziening (7) gevouwen toestand in hoofdzaak dwars over de ribbe waarin de strooiopening is aangebracht uitstrekt.

13. Doos volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de zegellip (9) is voorzien van hechtmiddel.

14. Doos volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het hechtmiddel zodanig is aangebracht, dat, in de verzegelingspositie van de zegellip (9), de strooiopeningsvoorziening (7) en mondingsranden (8, 708, 808) daarvan vrij zijn van hechtmiddel .

15. Doos volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de zegellip (9) aan een van de vrije langsranden is voorzien van een daarmee bij voorkeur via een vouwlijn (635, 735. verbonden opentreklip (636, 736).

16. Doos volgens één der voorgaande conclusies, met het ken- * merk, dat de zegellip (9) in een over de strooiopeningsvoor-ziening (7) aangebrachte stand over ten minste een deel van één van de aan de strooiopening aansluitende panelen (312) is teruggevouwen.

17. Plano, in het bijzonder geschikt voor het vouwen van een doos volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat vanaf één van de panelen van de plano zich een daaraan meegevormde zegellip (9) uitstrekt.

18. Plano volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de zegellip (9) aan één van de lijmpanelen is gevormd.