NL9301543A - Pallet en inrichting voor de vervaardiging daarvan. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Pallet en inrichting voor de vervaardiging daarvan.

De uitvinding heeft betrekking op een pallet, in het bijzonder vlakke pallet voor tot een laadeenheid samen te stellen stukgoederen, met een pal 1 etdek uit een bladvormig materiaal en aan het palletdek aangebrachte steunvoeten, alsmede op een inrichting voor het vervaardigen van dergelijke pallets.

Met de uitvinding wordt beoogd voor de vormgeving van de steunvoet en zijn opstelling een bijzonder gunstig en eenvoudige oplossing voor te stellen, welke ook met geringe montagekosten verbonden is.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat als steunvoet een buisstuk is aangebracht, en op die plaatsen van het pal!etdek en/of eventuele palletsloffen, waarop het buisstuk met zijn eindzijde aanligt meerdere kruisgewijs ten opzichte van elkaar aangebrachte insnijdingen zijn aangebracht, waarbij de vrije einden van deze insnijdingen op met de inwendige contour van het buisstuk corresponderende lijnen liggen en in het steunvoet vormende buisstuk onder ombuigen van de door de insnijdingen gevormde sectoren een buisgedeelte klemmend is ingezet.

Verder heeft de uitvinding betrekking op een inrichting voor de vervaardiging van dergelijke pallets waarmede deze pallets efficiënt en goedkoop kunnen worden vervaardigd. Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt door de maatregel overeenkomstig conclusie 8.

Met een inrichting van deze soort kan niet slechts de vervaardiging van de stervormige insnijding en het invoegen van het binnenste buisstuk in het buitenste buisstuk zo te zeggen in een werkgang bewerkstelligd worden, maar kan volgens verdere vormgeving van de inrichting volgens de uitvinding ook alle aan een palletdek toegevoegde palletvoeten gelijktijdig vastgezet worden.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van in bijgaande figuren weergegeven mogelijke uitvoeringsvoorbeelden van de constructie volgens de uitvinding.

Fig. 1 toont de pallet in zijn in het vlak uitgebreide vorm (uitgestanst pallet).

Fig. 2 toont de voor gebruik gereed zijnde pallet in perspectief van boven gezien.

Fig. 3 toont de in fig. 2 weergegeven pallet in perspectief van onderen gezien.

Fig. 4 en 5 tonen details van de pallet op grotere schaal.

Fig. 6 toont een aanzicht op een persdoorn.

Fig. 7 toont een zij-aanzich op de persdoorn.

Fig. 8 toont een vooraanzicht op de inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 9 toont een zij-aanzicht op fig. 8 gezien in de richting van pijl A, waarbij ter wille van de overzichtelijkheid de transportorganen voor het bijplaatsen van de binnenste buisstukken zijn weggelaten.

Fig. 10 is een bovenaanzicht op de transporteur voor het toevoeren van het binnenste buisstuk.

Fig. 11 is een met fig. 8 overeenkomend aanzicht van de inrichting tijdens een ander tijdstip van de werking.

Fig. 12 is een bovenaanzicht op de machinetafel, gedeel telijk in doorsnede volgens lijn VII-VII in fig. 8.

Fig. 13 toont een detaildoorsnede door op de juiste wijze vastgelegde palletvoet met een buitenste en een binnenste buisstuk.

Het uitgangsmateriaal voor de vervaardiging van de pallet is bladvormig en bestaat op doelmatige wijze uit golfkarton. De pallet wordt uit een vlak uitgestanst deel, dat in fig. 1 in bovenaanzicht weergegeven is, vervaardigd. In dit uit een stuk bestaande uitgestanste deel vormt het middelste rechthoekige deel het palletdek 35. Strookvormige palletsloffen 36 zijn aan alle vier randen van het palletdek 35 aangebracht en met deze via ruggen 37 verbonden. De afmetingen (L en B) van het palletdek 35 zijn aangepast aan de desbetreffende eisen en kunnen ook overeenkomen met de geldende norm-voorschriften (DIN 15146). De in fig. 1 aangegeven streeplijnen 38 en 39 duiden de buigkanten aan, die evenwijdig aan de langsassen van de desbetreffende strookvormige palletsloffen verlopen en waarom de genoemde delen (ruggen 37 en palletsloffen 36) worden omgebogen om de pallet voor gebruik gereed te maken. De ruggen 37 worden daarbij ten opzichte van het palletdek 35, evenals ook de palletsloffen 36 ten opzichte van de ruggen 37, telkens in dezelfde richting omgebogen, zodat de ruggen 37 respectievelijk hun vlakken haaks staan op het palletdek 35 en de pall etsloffen 36 evenwijdig aan het palletdek 35 liggen. Dit blijkt uit de perspectivische aanzichten in de figuren 2 en 3.

Om de palletsloffen 36 op afstand te houden van het palletdek 35 zijn steunvoeten 40 aangebracht. Deze steunvoeten 40 liggen met hun eindzijden bij de gereed gevouwen en voor gebruik gereed zijnde pallet op die plaatsen, die in fig. 1 met een cirkellijn 41 gemarkeerd en aangeduid zijn.

In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zijn deze steunvoeten 40 ieder gevormd door een buisstuk 42 met een cirkel vormige doorsnede. Aan de met de cirkellijnen 41 gemarkeerde plaatsen zijn nu in het palletdek 35 respectievelijk in de palletslof 36 meerdere kruisgewijs ten opzichte van elkaar aangebrachte insnijdingen 43 aangebracht (fig. 4), waarvan de buitenste einden op een lijnenfiguur, hier op een cirkellijn 41, liggen, welke overeenkomend met de inwendige contour van het buisstuk 42 verloopt. Deze lijnenfiguur is doelmatig als kerflijn of ingeperste lijn uitgevoerd. Door deze insnijdingen 43 worden sektoren 44 verkregen, die praktisch vrijgestanste oren vormen.

Voor de montage van de steunvoeten 40 worden nu telkens in de tussen palletdek 35 en palletsloffen 36 ingelegde buisstukken 42 vanaf de eindzijde buisgedeelten 45 ingevoegd, waarbij beide buisgedeelten 45 op doelmatige wijze even lang zijn en de som van hun lengtes overeenkomt met de hoogte van het buisstuk 42. Dit invoegen of indrukken of inpersen geschiedt onder het ombuigen van de door de insnijdingen 43 verkregen secotren 44, die nu tussen deze buisstukken liggen, zoals afgebeeld in fig. 5. De afmetingen van de hier samenwerkende delen zijn daarbij zo gekozen, dat de in werkverbinding met elkaar tredende delen klemmend bijeen gehouden zijn. Het ligt binnen het raam van de uitvinding hier eventueel nog kleefmiddelen in te brengen. De buisgedeelten 45 respectievelijk hun axiale lengtes kunnen ook telkens een weinig groter zijn dan de halve lengte van het buisstuk 42; op doelmatige wijze zijn ze groter over de dikte van het materiaal, dat het palletdek respectievelijk de palletsloffen vormt. Dit is ook in fig. 5 weergegeven. Daardoor kunnen deze ingevoegde buisgedeelten 45 ook belastingen overnemen respectievelijk steunvoeten 40 als geheel versterken.

Op doelmatige wijze worden buisstukken 42 en buisgedeelten 45 gekozen met cirkelvormige doorsnede. Het is echter mogelijk buisstukken en buisgedeelten met een daarvan afwijkende doorsnede toe te passen, bijvoorbeeld vierkante doorsneden of elliptische doorsneden of ook veelhoekige doorsneden. Daardoor wordt echter naar huidige kennis en ervaring ten opzichte van buisstukken met cirkel vormige doorsnede geen voordeel verkregen, althans niet wat betreft de montage van deze delen. Meerhoekige steunvoeten kunnen ten opzichte van cylindrische steunvoeten eventueel een hogere belastbaarheid bezitten, vooropgesteld dat zij dezelfde wanddiktes bezitten en uit dezelfde materialen zijn vervaardigd.

De hier als uitvoeringsvoorbeeld getoonde en beschreven pallet bezit buiten het palletdek 35 en de steunvoeten 40 ook pallet-sloffen 36, die met het palletdek 35 via de ruggen 37 zijn verbonden. Het ligt binnen het raam van de uitvinding deze ruggen 37 en de palletsloffen 36 weg te laten, zodat de pallet slechts uit het palletdek 35 en de steunvoeten 40 bestaat.

De hieronder staan uiteenzettingen hebben betrekking op de inrichting voor het vervaardigen van pallets, die slechts uit palletdek 35 en steunvoeten 40 bestaan. De persdoorn 1 bestaat uit een eerste cylindrisch gedeelte 2, waarvan de diameter ongeveer overeenkomt met de inwendige diameter van het binnenste buisstuk 45 van de palletvoet 40 (fig. 13) en waarvan de kegel vormige eindzijde 3 meerdere stervormig aangebracht sneden 4 draagt, die op een denkbeeldige kegelmantel liggen. De axiale lengte van het cylindrische gedeelte 2 komt ongeveer overeen met de hoogte van het binnenste buisstuk 45; doelmatig is zij een weinig langer dan deze. Op dit cylindrisch gedeelte 2 sluit naar boven een verder gedeelte 5 aan, waarvan de diameter groter is dan die van het gedeelte 2, zodat daardoor een aanligschouder 6 voor het door het gedeelte 2 op te nemen buisstuk 45 wordt gevormd.

De uitvinding bezit een plaatsvaste machinetafel 7 in het middengedeelte waarvan een hier in de omtrek gesloten verticaal staand raam 8 is vastgelegd, waarvan een bovenste horizontaal been 9 een zuiger-cylinder-eenheid 10 draagt, aan de zuiger waarvan een horizontaal liggend draagraam 11 bevestigd is met verticale geleidingsrails 12, die in overeenkomstige legers in het been 9 van het raam 8 glijdend gelegen zijn. Aan de onderzijde van het met de zuiger-cylinder-eenheid 10 in hoogterichting verstelbare draagraam 11 zijn nu meerdere persdoornen 1 bevestigd, waarvan de verdeling en het aantal overeenkomt met de verdeling en het aantal van de palletvoeten 44, die aan een palletdek 35 vast te zetten zijn.

Aan de machinetafel 7 zijn hier twee evenwijdig aan elkaar verlopende, in een horizontaal vlak liggende geleidingsrails 13 vastgelegd, waarop een opleginrichting 14 van een palletdek 35 in horizontale richting verschuifbaar is. Door deze verschuiving is de opleginrichting 14 in of buiten het slaggebied van het draagraam 11 met het persdoornen 1 te brengen.

De opleginrichting 14 bezit een horizontaal liggende plaat 15 waarop potvormige positioneringsorganen 16 zijn vastgelegd, die dienen voor het opnemen van de buitenste buisstukken 42 van de palletvoeten 40. Aan deze plaat 15 zijn ook naar boven gerichte staanders 18 bevestigd, die als aanslagen voor het op de eindzijden van de buisstukken 42 op te leggen palletdek 35 dienen. Deze aanslagen liggen in een horizontaal vlak waarin zich ook de bovenste eindzijden van de buitenste buisstukken 42, die in de potvormige positioneringsorganen 16 zijn ingevoegd, bevinden. In plaats van potvormige positioneringsorganen 16 zouden ook schijfvormige positioneringselementen kunnen worden aangebracht, maar ook stiftvormige, dus al die bouwkomponenten en bouwelementen, die geschikt zijn om de op te nemen buisstukken 42 in de juiste positie vast te kunnen houden. De plaat 15 of een in plaats daarvan aangebracht raam met de positioneringsorganen 16 wordt door een op de geleidingsrails 13 gelegen slede 20 gedragen en is via deze slede 20 in verticale richting via veren 21 elastisch afgesteund.

In het middengedeelte van de machinetafel 7 en wel aan de zijde van de rand, zijn meerdere blokvormige tegenlegers 22 in verticale opstelling aangebracht. De van de machinetafel 7 uit gemeten hoogte daarvan is een weinig kleiner dan de afstand van de onderzijde van de plaat 15 van de machinetafel 7.

Er wordt vooropgesteld, dat de hier te vervaardigen pallet in ieder van zijn hoekgebieden een palletvoet 40 draagt en verder een verdere palletvoet 40 in het midden van het palletdek 35 is aangebracht, dus in totaal vijf palletvoeten 40 moeten worden geplaatst.

In het verticale middenvlak van de machinetafel (fig. 12) zijn eveneens in verticale opstelling blokvormige tegenliggers 23 aangebracht, die echter een geringere hoogte bezitten dan de aan de zijde van de rand aangebrachte tegenlegers 22. Onder de in het midden liggende positioneringsorganen 16 op do plaat 15 zijn nu eveneens blokvormige tegenlegers 24 aangebracht, waarbij de som van de hoogtes van deze tegelegers 23 en 24 overeenkomt met de hoogte van de tegenlegers 22.

Dwars op de verschuifrichting van de opleginrichting 14 en daarboven en onder het zich in zijn onderste werkstand bevindende draagraam 11 (fig. Π) zijn aan de beide zijden van dit raam plaatsvaste, in hoofdzaak horizontaal verlopende transportorganen, op doelmatige wijze transportbanden 25 aangebracht, welke zich in de afbeeldingen volgens de fig. 8 en 11 telkens haaks op het vlak van tekening uitstrekken. Aan de ene eindzijde van deze transportbanden 25 zijn hier niet nader weergegeven toevoerinrichtingen aangebracht, via welke de binnenste buisstukken 45 voor de palletvoeten 40 van de transportbanden 25 ter beschikking te stellen zijn. Op die plaatsen van de beide transportbanden 25, van waaruit aan de aan het draagraam 11 aangebrachte persdoornen 1 dergelijke buisstukken 45 toe te voeren zijn, zijn inrichtingen voor het van elkaar scheiden in de vorm van aanslagen 27 evenals in de vorm van zuiger-cylinder eenheden 28 aangebracht, evenals telkens een toevoerschuif 29. Verder zijn aan de zijde van de transportbanden 25 respectievelijk de deze transportbanden dragende ramen, die naar het draagraam 11 toegekeerd zijn, toevoerinrichtingen 30, die verschillende aslengtes bezitten, gemakkelijk losmaakbaar bevestigd. Deze toevoerinrichtingen 30 bestaan telkens uit een paar horizontaal aangebrachte en op afstand van elkaar gelegen en tussen hun de binnenste buisstukken 45 opnemende geleidingsraiIs 31 waarvan de van de transportband 25 afgekeerde einden in een horizontaal vlak tangvormig ten opzichte van elkaar verzwenkbaar zijn. De tangvormige ten opzichte van elkaar verschuifbare einden van de geleidingsrails 31 liggen in de verschuifweg van de persdoornen 1.

Hieronder zal de werking van de hierboven beschreven inrichting nader worden uiteengezet, waarbij er van wordt uitgegaan, dat de de inrichting vormende bouwkomponenten, die hierboven zijn beschreven, zich in de in fig. 8 afgebeelde relatieve stand ten opzichte van elkaar bevinden.

Allereerst worden met de hand in de potvormige positioneringsorganen 16, die op de plaat 15 zijn vastgezet, de gereedgemaakte buitenste buisstukken 42 opgelegd respectievelijk ingebracht, in het hiervoor als voorbeeld vermelde geval vijf stuks, en dan wordt het palletdek 35 op de eindzijden van deze buisstukken 42 opgebracht, waarbij dit palletdek 35 door de met de staanders 18 verbonden aanslagen ten opzichte van deze buisstukken 42 eenduidig uitgericht is. Op de transportbanden 25 zijn intussen bij de stations voor het van elkaar scheiden buisstukken 45 aangekomen en door de toevoerschuiven 29 (fig. 10) zijn buisstukken 45 naar de tangvormig werkende einden van de geleidingsrails 31 van de toevoerinrichtingen 30 geschoven, die nu in de verschuifweg van de persdoornen 1 van het draagraam 11 liggen. Nu wordt de slede 20 (fig. 8) naar links verschoven of verplaatst, tot hij zich onder het draagraam 11 bevindt (fig. 11), waarop nu dit draagraam 11 met behulp van de zuiger-cylinder-eenheid 10 omlaag wordt bewogen. Daarbij bewegen de persdoornen 1 door de door de toevoerinrichtingen 30 opgestelde buisstukken 45, die daarbij aankomen tegen de aanslagschouder 6, terwijl in het verdere verloop de sneden 4 het palletdek 35 plaatselijk stervormig doorsnijden en dan de persdoornen 1 zover in de buisstukken 42 naar binnen bewegen, tot de eindzijden van de zo toegevoerde beide buisstukken 42 en 45 althans in hoofdzaak aansluitend ten opzichte van elkaar liggen (fig. 13). De door de stervormige insnijdingen gevormde afzonderlijke oren zijn klemmend tussen de beide buisstukken 42 en 45 vastgehouden. Door de door de persdoornen 1 uitgeoefende druk wordt de plaat 15 tegen de kracht van de veren 21 een weinig samengedrukt, waarop de plaat 15 respectievelijk de positionerings-organen 16 zich tegen de tegenlegers 22, 23 en 24 aanleggen respectievelijk deze tegenlegers zo samenwerken, dat de slede 20 respectievelijk zijn geleidingen praktisch onbelast zijn door de persdruk en slechts die druk op te nemen hebben, die door de veren 21 wordt uitgeoefend. Deze druk is niet veel groter dan het gewicht van de plaat 15 met de positionerings-organen 16, de staanders 18 en de opgelegde delen 17 en 19 voor het vormen van het kasettendek.

Indien het palletdek 35 op de beschreven wijze doorgesneden is en de beide buisstuken 42 en 45 in elkaar zijn geschoven, waarbij daardoor de door de insnijdingen gevormde oren klemmend tussen de beide buisstukken 42 en 45 liggen, dan wordt aansluitend het draagraam 11 met de persdoornen 1 terugbewogen en opgetild in de uitgangsstand (fig. 8) en wordt de slede 20 weer in zijn uitgangsstand (fig. 8) teruggebracht, terwijl de gereed zijnde pallet van de opleginrichting 14 wordt afgenomen. Intussen hebben de toevoerschuiven 29 nieuwe buisstukken 25 in het tangvormige eindgebied van de gel ei dingsrails 31 van de toevoerinrichting 30 geschoven en op de opleginrichting 14 worden nu nieuwe buisstukken 42 en een nieuw pal 1etdek 35 opgelegd, waarna de hierboven beschreven handeling herhaald kan worden.

De positioneringsorganen 16 en de persdoornen 1 zijn aan hun desbetreffende dragers in horizontale vlakken verstelbaar aangebracht, zodat de pallets met verschillende opstelling en met verschillend aantal van buisvormige palletvoeten kunnen worden vervaardigd. Op grond hiervan zijn ook toevoerinrichtingen 30 met verschillende aslengtes aangebracht en deze afzonderlijke toevoerinrichtingen 30 zijn gemakkelijk losmaakbaar aan de langszijden van de transportbanden 25 bevestigd. Het tangvormig uitgevoerde einde van de geleidingsrails van deze toevoerinrichtingen moeten telkens in de verschuifweg van een persdoorn liggen, opdat de persdoorn bij het omlaag bewegen een buisstuk 45 kan opnemen. Daardoor zijn de toevoerinrichtingen 30 aan te passen aan de desbetreffende opstelling van de persdoornen 1 op het draagraam 11.

Fig. 12 toont een bovenaanzicht op de machinetafel 7 met de tegenlegers 22 en 23. Momenteel worden twee pallets van bepaalde genormaliseerde groottes vervaardigd en toegepast en de hier uit de afbeelding volgens fig. 12 te ontnemen opstelling van de tegenlegers 22 en 23 is zo gekozen, dat met deze opstelling rekening kan worden gehouden met beide genormaliseerde groottes; ook willekeurig andere verdelingen van de palletvoeten zijn echter denkbaar en mogelijk.

Met betrekking tot de persdoorn 1 werd in samenhang met het beschreven uitvoeringsvoorbeeld opgemerkt, dat zij cylindrisch zijn gevormd. Het is mogelijk voor deze persdoornen en voor de plaatvoeten ook andere doorsnedevormen te benutten, bijvoorbeeld meerhoekige of ovale. Ofschoon verder hierboven vermeld is, dat de buitenste buisstukken 42 met de hand in de inrichting worden ingelegd, kan het inleggen van deze buitenste buisstukken 42 ook met een automatisch werkend mechanisme worden bewerkstelligd.

Om te verhinderen, dat het ingelegde palletdek 35 bij het omlaag bewegen van de persdoornen doorbuigt of bij aansluitend terugbewegen van de persdoornen van zijn oplegging afgetild wordt, kan een aandrukorgaan voor het palletdek worden aangebracht. Een dergelijk aandrukorgaan is op doelmatige wijze plaatvormig uitgevoerd. Dit plaat- vormig aandrukorgaan is dan zo groot als het palletdek en bezit een aantal doorsteekopeningen voor de persdoornen 1.

Een dergelijk plaatvormig aandrukorgaan kan in het middengedeelte van de inrichting omhoog en omlaag beweegbaar opgesteld zijn. In zijn uitgangsstand bevindt het zich dan in een ruimte tussen de persdoornen 1 en onder de transportbanden 5 en boven het opgelegde palletdek 35 (fig. 9). Indien de slede 20 met het opgelegde palletdek 35 in zijn werkstand is bewogen, dan wordt dit plaatvormig aandrukorgaan op het palletdek 35 omlaag bewogen en hier vastgehouden, waarbij het daar zo lang blijft, tot de persdoornen weer in hun bovenste uitgangsstand terugbewogen zijn. Terwille van de overzichtelijkheid is echter is de bijgaande figuren, die een mogelijke uitvoeringsvorm van de uitvinding veraanschouwelijken, het plaatvormige aandrukorgaan niet weergegeven.

De getoonde en beschreven inrichting werkt met verticaal verplaatsbare persdoornen 1. Het zal ook denkbaar zijn de inrichting als geheel over 90° te verdraaien, zodat de persdoornen in horizontale richting worden verschoven, waarbij dan het palletdek 35 "staand" in de inrichting naar binnen wordt bewogen.

Claims (22)

1. Pallet, in het bijzonder vlakke pallet voor tot een laadeenheid samen te stellen stukgoederen met een pal 1etdek uit een bladvormig materiaal en met aan het pal 1etdek aangebrachte steunvoeten, met het kenmerk, dat als steunvoet (40) een buisstuk (42) is aangebracht en op die plaatsen van het palletdek (35) en/of eventuele palletsloffen (36), waartegen het buisstuk (42) met een eindzijde aanligt, meerdere kruisgewijze ten opzichte van elkaar aangebrachte insnijdingen (43) zijn aangebracht, waarbij de vrije einden van deze insnijdingen (43) op een met de inwendige contour van het buisstuk (42) corresponderende lijnenfiguur (41) liggen en in het de steunvoet vormende buisstuk (42) onder ombuigen van de door de insnijdingen (43) gevormde sectoren (44) een buisgedeelte (45) klemmend is ingezet.

2. Pallet volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat aan beide eindzijden van het als steunvoet (40) dienende buisstuk (42) buisgedeelten (45) zijn ingezet.

3. Pallet volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de axiale lengtes van de bij een steunvoet (40) behorende buisgedeelten (45) even lang zijn.

4. Pallet volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de axiale lengte van een buisgedeelte (45) overeenkomt met de halve lengte van het als steunvoet (40) dienende buisstuk (42), bij voorkeur een weinig groter dan deze is.

5. Pallet volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de de vrije einden van de insnijdingen (43) verbindende lijnenfiguur (41) is uitgevoerd als kerf- of indruklijn.

6. Pallet volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de doorsnede van het buisstuk respectievelijk van de buisgedeelten cirkel symmetrisch of ten minste ten opzichte van twee haaks op elkaar staande assen symmetrisch is.

7. Pallet volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de axiale lengte van een buisgedeelte (45) over de dikte van het materiaal van het palletdek (35) respectievelijk van de palletslof (36) groter is dan de halve lengte van het buisstuk (42).

8. Inrichting voor het vervaardigen van pallets met een palletdek en met uit in elkaar gestoken buisstukken gevormde palletvoeten tussen welke uit het palletdek rosetachtig uitgestanste oren onder vorming van een perspassing zijn ingeklemd volgens een van de conclusies 1 tot 7, met ten minste een opleginrichting voor het opleggen van het palletdek en met daaronder aanwezige positioneringsorganen voor de opstelling van de buitenste buisstukken en met ten minste een met een van de positioneringsorganen in lijn liggende opstelling te brengen axiaal verschuifbare persdoorn met een schacht voor het opnemen van het binnenste de palletvoet vormende buisstuk, waarbij de diameter van de schacht overeenkomt met de inwendige diameter van het binnenste buisstuk en de lengte van deze schacht groter is dan de axiale lengte van het binnenste buisstuk en het op de schacht op te schuiven binnenste buisstuk met zijn ene eindkant tegen een op de schacht aangebrachte, bij voorkeur door een diameter-vergroting gevormde schouder aan te leggen is, met het kenmerk, dat aan de eindzijde van de persdoorn (1) meerdere, in stervormige opstelling aangebrachte, op de mantel van een denkbeeldige kegel liggende messen (4) aangebracht zijn en het deze messen (4) bezittende deel van de persdoorn (1) bij op deze opgeschoven binnenste buisstuk (45) voor diens eindzijde ligt en de hartlijn van de kegel in lijn liggend met de hartlijn van de schacht ligt.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat meerdere persdoornen (1) met verticale as op een horizontaal, in verticale richting verstelbaar draagraam (11) zijn aangebracht.

10. Inrichting volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat zijdelings van het in verticale richting verstelbare, de persdoorn (1) dragende draagraam (11) -ten minste een horizontaal verlopend transport-orgaan, bij voorkeur een transportband (25) met een met het aantal van de op het draagraam (11) aangebrachte persdoorn (1) overeenkomend aantal scheidingsinrichtingen aangebracht is, en aan de naar het draagraam (11) toegekeerde zijde van het transportorgaan toevoerinrichtingen (30) zijn aangebracht, met welke de door het transportorgaan toegevoerde binnenste buisstukken (45) in de verschuifweg van de afzonderlijke persdoornen (1) te brengen zijn.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat aan ten minste twee aan elkaar evenwijdige zijden van het verticale verstelbare draagraam (11) transportorganen, bij voorkeur transportbanden (25) zijn aangebracht en de scheidingsinrichtingen zijn gevormd door zuiger-cylinder-eenheden (28), waarvan de hartlijnen haaks op de trans-portrichting van de transportband staan, en iedere scheidingsinrichting door ten minste twee zuiger-cylinder-eenheden (28, 29) is gevormd.

12. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de toevoerinrichtingen (30) telkens uit een paar horizontaal aangebrachte en op afstand van elkaar gelegen, tussen zich de binnenste buisstukken (45) opnemende geleidingsrails (31) bestaan, waarvan de van het transport-orgaan (25) afgekeerde einden in een horizontaal vlak tangvormig ten opzichte van elkaar verzwenkbaar zijn.

13. Inrichting volgens een der conclusies 10-12, met het kenmerk, dat toevoerinrichtingen (30) van verschillende aslengtes zijn aangebracht en de afzonderlijke toevoerinrichtingen (30) gemakkelijk losmaakbaar bevestigd zijn aan de langszijde van het transportorgaan (25).

14. Inrichting volgens een van de conclusies 8 tot 13, met het kenmerk, dat onder het verticaal verstelbare raam (11) een plaatsvaste machinetafel (7) is aangebracht waarop een opleginrichting (14) voor het palletdek (35) horizontaal verschuifbaar gelegerd is en door de horizontale verschuiving de opleginrichting (14) in of buiten het slaggebied van het draagraam (11) voor de persdoorn (1) te brengen is.

15. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de opleginrichting (14) een horizontaal liggend raam of een horizontaal liggende plaat (15) bezit waarop pot- of schijfvormige positionerings-organen (16) voor het opnemen van de buitenste buisstukken (42) zijn aangebracht en dit raam respectievelijk deze plaat (15) aanslagen bezit, welke het op de buisstukken opgelegde palletdek (35) positioneren en deze aanslagen in een horizontaal vlak liggen waarin zich de bovenste eindzijden van de op de positioneringsorganen (16) op te leggen buitenste buisstukken (42) bevinden.

16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat het de pot- of schijfvormige positioneringsorganen (16) bezittende raam op een ten opzichte van de machinetafel horizontaal verplaatsbaar slede (20) aangebracht en ten opzichte van deze slede (20) in verticale richting verend afgesteund is.

17. Inrichting volgens een van de conclusies 8 tot 16, met het kenmerk, dat onder de positioneringsorganen (16) voor de opname van de buitenste buisstukken (42) ten minste bij onder het de persdoornen (1) dragende raam (11) geplaatste slede (20) tegenlegers (22, 23) zijn aangebracht, die de positioneringsorganen (16) bij de door de persdoornen (1) uitgeoefende verticaal werkende persdruk ten opzichte van de machinefatel (7) afsteunen.

18. Inrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de afsteunende tegenlegers (23, 24) in druk opnemende verticale richting meerdelig zijn uitgevoerd.

19. Inrichting volgens conclusie 17 of 18, met het kenmerk, dat de tegenlegers (22) voor de aan de zijde van de rand aangebrachte positioneringsorganen uit een stuk uitgevoerd en op de machinetafel (7) vastgelegd zijn.

20. Inrichting volgens een der conclusies 17-19, met het kenmerk, dat de tegenlegers (23, 24) voor de in het midden liggende positioneringselementen meerdelig zijn uitgevoerd, waarbij de ene delen (23) van de tegenlegers aan de machinetafel (7) en de andere delen (24) aan de onderzijde van de in het midden liggende positioneringsorganen zijn vastgelegd.

21. Inrichting volgens een van de conclusies 8 tot 20, met het kenmerk, dat de positioneringsorganen (16) en de persdoornen (1) in horizontale vlakken verstelbaar en vastzetbaar zijn.

22. Inrichting volgens een van de conclusies 8 tot 20, met het kenmerk, dat aan de plaatsvaste machinetafel (7) een C-vormig of aan de omtrek gesloten verticaal staand raam (8) bevestigd is, aan wiens bovenste horizontale been (9) de geleidings- en verstelinrichtingen (10, 12) voor het de persdoornen (1) dragende raam (11) zijn aangebracht.