NL9201020A

NL9201020A - Slangensysteem alsmede verbindingsmiddel voor een slangensysteem bij een inrichting voor het beademen van patienten.

Info

Publication number: NL9201020A
Application number: NL9201020A
Authority: NL
Original assignee: Physio B V
Priority date: 1992-06-10
Filing date: 1992-06-10
Publication date: 1994-01-03

Description

Slangensysteem alsmede verbindingsmiddel voor een slangensysteem bij een inrichting voor het beademen van patiënten.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een slangensysteem alsmede een verbindingsmiddel voor een slangensysteem bij een inrichting voor het beademen van patiënten.

Een slangensysteem bij een beademingsinrichting is bekend. Voor de aansluiting van de patient op een beademingsinrichting of anesthesieinrichting wordt gebruikt gemaakt van een tracheale buis, welke bij de patient wordt geintubeerd, en welke is aangesloten op een Y-stuk of een M-stuk, dat is verbonden aan het verdere inademings- en uitademings-slangenstelsel van de beademingsinrichting. Voor de verbinding van de tracheale buis aan het Y-stuk wordt gebruik gemaakt van een conusverbinding. De aard van deze verbinding brengt met zich dat deze vast danwel minder vast kan zijn, afhankelijk van de bij het in elkaar voegen van de conische verbindingsdelen uitgeoefende druk.

Wanneer, bijvoorbeeld bij de verplaatsing van de patient, tegen het slangensysteem wordt geduwd of daaraan wordt getrokken, bestaat het risico dat de patient van het beademingssysteem en daarmee van de luchttoevoer wordt losgekoppeld. Meer in het bij zender kan als gevolg van een onwillekeurig op het slangensysteem uitgeoefende trekkracht de patient worden geëxtubeerd, hetgeen tamelijk moeilijk is te herstellen, en hetgeen kan leiden tot de dood van de patient.

De uitvinding beoogt dit bezwaar van het bekende slangensysteem te ondervangen.

Het slangensysteem volgens de uitvinding vertoont daartoe het kenmerk, dat dit is voorzien van middelen met behulp waarvan dit bij het overschrijden van een bepaalde, daarop uitgeoefende trekkracht op een bepaalde plaats wordt onderbroken.

Volgens een verder kenmerk van het slangensysteem volgens de uitvinding, is dit voorzien van middelen met behulp waarvan bij het overschrijden van een bepaalde, op het slangensysteem uitgeoefende trekkracht, in het slangensysteem de tracheale buis wordt losgekoppeld van het Y-stuk.

Het verbindingsmiddel voor een slangensysteem bij een beadsningsinrichting volgens de uitvinding vertoont het kenmerk, dat dit is voorzien van middelen met behulp waarvan dit bij het overschrijden van een bepaalde, op het slangensysteem uitgeoefende trekkracht op een bepaalde plaats wordt onderbroken.

Volgens een volgend kenmerk van het verbindingsmiddel volgens de uitvinding, is dit voorzien van middelen met behulp waarvan dit in het slangensysteem van een beademingsïnrichting de verbinding kan vormen tussen de tracheale buis en het Y-stuk, en waarbij dit verder is voorzien van middelen met behulp waarvan dit bij het overschrijden van een bepaalde op het slangensysteem uitgeoefende trekkracht, op een bepaalde plaats wordt onderbroken, en waarbij de tracheale buis wordt losgekoppeld van het Y-stuk.

In tegenstelling tot het bekende slangensysteem wordt met het slangensysteem volgens de uitvinding bereikt, dat in geval daarop per ongeluk een trekkracht wordt uitgeoefend, welke bij de bekende slangensystemen zou resulteren in een onopzettelijke extubatie van de patient, bij dit slangensysteem die extubatie niet plaats vindt, en de onderbreking alleen daar gebeurt waar deze relatief gemakkelijk is te herstellen.

Volgens een kenmerk van het verbindingsmiddel volgens de uitvinding, kunnen de middelen met behulp waarvan dit kan worden onderbroken zijn gevormd door een eerste en een tweede buisvormig element, welke beiden bestaan uit enerzijds een koppelgedeelte en anderzijds een aansluitgedeelte voor de aansluiting op het slangensysteem van de beademingsinrichting, en waarbij de koppelgedeelten zodanig zijn gevormd, dat het koppelgedeelte van het eerste buisvormige element in het koppelgedeelte van het tweede buisvormige element kan worden gevoegd, waarbij het koppelgedeelte van het tweede element aan de binnenkant over zijn omtrek is voorzien van een uitsparing welke samenwerkt met een op het koppelgedeelte van het eerste element aangébrachte verdikking, zodanig dat in samengevoegde toestand de verdikking op het eerste element is opgenomen in de uitsparing in het tweede element, en het eerste element in het tweede element wordt geklemd.

Volgens een verder kenmerk van het verbindingsmiddel volgens de uitvinding, is het koppelgedeelte van het tweede element overlangs voorzien van een opening, met behulp waarvan het in uit elkaar brengen van de elementen wordt vergemakkelijkt.

Bij een doelmatige uitvoeringsvorm van het verbindingsmiddel volgens de uitvinding, is de in het koppelgedeelte van het tweede element aangebrachte uitsparing, en de daarmee samenwerkende verdikking op het koppelgedeelte van het eerste element, in een hoek gevormd, meer in bijzonder in een hoek van 90°.

Volgens een verder kenmerk van het verbindingsmiddel volgens de uitvinding, is het tweede buisvormige element voorzien van een afdichtingsring, waartegen in samengevoegde toestand het koppelgedeelte van het eerste buisvormige element met zijn buiseinde raakt, zodanig dat het eerste element lekdicht is verbonden met het tweede element.

Op gunstige wijze is, volgens een verder kenmerk van het . verbindingsmiddel volgens de uitvinding, het tweede element voorzien van middelen, met behulp waarvan de op het eerste element uitgeoefende klemkracht kan worden gevarieerd.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekening van een uitvoeringsvoorbeeld van het in het slangensysteem op te nemen verbindingsmiddel.

Figuur 1 tocnt het verbindingsmiddel, met de twee buisvormige elementen in losgekoppelde toestand.

Figuur 2 toont de twee elementen in samengevoegde toestand.

Het verbindingsmiddel vormt in het slangenstelsel bij voorkeur de verbinding tussen het Y-stuk of M-stuk enerzijds en de tracheale buis anderzijds.

Zoals in figuur 1 is weergegeven, worden de middelen voor het onderbreken van het verbindingsmiddel gevormd door een eerste buisvormig element 1 en een tweede buisvormig element 2, welke beiden bestaan uit enerzijds een koppelgedeelte 3 resp. 4 en anderzijds een aansluitgedeelte 5 resp. 6 voor de aansluiting op het slangensysteem van de beademingsinrichting.

De koppelgedeelten zijn zodanig gevormd, dat het koppelgedeelte 3 van het eerste buisvormige element 1 in het koppelgedeelte 4 van het tweede buisvormige element 2 kan worden gevoegd, waarbij het koppelgedeelte 4 van het tweede element 2 aan de binnenkant over zijn ontrek is voorzien van een uitsparing 7 welke samenwerkt met een op het koppelgedeelte 3 van het eerste element 1 aangebrachte verdikking 8.

Zoals in de figuren is weergegeven, zijn de uitsparing en de verdikking gevormd in een hoek, meer in het bijzonder in een hoek van 90°.

Zoals in figuur 2 is weergegeven, is in samengevoegde toestand de verdikking 8 op het eerste element 1 opgenomen in de uitsparing 7 in het tweede element 2, en waarmee het eerste element 1 in het tweede element 2 wordt gekiend.

Het koppelgedeelte 4 van het tweede element 2 is overlangs voorzien van een opening 9 ter vergemakkelijking van het in en uit elkaar brengen van de elementen.

Het koppelgedeelte 3 van het eerste element 1 versmalt zich naar zijn buiseinde toe conisch.

Het koppelgedeelte 4 van het tweede buisvormige element 2 is voorzien van een afdichtingsring 10, waartegen in samengevoegde toestand het koppelgedeelte 3 van het eerste buisvormige element 1 met zijn buiseinde raakt, zodanig dat het eerste element lekdicht is verbonden met het tweede element.

De aansluitgedeelten 5 en 6 voor de aansluiting op het slangensysteem van de beademingsinrichting versmallen zich naar hun buiseinde toe conisch.

Het tweede element kan zijn voorzien van middelen, met behulp waarvan de op het eerste element uitgeoefende klemkracht en daarmee de vastheid van de verbinding tussen de twee elementen kan worden gevarieerd.

Claims

1. Slangensysteem bij een inrichting voor het beademen van patiënten, met het kenmerk, dat dit is voorzien van middelen, met behulp waarvan dit bij het overschrijden van een bepaalde, daarop uitgeoefende trekkracht op een bepaalde plaats wordt onderbroken.

2. Slangensysteem bij een inrichting voor het beademen van patiënten, met het kenmerk, dat dit is voorzien van middelen met behulp waarvan bij het overschrijden van een bepaalde, op het slangensysteem uitgeoefende trekkracht, in het slangensysteem de tracheale buis wordt losgekoppeld van het Y-stuk.

3. Verbindingsmiddel voor een slangensysteem bij een beademingsinrichting, met het kenmerk, dat dit is voorzien van middelen met behulp waarvan dit bij het overschrijden van een bepaalde, op het slangensysteem uitgeoefende trekkracht op een bepaalde plaats wordt onderbroken.

4. Verbindingsmiddel volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat dit is voorzien van middelen met behulp waarvan . dit in het slangensysteem de verbinding kan vormen tussen de tracheale buis en het Y-stuk, en waarbij dit verder is voorzien van middelen met behulp waarvan dit bij het overschrijden van een bepaalde, op het slangensysteem uitgeoefende trekkracht, op een bepaalde plaats wordt onderbroken, en. waarbij de tracheale buis wordt losgekoppeld van het Y-stuk.

5. Verbindingsmiddel volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat dit wordt gevormd door een eerste en een tweede buisvormig element, welke beiden bestaan uit enerzijds een kapelgedeelte en anderzijds een aansluitgedeelte voor de aansluiting op het slangensysteem van de beademingsinrichting, en waarbij de koppelgedeelten zodanig zijn gevormd, dat het koppelgedeelte van het eerste buisvormige element in het koppelgedeelte van het tweede buisvormige element kan worden gevoegd, waarbij het koppelgedeelte van het tweede element aan de binnenkant over zijn crntrek is voorzien van een uitsparing welke samenwerkt met een op het koppelgedeelte van het eerste element aangebrachte verdikking, zodanig dat in samengevoegde toestand de verdikking op het eerste element is opgenomen in de uitsparing in het tweede element, en het eerste element in het tweede element wordt gesloten.

6. Verbindingsmiddel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het koppelgedeelte van het tweede element overlangs is voorzien van een opening.

7. Verbindingsmiddel volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de in het koppelgedeelte van het tweede element aangebrachte uitsparing, en de daarmee samenwerkende verdikking op het koppelgedeelte van het eerste element, in een hoek zijn gevormd.

8. Verbindingsmiddel volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de hoek 90° is.

9. Verbindingsmiddel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het tweede buisvormige element is voorzien van een afdichtingsring, waartegen in samengevoegde toestand het koppelgedeelte van het eerste buisvormige element met zijn buiseinde raakt, zodanig dat het eerste element lekdicht is verbonden met het tweede element.

10. Verbindingsmiddel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het tweede element is voorzien van middelen, met behulp waarvan de op het eerste element uitgeoefende insluitingskracht kan worden gevarieerd.

11. Verbindingsmiddel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het koppelgedeelte van het eerste element zich naar zijn buiseinde toe conisch versmalt.