NL9200313A

NL9200313A - Demper voor perslucht.

Info

Publication number: NL9200313A
Application number: NL9200313A
Authority: NL
Original assignee: Qe International B V
Priority date: 1992-02-19
Filing date: 1992-02-19
Publication date: 1993-09-16
Also published as: US5563382A; WO1993017273A1; DE69323302D1; EP0627059B1; ES2129516T3; AU672601B2; AU3769193A; DE69323302T2; EP0627059A1; CA2130254A1

Description

Demper voor perslucht.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een demper van het in de aanhef van conclusie 1 genoemde soort. Een dergelijke demper is bekend uit US-A-3.36l.227. De daarin beschreven en getoonde demper is in het bijzonder geschikt voor het dempen van uitlaatgeluid van een verbrandingsmotor. Omdat het rendement van verbrandingsmotoren van aanzienlijk belang is, dient naar een evenwicht gezocht te worden tussen de demping van het geluid en belemmering van de gasstroming. Daarbij wordt door het voor- of naschakelen van verdere dempers in demping van delen van het geluidsspectrum voorzien, die niet door de onderhavige demper worden omvat. Een dergelijke constructieve inspanning wordt enerzijds gerechtvaardigd door het daardoor optredende lagere verlies en is anderzijds mogelijk omdat met name in voertuigen veel lengte aanwezig is voor het opnemen van dergeljke dempers.

Dergelijke dempers zijn ongeschikt voor persluchtcompressoren. In de stand der techniek worden voor persluchtcompressoren met geluiddempend materiaal beklede dempers gebruikt. Dergelijke dempers hebben als voordeel, dat met een enkele demper een breed geluidsspectrum kan worden omvat. Daarbij is het effectief dempen van groter belang dan de belemmering van de gasstroming omdat op eenvoudige wijze, bijvoorbeeld door het vergroten van het motorvermogen van de motor, die de compressor aandrijft, stromingsverliezen kunnen worden gecompenseerd. Aan het gebruik van met glaswol of ander dempend materiaal beklede dempers kleeft echter het nadeel, dat dergelijke dempers niet meer in die zin te reinigen zijn, dat deze voldoen aan eisen gesteld in de voedselindustrie en in ziekenhuizen. Vaak is daarvoor een minimumvereiste, dat de dempers kunnen worden gesteriliseerd of doorspoeld kunnen worden met een desinfecterende vloeistof.

Het doel van de onderhavige uitvinding is in een demper te voorzien, die de bovenstaande nadelen niet heeft. Dit doel wordt bij een hierboven beschreven demper verwezenlijkt met de kenmerkende eigenschappen van conclusie 1.

Aan de uitvinding ligt het inzicht ten grondslag uitsluitend platen, schotten en andere delen op te nemen, die gemakkelijk gesteriliseerd kunnen worden. Daarbij is bovendien de uitvoering van het geluiddempende orgaan zodanig, dat in vergaande mate van demping van met name het laag-frequente geluid, dat door de compressor wordt voortgebracht, voorzien kan worden. Volgens een van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding beslaat het vrije dwarsdoorsnedeoppervlak tussen de plaat en de behuizing tussen 8 en 12# van het totale dwarsdoorsnedeoppervlak ter plaatse. Hoewel de spleet tussen behuizing en plaat plaatselijk of als langs de om trek uitstrekkende spleet verwezenlijkt kan worden, zijn volgens een van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding -aan twee tegenover liggende zijden van het dwarsschot platen op afstand liggend van de behuizing aangebracht.

Om in voldoende demping te voorzien bij anderzijds optimaal gebruik van de ruimte in de behuizing is volgens een van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding de lengte van de plaat ten minste 10# van de totale lengte van de behuizing.

Voor het verder dempen van het geluid kunnen verdere dempingmiddelen aanwezig zijn omvattende een zich vanaf de langshartlijn van de behuizing loodrecht daarop uitstrekkend dwarsorgaan, dat tenminste aan één zijde op afstand van de behuizing eindigt, waarbij het dwarsorgaan bij dat einde aan die zijde is voorzien van een zich in de richting van de uitlaat uitstrekkend plaatorgaan. Daardoor wordt een verdere dempende ruimte gevormd. De zo gevormde twee U-vormige dempers kunnen hetzij op afstand van elkaar liggen hetzij aan elkaar grenzen. Indien deze op afstand van elkaar liggen, kan daartussen een tussenschot worden geplaatst, dat op zijn beurt twee verdere kamers begrenst. Hierdoor wordt in een optimale demping voorzien. Voor het dempen van het hoogfrequente geluid kunnen tussen de plaatvormige organen zich in hoofdzaak loodrecht daarop uitstrekkende zeefschotten met openingen worden aangebracht. Voor optimale demping van het hoogfrequente geluid blijkt het van voordeel te zijn tenminste drie van dergelijke schotten op afstand van elkaar liggend aan te brengen, waarbij de onderlinge afstand tussen de schotten gaande naar het dwarsschot afneemt.

Voor verdere demping van het geluid omvat de uitlaat een in de behuizing stekende buis waarbij het vrije einde van de buis gesloten is en het deel van de wand van de buis, dat binnen de behuizing ligt van openingen is voorzien. Bij voorkeur hebben die openingen een diameter kleiner dan 3 mm.

De uitvinding zal hieronder aan de hand van een in de tekening afge-beeld uitvoeringsvoorbeeld nader verduidelijkt woren. Daarbij tonen:

Fig. 1 in perspectivisch aanzicht, gedeeltelijk opengewerkt, de demper volgens een uitvoering van de uitvinding;

Fig. 2 in zijaanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, de demper volgens de uitvinding met daarop aangebracht een compressor; fig. 3 een doorsnede volgens de lijn III-III van fig. 2 en fig. 4 een perspectief volgens fig. 1 van een verdere uitvoering volgens de uitvinding.

In fig. 1 is de demper volgens de uitvinding is in zijn geheel met 1 aangegeven. Deze demper bestaat uit een rechthoekige behuizing 2 voorzien van een inlaat 3 voor perslucht en een uitlaat 4. In de demper is een geluiddempend orgaan 5 opgenomen. Dit orgaan bestaat uit een gesloten dwarsschot 6 dat met de boven- en onderzijde aan de behuizing op luchtdichte wijze is bevestigd en zijdelings voorzien is van platen 7 die zich op afstand liggend van de zijwand van de behuizing 5 uitstrekken. Dit blijkt eveneens uit fig. 3 waar de betreffende spleet met 14 is aangegeven. Het einde van plaat 7 is enigszins omgezet om enerzijds het drukver-lies van de langsstromende hoeveelheid samengeperste lucht en/of gas te beperken en anderzijds de sterkte van de platen 7 tegen trillingen te vergroten. Het totale oppervlak van de spleet 14, d.w.z. in dit uitvoe-ringsvoorbeeld het totale oppervlak van de twee tegenover elkaar liggende spleten 14, ligt tussen 8 en 12# van het totale oppervlak van de dwarsdoorsnede van de behuizing op de plaats van deze platen 7· Het volume liggend tussen inlaat 3 en spleten l4 heeft een zodanige omvang dat door expansie van het daarin binnentredende gas een eerste geluiddemping ontstaat. Dit volume wordt bij voorkeur zodanig ontworpen, dat de lengte van de platen 7 10-30# van de totale lengte van de behuizing uitmaakt. De hier getoonde constructie van dempend orgaan en behuizing met daartussen begrensde spleten 14 is in het bijzonder geschikt voor het dempen van het laag frequente geluidsaandeel in het toegevoerde fluïdum. Voor demping van het hoogfrequente geluidsdeel is voorzien in met behulp van twee enigszins taps in de richting van de uitlaat 4 toelopende plaatorganen 9 bevestigde zeefschotten 8. Deze plaatorganen 9 zijn bevestigd aan dwars-orgaan 23- Uit de tekening blijkt, dat in dit voorbeeld drie zeefschotten 8 aanwezig zijn waarbij de onderlinge afstand naar dwarsschot 6 toe afneemt. Op deze wijze kan een bijzonder effectieve demping worden verkregen. Waarden van 15 db voor het hoogfrequente geluid, d.w.z. boven ongeveer 1000 Hz zijn gemeten. Plaatorganen 9. die de zeefschotten 8 daartussen opnemen, zijn enigszins in de richting van de uitlaat toelopend uitgevoerd om de uitstroomverliezen van het gas dat langs de platen 7 stroomt, zoveel mogelijk te beperken. Op dit dempend orgaan sluit een vrije ruimte van de behuizing aan waarin uitlaat 4 is aangebracht. Deze uitlaat bestaat uit een buis 10 die bij het einde 11, zoals in het bijzonder uit fig. 2 blijkt, afgesloten is. Daarbij is deze afsluiting enigszins gekromd uitgevoerd om daaraan maximale sterkte te geven. In de wand van de buis 10 zijn openingen 12 aangèbracht. Deze zijn zo klein mogelijk uitgevoerd en een praktisch realiseerbare grootte bleek ten hoogste 3 01113 te zijn. De hier getoonde behuizing is rechthoekig uitgevoerd voor het dragen van een compressor zonder dat verdere bevestigingsproblemen ont-staa. Deze compressor of elke ander positieve verdringingsinrichting is schematisch afgebeeld in fig. 2 en aangegeven met 15 terwijl de aandrijf-motor met 16 is aangegeven. De verbinding tussen de uitlaat 17 van de compressor en inlaat 3 is niet verder getoond en deze kan alle in de stand der techniek bekende middelen omvatten, zoals reduceer- en regelin-richtingen en filters en/of afscheiders.

In fig. 4 is een verdere uitvoering van de demper volgens de uitvinding afgebeeld. Daarbij is dwarsschot 6 niet verbonden met dwarsorgaan 23, zoals in de voorgaande figuren, maar is daartussen een tussenschot 20 geplaatst. Daardoor worden twee kamers 21 en 22 gecreëerd. Hierdoor wordt in een verdere demping van het laagfrequente deel van het geluid voorzien.

Hoewel de behuizing hier rechthoekig is afgebeeld, is het vanzelfsprekend dat deze elke andere vorm kan hebben, zoals vierkant, rond enz. Eveneens is het mogelijk dat spleet 14 zich langs een kleiner of groter deel van de omtrek van de behuizing uitstrekkend uit te voeren.

Deze en andere uitvoeringen worden voor degenen bekwaam in de stand der techniek voor de handliggend geacht na de bovenstaande beschrijving en liggen binnen het bereik van de onderhavige aanvrage. Eveneens is het mogelijk zowel de inlaat als de uitlaat in een andere positie op de behuizing aan te brengen.

Claims

1. Demper (1) omvattende een langwerpige behuizing (2) voorzien van een inlaat (3) en een uitlaat (4) met in de behuizing aangebracht tenminste een geluiddempend orgaan (5) omvattende een zich vanaf de langshartlijn van de behuizing loodrecht daarop uitstrekkend gesloten dwarsschot (6) dat tenminste aan een zijde op afstand van de behuizing eindigt, waarbij het dwarsschot bij dat einde aan die zijde voorzien is van een zich in hoofdzaak evenwijdig met de langshartlijn in de richting van de inlaat uitstrekkende plaat, met het kenmerk, dat de demper is ingericht voor het dempen van persluchtpulsen, dat het vrije dwarsdoorsnedeopper-vlak tussen de plaat en de behuizing kleiner is dan 15# van het totale dwarsdoorsnedeoppervlak van de behuizing ter plaatse van die plaat.

2. Demper volgens conclusie 1, waarbij dat vrije dwarsdoorsnedeoppervlak tussen 8 en 12# van het totale dwarsdoorsnedeoppervlak van de behuizing ter plaatse van de plaat is.

3. Demper volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij aan twee tegenover liggende zijden van het dwarsschot platen op afstand van de behuizing zijn aangebracht.

4. Demper volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de lengte van de plaat tenminste 10# van de totale lengte van de behuizing is.

5. Demper volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij verdere dempermiddelen aanwezig zijn, omvattende een zich vanaf de langshartlijn van de behuizing loodrecht daarop uitstrekkend dwarsorgaan (23) dat tenminste aan een zijde op afstand van de behuizing eindigt, waarbij het dwarsorgaan bij dat einde aan die zijde voorzien is van tenminste een zich in de richting van de uitlaat uitstrekkend plaatorgaan (9).

6. Demper volgens conclusie 5* waarbij aan twee tegenover liggende zijden van het dwarsorgaan plaatorganen (9) op afstand van de behuizing zijn aangebracht.

7· Demper volgens conclusie 5 of 6, waarbij zich vanaf de plaatorganen (9) in hoofdzaak loodrecht op de langshartlijn van de behuizing uitstrekkend tenminste een van openingen (13) voorzien zeefschot (8) aanwezig is.

8. Demper volgens conclusie 7, waarbij ten minste drie zeefschotten aanwezig zijn en waarbij de afstand tussen die zeefschotten gaande naar het dwarsorgaan afneemt.

9· Demper volgens een van de conclusies 5”8> waarbij het dwarsorgaan (23) grenst aan het dwarsschot (6).

10. Demper volgens een van de conclusies 5“8» waarbij tussen het dwarsschot en het dwarsorgaan een zich evenwijdig met de langshartlijn van de behuizing uitstrekkend tussenschot (20) is aangebracht, dat de ruimte tussen het dwarsorgaan en het dwarsschot in twee kamers (21,22) verdeelt.

11. Demper volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de uitlaat een in de behuizing stekende buis (10) omvat, waarbij het vrije einde (11) van de buis gesloten is en het deel van de wand van de buis, dat binnen de behuizing ligt van openingen (12) is voorzien.

12. Demper volgens conclusie 8, waarbij de diameter van de openingen kleiner dan 3 mm is.