NL9101963A - Verwarmingsinrichting. - Google Patents

Description

VERWARMINGSINRICHTING

De uitvinding betreft een inrichting voor het verwannen van een ruimte, zoals een woning, omvattende: een behuizing; een in die behuizing geplaatste brander; een aan de onderzijde van de behuizing aansluitende toevoer voor lucht vanuit de genoemde ruimte; een aan de bovenzijde van de behuizing aansluitende afvoer voor verbrandingsgassen, waarin eerste ventilatormiddelen zijn opgenomen; een aan de behuizing aansluitende toevoer voor buitenlucht, die via tweede ventilatormiddelen in verbinding staat met een afvoer voor buitenlucht voor toevoer daarvan aan de ruimte; en een warmtewisselaar, die aan zijn ene zijde wordt doorstroomd door hete verbrandingsgassen en aan zijn andere zijde door koude buitenlucht voor het verwarmen daarvan. Een dergelijke verwarmingsinrichting is bijvoorbeeld bekend uit Ep-A-0 148 988.

De uitvinding beoogt, een dergelijke verwarmingsinrichting zodanig uit te voeren, dat onder zelfs de meest uitlopende omstandigheden een aanzienlijke rendementsverhoging wordt verkregen.

Daartoe vertoont de inrichting volgens de uitvinding het kenmerk dat de behuizing is verdeeld in een onderste compartiment, waarin de brander is geplaatst, en een bovenste compartiment, waarin de warmtewisselaar is geplaatst, welke twee compartimenten zijn gescheiden door een wand met een eerste doorgang voor de verbrandingsgassen en een tweede doorgang met een terugslagklep, die zich opent bij een druk in het onderste compartiment die een bepaald bedrag hoger is dan die in het bovenste compartiment.

Bij voorkeur vertoont de inrichting het kenmerk dat de klep een van het drukverschil tussen de twee compartimenten afhankelijke doortocht bezit.

In het bijzonder kan deze uitvoering het kenmerk vertonen dat de klep door de zwaartekracht belast is. Bijvoorbeeld kan een dergelijke klep een scharnierbare plaat omvatten, die bij een drukverschil onder de vooraf gekozen waarde de tweede doorgang afsluiten. Gebruik zou kunnen worden gemaakt van een eventueel instelbaar contra-gewicht, waarmee de openingsdruk en eventueel de klepkarakteristiek kan worden gekozen. Desgewenst kan tevens gebruik worden gemaakt van additionele veermiddelen.

Een optimale verbranding is altijd verzekerd met een uitvoering die is gekenmerkt door meetmiddelen voor het meten van het drukverschil tussen de twee compartimenten en het op basis daarvan zodanig instellen van de ventilatormiddelen, dat het drukverschil constant wordt gehouden.

Deze uitvoering kan zodanig zijn ontworpen, dat de drukmeetmiddelen een in de scheidingswand aanwezige derde doorgang met een venturi omvatten en zijn ingericht voor het meten van het drukverschil daarover.

De uitstoot van N0X is zo klein mogelijk met een uitvoering, waarin de brander is omgeven door een mantel, die wordt omstroomd en daardoor gekoeld door de lucht vanuit de genoemde ruimte.

In een voorkeursuitvoering vertoont de inrichting volgens de uitvinding het kenmerk dat de warmtewisselaar van het kruisstroomtype is, waarbij de twee stromingsrichtingen althans ongeveer loodrecht op elkaar staan; de warmtewisselaar zodanig is opgesteld, dat de verbrandingsgassen zich onder een hoek in het gebied van 25° - 65°C schuin omhoog bewegen, en dat aan de onderzijde van de warmtewisselaar een condensafvoer aansluit.

Een zeer lange levensduur van de warmtewisselaar is gegarandeerd met een uitvoering, waarbij de invoer van verbrandingsgassen aan de onderzijde van de invoeropening van de warmtewisselaar plaatsvindt en de invoer van lucht via de terugslagklep aan de bovenzijde van de invoeropening plaatsvindt. Hierbij wordt de warmtewisselaar aan de rookgaszijde constant nat gehouden. Indamping wordt voorkomen en de pH van het condens blijft beperkt. In dit verband wordt erop gewezen, dat bij bekende inrichting door verdamping het in de warmtewisselaar aanwezige zuur in toenemende mate agressief is hetgeen nadelig is voor de levensduur van de warmtewisselaar. Doordat aan de bovenzijde de relatief koele lucht vanuit de terugslagklep door de warmtewisselaar stroomt vindt aldaar condensatie plaats, die een omlaaggerichte stroming geeft die het agressieve zuur in de onderste zone van de warmtewisselaar met zich meevoert. Dit spoeleffect beperkt de zuurgraad. Duidelijk zal zijn, dat er tussen de zones, waarin de twee gasstromen optreden, geen fysieke scheiding mag bestaan, omdat er anders geen spoeleffect optreedt.

De inrichting kan verder zijn voorzien van een in de toevoer van lucht vanuit de genoemde ruimte aansluitend filter.

Claims (9)

1. Inrichting voor het verwarmen van een ruimte, zoals een woning, omvattende: een behuizing; een in die behuizing geplaatste brander; een aan de onderzijde van de behuizing aansluitende toevoer voor lucht vanuit de genoemde ruimte; een aan de bovenzijde van de behuizing aansluitende afvoer voor verbrandingsgassen, waarin eerste ventilatormiddelen zijn opgenomen; een aan de behuizing aansluitende toevoer voor buitenlucht, die via tweede ventilatormiddelen in verbinding staat met een afvoer voor buitenlucht voor toevoer daarvan aan de ruimte; en een warmtewisselaar, die aan zijn ene zijde wordt doorstroomd door hete verbrandingsgassen en aan zijn andere zijde door koude buitenlucht voor het verwarmen daarvan; met het kenmerk, dat de behuizing is verdeeld in een onderste compartiment, waarin de brander is geplaatst, en een bovenste compartiment, waarin de warmtewisselaar is geplaatst, welke twee compartimenten zijn gescheiden door een wand met een eerste doorgang voor de verbrandingsgassen en een tweede doorgang met een terugslagklep, die zich opent bij een druk in het onderste compartiment die een bepaald bedrag hoger is dan die in het bovenste compartiment.

2. Volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de klep een van het drukverschil tussen de twee compartimenten afhankelijke doortocht bezit.

3. Volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de klep door de zwaartekracht belast is.

4. Volgens conclusie 1, gekenmerkt door meetmiddelen voor het meten van het drukverschil tussen de twee compartimenten en het op basis daarvan zodanig instellen van de ventilatormiddelen, dat het drukverschil constant wordt gehouden.

5. Volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de drukmeetmiddelen een in de scheidingswand aanwezige derde doorgang met een venturi omvatten en zijn ingericht voor het meten van het drukverschil daarover.

6. Volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de brander is omgeven door een mantel, die wordt omstroomd en daardoor gekoeld door de lucht vanuit de genoemde ruimte.

7. Volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de warmtewisselaar van het kruisstroomtype is, waarbij de twee stromingsrichtingen althans ongeveer loodrecht op elkaar staan; de warmtewisselaar zodanig is opgesteld, dat de verbrandingsgassen zich onder een hoek in het gebied van 25° - 65°c schuin omhoog bewegen, en dat aan de onderzijde van de warmtewisselaar een condensafvoer aansluit.

8. Volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de invoer van verbrandingsgassen aan de onderzijde van de invoeropening van de warmtewisselaar plaatsvindt en de invoer van lucht via de terugslagklep aan de bovenzijde van de invoeropening plaatsvindt.

9. Volgens conclusie 1, gekenmerkt door een in de toevoer van lucht vanuit de genoemde ruimte aansluitend filter.