NL9101279A - Werkwijze en inrichting voor het ontsmetten van grond. - Google Patents

Description

Titel: Werkwijze en inrichting voor het ontsmetten van grond

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het middels stoom ontsmetten van grond in een kas.

Het is reeds lang bekend om voor het ontsmetten van grond in een kas, ten behoeve van het verwijderen van ziektekiemen uit die grond zodat in die kas gekweekte gewassen een betere opbrengst hebben, stoom met een temperatuur van ten minste 100 a 150 °C gedurende een zekere tijd te laten inwerken op de grond. De stoom wordt daarbij onder een zekere druk toegevoerd naar het grondoppervlak, maar is uiteraard veel warmer dan de omringende lucht zodat de stoom de neiging heeft om van de grond op te stijgen. Om te bereiken dat de stoom gedurende de genoemde zekere tijd inwerkt op het grondoppervlak, wordt daarom over de grond een stuk dunne, flexibele plaat aangebracht, doorgaans een kunststof zeil, en wordt de stoom onder de flexibele plaat geïntroduceerd. Het zeil kan een breedte hebben van bijvoorbeeld ongeveer 3 a 8 m en een lengte die overeenkomt met de breedte van de kas, welke meer dan 50 m kan bedragen. Om te voorkomen dat de flexibele plaat door de druk van de stoom van zijn plaats wordt verwijderd, worden de randen van de flexibele plaat vastgehouden door daar gewichten op te plaatsen, zoals stenen en/of zandzakken, of stukken afgedankte scheepsketting, waarbij doorgaans ongeveer 8-12 kg per meter wordt toegepast.

Een bezwaar van deze bekende werkwijze is, dat tussen de geplaatste gewichten stoom kan ontsnappen, zodat de gewichten betrekkelijk dicht op elkaar geplaatst moeten worden, waardoor echter het aantal van de te plaatsen gewichten bijzonder groot is. Bij wijze van voorbeeld worden langwerpige gewichten met een lengte van ongeveer 60-90 cm toegepast, waarvan er per meter één wordt aangebracht.

Een verder bezwaar is, dat het aanbrengen en weer verwijderen van de gewichten bijzonder arbeidsintensief is. In het genoemde voorbeeld moeten, bij een in de praktijk voorkomende plaatlengte van 100 m, 200 gewichten met een totaalgewicht van ca. 2000 kg worden aangebracht respectievelijk verwijderd.

De uitvinding beoogt derhalve de bekende werkwijze te verbeteren. In het bijzonder beoogt de uitvinding een werkwijze voor het middels stoom ontsmetten van grond in een kas te verschaffen, waarbij het vasthouden van de flexibele plaat middels een eenvoudige en betrekkelijk snel uit te voeren handeling tot stand kan worden gebracht.

De uitvinding is gebaseerd op het inzicht, dat in kassen doorgaans een verwarmingsstelsel aanwezig is, omvattende een aantal horizontaal georiënteerde verwarmingsbuizen, waarvan de hoogte ten opzichte van de grond eenvoudig instelbaar is teneinde de verwarmingsbuizen steeds te kunnen plaatsen op een ten opzichte van het groeiende gewas optimale hoogte.

Volgens de uitvinding wordt nu voorgesteld, dit verticaal verplaatsbare verwarmingsstelsel te benutten om de genoemde flexibele plaat op zijn plaats te houden.

Derhalve heeft de werkwijze voor het middels stoom ontsmetten van grond in een kas volgens de uitvinding het kenmerk, dat de genoemde kracht op de genoemde flexibele plaat wordt uitgeoefend door althans een deel van het gewicht van het in de kas aanwezige verticaal verplaatsbare verwarmingsstelsel.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een inrichting voor het middels stoom ontsmetten van grond in een kas, omvattende een over de grond aan te brengen flexibele plaat alsmede middelen om de flexibele plaat op zijn plaats te houden. Bij een dergelijke inrichting omvatten volgens de uitvinding de genoemde middelen het in de kas aanwezige verticaal verplaatsbare verwarmingsstelsel.

Bij voorkeur is het genoemde verwarmingsstelsel voorzien van daaraan bevestigde aandrukorganen voor het aandrukken van de genoemde flexibele plaat wanneer het verwarmingsstelsel omlaag wordt gebracht om de flexibele plaat op zijn plaats te houden. Dergelijke aandrukorganen, die bij voorkeur in hoogte verstelbaar zijn ten opzichte van het genoemde verwarmings- stelsel, omvatten bij voorkeur horizontaal gerichte, langwerpige staven, waarvan de lengterichting evenwijdig is aan de lengterichting van de flexibele plaat in zijn werkzame toestand, en waarvan de onderlinge afstand althans in hoofdzaak gelijk is aan de werkzame breedte van de flexibele plaat.

Deze en andere aspecten, kenmerken en voordelen van de uitvinding zullen nader worden verduidelijkt door de hiernavolgende beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm onder verwijzing naar de tekening, waarin: figuur 1 schematisch een dwarsdoorsnede toont van in een kas aanwezige grond en een daarboven opgesteld verticaal verplaatsbaar verwarmingsstelsel, voorzien van aandrukorganen, in een opgetilde positie; figuur 2 schematisch het in figuur 1 getoonde verwarmings-stelsel in een neergelaten positie toont; en figuur 3 schematisch een constructiedetail van een voorkeursuitvoeringsvorm van de aandrukorganen toont.

Figuur 1 toont in dwarsdoorsnede schematisch een gedeelte van zich in een ter wille van de duidelijkheid niet weergegeven kas bevindende, door middel van stoom te ontsmetten grond 10. Op het te behandelen gedeelte van de grond 10 is een langwerpige flexibele plaat 20 gelegd, bijvoorbeeld een kunststof zeil, zoals op zich bekend. In de kas bevindt zich een op zich bekend, in zijn algemeenheid met het verwijzingscijfer 30 aangeduid verwarmingsstelsel. Het verwarmingsstelsel 30 omvat een doorgaans uit horizontale staven bestaand frame 31, waaraan horizontale buizen 32 zijn bevestigd voor het daarin transporteren van verwarmingswater. Het frame 31 is met kabels 33 geleid langs katrollen 34, welke gefixeerd zijn bevestigd aan bijvoorbeeld de behuizing van de kas. Met eveneens op zich bekende middelen, welke bijvoorbeeld een elektromotor omvatten, kan het frame 31 worden opgetild door op de kabels 33 een trekkracht F uit te oefenen, of kan het frame 31 worden neergelaten door de trekkracht F op te heffen althans kleiner te maken dan het gewicht van het frame 31 met de daaraan bevestigde buizen 32. Ook kan zijn voorzien in afzonderlijke middelen om het frame 31 in een gewenste hoogtestand te zekeren. Opgemerkt wordt, dat de werking van het verwarmingsstelsel verder geen deel uitmaakt van de uitvinding, zodat dit hier niet nader zal worden beschreven.

Het verwarmingsstelsel 30 is volgens de uitvinding bij voorkeur voorzien van daaraan bevestigde aandrukorganen 40 voor het aandrukken van de flexibele plaat 20. De aandrukorganen 40 omvatten bij voorkeur horizontaal gerichte, langwerpige staven 41, die in de tekening slechts in dwarsdoorsnede zijn getoond, waarvan de lengterichting evenwijdig is aan de lengterichting van de flexibele plaat in zijn getoonde, werkzame stand. Voorts hebben de langwerpige staven 41 een onderlinge afstand A die althans in hoofdzaak gelijk is aan de werkzame breedte B van de flexibele plaat 20. Opgemerkt wordt, dat de werkzame breedte B van de flexibele plaat 20 een weinig kleiner is dan de breedte van de flexibele plaat 20 zelf, om zijranden 21 over te houden waarop de gewichten, dat wil zeggen de langwerpige staven 41, kunnen aangrijpen, waarbij dan een zekere positionele onnauwkeurigheid van de flexibele plaat 20 is toegestaan.

Bij voorkeur hebben de langwerpige staven 41 althans aan de onderzijde een afgeronde vorm om beschadigingen van de flexibele plaat 20 te voorkomen.

Alvorens op op zich bekende wijze stoom onder de flexibele plaat 20 wordt geïntroduceerd om in te werken op de zich daaronder bevindende grond, wordt volgens de uitvinding het verwarmingsstelsel 30 omlaag gebracht zodat de aandrukorganen 40, althans in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld de langwerpige staven 41, kunnen aangrijpen op de flexibele plaat 20 om deze op zijn plaats te houden. Wanneer vervolgens stoom onder de flexibele plaat 20 wordt geïntroduceerd, zal de flexibele plaat 20 onder invloed van de door de stoom uitgeoefende druk een gebolde vorm aannemen, waardoor tussen de flexibele plaat 20 en de grond 10 een ruimte 50 wordt gedefinieerd waarin de stoom wordt opgesloten.

Het biedt hierbij voordeel wanneer de door het verwarmingsstelsel 30 middels de aandrukorganen 40 op de flexibele plaat 20 uitgeoefende kracht aanzienlijk groter is dan strikt genomen noodzakelijk is om deze op zijn plaats te houden. Dit kan volgens de uitvinding op eenvoudige wijze tot stand worden gebracht door het verwarmingsstelsel 30, tijdens het onder de flexibele plaat 20 introduceren en vasthouden van stoom, met zijn volledige gewicht te laten rusten op de flexibele plaat 20. Hierdoor wordt bereikt, dat na verloop van tijd eventuele oneffenheden in de grond, die zouden kunnen veroorzaken dat plaatselijk geen volledige afsluiting tussen de flexibele plaat 20 en de grond 10 aanwezig is, automatisch worden geëlimineerd doordat ten gevolge van op het onder-oppervlak van de flexibele plaat 20 gecondenseerde stoom, die zich onder invloed van de zwaartekracht verzamelt bij de lager gelegen randen 21 van de flexibele plaat 20, de grond 10 aldaar bevochtigt waardoor deze enigszins papperig wordt en de flexibele plaat 20 aldaar door het aandrukgewicht een weinig de grond wordt ingedrukt.

Zoals in de figuren 1 en 2 schematisch is getoond, is het voor het toepassen van de uitvindingsgedachte voldoende wanneer de aandrukorganen 40 gefixeerd zijn bevestigd aan het verwarmingsstelsel 30. Aangezien het in de praktijk van het gebruik van het verwarmingsstelsel 30 echter veelal gewenst is, dat de verwarmingsbuizen 32 tot in de directe nabijheid van de grond 10 gebracht kunnen worden, zijn bij voorkeur de aandrukorganen 40 in hoogte verstelbaar ten opzichte van het verwarmingsstelsel 30. Ook kunnen de aandrukorganen 40 losmaakbaar aan het verwarmingsstelsel 30 bevestigd zijn.

Figuur 3 toont meer gedetailleerd een eenvoudig voorbeeld van een constructie die geschikt is om de aandrukorganen 40 in hoogte verstelbaar ten opzichte van het verwarmingsstelsel 30 te monteren. Op voorafbepaalde plaatsen zijn aan het frame 31 klemorganen 42 bevestigd, waarvan er in figuur 3 slechts één is weergegeven. Het klemorgaan 42, dat zich in de weergegeven uitvoeringsvorm op gelijke hoogte bevindt als het frame 31, kan een verticaal gericht buisgedeelte omvatten, voorzien van een horizontale opening 43 in de buiswand voor het doorlaten van een borgstift 44. De horizontale opening 43 in de buiswand kan ook zijn voorzien van schroefdraad voor het opnemen van een borgschroef.

Aan de langwerpige staven 41 zijn op met de klemorganen 42 corresponderende posities verticale staven 45 bevestigd, welke passen in het klemorgaan 42. De verticale positie van de langwerpige staven 41 kan ten opzichte van het frame 31 worden gezekerd door het aandraaien van de borgschroef 44 respectievelijk door het insteken van de borgstift 44, waarbij in het laatstgenoemde geval de verticale staven 45 zijn voorzien van één of meerdere uitsparingen of boringen 46 voor het opnemen van de borgstift 44. Voorts kunnen de verticale staven 45 aan de bovenuiteinden daarvan zijn voorzien van middelen om te voorkomen, dat de verticale staven 45 op ongewenste momenten uit de klemorganen 42 kunnen zakken. Een eenvoudig en geschikt orgaan om dit te bereiken is een boven althans enkele van de · klemorganen 42 door de verticale staven 45 gestoken verdere borgstift 47.

Het in hoogte instellen van de langwerpige staven 41 gebeurt in deze eenvoudige uitvoeringsvorm als volgt. Voor gebruik wordt, na aanbrengen van de flexibele plaat 20, het verwarmingsstelsel 30 omlaag gebracht tot een dusdanige hoogte boven de grond 10, dat zich onder de verwarmingsbuizen 32 voldoende ruimte bevindt voor het opnemen van de flexibele plaat 20 wanneer dit door de stoom gebold is. Vervolgens worden de verticale staven 45 losgekoppeld van de klemorganen 42, en laat men de langwerpige staven 41 tot op de grond 10 zakken. Hierbij kunnen de langwerpige staven 41 zich richten naar eventueel verloop van de grond 10. Desgewenst kan men de staven 41 nalopen om deze te controleren op eventuele plaatsen waar zij de grond 10 niet volledig raken, maar in het algemeen is dit volgens een belangrijk aspect van de uitvinding niet nodig, omdat oneffenheden automatisch worden geëlimineerd, zoals bovenstaand beschreven.

In deze stand worden de verticale staven 45 gezekerd aan de klemorganen 42.

Dan wordt het verwarmingsstelsel 30 "losgelaten" zodat dit met zijn volledige gewicht op de flexibele plaat 20 rust, en kan de stoombewerking worden uitgevoerd.

Na afloop van de stoombewerking worden de verticale staven 45 losgekoppeld van de klemorganen 42, en wordt het verwarmingsstelsel 30 neergelaten tot op of vlak boven de grond. Hierbij worden de verticale staven 45 omhoog geschoven in de klemorganen 42, zodat de langwerpige staven 41 ten opzichte van het verwarmingsstelsel 30 worden opgetild. In deze stand worden de verticale staven 45 weer gezekerd aan de klemorganen 42, en wordt het verwarmingsstelsel 30 opgetild tot in zijn rustpositie. De flexibele plaat 20 kan nu worden weggenomen en op een ander grondgedeelte worden gebruikt. Daarbij herhaalt de procedure zich zoals bovenbeschreven.

Wanneer het verwarmingsstelsel 30 niet meer wordt gebruikt om een flexibele plaat 20 ten behoeve van grond-ontsmetting vast ,te houden, kan dit, met de opgetilde staven 41 zoals boven beschreven, op de gebruikelijke wijze worden gebruikt als kasverwarming, waarbij de langwerpige staven 41 geen obstakel vormen.

Uit het voorgaande moge het duidelijk zijn, dat de uitvinding een belangrijke besparing biedt qua tijd en arbeid bij het middels stoom ontsmetten van grond in een kas. Daarbij zal het voor een deskundige duidelijk zijn dat het mogelijk is de weergegeven uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding te veranderen of te modificeren, zonder de uitvindingsgedachte of de beschermingsomvang te verlaten.

Zo is bijvoorbeeld de uitvinding niet beperkt tot toepassing van verwarmingsstelsels waarbij de verwarmingsbuizen zich uitstrekken in de lengterichting van de flexibele plaat. Ook is het mogelijk dat men gebruik blijft maken van de reeds bekende gewichten zoals zandzakken, welke dan volgens de uitvindingsgedachte worden opgehangen aan het in de kas reeds aanwezige verticaal verplaatsbare verwarmingsstelsel. Het moge echter duidelijk zijn, dat dan niet ten volle gebruik wordt gemaakt van de voordelen die volgens de uitvinding haalbaar zijn, omdat men ofwel steeds de gewichten aan het verwarmings- stelsel moet bevestigen respectievelijk daarvan moet verwijderen, ofwel de gewichten laat hangen maar dan meerdere gewichten nodig heeft wanneer meerdere stukken grond behandeld moeten worden, terwijl voorts het nadeel wordt geïntroduceerd van een aanzienlijke belasting van het verwarmingsstelsel.

Claims (16)

1. Werkwijze voor het middels stoom ontsmetten van grond in een kas, omvattende het over de te behandelen grond aanbrengen van een dunne, flexibele plaat en het uitoefenen van een omlaag gerichte kracht om de flexibele plaat op zijn plaats te houden, met het kenmerk, dat de genoemde kracht op de genoemde flexibele plaat wordt uitgeoefend door althans een deel van het gewicht van het in de kas aanwezige verticaal verplaatsbare verwarmingsstelsel.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het verwarmingsstelsel, tijdens het vasthouden van de flexibele plaat, met zijn volledige gewicht rust op de flexibele plaat.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat het uitoefenen van genoemde kracht plaats vindt via afzonderlijke, losmaakbaar aan het verticaal verplaatsbare verwarmingsstelsel bevestigde aandrukorganen, en dat het ontsmetten van het te behandelen grondgedeelte plaats vindt door het in de beschreven volgorde uitvoeren van de stappen: het op het te behandelen grondgedeelte aanbrengen van de flexibele plaat; het omlaag brengen van het verwarmingsstelsel tot een dusdanige hoogte boven de grond, dat zich onder de verwarmingsbuizen voldoende ruimte bevindt voor het opnemen van de flexibele plaat in zijn door de stoom gebold toestand; het de aandrukorganen loskoppelen van het verwarmingsstelsel; het de aandrukorganen tot op de grond laten zakken; het de aandrukorganen in deze stand zekeren ten opzichte van het verwarmingsstelsel; het het verwarmingsstelsel gewicht laten overdragen op de flexibele plaat via de aandrukorganen; en het toevoeren van stoom onder de vastgehouden flexibele plaat om de grond te ontsmetten.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk dat het verwarmingsstelsel wordt teruggebracht in een voor het verwarmen van de kas geschikte toestand door het in de beschreven volgorde uitvoeren van de stappen: het de aandrukorganen loskoppelen van het verwarmingsstelsel; het het verwarmingsstelsel neerlaten tot op of vlak boven de grond, zodat de aandrukorganen ten opzichte van het verwarmingsstelsel worden opgetild; het de aandrukorganen in deze stand weer zekeren ten opzichte van het verwarmingsstelsel; en het het verwarmingsstelsel optillen tot in zijn rustpositie.

5. Inrichting voor het middels stoom ontsmetten van grond in een kas, omvattende een over de grond aan te brengen flexibele plaat alsmede middelen om de flexibele plaat op zijn plaats te houden, met het kenmerk dat de genoemde middelen het in de kas aanwezige verticaal verplaatsbare verwarmingsstelsel omvatten.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk dat het genoemde verwarmingsstelsel is voorzien van daaraan bevestigde aandrukorganen voor het aandrukken van de genoemde flexibele plaat.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk dat de aandrukorganen in hoogte verstelbaar zijn ten opzichte van het genoemde verwarmingsstelsel.

8. Inrichting volgens conclusie 7, gekenmerkt door aan het frame bevestigde klemorganen voor koppeling met de aandrukorganen.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de klemorganen een verticaal gericht buisgedeelte omvatten, voorzien van een horizontale opening in de buiswand.

10. Inrichting volgens ten minste één der conclusies 5-9, met het kenmerk dat de aandrukorganen horizontaal gerichte, langwerpige staven omvatten, waarvan de lengterichting evenwijdig is aan de lengterichting van de flexibele plaat in zijn werkzame stand, en waarvan de onderlinge afstand althans in hoofdzaak gelijk is aan de werkzame breedte van de flexibele plaat.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk dat de langwerpige staven althans aan de onderzijde een afgeronde vorm hebben.

12. Inrichting volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk dat de langwerpige staven bij met de klemorganen corresponderende posities zijn voorzien van verticale staven.

13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk dat de verticale staven zijn voorzien van één of meerdere uitsparingen of boringen.

14. Inrichting volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk dat de verticale staven zijn voorzien van middelen om te voorkomen, dat de verticale staven op ongewenste momenten uit de klemorganen kunnen zakken.

15. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk dat genoemde middelen een boven althans enkele van de klemorganen door de verticale staven gestoken verdere borgstift omvatten.

16. Verwarmingsstelsel, dat verticaal verplaatsbaar is opgesteld in een kas, geschikt voor toepassing in een inrichting volgens ten minste één der conclusies 5-15.