NL9100808A

NL9100808A - Inrichting voor het oppompen en overhevelen van vloeistof.

Info

Publication number: NL9100808A
Application number: NL9100808A
Authority: NL
Original assignee: Rene Johannus Hendrikus Linsse
Priority date: 1991-05-10
Filing date: 1991-05-10
Publication date: 1992-12-01

Description

Inrichting voor het oppompen en overhevelen van vloeistof.

□e onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het oppompen en overhevelen van vloeistof.

Dergelijke inrichtingen zijn bekend. Bij dergelijke bekende inrichtingen worden deze gebruikt in de funktie van terugslagklep.

Het doel van de onderhavige uitvinding is dan ook het verschaffen van een inrichting met de funktie van; - een pomp - een terugslagklep.

i Hiebij wordt opgemerkt dat beide genoemde funkties van de onderhavige inrichting uitvinding, gezamelïjk geïntegreerd zijn in de bedoelde inrichting.

De onderhavige uitvinding met de genoemde funkties kan worden ondergebracht in een inrichting met verschillende modellen zoals in de Bijlage 1 is getekend, te weten; - een losse inrichting met stuitveer Fig.1, met of zonder geleidingsribbels 6 - een losse inrichting met stuitnokken Fig.2, met of zonder geleidingsribbels 6 - een slang geïntegreerde inrichting Fig.3, met of zonder geleidingsribbels 6.

Vervolgens zal de uitvinding worden toegelicht aan de hand van de bijgaande Bijlage 1 t/m Ξ, waarin voorstellen; - Bijlage 1. Fig 1: een losse inrichting met stuitveer, met of zonder geleidingsribbels 6

- Bijlage 1. Fig 2: een losse inrichting met stuitnokken, met of zonder geleidingsribbels B

- Bijlage 1. Fig 3: een in een slang geïntegreerde inrichting met stuitnokken, met of zonder geleidingsribbels 6 en met aan de uitlaat 1B een extra teogslagklep.

- Bijlage 2. een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvorm van de inrichting van de onderhavige uitvinding.

De werking van de inrichting berust op; - de op en neer gaande beweging van de ondergedompelde pomp 2F in de vloeistof - het verschil in traagheid tussen een vaste stof de kogel 3 en een vloeistof - Het verschil in de lengte van de afgelegde weg van de kogel 3 [2CB ] en de hoeveelheid vloeidtof [-2CB]

- een zuigerwerking van de kogel 3 in de pomp 2F

- afsluitklep funktie van de kogel 3 t.a.v. de inlaat 1A van de pomp 2F

- het overhevelingsprinoipe □e pomp 2F wordt in de vloeistof ondergedompeld.

Inlaat 1A van pomp 2F dient hoger te liggen dan de uitgang C van de aan de inrichting gekoppelde slang.

De kogel 3 kan vrij heen en weer bewegen in de kamer van het pomphuis 2c en heeft de funktie van zuiger en terugslagklep.

Een veer 5 of nokken 5 zorgen ervoor, dat de kogel 3 de uitlaat 1B niet kan afsluiten en bepalen tevens de zuigerslag van de kogel 3. De ribbels 6 zorgen voor een centrale geleiding van de kogel 3.

□oor de ondergedompelde pomp 2F met korte slagen in de vloeistof op en neer te bewegen, zal de pomp 2F in werking treden. De vloeistof wordt bij iedere neerwaartse beweging van van de pomp 2F, door de uilaat ÏB in de op de pomp 2F aangesloten slang omhoog gedrukt.

Bij ieder opwaartse beweging van de pomp 2F sluit de kogel 3 de inlaat 1A af in de funktie van terugslagklep, zodat" de in de slang opgepompte vloeistof niet kan terug'stromen door de inlaat 1A. De ribbels 6 verhinderen dat de kogel 3 bij een diagonale beweging uit de zitting 2B valt en tegen de wand van het pomphuis terug valt.

A. Het verschil in traagheid tussen de soortelijke massa van de kogel 3 [vaste stof] en de soortelijke massa van de vloeistof, zal er voor zorgdragen dat de inlaat 1A van de pomp 2F wordt afgesloten voordat de vloeistof kan terugstromen door inlaat 1A

B. Onafhankelijk van het verschil in traagheid van de soortelijke massa van de kogel 3 [vaste stof] en de soortelijke massa van de vloeistof, is de opgepompte hoeveelheid vloeistof. Per slag is de opgepompte vloeistof veelheid, afhankelijk van de lengte van de neergaandeslag. De verplaatste hoeveelheid vloeistof die in de slang wordt gedrukt is gelijk aan de lengte van de slag minus de weg 2BC van de kogel 3 in pomphuis 2F.

C. De soortelijk massa van de kogel 3 moet groter zijn dan de soortelijke massa van de vloeistof.

Wanneer het vloeistof-nivo in de slang gelijk.'.is gekomen met de inlaat 1A van de pomp 2F, zie Bijlage 1, Fig 4, zal de vloeistof blijven stromen, door de konstante onderdruk welke deze veroorzaakt bij de inlaat 1A van de pomp 2F. De soortelijke massa van dekogel 3 is zodanig gedemensioneerd, dat de instromende vloeistof door de inlaat 1A van de pomp 2f, de kogel 3 voor de inlaat 1A wegdrukt.

De vloeistof kan vrijelijk om de kogel 3 heenstromen. De pomp 2F hoeft dan niet meer op- en neer in de vloeistof worden bewogen.

Om een extra afsluiting van de slang te bewerkstelligen kan een tweede [inrichting] pomp 2F omgekeerd op het uiteinde van de slang worden aangesloten. Deze pomp 2F heeft alleen de funktie van terugslagklep, waardooreen gekontroleerde opsluiting van de vloeistofkolom in de slang wordt bewerkstelligd. Wanneer nu meerdere malen achter elkaar vloeistoffen dienen te worden overgeheveld, hoeft de pomp 2F mechanisch niet meer te worden geaktiveerd, maar treedt in werking als het vloeistof-nivo van de vloeistofkolom in de slang, beneden de inlaat 1A van de pomp 2F wordt gebracht.

De pomp 2F zal zijn geïnitieerde vloeistof overheveling kontinueren zolang; - de inlaat 1A van de pomp 2F niet boven het vloeistof nivo uitkomt - het uiteinde C van de hieraan gekoppelde slang niet boven het nivo van de inlaat 1A van de pomp 2F komt.

De pomp 2F zal zijn geïnitieerde vloeistof overheveling stoppen als; - de inlaat 1 A van de pomp 2F boven het vloèistof-nivo komt - het uiteinde C van de hieraan gekoppelde slang, boven het nivo van deinlaat 1A van de pomp 2F komt.

De toepassing voor het gebniiik van een enkele pomp 2F bestaat uit het oppompen en overhevelen van vloeistoffen bij; - verstopte gootstenen, wasbakken, toiletten, - aquaria, vaten, etc.

- benzine uit tank van auto in cherrycan v.v.

De toepassing met het gebruik van een pomp 2F, in omgekeerde positie aangesloten pomp2F in de Funktie van afsluitklep bestaat uit, het oppompen en overhevelen van vloeistof als; - meerdere vaten achter elkaar overgeheveld moeten worden - kleine gedoseerde hoeveelheid nodig is

Het materiaal waarvan de pomp 2F en slang kan worden gemaakt, is afhankelijk van de vloeistoffen die ermee dienen te worden gepompt en overgeheveld. De diameter van de inlaat 1A en de uitlaat 1B van de pomp 2F zijn bepalend voor de kapa-I citeit van de pomp 2F en verder is hierop van invloed de viscositeit van de te pompen en over te hevelen vloeistof.

Een algemeen toe te passen materiaal voor zowel de pomp 2f als de benodigde slang is polypropyleen copolymeer PPC het is bestand tegen; - spanningsbreuk en het is veerkrachtig - bestand tegen agressieve vloeistoffen - temperaturen tot 1□□ graden celcius

Glas en keramiek zijn geschikte materialen voor de kogel 3, en zijn bestand tegen; i - agressieve vloeistoffen - hoge temperaturen - het is een relatief zwaar materiaal

Dit maakt de pomp 2F geschikt voor het oppompen en overhevelen van de meeste agressieve vloeistoffen.

□e gebruikte materialen voor vervaardeging van de pomp 2F, zowel het polypropyleen copolymeer [PPC] als glas en keramiek voor de kogel 3, zijn milieu vriendelijke stoffen, zowel als grondstof als in het recycling circuit.

Voor verdere technische illustratie van de uitvinding I en inrichting zijn de modeltekeningen een[1] en twee[2].

Claims

2. Inrichting voor het gekombineerd oppompen en overhevelen van vloeistoffen, overeenkomstig de werkwijze volgens conclusie 1 met het kenmerk dat; - als losse pompeenheid - als terugslagklep - als pompeenheid geïntegreerd in een slang - als gekombineerde pompeenheid en terugslagklep
3. Inrichting voor het gekombineerd oppompen en overhevelen van vloeistoffen, overeenkomstig de werkwijze volgens conclusie 1t/m2 met het kenmerk dat; - de pomp ondergedompeld wordt in de vloeistof - de uitlaat van de slang lager licht dan de ingang van de pomp.
4. Inrichting voor het gekombineerd oppompen en overhevelen van vloeistoffen, overeenkomstig de werkwijze volgens conclusie 1t/m3 met het kenmerk dat; - de pomp verschillende malen met korte slagen c.q. stoten in de vloeistof op en neer moet worden bewogen, waardoor deze inwerking treedt en de vloeistof omhoog pompt.
5. Inrichting voor het oppompen en gekombineerd overhevelen van vloeistoffen, overeenkomstig de werkwijze volgens conclusie 1t/m4 met het kenmerk dat; - de kogel in de neerwaartse beweging van de pomp-inrichting dienst doet als zuiger - de kogel in opwaartse beweging van de pompinrichting fungeerd als afsluitklep
6. Inrichting voor het gekombineerd oppompen en overhevelen van vloeistoffen, overeenkomstig de werkwijze volgens conclusie 1t/m5 met het kenmerk dat; - een veer of stuitnokken verhinderen dat de glazenkogel de uitlaat afsluit. - Ribbels die de kogel centraal in het pomphuis geleiden en verhinderen, dat de kogel in een schuine c.q. diagonale stand van het pompinrichting, naar de wand van het pomphuis terugvalt.
7. Inrichting voor het gekombineerd oppompen en overhevelen van vloeistoffen, overeenkomstig de werkwijze volgens conclusie 1t/m6 met het kenmerk dat; - als de vloeistofkollom in de slang het nivo van de inlaat passeert, dan blijft de vloeistof doorsromen door de konstante vacuum welke deze veroorzaakt bij inlaat 1A.
8. Inrichting voor het gekombineerd oppompen en overhevelen van vloeistoffen, overeenkomstig de werkwijze volgens conclusie 1t/m7 met het kenmerk dat; - er gebruik wordt gemaakt van het verschil in I traagheid tussen een vaste stof [kogel] en een vloeistof - de soortelijk massa van de kogel groter is en moet zijn dan de soortelijke massa van de vloeistof - de soortelijke massa van de kogel zodanig is, dat bij de pompbeweging de kogel sneller de- inlaat afsluit dan de vloeistof kan terug stromen door de inlaat - de soortelijke massa van de kogel zodanig is, dat de kogel door de kracht van de instromende vloeistof voor de inlaat wortit weggedrukt, zoddfc de vloeistof langs de kogel blijft stromen.
9. Inrichting voor het gekombineerd oppompen en. overhevelen van vloeistoffen, overeenkomstig de werkwijze volgens conclusie 1t/m8 met het kenmerk dat; - als de vloeistof eenmaal stroomt kan de op- en neergaande beweging van de ondergedompelde pomp in de vloeistof gestopt worden.