NL9100753A - Boorputinrichting. - Google Patents

Boorputinrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL9100753A
NL9100753A NL9100753A NL9100753A NL9100753A NL 9100753 A NL9100753 A NL 9100753A NL 9100753 A NL9100753 A NL 9100753A NL 9100753 A NL9100753 A NL 9100753A NL 9100753 A NL9100753 A NL 9100753A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
tool
cavity
passage
mandrel
valve
Prior art date
Application number
NL9100753A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Ava Int Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Ava Int Corp filed Critical Ava Int Corp
Publication of NL9100753A publication Critical patent/NL9100753A/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B43/00Methods or apparatus for obtaining oil, gas, water, soluble or meltable materials or a slurry of minerals from wells
    • E21B43/14Obtaining from a multiple-zone well
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B23/00Apparatus for displacing, setting, locking, releasing or removing tools, packers or the like in boreholes or wells
    • E21B23/03Apparatus for displacing, setting, locking, releasing or removing tools, packers or the like in boreholes or wells for setting the tools into, or removing the tools from, laterally offset landing nipples or pockets
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B34/00Valve arrangements for boreholes or wells
    • E21B34/06Valve arrangements for boreholes or wells in wells
    • E21B34/10Valve arrangements for boreholes or wells in wells operated by control fluid supplied from outside the borehole
    • E21B34/105Valve arrangements for boreholes or wells in wells operated by control fluid supplied from outside the borehole retrievable, e.g. wire line retrievable, i.e. with an element which can be landed into a landing-nipple provided with a passage for control fluid
    • E21B34/107Valve arrangements for boreholes or wells in wells operated by control fluid supplied from outside the borehole retrievable, e.g. wire line retrievable, i.e. with an element which can be landed into a landing-nipple provided with a passage for control fluid the retrievable element being an operating or controlling means retrievable separately from the closure member, e.g. pilot valve landed into a side pocket
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B2200/00Special features related to earth drilling for obtaining oil, gas or water
    • E21B2200/05Flapper valves
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F23COMBUSTION APPARATUS; COMBUSTION PROCESSES
    • F23NREGULATING OR CONTROLLING COMBUSTION
    • F23N2237/00Controlling
    • F23N2237/02Controlling two or more burners

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Geology (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Environmental & Geological Engineering (AREA)
  • Fluid Mechanics (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Geochemistry & Mineralogy (AREA)
  • Pipe Accessories (AREA)
  • Consolidation Of Soil By Introduction Of Solidifying Substances Into Soil (AREA)
  • Branch Pipes, Bends, And The Like (AREA)

Description

UITTREKSEL
De uitvinding verschaft een inrichting, die wordt gebruikt bij het besturen van de stroming door een stijgbuis-serie die is opgehangen en met een pakker afgedicht in een boorgat boven en onder de pakker, door middel van gereedschappen die kunnen worden neergelaten in en kunnen worden opgetild uit een holte aan één zijde van een boring van een doorn, die een deel uitmaakt van de stijgbuisserie, teneinde de pakker los te maken om te worden ingesteld, en voor het openen van een omloop daarin en het openen en sluiten van een schijfklep in de boring, alsmede de omloop, die reageert op de toevoer van een besturingsfluïdum vanaf een externe bron naar de holte.
Boorputinrichting
De onderhavige uitvinding heeft in het algemeen betrekking op een inrichting voor toepassing bij het verkrijgen van een "faalveilige" besturing van de stroming door een stij gbuisserie, die is opgehangen en met een pakker afgedicht in een boorgat alsmede in de ringruimte tussen de stijgbuisse-rie en het boorgat boven en onder de pakker. In het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op verbeteringen bij een inrichting van dit type, waarbij de stroming door de stijg-buisserie en de ringruimte wordt bestuurd door middel van een gereedschap, dat in een holte aan één zijde van de boring van een doorn is geplaatst en dat deel uitmaakt van de stijgbuis-serie voor het openen van een normaal gesloten schijfklep in de boring van de doorn, en een klepdeel in het gereedschap dat normaal een doorgang afsluit, die de ringruimte boven en onder de pakker verbindt, waarbij de schijfklep en het klepdeel elk reageren op de toevoer van een besturingsfluïdum naar het gereedschap vanaf een externe bron, terwijl de schijfklep en het klepdeel naar de gesloten positie kunnen terugkeren in reactie op het wegvallen van het besturingsfluïdum. In een uitvoeringsvorm heeft de uitvinding betrekking op een dergelijke verbeterde inrichting, waarbij voorafgaande aan het plaatsen van het de stroming besturende gereedschap een ander gereedschap in een holte van een doorn plaatsbaar is, dat deel uitmaakt van de boorserie voor toepassing bij het eerst losmaken van de pakker voor een expansie in aangrijping met het boorgat en het openen van een omloop in de pakker in reactie op de toevoer van besturingsfluïdum naar het gereedschap, welke omloop in verbinding staat met de doorgang en de ringruimte boven en onder de pakker verbindt, wanneer het de stroming besturende gereedschap is aangebracht. In een andere uitvoeringsvorm heeft de uitvinding betrekking op een dergelijke verbeterde inrichting, die één of meer extra gereedschappen bezit die plaatsbaar zijn in een holte voor toepassing bij het uitvoeren van andere daarmee samenhangende bewerkingen in het boorgat, zowel voor als na het aanbrengen van de pakker en het handhaven van een faalveilige besturing via de stijgbuisserie en de ringruimte.
De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een aantal uitvoeringsvoorbeelden van de inrichting volgens de uitvinding zijn weergegeven. Hierbij zij opgemerkt, dat bij de verschillende uitvoeringsvormen overeenkomstige onderdelen gelijke verwijzingscijfers bezitten.
Fig. 1 toont een langsdoorsnede door een gedeelte van een boorput, met een stijgbuisserie die is opgehangen en met een pakker afgedicht in een verhuisd boorgat en met een een deel van de stijgbuisserie vormende doorn, welke aan één zijde van zijn boring een holte bezit waarin een gereedschap is geplaatst, dat wordt gebruikt voor het bedienen van een schijf-klepvormig sluitdeel, dat in de boring onder de holte is geplaatst voor het besturen van de stroming door de stijgbuisserie, en met een klep voor het besturen van de stroming door een gasdoorgang, die de ringruimte tussen de stijgbuisserie en het boorgat boven en onder de pakker verbindt in reactie op de toevoer of afvoer van een besturingsfluïdum naar of uit het gereedschap;
Fig. la is een op grotere schaal weergegeven dwarsdoorsnede door een gedeelte van de doorn, volgens de lijn 1A-1A in fig. 1, waarin de onderzijde van de schijfklep wordt getoond en leidingen, die zich in de doorn aan één zijde van de schijfklep uitstrekken ter verbinding van de doorgangen met de omloop door de pakker;
Fig. 2 toont een afgewikkelde doorsnede van de doorn ter illustratie van diverse doorgangen in de doorn, die in verbinding staan met de holte en hun relatie tot het de stroming besturende, in de holte aangebrachte gereedschap;
Fig. 3a, 3b en 3c tonen verticale doorsneden van het bovenste, middelste resp. onderste gedeelte van het gereedschap volgens fig. 2 in de in de holte aangebrachte positie en voorafgaande aan de toevoer van besturingsfluïdum voor het naar de open posities bewegen van de schijfklep en het klep-deel;
Fig. 4a en 4b tonen verticale doorsneden door het middelste en onderste gedeelte van het gereedschap en holte, overeenkomstig fig. 3b en 3c, doch na de toevoer van bestu- ringsfluïdum teneinde een bedieningsstang in het gereedschap in een benedenwaartse richting te bewegen, teneinde ter plaatse van zijn onderste uiteinde aan te grijpen op een de boring van de doorn omringende spuitbuis;
Fig. 5a, 5b en 5c tonen verticale doorsneden door het bovenste, middelste resp. onderste gedeelte van het gereedschap na een verdere toevoer van besturingsfluïdum teneinde de bedieningsstang verder omlaag te bewegen en derhalve de spuitbuis omlaag te bewegen naar een positie, waarin het onderste uiteinde daarvan zich dicht bij de bovenzijde van de schijfklep bevindt, alsmede voor het openen van het klepdeel in het gereedschap voor het openen van een vereffenende doorgang in de doorn die de boring daarvan boven en onder de schijfklep verbindt en voor het verbinden van het bovenste en onderste gedeelte van de gasdoorgang door het gereedschap met de ring-ruimte boven de pakker en met de ringruimte daar onder;
Fig. 6a, 6b en 6c tonen een bovenste, middelste resp. onderste gedeelte van de doorn en het gereedschap na een verdere toevoer van boorputfluïdum voor het omlaag drukken van de spuitbuis zodat het onderste uiteinde daarvan in aangrijping komt met de bovenzijde van de schijfklep en voor het verder openen van het klepdeel dat de gasdoorgang bestuurt alsmede het klepdeel voor het openen van de vereffenende doorgang;
Fig. 7a, 7b en 7c tonen verticale doorsneden door het bovenste, middelste resp. onderste gedeelte van de doorn en het gereedschap na een voortgezette toevoer van drukfluïdum naar het gereedschap teneinde de spuitbuis verder omlaag te bewegen, zodat de schijfklep naar de open positie wordt gedrukt, alsmede voor het verder openen van het vereffenende klepdeel naar een positie, waarin een pal op het onderste uiteinde daarvan buiten aangrijping is gekomen met het bovenste uiteinde van het gasdoorgangklepdeel voor een terugkeer naar zijn gesloten positie;
Fig. 8a, 8b en 8c tonen verticale doorsneden door de doorn en de boring en een ander in de holte daarvan aangebracht gereedschap dat in staat is om, na de toevoer van besturingsfluïdum daaraan, de schijfklep te openen en in de open positie te handhaven voorafgaande aan het neerlaten van de stijgbuisserie in het boorgat, en een reservoir in het gereedschap te verschaffen voor het opnemen van het besturingsflu- idum teneinde het mogelijk te maken om de integriteit van de besturingsleiding te testen;
Fig. 9a, 9b en 9c tonen verticale doorsneden van het bovenste, middelste resp. onderste gedeelte van een ander in de holte van de doorn aangebracht gereedschap, na het verwijderen van het gereedschap volgens de fig. 8a tot 8c, dat in staat is om, in reactie op de toevoer van besturingsfluïdum, de pakker los te maken in voorbereiding op het uitzetten daarvan tegen het boorgat en het openen van een doorgang als omloop om de pakker, wanneer deze aldus is uitgezet;
Fig. 10a, 10b en 10c tonen verticale doorsneden door het bovenste, middelste resp. onderste gedeelte van een ander in de holte van de doorn aangebracht gereedschap, na het uitzetten van de pakker en het openen van de omloop en het verwijderen van het gereedschap volgens de fig. 9a tot 9c, dat in staat is om, in reactie op de toevoer van drukfluïdum daaraan, de schijfklep te openen en het bovenste en onderste gedeelte van de gasdoorgang met elkaar te verbinden teneinde mogelijk te maken dat fluïdum circuleert omlaag door de ringruimte en de omloop en omhoog door de stijgbuis teneinde doodpompfluida te reinigen, die schurende stoffen zouden kunnen bevatten die de afdichtoppervlakken van de doorn beschadigen; en
Fig. 11a, 11b en 11c tonen verticale doorsneden door het bovenste, middelste resp. onderste gedeelte van een ander, in de holte van de doorn geplaatst, gereedschap na het verwijderen van het de stroming besturende gereedschap volgens de fig. 3a tot 3c tot aan 7a tot 7c, dat in staat is om, in reactie op de toevoer van besturingsfluïdum daaraan, de schijfklep naar de open positie te bewegen en in de open positie te handhaven en om besturingsfluïdum af te leiden in een doorgang in de doorn, die in verbinding staat met een op druk reagerend mechanisme van een met een staaldraad terughaalbare in de stijgbuis gemonteerde veiligheidsklep, die in de stijgbuisse-rie boven de schijfklep is geïnstalleerd teneinde een werking daarvan mogelijk te maken wanneer de schijfklep faalt.
In fig. 1 is een buisvormig lichaam getoond omvattende een doorn 20, die kan worden aangebracht als deel van een stijgbuisserie, die is opgehangen in een verbuisd boorgat 21 en hierin wordt afgedicht door middel van een pakker 22 die wordt gedragen door de huisserie onder- de doorn. In het bij zonder omvat de pakker een pakkerelement 23 dat is uitgezet tot afdichtende aangrijping op het boorgat boven remsloffen 24, die een verticale beweging verhinderen. De doorn bezit een boring 25, die een voortzetting vormt van de boring door de stijgbuisserie alsmede een aan één zijde van de boring gelegen holte 26 met een open bovenste uiteinde, waardoorheen een gereedschap TAB is neergelaten tot in de holte.
Op de doorn is een schijfklep 27 verzwenkbaar aangebracht voor een beweging tussen een positie, waarin de doorn-boring wordt gesloten, zoals getoond in fig. 1, en naar een positie aan één zijde daarvan teneinde de boring te openen, zoals is aangeduid in fig. 7c. In het bijzonder wordt de schijfklep door middel van een schroefveer 28 omhoog gedrukt tegen een omlaag gerichte zitting in de boring van de doorn, zodat de schijfklep in zijn gesloten positie wordt gehandhaafd, terwijl de schijfklep zich in de geopende stand in een vergroot gedeelte van de boring van de doorn onder de holte bevindt. Zoals in detail wordt beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 4.325.431 zijn de boring en de schijfklep excentrisch aangebracht ten opzichte van de doorn, en derhalve in een positie waarin ruimte wordt verschaft voor de holte 26 en de hierin aangebrachte gereedschappen.
Zoals hierna in detail zal worden beschreven is een spuitbuis 30 aangebracht die verticaal heen en weer beweegbaar is ten opzichte van een onderste voortzetting van de doornbo-ring teneinde de schijfklep naar de open positie te bewegen wanneer de spuitbuis, zoals later zal worden beschreven, omlaag is bewogen. Voor een gedetailleerde beschrijving van de spuitbuis en de verhouding daarvan tot de schijfklep wordt verwezen naar het eerder genoemde Amerikaanse octrooischrift 4.325.431. Hoe het ook zij, de schijfklep is voorzien van een zich daar omheen uitstrekkende flens en een stang 31, die zich vanaf de flens omhoog uitstrekt onder het onderste uiteihde van de holte 26 in de doorn, en derhalve onder het onderste uiteinde van het in de holte aanwezige gereedschap TAB.
Zoals bij de inrichting volgens het eerder genoemde Amerikaanse octrooischrift 4.325.431 strekt zich vanaf het oppervlak omlaag een besturingsleiding uit voor een verbinding met een doorgang in de doorn, die leidt naar de holte teneinde de toevoer van. besturingsfluïdum naar gedeelten van het gereedschap TAB, of een ander in de holte aangebracht gereedschap, mogelijk te maken voor hierna te beschrijven doeleinden. Derhalve is, in het geval van het gereedschap TAB, de toevoer van besturingsfluïdum effectief voor het omlaag bewegen van een bedieningsstang voor het aangrijpen op de stang 31 van de spuitbuis en derhalve voor het omlaag bewegen van de spuitbuis 30 voor het naar de open positie bewegen van de schijfklep 27. In het bijzonder sluiten, in overeenstemming met de onderhavige uitvinding, een bovenste en onderste gedeelte van een gasdoorgang aan op de holte, en verbinden derhalve, via in het gereedschap TAB aangebrachte kleporganen, de ringruimte tussen de stijgbuisserie en het boorgat boven de pakker met de ringruimte onder de pakker.
Voor het laatstgenoemde doel staat het onderste gedeelte van de gasdoorgang in verbinding met leidingen 32 die, zoals getoond in de fig. 1 en la, zich vanaf de doorn omlaag uitstrekken naar één zijde van het schijforgaan teneinde ter plaatse van een onderste uiteinde aan te sluiten op doorgangen 32a door een onderste doorn van het buisvormige lichaam, die leiden naar de omloop in de pakker, zoals getoond en beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 4.540.047. Zoals uit dit octrooischrift, alsmede uit de hierna volgende beschrijving blijkt, is, op het tijdstip dat het gereedschap TAB is aangebracht, de pakker losgemaakt en ingesteld, zoals getoond in fig. 1, en is een omloop daarin geopend teneinde de gasdoorgang te continueren, die de ringruimte boven en onder de pakker verbindt.
De in het voorgaande beschreven besturingsleiding vanaf de besturingsfluïdumbron ter plaatse van het oppervlak staat in verbinding met het bovenste uiteinde van de doorn-doorgang 33 die, zoals getoond in fig. 2, op de holte 26 nabij het onderste uiteinde daarvan aansluit. Het bovenste en onderste gedeelte van de gasdoorgang voor het verbinden van de ringruimte boven en onder de pakker zijn in fig. 2 aangeduid met 34 resp. 35, en sluiten op de holte aan boven de verbinding daarvan met de besturingsleidingdoorgang 33. De boring van de doorn boven en onder de schijfklep is aangepast om te worden aangesloten op middelen die een vereffenende doorgang 36 in de doorn omvatten, die nabij zijn bovenste uiteinde is aangesloten op het open bovenste uiteinde.van de holte 26 en nabij zijn onderste uiteinde op de boring van de doorn onder de gesloten schijfklep. In verband hiermee wordt verwezen naar het eerder genoemde Amerikaanse octrooischrift 4.325.431. Een andere doorgang 37 in de doorn is weergegeven in fig. 2, met ter plaatse van zijn onderste uiteinde een verbinding met de holte onder de verbinding daarvan met de besturingsfluïdum-doorgang 33 en strekt zich van daaruit omhoog uit voor een aansluiting op het op druk reagerende mechanisme van een stijgbuisveiligheidsklep die, zoals eerder is opgemerkt, is aangebracht in de stijgbuisserie en zoals later in samenhang met het gereedschap volgens de fig. 11a tot 11c zal worden beschreven.
Zoals is getoond in fig. 2 is het gereedschap TAB in de holte geplaatst door middel van een schouder 40 rond zijn bovenste uiteinde, die rust op een zitting 41 in het bovenste uiteinde van de holte. Het gereedschap is in de geplaatste positie vergrendeld door grendelklauwen 42, die een conventionele constructie kunnen bezitten en beweegbaar zijn tussen een grendel- en loslaatpositie, zoals getoond in het eerder genoemde Amerikaanse octrooischrift 4.325.431. Een vangring 43 ter plaatse van het bovenste uiteinde van het gereedschap maakt het mogelijk, dat dit wordt opgetild en neergelaten door middel van een staaldraad.
Het TAB-gereedschap draagt een bovenste stel afdicht-ringen 44, die afdichtend aangrijpen op de holte boven de aansluiting van het bovenste uiteinde van de vereffenende doorgang 36 op de holte, terwijl een stel afdichtringen 45 op het gereedschap is aangebracht teneinde afdichtend aan te grijpen op de holte onder het bovenste uiteinde van de vereffenende doorgang 36, doch boven de aansluiting van het onderste uiteinde van het bovenste gedeelte 34 van de gasdoorgang op de holte. Een ander stel afdichtringen 46 is aangebracht op het gereedschap in afdichtende aangrijping met de holte tussen de aansluiting daarvan op het gedeelte 34 van de gasdoorgang en de aansluiting daarvan op het onderste gedeelte 35 van de gasdoorgang. Een stel afdichtringen 47 van het gereedschap sluit de holte af tussen het bovenste uiteinde van het doorgangsge-deelte 35 en de aansluiting van het onderste uiteinde van de besturingsleidingdoorgang 33 op de holte, terwijl een onderste stel afdichtringen 48 van het gereedschap aangrijpt op de hol te tussen de aansluiting daarvan op de besturingsleidingdoor-gang 33 en de aansluiting daarvan op de doorgang 37, die leidt naar de alternatieve stijgbuisveiligheidsklep.
Het gereedschap TAB omvat een buisvormig lichaam met daarin aangebrachte poorten 49 en 50 die de inwendige kamer 55 daarvan verbinden met de holte boven de afdichtringen 44 en de holte tussen de afdichtringen 44 en 45, alsmede poorten 51 die het inwendige verbinden met de holte 26 tussen de afdichtringen 45 en 46. Poorten 52 verbinden het inwendige van het gereedschap met de holte tussen de afdichtringen 46 en 47, terwijl de poorten 53 het inwendige van het gereedschap verbinden met de holte tussen de afdichtringen 47 en 48.
Het onderste uiteinde van de kamer 45 van het gereedschap TAB is afgesloten door een zuiger 56, die daarin afdichtend verschuifbaar is onder poort 53, terwijl het bovenste uiteinde daarvan wordt afgesloten door een koepel 57. Een stroming in de kamer tussen de vereffeningspoorten 49 en 50 wordt bestuurd door het klepdeel 66, dat omhoog kan bewegen tot afdichtende aangrijping met een zich rond de kamer uitstrekkende schouder 67. De stroming in de kamer tussen het bovenste en onderste gedeelte 34 resp. 35 van de gasdoorgang wordt bestuurd door middel van een klepdeel 68, dat omhoog kan bewegen tot afdichtende aangrijping met een zich rond de kamer uitstrekkende schouder 69.
De schijfklep 27 kan vanuit zijn gesloten positie naar zijn geopende positie worden bewogen door middel van een bedieningsstang 70, die zich vanaf de zuiger 56 benedenwaarts en verticaal op één lijn met de stang 31, die zich vanaf de flens naast de spuitbuis 30 omhoog uitstrekt, in de kamer uitstrekt. Voorafgaande aan de toevoer van besturingsfluïdum naar het gereedschap TAB nemen de zuiger en de bedieningsstang de bovenste positie in volgens de fig. 3b en 3c en worden in deze positie vastgehouden door middel van een afschuifpen 72, die is bevestigd in een onderste geleidingsgedeelte 73 van de kamer, door welke de stang zich nauwpassend uitstrekt.
Een bovenste verlenging 76 van de stang 70 strekt zich omhoog uit vanaf de zuiger 56 en door een kraag 77 teneinde zijn bovenste uiteinde aan te brengen onder het klepdeel 68. In het bijzonder omringt een schroefveer 78 de bovenste verlenging en is deze werkzaam tussen, de kraag. .77 en de onder zijde van het klepdeel 68 teneinde het klepdeel in de tegen de zitting aangelegen positie volgens fig. 3b te houden. Een huls 81 op het onderste uiteinde van het klepdeel strekt zich omlaag uit over het bovenste uiteinde van de schroefveer en is afdichtend verschuifbaar binnen een afdichtring 82a, die in de kamer onder de poorten 52 is geplaatst.
Vanaf het klepdeel 68 strekt zich een holle stang 82 omhoog uit naar een zuiger 83, die daaromheen is aangebracht en die in de kamer boven de poorten 51 doch onder de poorten 50 in het gereedschap afdichtend verschuifbaar is. Een van een vergrote diameter voorzien gedeelte 84 van de stang 82 strekt zich vanaf de zuiger omhoog uit tot een positie onder een holle stang 85 die zich vanaf het klepdeel 66 omlaag uitstrekt en afdichtend verschuifbaar is in een O-ring 85a, die in de kamer onder de poorten 50 wordt gedragen. Een van een gereduceerde diameter voorzien gedeelte van de holle stang strekt zich omhoog uit tot in de koepel 57 van de kamer en eindigt in een zuiger 86, die afdichtend verschuifbaar is in de koepel boven de vereffeningspoorten 49. Een schroefveer 90 strekt zich uit tussen een flens 91 om een middelste gedeelte van het onderste uiteinde van de stang 85 en een in de kamer boven de zuiger 83 aangebrachte kraag 92 teneinde het vereffeningsklepdeel 66 veerkrachtig naar zijn gesloten stand te drukken, zoals getoond in fig. 3a.
Vanaf het onderste uiteinde van de stang 85 en rond het bovenste uiteinde van de stang 84 strekken zich binnen de schroefveer 90 in benedenwaartse richting veervingers 95 uit, die aan hun onderste uiteinden haken 96 bezitten die aangrijpen onder een ringvormige grendelschouder 96 op de stang 84.
De kraag 92 bezit een omhooggericht en binnenwaarts taps gedeelte 97 dat is aangebracht onder overeenkomstige tapse gedeelten op de onderste uiteinden van de veervingers 96. Aldus kunnen de ringvormige schouder 96, veervingers en kraag samenwerken teneinde een grendelmechanisme te vormen dat, zoals hierna zal worden beschreven, mogelijk maakt dat het klepdeel 96 omlaag naar zijn geopende positie wordt bewogen samen met de stang 84, die zich boven het klepdeel 68 uitstrekt en vervolgens wordt losgelaten om, onder invloed van de schroefveer 90, terug te bewegen naar zijn op de zitting aangrijpende positie, alwaar het blijft tijdens de sluitbeweging van het klepdeel 68 en de schijfklep 27.
Voorafgaande aan de toevoer van besturingsfluïdum naar het gereedschap TAB zal de schroefveer 78 het klepdeel 68 gesloten houden, terwijl de schroefveer 90 het klepdeel 66 in een gesloten stand houdt, waardoor de doorgangen worden gesloten, die de boring van de doorn boven en onder de schijfklep alsmede de ringruimte boven en onder de pakker verbinden. Het besturingsfluïdum zal, wanneer het wordt toegevoerd door de doorgang 33 en de poorten 53 naar de kamer in het gereedschap, werkzaam zijn op het bovenste uiteinde van de zuiger 56 en omhoog passeren door de holle stang 82 teneinde in benedenwaartse richting te werken op het bovenste uiteinde van zuiger 83. Hetzelfde besturingsfluïdum zal tevens omhoog passeren door de stang 85 in de koepel 57 en aldus werkzaam zijn op het bovenste uiteinde van zuiger 86. Het dwarsdoorsnede-oppervlak van zuiger 83 is groter dan dat van de afdichtring 82, waarin de huls 81, die zich omlaag uitstrekt vanaf het klepdeel 68, verschuifbaar is, zodat het besturingsfluïdum het klepdeel 68 omlaag zal drukken naar zijn geopende positie. Anderzijds bezit de afdichtring 85a, door welke de stang 85 zich onder de poorten 50 uitstrekt, dezelfde uitwendige diameter als de zuiger 86 teneinde het besturingsfluïdum op het klepdeel 67 te compenseren, zodat dit klepdeel in de op de zitting aangrijpende positie zal blijven onder invloed van de veer 90, totdat het omlaag wordt getrokken ten gevolge van een omlaag gerichte openingsbeweging van de klep 68, zoals zal worden beschreven.
Zoals is getoond in de fig. 4a en 4b zal de toevoer van besturingsfluïdum naar het inwendige van het gereedschap TAB en derhalve naar de zuiger 56 aanvankelijk zorgen voor het afschuiven van de pen 72, die de bedieningsstang 70 in de ingetrokken positie houdt en derhalve zorgen voor het neerlaten van de bedieningsstang 70 in aangrijping met het bovenste uiteinde van de stang 31. Tijdens deze aanvankelijke benedenwaartse beweging van de bedieningsstang zal het klepdeel 68 in aangrijping blijven met de zitting, aangezien de kracht ten gevolge van de besturingsdruk, die in benedenwaartse richting werkt op de zuiger 83, niet voldoende is om de omhoog gerichte kracht van de veer 78 te overwinnen. Zoals in het voorgaande is toegelicht is het onderste uiteinde van de spuitbuis 30 aanvankelijk boven het bovenste uiteinde van de schijfklep 27 geplaatst, zodat deze aanvankelijke benedenwaartse beweging van de bedieningsstang niet zal leiden tot het openen van de schij fklep.
In reactie op de voortgezette toevoer van besturingsfluïdum, en de toename van de druk daarvan ten gevolge van de weerstand van de bedieningsstang 70 tegen een benedenwaartse beweging, zal na het aangrijpen van het bovenste uiteinde van de stang 31, de benedenwaartse kracht ten gevolge van het be-sturingsfluïdum op de zuiger 83 de kracht van de veer 78 overwinnen en derhalve het klepdeel 68 naar de gedeeltelijk geopende positie bewegen. Hierdoor worden natuurlijk de poorten 52 en 51 met elkaar verbonden, en derhalve het bovenste en onderste gedeelte 34 resp. 35 van de gasdoorgangen.
Op hetzelfde tijdstip is het besturingsfluïdum bezig met het verder omlaag bewegen van de bedieningsstang 70 en derhalve het omlaag bewegen van de spuitbuis teneinde het onderste uiteinde daarvan dichter naar het bovenste uiteinde van de schijfklep toe te bewegen, zoals getoond in fig. 5b, en om de stangverlenging 84 omlaag te bewegen teneinde de grendel-schouder 96 in aangrijping met de onderste uiteinden van de veervingers 95 te bewegen. Hierdoor wordt de stang 85 omlaag getrokken en derhalve het klepdeel 66 naar de in fig. 5a getoonde geopende positie omlaag bewogen. Dientengevolge wordt de doorgang 36 via de vereffeningspoorten 49 en 50 verbonden met de holte 26 boven de afdichtringen 44, teneinde toe te staan dat een drukvereffening plaatsvindt over de gesloten schijfklep voorafgaande aan het aangrijpen van de spuitbuis op de schijfklep teneinde deze naar de geopende stand te bewegen.
De verdere toevoer van besturingsfluïdum zal de zuiger 56 en de bedieningsstang verder omlaag bewegen, zodat deze op hun beurt de spuitbuis naar een positie omlaag bewegen, waarin het onderste uiteinde daarvan aangrijpt op het bovenste uiteinde van de schijfklep. Op dit punt aangekomen, zoals getoond in fig. 6a, zijn de onderste uiteinden van de veervingers naar een positie juist boven het tapse oppervlak van de kraag 92 bewogen wanneer het klepdeel 68 verder omlaag beweegt naar zijn geheel geopende positie en de daarboven gelegen stang 84 samen daarmee omlaag wordt getrokken.
Zoals wordt getoond in de fig. 7a tot 7c zal de voortgezette toevoer van besturingsfluïdum zorgen voor het neerlaten van de zuiger 56 en derhalve de bedieningsstang 70 zodat in reactie daarop de schijfklep naar de geopende positie wordt gedrukt, zoals getoond in fig. 7c. Wanneer de schijfklep naar de geopende positie is gezwenkt kunnen de spuitbuis en derhalve de bedieningsstang vrij omlaag blijven bewegen totdat de flens op de spuitbuis aangrijpt op het lichaam, waarop de schijfklep is bevestigd. Op dat tijdstip, en in overeenstemming met hetgeen eerder is beschreven, wordt de schijfklep in een van een vergrote diameter voorzien gedeelte van de boring van de doorn bewogen onder het zijdelingse steunlichaam.
Tegelijkertijd gaat het klepdeel 68 door met omlaag te bewegen totdat een schouder 68a, die zich daar omheen uitstrekt, aangrijpt op een om de kamer onder de poorten 52, doch boven de poorten 53 in het gereedschap aangebrachte zitting 68b. Deze voortgezette omlaag gerichte beweging van het klepdeel en de holle stangen 82 en 84, die zich daarboven uitstrekken, zal zorgen voor het verder neerlaten van het veref-feningsklepdeel 66, en derhalve de veervingers 95 die zich van daaruit omlaag uitstrekken, totdat de onderste uiteinden van de vingers over het tapse oppervlak 97 van de kraag 92 bewegen en buitenwaarts worden gedrukt onder de zich om de stang 84 uitstrekkende schouder 96 uit, zodat het grendelmechanisme dat het klepdeel 66 omlaag trekt wordt losgemaakt. Wanneer dit loslaten heeft plaatsgevonden wordt het vereffeningsklepdeel omhoog gedrukt naar zijn gesloten positie, overeenkomstig fig. 7a, onder invloed van de schroefveer 90, die, zoals eerder is opgemerkt, de enige kracht omvat welke de beweging van het vereffeningsklepdeel bestuurt.
In het bijzonder zal het grendelmechanisme het vereffeningsklepdeel losmaken voor een terugkeer naar zijn gesloten positie kort nadat de openingsbeweging van de schijfklep is begonnen, waarna de schijfklep en het gasdoorgangklepdeel 68 later naar hun gesloten posities terug bewegen na het wegvallen van het besturingsfluïdum, zonder dat het vereffeningsklepdeel opnieuw wordt geopend. Dat wil zeggen dat na het wegvallen van het besturingsfluïdum de holle stang 84, die zich vanaf het klepdeel 68 in bovenwaartse richting uitstrekt, slechts omhoog zal bewegen vanuit de in fig. 7a getoonde positie naar de in fig. 3a getoonde positie. Terwijl dit gebeurt zal deze de onderste uiteinden van de veervingers 95 buiten waarts uitspreiden zodat zijn schouder 96 terug kan keren naar een positie boven de onderste uiteinden van de veervingers, zoals is getoond in fig. 3a. Dit heeft natuurlijk geen invloed op het gesloten klepdeel 66, waardoor de met conventionele vereffeningsklepopstellingen samenhangende problemen worden vermeden.
Zoals in het voorgaande is opgemerkt wordt het gereedschap, dat is getoond in de fig. 8a, 8b en 8c en dat in zijn geheel is aangeduid met CLD, aangebracht in de holte 26 van de doorn op het tijdstip waarop de doorn samen met de stijgbuisserie wordt neergelaten in het boorgat, waarbij het doel is het isoleren van de besturingsfluïdumtoevoerleiding, zodat de integriteit daarvan kan worden getest. Hiertoe; en teneinde het neerlaten van de stijgbuisserie te vereenvoudigen, omvat het gereedschap CLD een bedieningsstang 100 die geleidend beweegbaar is binnen een geleidingsoppervlak 102 in het onderste uiteinde van het gereedschap, verticaal op één lijn met de overeind staande stang 31 van de spuitbuis en in staat om aan te grijpen op de spuitbuis en deze neer te laten, en aldus de schijfklep (niet getoond) voorafgaande aan het neerlaten van de stijgbuisserie te openen. Zoals getoond wordt de stang aanvankelijk in zijn teruggetrokken positie gehouden door middel van een afschuifpen 103, terwijl een O-ring 101 is aangebracht om het geleidingsoppervlak 102 in het onderste uiteinde van het gereedschap.
Het gereedschap bezit ter plaatse van zijn bovenste uiteinde een koepel 104 teneinde een omsloten drukreservoir te verschaffen in zijn kamer boven de afdichtring 101, met uitzondering van een poort 105 die in een middelste gedeelte van het gereedschap is gevormd. Deze poort en de aansluiting van de besturingsleiding 33 op de holte zijn aangebracht tussen afdichtringen 106 op het gereedschap, die afdichtend aangrijpen op de binnenste kamer boven de aansluiting van de besturingsleiding 33 met de holte 26, en afdichtringen 107 op het gereedschap die afdichtend aangrijpen op de kamer onder de aansluiting van de besturingsleiding, waarbij besturingsflu-idum aan de drukdichte kamer in het gereedschap wordt toegevoerd via de doorgang 33, teneinde de pen 103 af te schuiven en de besturingsstang neer te laten teneinde de schijfklep voorafgaande aan het neerlaten van de stijgbuisserie te ope- nen.
De stang wordt omlaag gehouden in zijn de schijfklep openende positie door middel van splitringsegmenten 108, die in de kamer van het lichaam zijn aangebracht teneinde aan te grijpen op paltanden 109 op de bedieningsstang wanneer deze is neergelaten naar zijn de schijfklep openende positie. Derhalve bezitten de splitringsegmenten 108, zoals getoond, omhoog en binnenwaarts tapse oppervlakken, die kunnen aangrijpen op corresponderende oppervlakken 110 op de binnenkamer van het gereedschap, teneinde het mogelijk te maken dat de stang omlaag beweegt doch een tegengestelde omhoog gerichte beweging door de segmenten wordt verhinderd. Zoals in het voorgaande is beschreven kan, wanneer de stijgbuisserie is neergelaten in het boorgat met het gereedschap CLD op zijn plaats, en de schijf-klep in zijn geopende stand wordt gehouden, besturingsfluïdum via de besturingsleiding worden toegevoerd naar de binnenkamer van het gereedschap teneinde de integriteit daarvan te testen. Na dit testen kan het gereedschap CLD uit de holte 26 worden verwijderd door het losmaken van de grendelklauwen 42, die het gereedschap vasthouden in de aangebrachte stand op een schouder in het bovenste uiteinde van de holte. Wat dit laatste betreft is het bovenste uiteinde van het gereedschap CLD overeenkomstig aan het bovenste uiteinde van het gereedschap TAB.
In dit stadium wordt het in de fig. 9a, 9b en 9c getoonde, en in zijn geheel met HSD aangeduide gereedschap neergelaten totdat het is aangebracht in de holte 26 voor gebruik bij het losmaken van de pakker, die op de stijgbuisserie is aangebracht onder de schijfklep, ter voorbereiding op het uitzetten tot een afdichtende aangrijping op het boorgat en voor het openen van de omloop door de pakker, die een gedeelte vormt van de doorgang die de ringruimte boven de pakker verbindt met de ringruimte onder de pakker. Zoals zichtbaar is uit de fig. 9a tot 9c is het gereedschap HSD in vele opzichten identiek aan het gereedschap TAB, doordat het een bedieningsstang 120 bezit die verticaal heen en weer beweegbaar is in de kamer in het gereedschap tussen de bovenste positie, die is getoond in de tekeningen, en een onderste positie, waarin het aangrijpt op een omhoog stekende stang 31 van de spuitbuis 30 voor het neerlaten van de spuitbuis en derhalve openen van de schijfklep 27, zoals is beschreven in samenhang met het gereedschap TAB. In dit geval echter is in het geleidingsop-pervlak 122 in het onderste open uiteinde van het gereedschap een afdichtring 121 aangebracht, teneinde een verschuivende afdichting met de bedieningsstang te vormen en aldus het uiteinde van de kamer in het gereedschap af te sluiten, waarbij het besturingsfluïdum werkzaam is over het dwarsdoorsnede-op-pervlak van de bedieningsstang teneinde deze omlaag te bewegen.
Het gereedschap HSD is tevens gelijk aan het gereedschap TAB wat betreft de aanwezigheid van een klepdeel 123, dat veerkrachtig door een schroefveer 124 in een de gasdoorgang afsluitende positie wordt gedrukt, waarin het zich in de bovenste op de zitting aangrijpende stand bevindt. Zoals het geval is bij het klepdeel volgens het gereedschap TAB strekt een holle stang 124 zich vanaf het klepdeel 123 omhoog uit en is deze voorzien van een daar omheen aangebrachte zuiger 125 voor het afdichtend aangrijpen op de kamer in het gereedschap boven de poorten 126, die de kamer in het gereedschap met de buitenzijde daarvan verbinden.
In het bijzonder bezit het gereedschap HSD eveneens een vereffeningsklepdeel 127, dat kan aangrijpen op een vernauwing in de kamer van het gereedschap teneinde deze boven de poorten 128 in het gereedschap af te sluiten. Derhalve is een holle stang 129, die zich in benedenwaartse richting uitstrekt vanaf het klepdeel 127, afdichtend verschuifbaar in een afdichtring 130, die is aangebracht op een vernauwing in de kamer van het gereedschap onder de vereffeningspoorten 128. Zoals het geval is bij het gereedschap TAB wordt dit vereffeningsklepdeel omhoog gedrukt naar zijn gesloten positie door middel van een schroefveer 131. Verder strekken zich veervin-gers 132 naar beneden uit vanaf het onderste uiteinde van de stang 129 teneinde een grendelmechanisme te vormen, dat samenwerkt met een schouder 133, die is gevormd rond een verlenging 134 van het klepdeel boven de zuiger 125, alsmede een taps oppervlak 135 dat is gevormd op de bovenzijde van een kraag, die in de kamer onder de schroefveer 131 is ondersteund. Zoals tevens geldt bij het gereedschap TAB staat een omhoog gericht buisvormige verlenging 135 van de vereffeningsklep 127 aan zijn bovenste uiteinde in verbinding met een koepel 136 in de bovenzijde van het gereedschap en draagt een zuiger 137 voor het afdichtend aangrijpen binnen de koepel. De afdichtringen 137 en 130 bezitten dezelfde diameter, zodat de enige verticale kracht, die werkzaam is op de vereffeningsklep 127, ontstaat door de schroefveer 131 die de klep in de gesloten positie houdt.
Het gereedschap HSD is tevens voorzien van daar omheen aangebrachte afdichtringen 140 voor het afdichtend aangrijpen op de holte 26 tussen de vereffeningspoorten 36 in het gereedschap en boven de aansluiting van de vereffeningsdoor-gang 36 op de holte 26. Daarnaast bezit het gereedschap, overeenkomstig het gereedschap TAB, extra afdichtringen 141 die afdichtend aangrijpen op de binnenkamer van het gereedschap tussen de aansluiting van de vereffeningsdoorgang 36 en het bovenste gedeelte 34 van de gasdoorgang naar de holte. Het gereedschap HSD bezit tevens, overeenkomstig gereedschap TAB, afdichtringen 142 die afdichtend aangrijpen op de kamer binnen het gereedschap onder de aansluiting op de holte van het bovenste gedeelte 34 van de gasdoorgang, die een verbinding vormt met de ringruimte boven de pakker en de aansluiting van het onderste gedeelte 35 van de doorgang, die naar de omloop leidt voor een verbinding met de ringruimte onder de pakker, alsmede onder poorten 126 in het gereedschap.
Daarnaast is het gereedschap HSD voorzien van afdichtringen 150 voor het afdichtend aangrijpen op de holte 26 onder de aansluiting van de besturingsleiding 33 op de holte en boven de aansluiting van het onderste uiteinde van de doorgang 37 op de holte, die leidt naar het drukgevoelig mechanisme van de met een staaldraad terughaalbare veiligheidsklep, die boven de schijfklep 27 in de stijgbuis is aangebracht. Het gereedschap HSD verschilt echter hierdoor van het gereedschap TAB, dat het niet is voorzien van afdichtringen die de ringvormige ruimte daartussen en tussen de holte tussen de aansluitingen daarvan met het onderste gedeelte 35 van de doorgang en de besturingsleiding 33 afsluiten. Bovendien zal het dwarsdoorsnede-oppervlak van de afdichtring 125 enigszins kleiner zijn dan het dwarsdoorsnede-oppervlak van de afdichtring 83 bij het gereedschap TAB, doch niettemin enigszins groter dan het dwarsdoorsnede-oppervlak van de rond de kamer aangebrachte afdichtring voor het afdichtend aangrijpen op de onderste verlenging of huls van het klepdeel 123. Dientenge volge wordt voorzien dat de aanvankelijke toevoer van bestu-ringsfluïdum naar de holte en derhalve naar het gereedschap HSD slechts de besturingsstang 122 omlaag zal bewegen, teneinde de schijfklep (niet getoond) naar zijn open positie te bewegen, zoals is beschreven in samenhang met het gereedschap TAB, doch zonder eveneens het klepdeel 123 te openen, en derhalve natuurlijk zonder het openen van de vereffeningsklep. Derhalve is in dit stadium de druk van het boorputfluïdum onder de aanvankelijk gesloten schijfklep niet voldoende hoog om de openingsbeweging daarvan in reactie op het omlaag bewegen van de besturingsstang te belemmeren.
Ten gevolge van het feit, dat de ringvormige doorgang tussen het gereedschap en de holte tussen de aansluiting van de besturingsleiding 33 en het onderste gedeelte 35 van de doorgang geopend is, zal via de besturingsleiding aangevoerd besturingsfluïdum het onderste gedeelte 35 binnendringen en derhalve omlaag passeren naar de pakkeromloop voor het losmaken van het mechanisme dat de pakker in de teruggetrokken positie houdt en de belemmering in de omloop verwijderen, zodat de gasdoorgang wordt geopend die de ringruimte boven en onder de pakker, met uitzondering van het klepdeel 123, verbindt. Zoals in het eerder genoemde Amerikaanse octrooischrift 4.540.047 is beschreven kan, wanneer de pakker wordt losgemaakt uit zijn samengetrokken positie, het pakkerelement daarvan worden geëxpandeerd teneinde dit in te stellen in reactie op het uitoefenen van stijgbuisdruk via een poort in de stijgbuis, die leidt naar een op druk reagerend expansiemecha-nisme van de pakker. Het openen van de schijfklep zal natuurlijk mogelijk maken dat stoppen of andere geschikte mechanismen daar doorheen worden neergelaten teneinde de stijgbuis onder de poorten, die leiden naar het pakkerinstelmechanisme, af te sluiten.
Wanneer de pakker is ingesteld kan de bedienende persoon de besturingsdruk in de besturingsleiding reduceren teneinde mogelijk te maken dat de besturingsstang 120 wordt opgetild ten gevolge van de druk, die werkzaam is op zijn onderste uiteinde, waardoor derhalve wordt toegestaan dat de schijfklep zich naar zijn gesloten positie beweegt. Op dit tijdstip kan de bedienende persoon ervoor zorgen dat het besturingsfluïdum circuleert omlaag door de besturingsleiding en in de open ringvormige ruimte vanaf de aansluiting van de besturingsleiding 33 naar de aansluiting van het onderste gedeelte 35 van de gasdoorgang, en derhalve door het onderste gedeelte en door de open omloop in de pakker. Derhalve blijft besturingsleidingfluïdum omlaag stromen in de ringruimte en terug omhoog door de stijgbuis teneinde de afdichtintegriteit van de gesloten schijfklep vanaf daar beneden te testen.
Na het verwijderen van het HSD-gereedschap kan het gereedschap dat is getoond in en beschreven aan de hand van de fig. 10a tot 10c, en in zijn geheel is aangeduid door SAD, door de stijgbuisserie worden neergelaten in de holte 26, alwaar het overeenkomstig het getoonde wordt aangebracht en vergrendeld. Het doel van het gereedschap SAD is het mogelijk maken dat de schijfklep en de ringruimte boven en onder de pakker open worden gehouden, dit in reactie op de toevoer van besturingsfluïdum, teneinde toe te staan dat fluïdum wordt gecirculeerd omlaag door de ringruimte en omhoog door de open stijgbuis teneinde boorputfluida te reinigen, die eventueel schurende stoffen kunnen bevatten, welke de afdichtoppervlak-ken van de doorn beschadigen voorafgaande aan het aanbrengen van het TAB-gereedschap, dat wordt gebruikt voor het handhaven van de besturing van de stijgbuis en de ringruimte.
Derhalve bezit het SAD-gereedschap, zoals het TAB-gereedschap, een bedieningsstang 160 die verticaal heen en weer beweegbaar is in de kamer van het gereedschap tussen een bovenste, teruggetrokken positie en een onderste positie, waarin deze aangrijpt op de stang 31 op de spuitbuis teneinde de spuitbuis omlaag te bewegen en aldus de schijfklep (niet getoond) te openen. Zoals het geval is bij de besturingsstang van het gereedschap TAB, wordt de stang 160 losneembaar in zijn bovenste positie gehouden door middel van een afschuifpen 161, die aangrijpt in een groef op het onderste uiteinde van de stang, dat wordt geleid binnen het geleidingsoppervlak 162 ter plaatse van het onderste uiteinde van het open uiteinde van de kamer in het gereedschap. Op overeenkomstige wijze bezit de bedieningsstang een zuiger 163, die afdichtend aangrijpt op de kamer onder de poort 164, die een verbinding vormt tussen de kamer en de buitenzijde van het gereedschap tussen de afdichtringen 165 en 166, die om het gereedschap zijn aangebracht en afdichtend aangrijpen op de holte 26 boven en onder de aansluiting van de besturingsleiding 33. Dit maakt vanzelfsprekend de toevoer van besturingsfluïdum uit de bestu-ringsleiding in de kamer van het gereedschap mogelijk voor het via het bovenste uiteinde van de zuiger 163 op de bedienings-stang 160 werken teneinde deze omlaag te drukken.
Het gereedschap SAD is verder voorzien van afdicht-ringen 168, die afdichtend aangrijpen op de holte boven de poort 167 en de verbinding van het onderste gedeelte 35 van de doorgang met de holte en onder de verbinding van het bovenste gedeelte 34 van de doorgang met de holte, alsmede poorten 169 door het gereedschap, die de kamer daarvan met de buitenzijde verbinden. Het gereedschap is verder voorzien van afdichtrin-gen 170, die afdichtend aangrijpen op de holte boven de poorten 169 en de verbinding met de holte van het onderste gedeelte 34 van de doorgang en onder de verbinding van de vereffe-ningsdoorgang 36 met de holte en de poorten 172 in het gereedschap. Andere afdichtringen 171 zijn rond het gereedschap aangebracht teneinde afdichtend aan te grijpen op de holte boven de poorten 170a in het gereedschap en de verbinding van de vereffeningsdoorgang 36 met de holte.
Het gereedschap omvat tevens een holle stang 172 met een zuiger 173, die afdichtend aangrijpt op de kamer van het gereedschap tussen de poorten 179 en 172 en hun onderste uiteinde, dat telescopisch is opgenomen over een bovenste, verlenging van de bedieningsstang 160 en dat afdichtend verschuifbaar is binnen afdichtringen 174, die in de kamer van het gereedschap onder de poorten 167 en boven de poort 164 zijn aangebracht. De holle stang 172 is veerkrachtig naar een bovenste positie belast door middel van een schroefveer 176. Echter, vergeleken met het eerder beschreven gereedschap TAB, is er geen klepdeel op de stang 172 voor het afsluiten van de ringvormige ruimte daartussen en de kamer aan de binnenzijde van het gereedschap. Derhalve kan fluïdum circuleren omlaag door de ringruimte van de boorput via het bovenste gedeelte 34 en het onderste gedeelte 35 van de ringvormige doorgang, en vervolgens omhoog in het onderste uiteinde van de stijgbuis en door de schijfklep, die is geopend door een benedenwaartse beweging van de bedieningsstang 160 in reactie op de toevoer van besturingsfluïdum aan de bovenzijde van de zuiger 163.
Zoals bij de eerder genoemde gereedschappen, bezit het gereedschap SAD eveneens een koepel 180 aan zijn bovenste uiteinde alsmede een vereffeningsklepdeel 181, dat in staat is om aan te grijpen op een omlaag gerichte zitting in de kamer van het gereedschap, teneinde de vereffeningsdoorgang tussen de verbinding van de doorgang 36 met de bovenste poorten 49 in het gereedschap, die de kamer in het gereedschap met de buitenzijde daarvan boven de afdichtringen 171 verbinden, te sluiten. Zoals het geval is bij de eerder beschreven gereedschappen is het klepdeel 181 bevestigd op een holle stang 182, die zich omlaag uitstrekt door een afdichtring 183 en die is voorzien van een zuiger 184 ter plaatse van zijn bovenste uiteinde, welke afdichtend verschuifbaar is in de kamer onder de koepel 180. De afdichtringen 183 en 184 bezitten dezelfde diameter, zodat een drukvereffening over het bovenste en onderste uiteinde van de vereffeningsklep plaatsvindt. De vereffenings-klep wordt normaal in zijn gesloten positie gehouden door middel van een schroefveer 185.
Zoals ook is getoond in fig. 9a kunnen veervingers 186, die zich vanaf het onderste uiteinde van de holle stang 182 onder het klepdeel 181 uitstrekken aangrijpen op een flens 187 rond de holle stang 188, die zich vanaf de zuiger 173 omhoog uitstrekt, waarbij een omlaag gerichte beweging van de bedieningsstang 188 zal zorgen voor het aangrijpen van de onderste uiteinden van de veervingers en deze omlaag zal trekken teneinde het vereffeningsklepdeel 181 naar zijn open positie te trekken. Derhalve is, zoals bij het TAB-gereedschap, het oppervlak van de zuiger 173 groter dan het oppervlak van de afdichtring 174, zodat de toevoer van besturingsfluïdum door de besturingsleiding 33 zorgt voor het omlaag bewegen van de stang 188 teneinde het klepdeel 181 te openen. Zoals is beschreven in samenhang met het TAB-gereedschap, zorgt dit voor het openen van de vereffeningsklep waardoor de doornbo-ring boven en onder de schijfklep wordt verbonden voorafgaande aan het omlaag bewegen van de besturingsstang 160 naar een positie voor het naar zijn open positie bewegen van de schijf-klep. Derhalve is het gereedschap, na het voortgezet omlaag bewegen van de bedieningsstang 160 voor het openen van de schijfklep, voorbereid voor een circulatie omlaag door de ringruimte en omhoog door de stijgbuis, zoals in het voorgaande is beschreven.
Op dit tijdstip wordt het SAD-gereedschap verwijderd uit de holte en vervangen door het eerder beschreven TAB-ge-reedschap, dat de stroming door de stijgbuis en de ringruimte op de in het voorgaande beschreven wijze bestuurt. Teneinde een back-up voor het TAB-gereedschap te verschaffen, en derhalve de besturing over de stroming door de stijgbuis te handhaven wanneer de schijfklep 27 zich niet sluit, kan het wenselijk zijn om een extra veiligheidsklep aan te brengen in de stijgbuis boven de schijfklep. In het bijzonder wordt overwogen dat deze back-up-klep een schijfklep of ander sluitdeel omvat, dat in staat is om open te worden gehouden in reactie op de toevoer van besturingsfluïdum, en in staat is om zich te sluiten na het wegvallen van het besturingsfluïdum.
Het gereedschap, dat is getoond en beschreven in samenhang met de fig. 11a, 11b en 11c, en in zijn geheel is aangeduid met LOT, is nuttig bij het verschaffen van deze besturing voor de back-up-veiligheidsklep, doordat het dient voor het overbrengen van aan de holte 26 toegevoerd besturingsflu-idum omhoog naar het op druk reagerende mechanisme van de stijgbuisveiligheidsklep teneinde deze in een open positie te handhaven. Derhalve zal, wanneer de schijfklep niet werkt en niet terugkeert naar zijn gesloten positie, de bedienende persoon het TAB-gereedschap weghalen en vervangen door het LOT-gereedschap, dat wordt neergelaten en aangebracht in de holte en daarin wordt vergrendeld, zoals getoond in de fig. 11a tot 11c.
Het gereedschap LOT omvat een bedieningsstang 200 die verticaal heen en weer beweegbaar is in zijn kamer voor een benedenwaartse beweging in reactie op de toevoer van besturingsfluïdum aan de holte 26, teneinde aan te grijpen op de spuitbuis en deze omlaag te bewegen en aldus de schijfklep naar zijn volledig geopende positie te bewegen. Aldus is de bedieningsstang afdichtend verschuifbaar binnen een afdicht-ring 201, die binnen een ringvormig geleidingsoppervlak 202 in het open onderste uiteinde van de kamer van het gereedschap is aangebracht en bezit een poort 203, die zijn kamer boven de zuiger verbindt met de buitenzijde daarvan tussen de afdicht-ringen 204 en 205, die afdichtend aangrijpen op de holte 26 boven en onder de aansluiting van de besturingsleidingdoorgang 33 op de holte. Derhalve werkt via de besturingsleiding toege voerd besturingsfluïdum op de bedieningsstang teneinde een pen af te schuiven, die de stang in zijn teruggetrokken positie houdt en beweegt deze omlaag voor het volledig openen van de schij fklep.
Overeenkomstig het CLD-gereedschap, wordt de bedieningsstang in de onderste stand vergrendeld teneinde de schijfklep geopend te houden. Hiertoe bezit de stang paltanden 208, die omlaag bewegen door splitringsegmenten 209 in de kamer, waarbij de stang in zijn bovenwaartse beweging wordt belemmerd ten gevolge van het feit, dat het bovenste uiteinde van de splitringsegmenten omhoog wordt bewogen tegen het tapse oppervlak 210. Aangezien de schijfklep in zijn geopende stand is vergrendeld oefent deze niet langer een besturing van de stroming door de stijgbuis uit, zodat de besturing daardoor kan worden verschaft door middel van de bovenste door een staaldraad weg te nemen stijgbuisveiligheidsklep.
Het LOT-gereedschap bezit tevens een poort 211, die zijn kamer verbindt met de buitenzijde daarvan boven de afdichtringen 212, die op het gereedschap zijn aangebracht. De doorgang 37 sluit op de holte aan tussen de afdichtringen 205 en 212 en verbindt derhalve poort 211 met een doorgang, die zich omhoog naar het op druk reagerende mechanisme van de stijgbuisveiligheidsklep uitstrekt, zoals in het voorgaande is beschreven. Derhalve zorgt de toevoer van besturingsfluïdum naar de holte en het gereedschap LOT niet alleen voor het in de geopende stand vergrendelen van’de schijfklep, maar tevens voor de toevoer van besturingsfluïdum naar de door een staaldraad verwijderbare stijgbuisveiligheidsklep, zodat een besturing van de stroming door de stijgbuis op dat niveau kan worden gehandhaafd.
Tegelijkertijd verschaft het LOT-gereedschap een besturing tussen de ringruimte boven en onder de pakker door middel van een klepdeel 213, dat omhoog kan worden gedrukt door middel van een schroefveer 214 naar een positie, waarin een gasdoorgang in de kamer wordt afgesloten. Derhalve bestuurt het klepdeel de stroming tussen de verbinding van het onderste gedeelte 35 van de gasdoorgang met de holte en het bovenste gedeelte 34 van de gasdoorgang met de holte. Hiertoe is het LOT-gereedschap overeenkomstig uitgevoerd met de in het voorgaande beschreven gereedschappen, doordat het is voorzien van poorten 217, die zijn kamer onder het klepdeel 213 verbindt met de buitenzijde daarvan boven de afdichtring 218, die een onderste verlenging van het klepdeel verbindt, alsmede poorten 219, die de kamer met de buitenzijde daarvan boven de afdichtringen 215 en onder extra afdichtringen 220 verbinden, die op het LOT-gereedschap zijn aangebracht voor het afdichtend aangrijpen op de holte boven de aansluiting van het bovenste gedeelte 34 van de doorgang.
In het bijzonder bezit een buisvormige stang 221, die zich vanaf het klepdeel 213 omhoog uitstrekt, een zuiger 222 die afdichtend verschuifbaar is in de kamer onder een koepel 223 die het bovenste uiteinde van het gereedschap afsluit. Derhalve kan het besturingsfluïdum vrij omhoog stromen door de holle buis en in de koepel teneinde op het bovenste uiteinde van de zuiger 222 te werken. De kracht ten gevolge van deze druk, die werkzaam is op de zuiger 222, wordt natuurlijk tegengewerkt door de omhoog gerichte kracht van het besturingsfluïdum die werkt op de afdichtring 218 welke de onderste verlenging van het klepdeel 213 omringt, welk klepdeel veerkrachtig naar zijn bovenste positie wordt gedrukt door middel van de schroefveer 214. In het bijzonder is het dwarsdoorsnede-oppervlak van de zuiger 222 groter dan dat van de afdichtring 218, zodat het besturingsfluïdum, dat de koepel binnendringt en werkzaam is op de bovenzijde van de zuiger 222, het klepdeel 213 omlaag beweegt teneinde de bovenste en onderste gedeelten 34 resp. 35 van de doorgang te openen voor een verbinding met elkaar via de poorten 216 en 219. Vervolgens kan het klepdeel 213 natuurlijk, na het wegvallen van besturingsflu-idum, terugbewegen naar zijn gesloten positie teneinde de gasdoorgang af te sluiten.
De uitvinding is niet beperkt tot de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvormen, die binnen het kader der uitvinding op velerlei wijze kunnen worden gevarieerd.

Claims (7)

1. Inrichting voor toepassing bij het besturen van de stroming door een stijgbuisserie, die is opgehangen en met een pakker afgedicht in een boorgat alsmede in de ringruimte tussen de stijgbuisserie en het boorgat boven en onder de pakker, gekenmerkt door een van een boring voorziene doorn, die deel kan uitmaken van de stijgbuisserie en een aan één zijde van de boring open holte bezit, een sluitdeel dat in de boring van de doorn beweegbaar is tussen posities, waarin het de boring onder de holte opent en sluit, middelen voor het naar de gesloten positie drukken van het sluitdeel, een gereedschap dat door de stijgbuisserie verticaal beweegbaar is naar of vanuit een in de holte aangebrachte positie, waarbij een gedeelte van het gereedschap een bedieningsorgaan bezit, dat beweegbaar is tussen een eerste positie, waarin het sluitdeel naar de gesloten positie kan bewegen en een tweede positie, waarin het het sluitdeel naar de open positie beweegt, en op druk reagerende middelen voor het naar de tweede positie bewegen van het bedieningsorgaan, waarbij de doorn en een ander gedeelte van het gereedschap zijn voorzien van middelen die, wanneer het andere gedeelte van het gereedschap in de holte is aangebracht, een eerste doorgang vormen vóór het verbinden van de ringruimte— boven en onder de pakker, waarbij het andere gedeelte van het gereedschap is voorzien van middelen met een klepdeel, dat beweegbaar is vanuit een eerste positie, waarin de eerste doorgang wordt afgesloten, naar een tweede positie, waarin de eerste doorgang is geopend, terwijl op druk reagerende middelen zijn toegepast voor het naar zijn tweede positie bewegen van het klepdeel, waarbij de doorn en elk der delen van het gereedschap zijn voorzien van middelen die, wanneer elk gedeelte van het gereedschap is aangebracht in de holte, een tweede doorgang vormen door welke besturingsfluïdum kan worden toegevoerd vanaf een externe bron naar elk der op druk reagerende middelen teneinde het bedieningsorgaan en het klepdeel vanuit hun eerste naar hun tweede positie te bewegen, terwijl verder middelen zijn toegepast, waarmee het bedieningsorgaan en het klepdeel worden terugbewogen naar hun eerste posities na het wegvallen van de daarop uitgeoefende besturingsdruk.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de doorn is uitgevoerd als buisvormig lichaam, dat in de stijgbuisserie aanbrengbaar is en dat een pakker bezit, die kan worden uitgezet tot afdichtende aangrijping met het boorgat, verder voorzien van een vanuit een eerste naar een tweede positie beweegbaar orgaan voor het expanderen van de pakker, een omloop van boven naar onder de pakker, die in verbinding staat met de eerste doorgang, een orgaan, dat beweegbaar is tussen een eerste positie waarin de omloop is gesloten en een tweede positie waarin de omloop is geopend, een op druk reagerend orgaan, dat beweegbaar is tussen een eerste positie, waarin het expanderend orgaan en het de omloop sluitende orgaan in hun eerste positie worden gehouden en een tweede positie, waarin deze organen worden vrijgegeven voor een beweging naar hun tweede positie, een orgaan voor het in de eerste positie houden van het op druk reagerende orgaan, een eerste gereedschap, dat verticaal door de stijgbuisserie beweegbaar is in en uit de holte, waarbij het lichaam en het eerste gereedschap zijn voorzien van middelen die, wanneer het eerste gereedschap is aangebracht in de holte, een doorgang vormen voor het toevoeren van besturingsfluïdum vanaf een externe bron naar het op druk reagerende orgaan voor het vrijgeven van het vasthoudorgaan en het naar zijn tweede positie bewegen van het de omloop sluitende orgaan teneinde toe te staan dat de pakker wordt geëxpandeerd.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de doorn en een gedeelte van het gereedschap tevens zijn voorzien van middelen die, wanneer het ene gedeelte van het gereedschap is aangebracht in de holte, een derde doorgang vormen die de boring van de doorn boven en onder het sluitdeel verbindt, waarbij het ene gedeelte van het gereedschap tevens een ander klepdeel bezit, dat beweegbaar is vanuit een eerste positie waarin de derde doorgang wordt afgesloten, naar een tweede positie waarin de derde doorgang wordt geopend, in reactie op de toevoer van besturingsfluïdum naar het op druk reagerende orgaan van het ene gedeelte, teneinde het bedieningsdeel voorafgaande aan het openen van het sluitdeel te bewegen, alsmede voorzien van middelen waardoor het andere klepdeel terugkeert naar zijn gesloten positie en hierin wordt vastgehouden na het openen van het sluitdeel.
4. Inrichting volgens één der conclusies 1 tot 3, met het kenmerk, dat het gereedschap een enkel gereedschap omvat.
5. Inrichting volgens één der conclusies 1 tot 3, met het kenmerk, dat de holte een enkele holte omvat.
6. Inrichting volgens conclusie 4, gekenmerkt door een tweede gereedschap, dat verticaal door de stijgbuisserie beweegbaar is ter aanbrenging in de holte, voorafgaande aan het daarin aanbrengen van het eerste gereedschap, met een be-dieningsorgaan dat beweegbaar is tussen een eerste positie, waarin het sluitdeel kan bewegen naar de gesloten positie, en een tweede positie, waarin het het sluitdeel naar de geopende positie beweegt, en een op druk reagerend orgaan voor het naar zijn tweede positie bewegen van het bedieningsorgaan, waarbij de doorn en het tweede gereedschap zijn voorzien van middelen die, wanneer het tweede gereedschap is aangebracht in de holte, een eerste doorgang vormen die de ringruimte boven en onder de pakker verbindt alsmede een tweede doorgang vormen voor het toevoeren van besturingsfluïdum vanaf een externe bron naar het op druk reagerende orgaan, teneinde het sluitdeel te openen, waarbij fluïdum kan worden gecirculeerd omlaag door de ringruimte en omhoog door de stijgbuisserie.
7. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door een tweede gereedschap, dat verticaal door de stijgbuisserie beweegbaar is voor aanbrenging in de holte na het daaruit verwijderen van het eerstgenoemde gereedschap, waarbij de doorn en het tweede gereedschap zijn voorzien van middelen die, wanneer het tweede gereedschap is aangebracht in de holte, een eerste doorgang vormen voor het verbinden van de ringruimte boven en onder de pakker, met een bedieningsorgaan, dat beweegbaar is tussen een eerste positie, waarin het sluitdeel naar de gesloten positie kan bewegen, en een tweede positie, waarin het het sluitdeel naar de geopende positie beweegt en hierin vasthoudt, een klepdeel, dat beweegbaar is tussen een eerste positie waarin de eerste doorgang wordt afgesloten en een tweede positie, waarin de eerste doorgang is vrijgegeven, en een op druk reagerend orgaan voor het naar hun tweede positie bewegen van het bedieningsorgaan en het klepdeel, waarbij de doorn en het tweede gereedschap eveneens zijn voorzien van middelen die, wanneer het tweede gereedschap is aangebracht in de holte, een tweede doorgang vormen voor het toevoeren van besturingsfluïdum vanaf een externe bron naar het op druk reagerende orgaan teneinde het bedieningsorgaan en het klepdeel naar hun tweede positie te bewegen, en middelen, waarmee het bedieningsorgaan en het klepdeel naar hun eerste positie worden terugbewogen na het wegvallen van de besturingsleiding-druk, waarbij de doorn en het tweede gereedschap tevens zijn voorzien van middelen die, wanneer het tweede gereedschap is aangebracht in de holte, een doorgang vormen voor een verbinding met een op druk reagerend orgaan van een veiligheidsklep in de stijgbuisserie boven het sluitdeel.
NL9100753A 1990-05-04 1991-05-01 Boorputinrichting. NL9100753A (nl)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US51897690A 1990-05-04 1990-05-04
US51897690 1990-05-04
US07/644,244 US5193615A (en) 1990-05-04 1991-01-22 Apparatus for use in controlling flow through a tubing string suspended and packed off within well bore as well as within the annulus between the tubing string and well bore above and below the packer
US64424491 1991-01-22

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9100753A true NL9100753A (nl) 1991-12-02

Family

ID=27059658

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9100753A NL9100753A (nl) 1990-05-04 1991-05-01 Boorputinrichting.

Country Status (5)

Country Link
US (1) US5193615A (nl)
FR (1) FR2661713A1 (nl)
GB (1) GB2243634B (nl)
NL (1) NL9100753A (nl)
NO (1) NO911739L (nl)

Families Citing this family (15)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5145005A (en) * 1991-04-26 1992-09-08 Otis Engineering Corporation Casing shut-in valve system
US5505263A (en) * 1993-10-08 1996-04-09 White; Pat M. Packer set safety valve for controlling dual fluid flows
US6298919B1 (en) * 1999-03-02 2001-10-09 Halliburton Energy Services, Inc. Downhole hydraulic path selection
US6513594B1 (en) * 2000-10-13 2003-02-04 Schlumberger Technology Corporation Subsurface safety valve
US6505684B2 (en) * 2000-10-20 2003-01-14 Schlumberger Technology Corporation Hydraulic actuator
AU2005294520B2 (en) * 2004-10-07 2010-02-18 Bj Services Company, U.S.A. Downhole safety valve apparatus and method
US7861786B2 (en) * 2004-12-22 2011-01-04 Bj Services Company, U.S.A. Method and apparatus for fluid bypass of a well tool
US7694742B2 (en) 2006-09-18 2010-04-13 Baker Hughes Incorporated Downhole hydraulic control system with failsafe features
US7591319B2 (en) 2006-09-18 2009-09-22 Baker Hughes Incorporated Gas activated actuator device for downhole tools
US7591317B2 (en) 2006-11-09 2009-09-22 Baker Hughes Incorporated Tubing pressure insensitive control system
EP2661535B1 (en) * 2011-01-07 2017-06-14 Weatherford Technology Holdings, LLC Test packer and method for use
US9920590B2 (en) * 2013-10-25 2018-03-20 Vetco Gray, LLC Tubing hanger annulus access perforated stem design
WO2017023264A1 (en) * 2015-07-31 2017-02-09 Halliburton Energy Services, Inc. Annulus access valve
US10344556B2 (en) 2016-07-12 2019-07-09 Weatherford Technology Holdings, Llc Annulus isolation in drilling/milling operations
AR107189A1 (es) * 2016-12-23 2018-03-28 Companias Asociadas Petroleras S A Dispositivo regulador de caudal para inyección de fluido en pozos petrolíferos

Family Cites Families (23)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3375874A (en) * 1965-04-13 1968-04-02 Otis Eng Co Subsurface well control apparatus
US3351133A (en) * 1965-06-14 1967-11-07 Baker Oil Tools Inc Tubing weight-controlled safety valve apparatus
US3941190A (en) * 1974-11-18 1976-03-02 Lynes, Inc. Well control apparatus
US4049052A (en) * 1976-04-05 1977-09-20 Otis Engineering Corporation Subsurface annulus safety valve
US4119146A (en) * 1977-05-18 1978-10-10 Otis Engineering Corporation Surface controlled sub-surface safety valve
US4271903A (en) * 1979-04-13 1981-06-09 Coalinga Corporation Retrievable annulus and tubing flow control valves
US4354554A (en) * 1980-04-21 1982-10-19 Otis Engineering Corporation Well safety valve
US4325431A (en) * 1980-07-10 1982-04-20 Ava International Corporation Flow controlling apparatus
US4407363A (en) * 1981-02-17 1983-10-04 Ava International Subsurface well apparatus
GB2093094B (en) * 1981-02-17 1985-02-06 Ava Int Corp Well flow control apparatus
US4540047A (en) * 1981-02-17 1985-09-10 Ava International Corporation Flow controlling apparatus
US4478288A (en) * 1981-10-02 1984-10-23 Baker International Corporation Apparatus with annulus safety valve for through tubing injection and method of use
US4423782A (en) * 1981-10-02 1984-01-03 Baker International Corporation Annulus safety apparatus
US4432417A (en) * 1981-10-02 1984-02-21 Baker International Corporation Control pressure actuated downhole hanger apparatus
US4434847A (en) * 1982-03-17 1984-03-06 Ava International Corporation Flow controlling apparatus
US4467867A (en) * 1982-07-06 1984-08-28 Baker Oil Tools, Inc. Subterranean well safety valve with reference pressure chamber
US4461353A (en) * 1982-07-22 1984-07-24 Otis Engineering Corporation Well safety valve
US4527631A (en) * 1983-09-12 1985-07-09 Ava International Corporation Subsurface safety valve
US4589482A (en) * 1984-06-04 1986-05-20 Otis Engineering Corporation Well production system
US4641707A (en) * 1984-10-22 1987-02-10 Ava International Corporation Well apparatus
GB2170836B (en) * 1985-02-08 1988-05-11 Ava Int Corp Subsurface safety valve
US4660647A (en) * 1985-08-23 1987-04-28 Exxon Production Research Co. Fluid control line switching methods and apparatus
US4632184A (en) * 1985-10-21 1986-12-30 Otis Engineering Corporation Submersible pump safety systems

Also Published As

Publication number Publication date
FR2661713A1 (fr) 1991-11-08
US5193615A (en) 1993-03-16
GB2243634B (en) 1994-06-01
NO911739D0 (no) 1991-05-03
GB9109616D0 (en) 1991-06-26
NO911739L (no) 1991-11-05
GB2243634A (en) 1991-11-06

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL9100753A (nl) Boorputinrichting.
US4453599A (en) Method and apparatus for controlling a well
US5167284A (en) Selective hydraulic lock-out well safety valve and method
US5029643A (en) Drill pipe bridge plug
US4805699A (en) Method and apparatus for setting, unsetting, and retrieving a packer or bridge plug from a subterranean well
CA2134273C (en) Spoolable coiled tubing completion system
US4869325A (en) Method and apparatus for setting, unsetting, and retrieving a packer or bridge plug from a subterranean well
US4516634A (en) Hydraulic running and setting tool for well packer
US5782306A (en) Open hole straddle system
US4276931A (en) Junk basket
US4944348A (en) One-trip washdown system and method
US4540047A (en) Flow controlling apparatus
US5377749A (en) Apparatus for setting hydraulic packers and for placing a gravel pack in a downhole oil and gas well
US4100969A (en) Tubing tester valve apparatus
CA2470436C (en) Interventionless bi-directional barrier
US6024173A (en) Inflatable shifting tool
US4441552A (en) Hydraulic setting tool with flapper valve
GB2252579A (en) Method and apparatus for gravel packing and perforating a well in a single trip
GB2134564A (en) Deep set piston actuated well safety valve
GB2093092A (en) Subsurface well apparatus
NL9201210A (nl) Vanaf het oppervlak bestuurde ondergrondse veiligheidsafsluiter.
CA1172161A (en) Method and apparatus for completing a well
US3786867A (en) Well safety valve system and method of operation
NL9202285A (nl) Ondergrondse veiligheidsklep voor een produktiekolom.
US4542792A (en) Method and removable auxiliary apparatus for permanently locking open a well flow control device

Legal Events

Date Code Title Description
BV The patent application has lapsed