NL9100268A - Inrichting voor het beveiligen van een produkt, alsmede apparaat voor het aanbrengen en/of verwijderen van een dergelijke inrichting op/van een te beveiligen produkt. - Google Patents

Description

Inrichting voor het beveiligen van een produkt, alsmede apparaat voor het aanbrengen en/of verwijderen van een dergelijke inrichting op/van een te beveiligen produkt

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het beveiligen van een produkt, zoals een kledingstuk of dergelijke, tegen winkeldiefstal, voorzien van een huis, dat door middel van een daarvoor bestemd apparaat eenvoudig losneembaar bevestigbaar is op het produkt en waarin een door een alarm-inrichting detecteerbaar element is gemonteerd, alsmede op een apparaat voor het aanbrengen en/of verwijderen van een inrichting volgens één der voorgaande conclusies op/van een te beveiligen produkt.

Een dergelijke inrichting is bijvoorbeeld bekend uit het US-A-4 502 717. De bekende inrichting bestaat uit een plaatvormig element, dat van een gepunte pen is voorzien, die bij een kledingstuk door de stof wordt geprikt, waarna een contradeel losneembaar op de pen wordt bevestigd. In het plaatvormige element is als detecteerbaar element gewoonlijk een spoel opgenomen, die bij het passeren van een antenne een alarminrichting in werking kan stellen. Het contra-element kan met behulp van het hiervoor bestemde apparaat betrekkelijk eenvoudig van de pen worden verwijderd, waarna het plaatvormige element als geheel van het kledingstuk kan worden afgenomen.

Deze bekende inrichting heeft het bezwaar, dat het contra-element ook met eenvoudige werktuigen, zoals een nijptang of dergelijke, gemakkelijk van de pen kan worden verwijderd, waarna het kledingstuk ongemerkt kan worden meegenomen. Doordat de inrichting slechts over een gering oppervlak op het kledingstuk is bevestigd, blijkt het in de praktijk ook voor een aantal personen geen bezwaar een klein gat in het kledingstuk te knippen om de inrichting te verwijderen. Anderzijds moet de diameter van de pen voor het verkrijgen van de vereiste sterkte relatief groot zijn, waardoor een ongewenste beschadiging van het te beveiligen produkt wordt veroorzaakt.

Voorts heeft de bekende inrichting het bezwaar dat de spoel loodrecht op de antenne kan worden gehouden, waardoor de alarminrichting het passeren van de inrichting niet detecteert. Ook blijkt in de praktijk dat door het parallel op elkaar plaatsen van twee inrichtingen geen detectie meer mogelijk is. Verder kan de inrichting door de geringe omvang gemakkelijk met een metaalfolie, zoals zilverpapier, worden afgeschermd, waardoor een detectie niet meer mogelijk is.

De uitvinding beoogt een inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarmee de bovengenoemde bezwaren op eenvoudige doch doeltreffende wijze kunnen worden ondervangen.

Hiertoe heeft de inrichting volgens de uitvinding het kenmerk, dat het huis bestaat uit twee bij voorkeur half-bolvormige huishelften, die zijn voorzien van eindranden, die onder inklemming van een deel van het te beveiligen produkt losneembaar op elkaar bevestigbaar zijn.

Op deze wijze wordt een inrichting verkregen, die zonder gebruik te maken van het daartoe bestemde apparaat nagenoeg niet van het produkt is te verwijderen, doordat de bolvormige huishelften geen houvast bieden voor door onbevoegden gebruikte werktuigen. Bovendien is de inrichting hierdoor over een relatief groot oppervlak op het te beveiligen produkt bevestigd, zodat het niet langer aanvaardbaar zal zijn de inrichting door losknippen te verwijderen.

Volgens een eerste uitvoeringsvorm wordt een betrouwbare bevestiging verkregen, doordat de ene huishelft is voorzien van schuin ten opzichte van het vlak van de eindrand geplaatste, uitstekende, dunne naalden, terwijl de andere huishelft is voorzien van complementaire openingen voor het opnemen van deze schuine naalden, waarbij de andere huishelft één of meer grendelnaalden bezit, die tussen een ingetrokken ruststand en een uitstekende grendelstand verplaatsbaar zijn, waarbij de grendelnaalden in de grendelstand in openingen van de eerste huishelft worden opgenomen.

Volgens de uitvinding is de inrichting van de in de aanhef genoemde soort in geval van een produkt met een glad stijf oppervlak daardoor gekenmerkt, dat het huis half-bolvor-mig is met een eindrand, die afdichtend kan samenwerken met een oppervlak van het te beveiligen produkt, zodanig dat het huis door evacueren op het produkt bevestigbaar is.

De uitvinding verschaft tevens een apparaat voor het aanbrengen en/of verwijderen van de beschreven inrichting op/ van een te beveiligen produkt, welk apparaat volgens de uitvinding wordt gekenmerkt door een hol deel, dat een huishelft resp. het huis van de inrichting met speling kan opnemen en door op het holle deel aangesloten middelen voor het opwekken van een onderdruk.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin enkele uitvoeringsvormen van de inrichting volgens de uitvinding en van het apparaat volgens de uitvinding schematisch zijn weergegeven.

Fig. 1 is een doorsnede van een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, waarbij een gedeelte van een te beveiligen kledingstuk is aangeduid.

Fig. 2 is een schematisch weergegeven doorsnede van een uitvoeringsvorm van het apparaat volgens de uitvinding tijdens het aanbrengen van de inrichting volgens fig. 1 op een kledingstuk.

Fig. 3 is een schematisch weergegeven doorsnede van een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, waarbij een gedeelte van een te beveiligen kledingstuk is aangeduid en tevens een uitvoeringsvorm van het apparaat voor het aanbrengen van deze inrichting is weergegeven.

Fig. 4 is een schematisch weergegeven doorsnede van een derde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding met bijbehorend apparaat voor het aanbrengen van deze inrichting op het te beveiligen produkt.

In fig. 1 is een doorsnede weergegeven van een inrichting voor het beveiligen van een kledingstuk 1, dat gedeeltelijk in fig. 1 is aangeduid. De inrichting is voorzien van een huis 2, dat uit twee huishelften 3, 4 bestaat, die elk een eindrand 5 resp. 6 bezitten. De huishelft 4 bezit een de eindrand 6 omgevende opstaande rand 7, die in de getekende samengestelde toestand de buitenwand van de huishelft 3 passend omgeeft.

Beide huishelften 3, 4 bezitten een zich vanaf de eindranden 5, 6 binnenwaarts uitstrekkende flensrand 8 resp.

9, welke flensranden 8, 9 een complementaire profielvorm hebben.

Voor het op elkaar plaatsen van de huishelften 3, 4 kan eventueel een bevochtiging van de eindranden 5, 6 en de flensranden 8, 9, alsmede het tussenliggende deel van het kledingstuk 1 plaatsvinden ter verbetering van de afdichting.

In de huishelft 3 is een schematisch aangeduide spoel 10 aangebracht, die ongeveer parallel aan het vlak van de eindrand 5 verloopt, terwijl in de huishelft 4 een spoel 11 is gemonteerd, die ongeveer loodrecht op het vlak van de eindrand 6 verloopt. Hierdoor is het niet langer mogelijk de inrichting zodanig langs de antenne van de gebruikelijke alarminrichting te bewegen, dat de spoelen niet door de antenne worden gedetecteerd.

Bovendien is het niet langer mogelijk, twee inrichtingen zodanig op elkaar te plaatsen, dat geen detectie meer mogelijk is. Ook is het nagenoeg onmogelijk de inrichting door middel van een metaalfolie af te schermen.

De eindranden 5, 6 en de flensranden 8, 9 werken in de samengestelde toestand van de huishelften 3, 4 afdichtend samen, zodat de huishelften 3, 4 door het evacueren van de holle binnenruimte met grote kracht onder inklemming van het kledingstuk 1 op elkaar worden gedrukt. Het door onbevoegden verwijderen van de inrichting is nagenoeg uitgesloten, aangezien de benodigde kracht zeer groot is, terwijl door de bolvorm van de huishelften geen houvast voor hulpmiddelen kan worden verkregen. De opstaande rand 7 verhindert dat met behulp van een scherp werktuig, zoals een schroevedraaier of dergelijke de huishelften 3, 4 worden opengewrikt. Doordat de huishelften 3, 4, die bijvoorbeeld een diameter van 8 cm hebben, zich over een relatief groot oppervlak van het kledingstuk uitstrekken, zal het voor de gebruiker niet langer acceptabel zijn de inrichting door het losknippen te verwijderen. Voorts heeft de beschreven inrichting nog het voordeel, dat geen beschadiging van het kledingstuk plaatsvindt, zoals bij de gebruikelijke met pennen uitgevoerde inrichtingen het geval is.

In fig. 2 is een apparaat voor het aanbrengen en/of verwijderen van de beschreven inrichting weergegeven, welk apparaat is voorzien van een stationair deel 12 en een beweegbaar deel 13. Het stationaire deel 12 is ingebouwd in bijvoorbeeld een paktafel 14 of dergelijke, waarbij het beweegbare deel 13 door een hefboom 15 verzwenkbaar met het stationaire deel 12 is verbonden.

De beide delen 12, 13 zijn aangesloten op niet nader weergegeven middelen 16 voor het evacueren van de door de beide delen omsloten ruimte.

De beide delen 12, 13 zijn op hun binnenwand voorzien van steunelementen 17, die enerzijds de huishelften 3, 4 op afstand van de binnenwand van de delen 12, 13 houden en anderzijds de huishelften 3, 4 in de juiste stand ten opzichte van elkaar positioneren.

Het beweegbare deel 13 is voorzien van een aan- en uitschakelbare magneet 18, bijvoorbeeld een elektromagneet, terwijl de huishelft 3 een element 19 uit magnetisch materiaal bezit, zodat door het aanschakelen van de magneet 18 bij ge-evacueerde binnenruimte de huishelft 3 van de huishelft 4 wordt verwijderd.

Het verwijderen van de huishelften 3, 4 kan eventueel ook met andere middelen plaatsvinden, bijvoorbeeld een pen of wig aan de binnenzijde van het beweegbare deel 13, welke de huishelften 3, 4 bij geëvacueerde binnenruimte van het apparaat uit elkaar drukt.

Het apparaat kan voorts zijn voorzien van niet nader weergegeven middelen voor het bevochtigen van het tussen de huishelften 3, 4 liggende deel van het kledingstuk 1 en/of de eindranden 5, 6 en/of de flensranden 8,9, teneinde de afdichting van het huis 2 te verbeteren.

In fig. 3 is een alternatieve uitvoeringsvorm van de inrichting voor het beveiligen van een gedeeltelijk afgebeeld kledingstuk 1 weergegeven, welke evenals de inrichting volgens fig. 1 bestaat uit een huis 20 met twee half-bolvormige huishelften 21 en 22. De ene huishelft 21 is voorzien van een « eindwand 23, die langs de rand is uitgerust met schuin ten opzichte van deze wand 23 verlopende, uitstekende dunne naalden 24. De andere huishelft 22 bezit complementaire openingen 25, waarin de naalden passend kunnen worden opgenomen. In de tekening zijn terwille van de duidelijkheid slechts een aantal naalden 24 en openingen 25 weergegeven, doch het zal duidelijk zijn dat de naalden en openingen op elke gewenste wijze langs de omtrek kunnen zijn verdeeld.

De naalden 24 kunnen met een schroefbeweging door het kledingstuk 1 worden gestoken, waarbij vanwege hun geringe afmeting geen beschadiging van het kledingstuk wordt veroor zaakt. De andere huishelft 22 kan vervolgens met een draaibe-weging op de naalden worden gestoken. De huishelft 21 is in de in fig. 3 afgebeelde toestand in het holle deel 12 van een apparaat voor het aanbrengen en/of verwijderen van de beschreven inrichting geplaatst, welk deel 12 volledig overeenkomt met het in fig. 2 afgebeelde deel 12 en op niet nader aangegeven wijze is aangesloten op middelen voor het opwekken van een onderdruk in dit holle deel. Door de in het holle deel 12 opgewekte onderdruk ontstaat via een opening 26, openingen 27 in de wand 23 een onderdruk aan de ene zijde van een als zuiger uitgevoerde drager 28, die aan de andere zijde via een kanaal 29 aan de omgevingsdruk is blootgesteld. Hierdoor wordt de drager 28 vanuit de in fig. 3 weergegeven ruststand verplaatst naar een grendelstand, waarin grendelnaalden 30 van de drager 28 in de openingen 27 steken, zodat de beide huishelften 21, 22 op elkaar zijn bevestigd. De drager 28 heeft twee ringvormige groeven 31, 32, die in de ruststand respectievelijk de grendelstand samenwerken met vergrendelingselementen 33, die in de huishelft 22 zijn gemonteerd.

Wanneer de drager 28 zich in de grendelstand bevindt, zijn de beide huishelften op elkaar bevestigd en kunnen zonder hulp van een daarvoor geschikt apparaat niet van het kledingstuk 1 worden verwijderd. De huishelften 21, 22 zijn op dezelfde wijze als de in fig. 1 weergegeven inrichting van spoelen 10 respectievelijk 11 voorzien.

Voor het verwijderen van de inrichting wordt deze met de huishelft 22 in het holle deel 12 geplaatst, waardoor de opgewekte onderdruk de drager 28 van de grendelstand naar de ruststand zal verplaatsen, waarna de huishelften eenvoudig kunnen worden afgenomen.

Opgemerkt wordt, dat de huishelft 21 of 22 op dezelfde wijze als bij de inrichting volgens fig. 1 van een aan-sluitrand 7 kan zijn voorzien, die de buitenwand van de andere huishelft in samengestelde toestand passend omgeeft.

In fig. 4 is een uitvoeringsvorm van de inrichting voor het beveiligen van een produkt weergegeven, die kan worden toegepast bij produkten met een glad oppervlak 34. Deze inrichting bestaat uit een half-bolvormig huis 35, waarvan de eindrand bijvoorbeeld een dichtingsring 36 draagt, die afdichtend kan samenwerken met het oppervlak 34. Het half-bolvormige huis 35 kan eenvoudig op het oppervlak 34 worden aangebracht en/of verwijderd met behulp van een apparaat, dat overeenkomt met het deel 12 van het apparaat uit fig. 2 en op niet nader aangegeven wijze is aangesloten op middelen voor het evacueren van de door het apparaat 12 omsloten ruimte. Het apparaat 12 wordt daartoe op de in fig. 4 aangegeven wijze over het huis 35 op het oppervlak 34 geplaatst, waarna door evacueren het huis 35 op het oppervlak 34 wordt bevestigd. In dit geval is het huis 35 bij voorkeur van de beide spoelen 10, 11 voorzien, zoals schematisch is aangeduid. Desgewenst kan het apparaat 12 een aan- en uitschakelbare magneet 18 omvatten, zoals in fig.

2 is weergegeven, waarbij het huis 34 met een element 19 uit magnetisch materiaal kan zijn uitgevoerd.

De uitvinding is niet beperkt tot het in het voorgaande beschreven uitvoeringsvoorbeeld, dat binnen het kader der uitvinding op verschillende manieren kan worden gevarieerd.

Claims (22)

1. Inrichting voor het beveiligen van een produkt, zoals een kledingstuk of dergelijke, tegen winkeldiefstal, voorzien van een huis, dat door middel van een daarvoor bestemd apparaat eenvoudig losneembaar bevestigbaar is op het produkt en waarin een door een alarminrichting detecteerbaar element is gemonteerd, met het kenmerk, dat het huis bestaat uit twee bij voorkeur half-bolvormige huishelften, die zijn voorzien van eindranden, die onder inklemming van een deel van het te beveiligen produkt losneembaar op elkaar bevestigbaar zijn.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ene huishelft is voorzien van schuin ten opzichte van het vlak van de eindrand geplaatste, uitstekende, dunne naalden, terwijl de andere huishelft is voorzien van complementaire openingen voor het opnemen van deze schuine naalden, waarbij de andere huishelft één of meer grendelnaalden bezit, die tussen een ingetrokken ruststand en een uitstekende gren-delstand verplaatsbaar zijn, waarbij de grendelnaalden in de grendelstand in openingen van de eerste huishelft worden opgenomen .

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de grendelnaalden zijn bevestigd op een drager, die in de andere huishelft heen en weer beweegbaar is tussen de rust- en de grendelstand.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de drager in beide standen in de andere huishelft is vergrendeld.

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat de drager is uitgevoerd als zuigerelement, dat be-dienbaar is door middel van een luchtstroom.

6. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eindranden van de beide huishelften onder inklemming van een deel van het te beveiligen produkt afdichtend met elkaar kunnen samenwerken, zodanig dat de huishelften door evacueren onder inklemming van het produktdeel op elkaar bevestigbaar zijn.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de huishelften bij hun eindranden binnenwaarts gerichte flensranden bezitten, die afdichtend met elkaar kunnen samenwerken.

8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat de eindranden en/of de flensranden in doorsnede een ' complementaire profielvorm hebben.

9. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de ene huishelft een de eindrand omgevende opstaande aansluitrand bezit, die de buitenwand van de andere huishelft in samengestelde toestand passend omgeeft.

10. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, dat elke huishelft een als spoel uitgevoerd detecteerbaar element bevat, waarbij in samengestelde toestand van de huishelf-ten de ene spoel althans ongeveer dwars op de andere spoel staat.

11. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tenminste één van de huishelften een element uit magnetisch materiaal, bijvoorbeeld ijzer, bevat.

12. Inrichting volgens de kop van conclusie 1, met het kenmerk, dat het huis half-bolvormig is met een eindrand, die afdichtend kan samenwerken met een oppervlak van het te beveiligen produkt, zodanig dat het huis door evacueren op het produkt bevestigbaar is.

13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het huis is voorzien van twee spoelen, die ongeveer loodrecht op elkaar staan.

14. Apparaat voor het aanbrengen en/of verwijderen van een inrichting volgens één der conclusies 1-5 of 12, 13 op/van een te beveiligen produkt, gekenmerkt door een hol deel, dat een huishelft resp. het huis van de inrichting met speling kan opnemen en door op het holle deel aangesloten middelen voor het opwekken van een onderdruk.

15. Apparaat volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het holle deel steunelementen bezit voor het ondersteunen van een huishelft resp. het huis.

16. Apparaat volgens conclusie 14 of 15 voor het aanbrengen en/of verwijderen van een inrichting volgens één der conclusies 6-11, gekenmerkt door een tweede hol deel, welke delen eindranden bezitten, die afdichtend kunnen samenwerken, en door middelen voor het evacueren van de door de op elkaar geplaatste delen bepaalde ruimte.

17. Apparaat volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat beide delen van het apparaat zijn aangesloten op de eva-cueermiddelen.

18. Apparaat volgens conclusie 16 of 17, met het kenmerk, dat het ene deel is uitgevoerd als stationair deel, dat bijvoorbeeld in een tafel kan worden ingebouwd, terwijl het andere deel verzwenkbaar met het stationaire deel is verbonden.

19. Apparaat volgens één der conclusies 16-18, gekenmerkt door middelen voor het openen van de op elkaar bevestigde huishelften.

20. Apparaat volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat een deel is voorzien van een bij voorkeur aan- en uitscha-kelbare magneet.

21. Apparaat volgens één der conclusies 16-20, met het kenmerk, dat de beide delen op de eindrand aansluitende buitenwaarts gerichte flensranden bezitten, die afdichtend kunnen samenwerken.

22. Apparaat volgens één der conclusies 16-21, gekenmerkt door middelen voor het bevochtigen van de eindranden en/of flensranden van de huishelften en/of het ingeklemde kle-dingstuk-gedeelte.