NL9002488A - Fietsbel. - Google Patents

Description

Korte aanduiding : Fietsbel.

De uitvinding heeft betrekking op een fietsbel voorzien van een aan een stuur of dergelijke te bevestigen drager, van een op de drager aangebrachte kap en van tenminste een slagorgaan, welke door verdraaiing van een door de drager ondersteund en om een draaiingsas draaibaar bedieningsorgaan in beweging te brengen is, zodanig, dat dit slagorgaan voor het voortbrengen van geluid.tegen de binnenzijde van de kap aanslaat.

Reeds vele tientallen jaren zijn fietsbellen bekend, die zijn voorzien van een aan het heen en weer beweegbare bedieningsorgaan bevestigde tandheugel, die via een rondsel slagorganen in een heen en weer gaande draaiende beweging brengt. Een dergelijke fietsbel is uit een verhoudingsgewijs groot aantal onderdelen samengesteld, en zodoende verhoudingsgewijs duur en kwetsbaar in opbouw.

Met de uitvinding wordt beoogd een fietsbel van bovengenoemde soort te verkrijgen, welke een eenvoudigere opbouw heeft.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat het slagorgaan is bevestigd aan een zich althans in hoofdzaak evenwijdig aan de draaiingsas uitstrekkende en tegen veerkracht in in beweging te brengen arm, die nabij zijn van het slagorgaan afgekeerde einde is verbonden met het draagorgaan, terwijl aan de arm een nok is bevestigd, die samenwerkt met een aan de binnenomtrek van het ringvormig uitgevoerde bedieningsorgaan aangebrachte vertanding.

Bij toepassing van de constructie volgens de uitvinding kan het bedieningsorgaan in een en dezelfde richting worden verdraaid voor het doen verzwenken van de het slagorgaan dragende arm.

Een fietsbel volgens de uitvinding kan uit een verhoudingsgewijs klein aantal onderdelen worden opgebouwd en althans grotendeels uit kunststof zijn vervaardigd, waardoor een eenvoudige corrossie bestendige opbouw van de fietsbel kan worden verkregen.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuren schematisch weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de fietsbel volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont een dwarsdoorsnede over een fietsbel volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont een bovenaanzicht op figuur 1 onder het weglaten van de kap en een deel van het bedieningsorgaan.

Figuur 3 toont een bovenaanzicht op de drager.

Figuur 4 toont een zijaanzicht op figuur 3.

Figuur 5 toont in perspectief een deel van de drager en het bedieningsorgaan op afstand van elkaar weergege·, .n.

De in de figuren weergegeven fietsbel is althans in hoofdzaak opgebouwd uit een drager 1, een om de drager 1 verdraaibaar bedieningsorgaan 2 en een aan de drager 1 bevestigde kap 3.

De drager 1 is voorzien van een centraal gelegen, enigzins taps verlopende bus 4, die aan zijn boveneinde is voorzien van een naar binnen uitstekende kraag 5.

Het ondereinde van de bus is met behulp van een tweetal in eikaars verlengde en dia:v,u./ .; 1 vanaf de bus naar buiten verlopende verticaal staande ruggen 6 en 7 verbonden met een tweetal zich concentrische om de hartlijn 8 van de bus uitstrekkende sektorvormige wanddelen 9 resp. 10. Deze wanddelen zijn aan hun ondereinden bevestigd aan een ringvormig deel 11 van de drager 1. Dit ringvormige deel 11 vormt een geheel met een zich vanaf dit ringvormige deel 11 radiaal naar buiten uitstrekkende arm 12 (figuur 3 en 4) waaraan een klemband 13 is bevestigd. Met behulp van de arm 12 en de klemband 13 kan de drager 1 aan een fietsstuur of dergelijke worden vastgeklemd.

Nabij de beide uiteinden van het wanddeel 9 zijn zich vanaf de bovenrand van het wanddeel naar beneden uitstrekkende op enige afstand van elkaar gelegen sleufgaten 14 en 15 aangebracht, welke een zich omhoog uitstrekkende vinger 16 begrenzen. Op soortgelijke wijze zijn met behulp van verticaal verlopende sleufgaten 17 en 18 nabij de uiteinden van het wanddèel 10 zich omhoog uitstrekkende vingers 19 uitgespaard. Aan de boveneinden van de vingers 16 en 19 zijn zich naar buiten toe uitstrekkende nokken 20 resp. 21 gevormd.

Zoals in het bijzonder uit figuur 5 blijkt zijn de ondereinden van de ruggen 6 en 7 lager gelegen dan de onderste begrenzingsranden van de sektorvormige wanddelen 9 en 10. Op de ondereinden van deze ruggen 6 en 7 sluit een zich concentrisch om de hartlijn 8 van de drager verlopende en eveneens deel van de drager uitmakende ring 22 aan.

In twee diametraal tegenover elkaar gele^. ·. punten, die in bovenaanzicht gezien (figuur 2) over 90° versprongen zijn opgesteld ten opzichte van de ruggen 6 en 7, sluiten op de ring 22 de ondereinden aan van een tweetal zich omhoog uitstrekkende en een geheel met de ring vormende armen 23, 23'.

Het bovenste gedeelte van iedere arm 23, 23' is gespleten uitgevoerd, zodat dit boveneinde van de arm wordt gevormd door een tweetal vingers 24, die aan hun van elkaar afgekeerde zijkanten zijn voorzien van uitstekende neuzen 25. Nabij de ondereinden van de vingers zijn op de vingers zich naar buiten toe uitstrekkende steunnokken 26 aangebracht. Op de boveneinden van de armen 23, 23' zijn door metalen plaatjes 27, 27' gevormde slagorganen gemonteerd. Hiertoe is ieder metalen plaatje voorzien van een gat, waardoorheen de veerkrachtige vingers 24 zijn gestoken, waarbij de uitvoering zodanig is, dat ieder plaatje 27, 27' rust op de aanslagnokken 26 en ligt opgesloten tussen de desbetreffende aanslagnokken 26 en de zich boven het plaatje 27, 27' uitstrekkende neuzen 25.

Verder zijn in juist boven het ringvormige orgaan 11 gelegen punten aan de buitenzijde van de armen 23, 23' in doorsnede driehoekige nokken of tanden 28, 28' bevestigd.

Het hierboven beschreven draagorgaan is uit een stuk uit kunststof vervaardigd, waarbij de uitvoering zodanig getroffen is, dat de armen 23, 23' door vervorming van de ring 22 en/of vervorming van de armen 23, 23' zelf verend kunnen bewegen in een naar de huls 4 toe en van deze huls afgekeerde richting.

Het bedieningsorgaan omvat een zich concentrisch om de hartlijn 8 uitstrekkend ringvormig deel 29 en een zich vanaf de bovenrand van dit ringvormige deel 29 naar buiten toe uitstrekkende flens 30. Op de buitenzijde van het ringvormige deel 29 en op de onderzijde van de flens 30 sluiten een aantal zich naar buiten toe uitstrekkende vleugelvormige organen 31 aan, die tot buiten de flens 30 uitsteken. In de in figuur 1 weergegeven samengebouwde stand van de fietsbel rust de onderrand van het ringvormige deel 29 van het bedieningsorgaan 2 op het ringvormige deel 11 van de drager 1. Bij het monteren van het ringvormige deel 29 van het bedieningsorgaan 2, dat zich concentrisch om de wanddelen 9 en 10 uitstrekt, wordt het ringvormige deel 29 langs deze wanddelen naar beneden geschoven, waarbij aanvankelijk de nokken of neuzen 20 en 21 worden weggedrukt in de richting van de huls 4, totdat deze nokken of neuzen 20 en 21 weer worden vrijgegeven en terugveren om over de bovenrand van het bedieningsorgaan 2 te grijpen, waardoor dit bedieningsorgaan 2 tegen axiale verplaatsing ten opzichte van de drager 1 is geborgd, doordat het bedieningsorgaan 2 ligt opgesloten tussen het ringvormige deel 11 en de neuzen of nokken 20 en 21 van de drager 1.

Aan de binnenomtrek van het ringvormige deel 29 van het bedieningsorgaan zijn negentien op regelmatige afstand van elkaar opgestelde, in doorsnede driehoekige tanden 32 gevormd. Zoals in het bijzonder uit figuur 2 blijkt liggen de punten van deze tanden aan tegen de buitenomtrek van de wanddelen 9 en 10 van het bedieningsorgaan.

Het bedieningsorgaan kan nu in de richting volgens pijl A ten opzichte van de drager worden verdeeld door met de duim of een vinger een in de richting volgens pijl A gerichte kracht uit te oefenen op een van de vleugel vormige organen 31. In het bijzonder uit figuur 2 zal het duidelijk zijn, dat indien een tand 32 een arm 23 resp. 23' passeert de desbetreffende tand 32 in aanraking zal komen met de aan de desbetreffende arm 23 of 23' bevestigde tand of nok 28 of 28', waardoor deze tand of nok door de tand 32 wordt weggedrukt in de richting van de huls 4. Nadat de desbetreffende tand 32 de tand 28 of 28' is gepasseerd zal de desbetreffende arm 23 resp. 23' tengevolge van de veerkracht van het ringvormige orgaan 22 resp. de arm 23 of 23' weer terugveren naar de in figuur 3 weergegeven stand en daar voorbij. Zoals verder uit figuur 2 duidelijk zal zijn is de vormgeving van de driehoekige tanden 28, 28 en 32 zodanig, dat het bedieningsorgaan 2 uitsluitend in de richting volgens pijl A kan worden verdraaid ten opzichte van de drager 1, terwijl bij draaiing van het bedieningsorgaan 2 in richting volgens pijl A de beide armen 23 resp. 23' om de beurt met de aan de boveneinde van deze armen 23, .23' bevestigde slagorganen 27, 27' in heen en weer gaande beweging zullen worden gebracht.

De kap 3 is centraal voorzien van een gat, waarbij de deel van de kap uitmakende begrenzingsrand 33 van dit gat boven op de kraag 5 rust. Daarbij is de kap 3 aan de huls 4 vastgezet met behulp van een veerkrachtig borgorgaan, dat is voorzien van een boven op de kap rustend schijf vormig deel 34 en een een geheel daarmee vormende schacht 35, welke is voorzien van een onder de kraag 5 gesnapte neus 36. Zodoende is op eenvoudige en doelmatige wijze de uit metaal vervaardigde kap 3 aan de drager 1 vastgezet.

Het zal duidelijk zijn, dat indien de armen 23, 23' met de daaraan bevestigde slagorganen 27, 27' door draaiing van het bedieningsorgaan 2 in een heen en weer gaande beweging worden gebracht de slagorganen 27, 27' tegen de binnenzijde van de kap 3 zullen slaan voor het voortbrengen van het voor een fietsbel gewenste geluid.

Zoals gezegd worden de armen 23 en 23' om de beurt in beweging gebracht; dit tengevolge van het feit dat er negentien tanden 32 zijn aangebracht en de armen 23 en 23' diametraal tegenover elkaar staan. Hierdoor wordt bewerkstelligd, dat op het tijdstip dat bijvoorbeeld de met de arm 23 verbonden nok 28, na te zijn verzwenkt in de richting van de hartlijn van de bel, van de desbetreffende tand 32 vrijkomt en het desbetreffende slagorgaan 27 tegen de belschaal 3 aanslaat voor het voortbrengen van geluid de arm 23' door een andere tand wordt verzwenkt in de richting van de hartlijn van de bel. Hierdoor vindt een zekere afremming van de draaiing in richting volgens pijl A van het bedieningsorgaan plaats zodat slagorgaan 27 voldoende tijd heeft om tegen de belschaal of kap 3 te slaan en geluid voort te brengen. Vervolgens zal slagorgaan 27' tegen de kap 3 slaan en daarna weer slagorgaan 27, zodat per draaiende beweging van het bedieningsorgaan de kap 3 een verhoudingsgewijs groot aantal keren wordt aangeslagen.

Het zal duidelijk zijn dat ditzelfde effekt kan worden bewerkstelligd bij toepassing van een even aantal tanden 32 en een niet-symmetrische ligging van de armen 23 en 23' tegenover elkaar.

Ook is toepassing van een arm of meer dan twee armen mogelijk.

Behoudens de kap 3 en de slagorganen 27, 27' kan de fietsbel geheel uit kunststof zijn vervaardigd. Daarbij is de fietsbel slechts uit een beperkt aantal eenvoudig te vervaardigen onderdelen opgebouwd, zodat bij toepassing van de constructie volgens de uitvinding een eenvoudige en goedkoop te vervaardigen fietsbel kan worden verkregen, die op eenvoudige wijze samen te bouwen is.

Claims (14)

1. Fietsbel voorzien van een aan een stuur of dergelijke te bevestigen drager, van een op de drager aangebrachte kap en van tenminste een slagorgaan, welke door verdraaiing van een door de drager ondersteund en om een draaiingsas draaibaar bedieningsorgaan in beweging te brengen is, zodanig, dat dit slagorgaan voor het voortbrengen van geluid tegen de binnenzijde van de kap aanslaat, met het kenmerk, dat het slagorgaan is bevestigd aan een zich althans in hoofdzaak evenwijdig aan de draaiingsas uitstrekkende en tegen veerkracht in in beweging te brengen arm, die nabij zijn van het slagorgaan afgekeerde einde is verbonden met het draagorgaan, terwijl aan de arm een nok is bevestigd, die samenwerkt met een aan de binnenomtrek van het ringvormig uitgevoerde bedieningsorgaan aangebrachte vertanding.

2. Fietsbel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat tenminste twee slagorganen dragende slagarmen zijn aangebracht.

3. Fietsbel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de slagorganen dragende armen en het bedieningsorgaan zodanig zijn uitgevoerd, dat bij verdraaiing van het bedieningsorgaan de aan de armen bevestigde nokken om de beurt door een tand van het bedieningsorgaan worden gegrepen.

4. Fietsbel volgens een der conclusies 2 of 3, met het kenmerk, dat het bedieningsorgaan een oneven aantal tanden heeft en verder een tweetal armen, die diametraal tegenover elkaar zijn opgesteld, zijn aangebracht.

5. Fietsbel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de drager is voorzien van een aan een centrale huls bevestigd ringvormig orgaan voorzien van zich concentrisch om de hartlijn van de huls uitstrekkende wanddelen, terwijl het bedieningsorgaan op het ringvormige orgaan van de drager rust en zich concentrisch om de genoemde wanddelen uitstrekt.

6. Fietsbel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de aan de binnenzijde van het bedieningsorgaan werkende vertanding aanligt tegen de wanddelen van de drager.

7. Fietsbel volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de wanddelen van de drager zijn voorzien van verende nokken, die in gemonteerde toestand van de fietsbel over het bedieningsorgaan grijpen.

8. Fietsbel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de zich omhoog uitstrekkende armen in twee diametraal tegenover elkaar gelegen punten aansluiten op een een geheel daarmee vormend tweede ringvormig orgaan, dat ten opzichte van de aansluitpunten van de armen in twee over 90° verdraaide punten met het overige deel van de drager is verbonden.

9. Fietsbel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het boveneinde van een arm gespleten is uitgevoerd voor het vormen van een tweetal verend ten opzichte van elkaar beweegbare vingers, die zijn voorzien van uitstekende nokken, waartussen een over de verende vingers geschoven slagorgaan ligt opgesloten.

10. Fietsbel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aan de binnenzijde van het bedieningsorgaan aangebrachte vertanding en de daarmee samenwerkende op de de slagorganen dragende armen aangebrachte nokken zodanig zijn uitgevoerd, dat het bedieningsorgaan slechts in een richting ten opzichte van de drager kan worden verdraaid.

11. Fietsbel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat aan de buitenomtrek van het bedieningsorgaan een aantal naar buiten uitstekende vleugel vormige organen zijn aangebracht.

12. Fietsbel volgens een der voorgaande conclusies 5-11, met het kenmerk, dat de kap rust op het boveneinde van de huls en aan de huls is vastgezet met een door een gat in de kap gevoerd borgorgaan, dat met een snapverbinding is verankerd aan de huls.

13. Fietsbel volgens een der conclusies 5-12, met het kenmerk, dat het eerstgenoemde ringvormige orgaan met de huls is verbonden door een tweetal in eikaars verlengde gelegen en zich radiaal ten opzichte van de hals uitstrekkende ruggen.

14. Fietsbel volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het tweede ringvormige orgaan aansluit op de onderranden van de schotten.