NL9000672A - Kledingstuk. - Google Patents

Description

Korte aanduiding : Kledingstuk.

De uitvinding heeft betrekking op kledingstukken, in het bijzonder bestemd voor hulpbehoevenden.

Het aan- en uitkleden van hulpbehoevenden, in het bijzonder oudere personen, waarvan de arm en beengewrichten stram zijn, geeft in de praktijk veel moeilijkheden. Bij het gebruikmaken van de gebruikelijke kledingstukken, zoals jurken, blouses, hemden en dergelijke moeten dergelijke kledingstukken over het hoofd en over de stijve armen worden getrokken, hetgeen vaak slechts op gefrustreerde en pijnlijke wijze kan plaatsvinden, in het bijzonder bij demente personen, die vaak weerstand bieden tijdens het aan- en uitkleden. Behoudens de problemen, die dit voor de hulpbehoevenden zelf veroorzaakt vereist dit ook veel moeite ,tijd en krachtsinspanning voor het verplegend personeel.

Om enigzins aan dit probleem tegemoet te komen is het tot nu toe gebruikelijk om voor de desbetreffende hulpbehoevenden kledingstukken te gebruiken, die enige maten groter zijn dan in feite voor de desbetreffende persoon noodzakelijk is. Dit leidt echter tot een onaantrekkelijk uiter!ijk, hetgeen zowel voor de hulpbehoevende zelf als voor de omstanders onprettig is.

Het aan onderhavige aanvraag ten grondslag liggende oogmerk is dan ook het verkrijgen van kleding, aangepast voor hulpbehoevenden, zodanig, dat onder het zo goed mogelijk handhaven van een normaal uiterlijk van het kledingstuk en een zo goed mogelijke pasvorm de behandeling van de hulpbehoevende, zoals het aan- en uitkleden, doelmatig kan plaatsvinden.

Volgens een eerste aspect wordt dit bij een kledingstuk, in het bijzonder jurk of blouse voorzien van een voorpand, van een achterpand, van mouwen, alsmede van een halsopening, waarbij het op de halsopening aansluitende gedeelte van een van de panden wordt gevormd door twee langs een zich althans in hoofdzaak in de lengterichting van het pand verlopende scheidingslijn gescheiden gedeelten bereikt doordat losmaakbare sluitingen zijn aangebracht, welke zich vanaf de vrije uiteinden van de mouwen door de mouwen en door het desbetreffende pand tot aan de scheidingslijn uitstrekken voor het losmaken resp. met elkaar verbinden van de boven en onder de losmaakbare sluiting gelegen delen van het kledingstuk.

Door toepassing van een dergelijke construktie kan het bovenste gedeelte van het desbetreffende pand met de daarop aansluitende delen van de mouwen wijd open gelegd worden, hetgeen het aan- resp. uittrekken van het desbetreffende kledingstuk bijzonder zal vergemakkelijken.

Bij voorkeur worden daarbij als losmaakbare sluitingen ritssluitingen gebruikt, die snel en eenvoudig te openen en te sluiten zijn en welke gemakkelijk verdekt in het kledingstuk kunnen worden opgenomen.

Een verder aspect van de uitvinding heeft betrekking op een kledingstuk, in het bijzonder hemd, voorzien van een voorpand, een achterpand alsmede een halsopening, waarbij volgens de uitvinding aan een zijde van het hemd een langszijkant van het ene pand vanaf de bovenzijde van het hemd tot op heuphoogte los is van het andere pand, terwijl nabij de bovenzijde van het hemd middelen zijn aangebracht om het ene pand op een met het andere pand verbonden schouderdeel van het hemd vast te zetten.

Ook hierbij kan het kledingstuk voor het aan- en uittrekken in vergaande mate worden geopend, zodat het gemakkelijk is aan te brengen op het lichaam van een hulpbehoefende, terwijl indien eenmaal aangebracht en gesloten het uiterlijk van het hemd praktisch niet afwijkt van een normaal hemd.

Nog een verder aspect van de uitvinding heeft betrekking op een kledingstuk voorzien van een voorpand en een achterpand, welke door aan weerszijden van een halsopening gelegen schouderpanden met elkaar zijn verbonden, waarbij volgens de uitvinding een pand aan zijn ondereinde is voorzien van een verlenging, welke met zijn van het desbetreffende pand afgekeerde einde met behulp van bevestigingsmiddelen losmaakbaar te bevestigen is aan het ondereinde van het andere pand, zodanig dat de verlenging als broek dienst kan doen.

Op deze wijze is een uit een stuk bestaand, een hemd en een broek omvattend kledingstuk verkregen, dat gemakkelijk aan te trekken resp. uit te trekken is, terwijl tevens eventueel incontinentie-1uiers gemakkelijk aan te brengen resp. te verwijderen zijn.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van enige uitvoeringsvoorbeelden van kledingstukken volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont een vooraanzicht op een kledingstuk in de vorm van een jurk.

Figuur 2 toont een achteraanzicht op de in figuur 1 weergegeven jurk.

Figuur 3 toont het bovenste gedeelte van de in figuur 1 weergegeven jurk met losgemaakte sluitingen.

Figuur 4 toont een aanzicht op een hemd in geopende stand.

Figuur 5 toont een met figuur 4 overeenkomend aanzicht op een hemd in gesloten stand.

Figuur 6 toont een deel van het in figuren 4 en 5 weergegeven hemd gezien vanaf de andere zijde.

Figuur 7 toont een aanzicht op een combinatie van een hemd en broek met het broekgedeelte in de gesloten stand.

Figuur 8 toont een zijaanzicht op figuur 7, met het broekgedeelte in de open stand.

Figuur 9 toont een aanzicht op een volgens de uitvinding aangepaste panty.

Figuur 10 toont een zijaanzicht op figuur 9.

Figuur 11 toont een aanzicht op open te klappen onderbroek in geheel opengevouwen stand.

Figuur 12 toont een aanzicht op de in figuur 11 weergegeven onderbroek in gedeeltelijk gesloten stand.

Figuur 13 toont de onderbroek volgens figuur 11 en 12 in de geheel gesloten stand.

Figuur 14 toont een aanzicht op een uitvoeringsvoorbeeld van een bovenbroek in gesloten stand.

Figuur 15 toont een deel van de in figuur 14 weergegeven broek in geopende stand.

Figuur 16 toont een vooraanzicht op een overhemd.

Figuur 17 toont een achteraanzicht op het in figuur 16 weergegeven overhemd.

Figuur 18 toont een vooraanzicht op een mannevest.

Figuur 19 toont een achteraanzicht op het in figuur 18 weergegeven vest.

Figuur 20 toont een vooraanzicht op een damesvest.

Figuur 21 toont een achteraanzicht op figuur 21.

Figuur 22 toont een aanzicht op een wikkelrok in ' open geslagen stand.

De in figuur 1 en 2 weergegeven jurk is voorzien van een voorpand 1, en een achterpand 2 en mouwen 3. Op de halsopening 4 sluit een in het voorpand verlopende scheidingslijn 5 aan, waarbij de aan weerszijden van deze scheidingslijn gelegen gedeelten van het voorpand in de in figuur 1 weergegeven gesloten stand van de jurk aan elkaar vastgezet zijn met sluitmiddelen, bij voorkeur drukknopen 6.

Zoals in het bijzonder uit figuur 3 blijkt zijn in het voorpand en de daarop aansluitende mouwen ritssluitingen 7 en 8 aangebracht, die in figuur 3 in de opengetrokken stand zijn weergegeven. Deze ritssluitingen 8 strekken zich vanaf nabij de manchetten 9 van de mouwen 3 gelegen punten uit tot aan de scheidingslijn 5.

Het zal duidelijk zijn, dat indien de ritssluitingen 7 en 8 zijn opengetrokken en ook de drukknopen 6 zijn losgemaakt, de jurk gemakkelijk over het bovenlichaam van de draagster van de jurk kan worden aangebracht, terwijl tevens de armen van de draagster gemakkelijk in de mouwen kunnen worden gestoken, zonder dat daarbij de armen op hinderlijke wijze moeten worden verbogen. Daarbij kunnen de ritssluitingen 7 en 8 zodanig in de jurk worden ingewerkt, dat zij in de gesloten stand zoals afgebeeld in figuur 1 "onzichtbaar" zijn. Zoals verder uit figuren 1 en 3 duidelijk zal zijn kan daarbij de onderste drukknoop 6 zodanig zijn aangebracht, dat deze drukknoop het langs de scheidingslijn 5 verlopende beleg met een onder de ritssluitingen gelegen deel van de jurk verbindt, zodat een goede aansluiting van de verschiTiende onderdelen wordt bewerkstelligd.

Bij voorkeur wordt ter hoogte van de taille aan de binnenzijde van de jurk een band 7 ingestikt. In deze band zal elastiek zijn geregen, welke bij voorkeur in lengterichting instelbaar is. Bij toepassing van een dergelijke elastieke band ter hoogte van 'de taillenaad kan bij gebruikmaking van het toilet het rokgedeelte onder de elastieke band worden geschoven door een verplegende, hetgeen het helpen van de patiënt aanzienlijk zal vergemakkelijken.

In de figuren 4-6 is een hemd, in het bijzonder een nachthemd weergegeven. Het nachthemd is weer voorzien van een voorpand 10 een achterpand 11 alsmede mouwen 12.

Het achterpand 11 is aan een zijkant van het hemd over het zich vanaf de schouder tot op heuphoogte uitstrekkende gedeelte los van het voorpand, zodat voor het aan- en uittrekken het bovenste gedeelte van het achterpand kan worden open geslagen zoals afgebeeld in figuur 4. Na het aantrekken kan het boveneinde van het losse gedeelte van het achterpand met bevestigingsmiddelen, bij voorkeur drukknopen 13 worden vastgezet op het met het voorpand verbonden schoudergedeelte. Om daarbij een goede sluiting van het hemd te verkrijgen is daarbij met het voorpand een zich vanaf het schoudergedeelte tot op heuphoogte uitstrekkend overslaggedeelte 14 aangebracht van ± 20 cm breed, dat in de gesloten stand van het hemd zoals afgebeeld in figuur wordt overlapt door het ruggedeelte 11.

Hoewel hierboven over voorpand 10 en rugpand 11 wordt gesproken is het hemd bij voorkeur zodanig uitgevoerd, dat het hemd naar keuze met het pand 11 aan de borstzijde of aan de rugzijde kan worden gedragen.

Figuren 7 en 8 tonen een uit een stuk bestaande onderbroek-hemdcombinati e.

Het hemd is voorzien van een voorpand 15 en een achterpand 16, welke aan hun boveneinden zijn verbonden door schouderbanden 17. Deze schouderbanden zijn aan hun boveneinden door midden gedeeld en de losse einden van de schouderbanden zijn aan elkaar te bevestigen met behulp van sluitorganen, bij voorkeur drukknopen 18. Doelmatig hebben de schouderbanden 17 een breedte van ± 3 cm.

Het achterpand 16 is voorzien van een verlengstuk 19, welk verlengstuk naar zijn vrije ondereinde geleidelijk in breedte afneemt. Zoals weergegeven in figuur 7 kan het vrije uiteinde van het verlengstuk met behulp van sluitmiddelen, bij voorkeur drukknopen 20 aan het ondereinde van het voorpand 15 worden vastgezet voor het zo vormen van een broek.

Afhankelijk van de toestand van de patiënt kan de zo verkregen eendelige onderbroek-hemdcombinatie, indien het verlengstuk 19 is losgemaakt van het voorpand over het hoofd heen worden aangetrokken om daarna het verlengstuk 19 tussen de benen van de patiënt door naar voren te halen en aan het voorpand vast te zetten eventueel na het eerst op zijn plaats brengen van een incontinentie-luier, of de combinatie wordt na losmaken van de drukknopen 18 op de wijze van een broek aangetrokken om na het aantrekken de drukknopen 18 vast te maken en eventueel ook de drukknopen 20 indien dit niet reeds voor het aantrekken heeft plaatsgevonden.

In de randen van het het broek vormende gedeelte 19 is bij voorkeur een elastiek ingewerkt om een goede aansluiting van deze randen op de benen van de gebruiker en een goede opsluiting van de incontinentieluier te kunnen waarborgen.

Een dergelijke combinatie van hemd en broek kan gemakkelijk worden aan en uitgetrokken* terwijl ook incontinentie-materiaal gemakkelijk kan worden verwisseld. Een en ander zal aan de zijde van de verzorgende veel tijdsbesparing met zich meebrengen.

Ook medisch onderzoek van de patiënt wordt vergemakkelijkt.

Daarnaast bevat het kledingstuk geen hinderlijke naden of randen.

Het hierboven aan de hand van de figuren 7 en 8 beschreven kledingstuk leent zich in het bijzonder voor gebruik in combinatie met een in de figuren 9 en 10 weergegeven panty.

Deze panty 22 is van het gebruikelijke model, maar het kruisgedeelte is tussen de twee kousdelen weggesneden, zodat hier een ruime opening 23 ontstaat.

Het zal duidelijk zijn, dat bij gebruikmaking van een dergelijke panty de panty niet hoeft te worden uitgetrokken voor het openen van het broekgedeelte van het in figuren 7-8 afgebeelde kledingstuk.

De figuren 11-13 tonen een uitvoeringsvoorbeeld van een losse onderbroek, welke in feite wordt gevormd door een lap, opgebouwd uit een tweetal althans in hoofdzaak driehoekvormige delen 24 en 25, die door een tussenstuk 26 met elkaar zijn verbonden. Het grootste driehoekvormige deel 24 vormt het achterpand van de broek en het kleinere driehoekvormige deel vormt het voorpand van de broek.

In de tegenover elkaar gelegen, min of meer evenwijdige begrenzingsranden van de beide driehoekvormige delen 24 en 25 is bij voorkeur een boord 27 resp. 28 van elastiek ingewerkt.

Ook in de randen van het verbindingsstuk en de daarop aansluitende begrenzingsranden van de driehoekvormige delen 24 en 25 is ook bij voorkeur elastiek 29 ingewerkt.

Zoals in figuur 12 is weergegeven kunnen de bovenste hoekpunten van het driehoekvormige deel 24 voor het lichaam worden omgevouwen en bijvoorbeeld met behulp van een drukknoop 30 aan elkaar worden bevestigd, zodat dan de broek op het lichaam van de gebruiker wordt vastgehouden met behulp van de veerkrachtige begrenzingsrand 27. Vervolgens kan het gedeelte 25 tussen de benen van de gebruiker door worden omgeslagen en met behulp van aan de uiteinden van de band 28 aangebracht drukknopen 31 op de band 27 worden vastgezet zoals afgebeeld in figuur 13. Daarbij leent de broek zich bijzonder goed voor het opnemen van incontinentiemateriaal, dat door het losmaken van het voorpand 25 gemakkelijk kan worden uitgewisseld.

Een dergelijke onderbroek leent zich bijvoorbeeld ook goed om te worden gedragen in combinatie met de in figuren 14 en 15 weergegeven pantalon.

Deze pantalon omvat een aan de bovenrand van het achterpand 32 bevestigde tailleband 33, die aan de voorzijde te openen en te sluiten is met behulp van een drukknoop 34. De tailleband zal zijn voorzien van elastiek om een afzakken van de broek te voorkomen.

Het in figuur 14 zichtbare voorpand van de broek wordt gevormd door een klep 35, die nabij zijn bovenzijde met behulp van drukknopen 36 losmaakbaar aan de tailleband 33 is vastgezet. Voor gebruik als mannenbroek zal in de klep 35 op de gebruikelijke wijze een gulp 36 zijn aangebracht.

De broek heeft het ui ter!ijk van een normale broek en kan ook als een normale broek met gulp worden gebruikt. Daarnaast is het door losmaken van de bovenrand van de klep 35 van de tailleband mogelijk de klep naar de in figuur 15 weergegeven stand te zwenken waarbij de broek tot onder aan het achterpand 32 bevestigde zakken 38 is opengeklapt. Het zal duidelijk zijn, dat door toepassen van een dergelijke klep ook het aan- en uittrekken van de broek bijzonder gemakkelijk kan worden uitgevoerd.

In de figuren 16 en 17 is een hemd 39 weergegeven, dat aan de voorzijde is voorzien van een gebruikelijke sluiting 40.

Zoals echter in figuur 17 is weergegeven is het hemd aan de achterzijde gedeeld uitgevoerd, waarbij de beide delen van het achterpand elkaar gedeeltelijk kunnen overlappen zoals in figuur 17 is aangeduid. Daarbij zijn de twee losse delen van het achterpand met behulp van geschikte sluitmiddelen, bijvoorbeeld drukknopen 41 of dergelijke over een gewenste hoogte vast te zetten.

Het zal duidelijk zijn, dat een zo te openen hemd gemakkelijk aan- en uit te trekken is.

Figuren 18 en 19 tonen een mogelijke uitvoeringsvorm van een vest, in het weergeven geval een mannenvest 42. In het voorpand van het mannenvest is een gebruikelijke drukknopen, ritssluiting of dergelijke omvattende sluiting 43 aangebracht. Verder zijn aan een zijkant van het vest het voor en het achterpand losmaakbaar met behulp van een ritssluiting 44 met elkaar verbonden.

Het zal duidelijk zijn, dat door het losmaken van de ritssluiting 44 het vest gemakkelijk aan- en uit te trekken zal zijn. Eventueel kunnen het voor en het achterpand aan weerszijden van het vest met behulp van een ritssluiting met elkaar zijn verbonden.

Figuur 20 toont een uitvoeringsvorm van een vest in de vorm van een vrouwenvest 45. Figuur 20 toont de voorzijde en figuur 21 toont de achterzijde van het vest. Zoals uit deze figuren duidelijk zal zijn kan het vest weer een voor een vest gebruikelijk uiterlijk hebben. Daarbij zijn echter het voorpand en het achterpand onder de armsgaten losmaakbaar met elkaar verbonden, in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld met behulp van drukknopen 46, hoewel het duidelijk zal zijn, dat ook andere bevestigingsmiddelen, bijvoorbeeld ritssluitingen of dergelijke kunnen worden toegepast.

Figuur 22 toont een wikkelrok, welke in het bijzonder geschikt zal zijn voor vrouwen, die gebruik moeten maken van een rolstoel. De wikkelrok is, zoals afgebeeld in figuur 22, opgebouwd uit een voorpand 47, een achterpand 48, en een hulpvoorpand 49, dat, indien de rok wordt gedragen, zich onder het voorpand 49 zal uitstrekken.

In de tailleband 50 zijn bij voorkeur in lengterichting van de band verschuifbare schuifstukken 51 met elastiek aangebracht, die zodanig instelbaar en vastzetbaar zijn, dat de rok de gewenste maat aanneemt.

Bij toiletgebruik kan de rok gemakkelijk worden geopend en in de rolstoel achterblijven om vervolgens weer gemakkelijk aangetrokken te kunnen worden.

Uit bovenstaande zal het duidelijk zijn, dat door toepassing van de construkties volgens de uitvinding kledingstukken kunnen worden verkregen, die het voor kledingstukken gebruikelijke en aan de mode aangepaste uiterlijk kunnen hebben alsmede een goede, aan de gebruiker aangepaste pasvorm, terwijl deze kledingstukken toch gemakkelijk aan- en uit te trekken zijn, hetgeen zowel voor de gebruiker als voor de verplegende van groot belang is.

Claims (17)

1. Kledingstuk, in het bijzonder jurk of blouse, voorzien van een voorpand, van een achterpand, van mouwen alsmede van een halsopening waarbij het op de halsopening aansluitende gedeelte van een van de panden wordt gevormd door twee langs een althans in hoofdzaak in de lengterichting van het pand verlopende scheidingslijn gescheiden delen, met het kenmerk, dat losmaakbare sluitingen zijn aangebracht, welke zich van de vrije uiteinden van de mouwen door de mouwen en door het desbetreffende pand tot aan de scheidingslijn uitstrekken voor het losmaken resp. met elkaar verbinden van de boven en onder de losmaakbare sluitingen gelegen delen van het kledingstuk.

2. Kledingstuk volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de losmaakbare sluitingen worden gevormd door ritssluitingen.

3. Kledingstuk volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de losmaakbare sluitingen zich door de mouwen en het voorpand uitstrekken.

4. Kledingstuk in het bijzonder hemd, voorzien van een voorpand, van een achterpand alsmede van een halsopening, met het kenmerk, dat aan een zijde van het hemd een langszijkant van het ene pand vanaf de bovenzijde van het hemd tot op heupopening los is van het andere pand, terwijl nabij de bovenzijde van het hemd middelen zijn aangebracht om het ene pand op een met het andere pand verbonden schouderdeel van het pand vast te zetten.

5. Kledingstuk volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat in de gesloten stand van het hemd het losmaakbare uiteinde van het ene pand een aan het andere pand bevestigd overslagstuk overlapt.

6. Kledingstuk voorzien van een voorpand en een achterpand, welke door aan weerszijden van de halsopening gelegen schouderbanden met elkaar zijn verbonden, met het kenmerk, dat een pand aan zijn ondereinde is voorzien van een verlenging, welke met zijn van het desbetreffende pand afgekeerde einde met behulp van bevestigingsmiddelen losmaakbaar te bevestigen is aan het ondereinde van het andere pand, zodanig, dat de verlenging als broek dienst kan doen.

7. Kledingstuk volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de schouderbanden zijn voorzien van bevestigingsmiddelen met behulp waarvan de met voor en achterpand verbonden delen van de schouderbanden losmaakbaar met elkaar zijn verbonden.

8. Kledingstuk in de vorm van een panty, in het bijzonder om te worden gebruikt in combinatie met het kledingstuk volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat de panty zonder kruisgedeelte is uitgevoerd.

9. Onderbroek bestaande uit een lap opgebouwd uit een tweetal althans in hoofdzaak driehoekvormige delen, die worden verbonden door een de delen met elkaar verbindend tussenstuk, waarbij het het achterpand vormende driehoekvormige gedeelte van de broek groter is dan het het voorpand vormende driehoekvormige gedeelte van de broek, in de zich althans in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar uitstrekkende begrenzingsranden van de van elkaar afgekeerde uiteinden van de drieho'ekvormige gedeelten elastiek is ingewerkt en aan de uiteinden van de elastiek bevattende begrenzingsrand van het achterpand drukknopen zijn aangebracht om deze uiteinden aan de voorzijde van het lichaam van de gebruiker aan elkaar vast te zetten, terwijl de van elastiek voorziene begrenzingsrand van het voorpand met behulp van drukknopen vast te zetten is aan de elastiek bevattende begrenzingsrand van het achterpand.

10. Bovenbroek voorzien van een aan het achterpand van de broek vastgezette, elastiek bevattende tailleband en een het bovenste gedeelte van het voorpand aangebrachte klep, welke met nabij zijn bovenrand aangebrachte drukknopen aan de tailleband vast te zetten is en na losmaken van deze drukknopen om een ter hoogte van de onderkanten van de zakken van de broek gelegen lijn omlaag te klappen is, terwijl in de klep eventueel een gebruikelijk gulp is aangebracht.

11. Overhemd voorzien van een gebruikelijke sluiting aan de voorzijde, met het kenmerk, dat het achterpand van het overhemd gedeeld is uitgevoerd en middelen, in het bijzonder drukknopen zijn aangebracht om de beide delen van het achterpand losmaakbaar met elkaar te verbinden.

12. Overhemd volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat in de gesloten stand van het overhemd de beide delen van het achterpand elkaar overlappen.

13. Vest voorzien van een voorpand en een achterpand, met het kenmerk, dat althans aan een zijkant van het vest de onder een armsgat gelegen gedeelten van het vest losmaakbaar met elkaar zijn gekoppeld.

14. Vest volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het voorpand en het achterpand van het vest met behulp van een ritssluiting met elkaar zijn gekoppeld.

15. Vest volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het voorpand en het achterpand van het vest met behulp van drukknopen met elkaar zijn gekoppeld.

16. Wikkelrok voorzien van een achterpand en een tweetal aan weerszijden van dit achterpand op het achterpand aansluitende panden, welke aan de voorzijde van het lichaam van de gebruiker over elkaar te klappen zijn, terwijl in een tailleband van de rok in de lengterichting van deze tailleband instelbaar elastiek bevattende schuifstukken zijn opgenomen.

17. Kledingpakket voorzien van althans enige van de kledingstukken volgens een der voorgaande conclusies.