NL9000357A - Praktische implanteerplaats voor elektronische levensnummers in dieren. - Google Patents

Praktische implanteerplaats voor elektronische levensnummers in dieren. Download PDF

Info

Publication number
NL9000357A
NL9000357A NL9000357A NL9000357A NL9000357A NL 9000357 A NL9000357 A NL 9000357A NL 9000357 A NL9000357 A NL 9000357A NL 9000357 A NL9000357 A NL 9000357A NL 9000357 A NL9000357 A NL 9000357A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
nose
animal
capsule
implantation site
responder
Prior art date
Application number
NL9000357A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Nedap Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Nedap Nv filed Critical Nedap Nv
Priority to NL9000357A priority Critical patent/NL9000357A/nl
Priority to NL9000974A priority patent/NL9000974A/nl
Priority to EP91200315A priority patent/EP0442586A1/en
Priority to IE051991A priority patent/IE910519A1/en
Priority to CA002036465A priority patent/CA2036465A1/en
Priority to US07/657,048 priority patent/US5105763A/en
Publication of NL9000357A publication Critical patent/NL9000357A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K11/00Marking of animals
    • A01K11/006Automatic identification systems for animals, e.g. electronic devices, transponders for animals

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Birds (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Housing For Livestock And Birds (AREA)

Description

Praktische implanteerplaats voor elektronische levensnummers in dieren
De uitvinding betreft een praktische plaats in het dierenlichaam voor het aanbrengen (implanteren) van een buisvormige, een elec-tronische schakeling voor radiografische detectie op afstand bevattende, capsule, welke plaats een zekere en snelle terugwinning van de capsule na de slacht mogelijk maakt zonder verlies van kostbaar vlees en waarbij goede detectie op afstand mogelijk is en welke plaats is gelegen in het voorste deel van de kop tussen de ogen en het gevoelige (onbehaarde) deel van de neuspunt, aan de bovenkaak-zijde.
Bij de huidige stand van de integratie van electronica schakelingen op een chip is het mogelijk de zgn. responder voor automatische radio-frequente dierherkenning in een kleine buisvormige, implanteerbare capsule in het weefsel van een dier aan te brengen. De schakeling van deze responder is op zich bekend en wordt o.a. beschreven in het octrooi van aanvraagster, nr. 176404.
Dergelijke zgn. implantaten kunnen een voor elk dier uniek nummer (het 'levensnummer') bevatten, dat naar behoefte m.b.v. een speciale zend-ontvanger uitgelezen kan worden. Elk dier is daarna dus individueel herkenbaar, hetgeen grote voordelen oplevert bij bijvoorbeeld bestrijding van dierziektes, fokprogramma's, gegarandeerd kwaliteitsvlees e.d.
Nu moet zo'n implantaat niet alleen eenvoudig, zelfs door geïnstrueerde leken, ingebracht kunnen worden, maar het mag ook tijdens het gehele leven van het dier niet verloren gaan, goed blijven werken, en tenslotte bij de slacht weer snel en betrouwbaar teruggewonnen kunnen worden om te voorkomen, dat het in het te consumeren vlees zou achterblijven.
Het vinden van een goede implanteerplaats is gelet op het bovenstaande moeilijk, vooral bij grotere landbouwhuisdieren als runderen, maar ook bij varkens: het implantaat wordt reeds kort na de geboorte ingebracht, dus als het dier nog klein is. Bij de groei, welke een half tot een aantal jaren in beslag kan nemen, wordt het dier zeer veel groter - deze groei vindt uiteraard ook plaats rondom het implantaat, waardoor dit dieper komt te zitten en moeilijker hervindbaar wordt bij het slachtproces.
Vele implanteerplaatsen zijn onderzocht, zoals: - in het oor: voor : * relatief geringe weefselgroei * geen verlies van waardevol vlees tegen: * implantaat kan gemakkelijk verloren gaan, vooral in de eerste tijd na het implanteren * implantaat kan worden beschadigd door slaan met oren tegen harde voorwerpen - vlak achter het oor: voor : * goed te definiëren implanteerplaats tegen: * veel weefselgroei, probleem met vinden bij slacht, dus tijdverlies - in poot bij hoef: voor : * relatief weinig weefselgroei, geen verlies van waardevol vlees tegen: * beschadiging van het implantaat kan gemakkelijk plaatsvinden * moeilijk automatisch te detecteren - bij anus of bij staartinplanting: voor : * geen verlies van waardevol vlees tegen: * veel weefselgroei, moeilijk terug te vinden bij slacht * moeilijk automatisch te detecteren
Zo hebben alle tot nu toe onderzochte plaatsen specifieke nadelen, vooral bij de grotere landbouwhuisdieren als runderen, maar ook bij varkens. Daarbij komt nog, dat bij deze dieren liefst onderhuids (subcutaan) geïmplanteerd wordt, omdat daar de spierweefselvorming het geringst is en dus de implantaatlokatie tijdens de groei het best bewaard blijft. Maar juist bij runderen wordt na de slacht de gehele vacht zoveel mogelijk als één geheel gestroopt (t.b.v. de leerindustrie).
Het zal duidelijk zijn, dat bij dit stroopproces het implantaat of aan de huid, of in het lichaam achterblijft, of zelfs los wegvalt. Volgens de uitvinding worden bovengenoemde problemen opgelost door te implanteren in een niet voor de handliggende plaats, nl. in het neusdeel van het dier tussen de ogen en het gevoelige (meestal onbehaarde) deel van de neus, aan de bovenkaakzijde. Een goede plaats bij runderen is bijvoorbeeld in de voorste 5 cm vanaf de neustop in de aanhechting van de bovenlip, links of rechts van het neusmidden (de zijdelingse neusstreek of regio lateralis nasi).
Dit kan alleen met de, nu mogelijke, verder verkleinde implantaten (bijv. 0 2,8 x 19 mm), omdat de implantatie reeds bij het kleine, pasgeboren, kalf moet geschieden. Bij varkens gebeurt het implanteren meestal enkele weken later, maar ook dan is het dier nog zeer klein.
Uiteraard groeit de kop en dus ook het neusdeel in de jaren daarna, doch er vindt in het neusdeel weinig spier- en vetaangroei.plaats, zodat de implantaatlokatie zeer goed behouden blijft. Weliswaar kan het dier zich soms op deze plaats stoten, maar in de praktijk blijkt dat het weefsel de stootkracht zodanig verdeelt, dat geen beschadiging van het implantaat ontstaat. De zeer goede plaatsbepaling van het implantaat maakt radiografische detectie gemakkelijk, zelfs automatisch voeren blijkt op deze wijze goed mogelijk. Tijdens het eten is namelijk nauwkeurig bekend waar zich de neus van het dier bevindt, zodat op die plek een antennespoel voor de detectie kan worden aangebracht. Dit betekent, dat een grote detectieafstand niet nodig is. Een detectieaf stand van bijvoorbeeld 15 a 20 cm is voor dit doel voldoende. Andere implanteerplaatsen vereisen voor automatische detectie een grotere detectierange. Zo'n grotere afstand heeft als nadelen dat het implantaat groter moet zijn door de noodzakelijke grotere antennespoel en dat de discriminatie tussen twee naast elkaar staande dieren moeilijk is omdat in zo'n geval de responders van beide dieren zó dicht bij elkaar kunnen zijn, dat ze zich beide binnen hetzelfde detectieveld bevinden. Het is dan niet zeker, bij welk dier de gedetecteerde respondercode behoort. Bij de implanteerplaats volgens de uitvinding is de discriminatie bijvoorbeeld via de voerbak, absoluut zeker en kan zonder bezwaar een klein implantaat met bijbehorende geringere detectierange worden gebruikt. Een zeer groot voordeel van de implanteerplaats volgens de uitvinding is verder de gemakkelijke, snelle en zekere terugwinning van het implantaat na de slacht. Bij runderen wordt vaak even voor het afstropen van de huid op ca. 5 cm vanaf de neustop aan de bovenzijde een snede in de huid gemaakt: de neushuid wordt tot die snede afge-stroopt en de neuspunthuid (met daaronder het implantaat) blijft op de kop zitten en kan teruggewonnen of met de totale kop vernietigd worden. De zeer geringe hoeveelheid vlees van de neuspunt wordt normaliter niet geconsumeerd, zodat er voor boer en slachterij geen verlies ontstaat. Bij een moderne slachtmethode voor varkens wordt de kop in zijn geheel verwijderd en vervolgens machinaal van het vlees ontdaan. Vóór het ontvlezen wordt echter een deel van de neuspunt afgezaagd. In dit deel kan het verkleinde implantaat worden aangebracht, dat daarna weer gemakkelijk en snel kan worden teruggewonnen of vernietigd.
De implanteerplaats volgens de uitvinding wordt aangegeven in figuur 1 (rund) en 2 (varken). Het implantaat 1 wordt aangebracht in het neusdeel 2, gelegen tussen het oog 3 en de gevoelige, meestal onbehaarde, neusgatstreek 4, aan de zijkant van de kop aan de boven-kaakzijde. Een voorkeursplaats is de zogenaamde zijdelingse neus-streek 5 (regio lateralis nasi). De implantering geschiedt onderhuids nabij de aanhechting van de bovenlip.
De implanteerrichting 6 kan variëren van horizontaal tot vertikaal al naar gelang de diersoort en de vereiste detectorantenneopstel-ling.
De afstand 7 van de verste zijde van het implantaat 1 tot de neuspunt is afhankelijk van de slachtmethode en kan bijvoorbeeld maximaal 5 cm bedragen. Op deze afstand kan bijvoorbeeld bij runderen (figuur 1) vóór het afstropen van de huid een snede 8 worden aangebracht, zodat vanaf die plaats de neuspunthuid, en daarmee het implantaat, blijft zitten. De kop wordt ter destructie afgevoerd, waarmee dan tevens (zoals gewenst) het implantaat uit de omloop verdwijnt. Overigens kan zonodig het implantaat door zijn nauwkeurige lokatie ook eenvoudig en snel worden verwijderd.
Eenzelfde redenering geldt voor varkens (figuur 2), maar daarbij wordt in sommige slachterijen de gehele neuspunt bij 9 afgezaagd alvorens de kop van het vlees te ontdoen. De afgezaagde neuspunt wordt ter destructie afgevoerd, zodat ook hier weer het implantaat mee wordt vernietigd.

Claims (5)

1. Plaats in het lichaam van een dier waarin een capsule, (welke bijvoorbeeld een op afstand detecteerbare electronische schakeling bevat), kan worden geïmplanteerd en welke plaats gemakkelijk detectie, goede discriminatie, benevens een lage kans op beschadiging en een zekere en snelle terugwinning van de capsule na de slacht garandeert, met het kenmerk, dat deze plaats zich bevindt zijdelings in het voorste deel van de kop tussen de ogen en de gevoelige (meest onbehaarde) neuspunt, aan de bovenkaakzijde.
2. Implanteerplaats volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat deze gelegen is tussen de neuspunt en de snede die wordt aangebracht om afstropen van de neuspunthuid tijdens het slachtproces te voorkomen, zoals gebruikelijk bij runderen.
3. Implanteerplaats volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat deze gelegen is tussen de neuspunt en de plaats waar de neus tijdens het slachtproces wordt doorgezaagd, zoals gebruikelijk bij varkens.
4. Implanteerplaats volgens conclusie 1,2 of 3, met het kenmerk, dat deze zich links of rechts van het hoogste deel van de neus bevindt, daar waar de bovenlip is aangehecht.
5. Implanteerplaats volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat deze de zogenaamde zijdelingse neusstreek (regio lateralis nasi) betreft.
NL9000357A 1990-02-15 1990-02-15 Praktische implanteerplaats voor elektronische levensnummers in dieren. NL9000357A (nl)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9000357A NL9000357A (nl) 1990-02-15 1990-02-15 Praktische implanteerplaats voor elektronische levensnummers in dieren.
NL9000974A NL9000974A (nl) 1990-02-15 1990-04-24 Werkwijze voor het herkenbaar maken van dieren door middel van een op een bijzondere plaats inwendig aangebrachte electronische codedrager, benevens daartoe ontworpen detectiesystemen.
EP91200315A EP0442586A1 (en) 1990-02-15 1991-02-14 A method of making animals identifiable by means of a miniature responder, and apparatus for identifying animals thus made identifiable
IE051991A IE910519A1 (en) 1990-02-15 1991-02-14 A method of making animals identifiable by means of a¹miniature responder, and apparatus for identifying animals¹thus made identifiable
CA002036465A CA2036465A1 (en) 1990-02-15 1991-02-15 Method of making animals identifiable by means of a miniature responder, and apparatus for identifying animals thus madeidentifiable (a)
US07/657,048 US5105763A (en) 1990-02-15 1991-02-15 Method of making animals identifiable by means of a miniature responder, and apparatus for identifying animals thus made identifiable

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9000357A NL9000357A (nl) 1990-02-15 1990-02-15 Praktische implanteerplaats voor elektronische levensnummers in dieren.
NL9000357 1990-02-15

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9000357A true NL9000357A (nl) 1991-09-02

Family

ID=19856596

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9000357A NL9000357A (nl) 1990-02-15 1990-02-15 Praktische implanteerplaats voor elektronische levensnummers in dieren.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL9000357A (nl)

Similar Documents

Publication Publication Date Title
Duncan et al. Comparison of the stressfulness of harvesting broiler chickens by machine and by hand
Grandin Euthanasia and slaughter of livestock
Hadwen et al. Reindeer in Alaska
Robb et al. Commercial slaughter methods used on Atlantic salmon: determination of the onset of brain failure by electroencephalography
Gregory et al. Stunning and slaughter.
Klindtworth et al. Electronic identification of cattle with injectable transponders
US5526772A (en) Electronic identification tagging method for food-producing animals
Müller et al. Behavior and heart rate of heifers housed in tether stanchions without straw
Entsu et al. Visual acuity of cattle determined by the method of discrimination learning
Grandin Cardiac arrest stunning of livestock and poultry
Anil et al. Welfare of calves—1. Investigations into some aspects of calf slaughter
Riaz et al. Pros and cons of different stunning methods from a Halal perspective: a review
Grandin et al. Animal welfare and humane slaughter
Caja et al. Evaluation of migratory distance of passive transponders injected in different body sites of adult sheep for electronic identification
NL9000974A (nl) Werkwijze voor het herkenbaar maken van dieren door middel van een op een bijzondere plaats inwendig aangebrachte electronische codedrager, benevens daartoe ontworpen detectiesystemen.
AU625499B2 (en) Method for implanting an object, and pistol
NL9000357A (nl) Praktische implanteerplaats voor elektronische levensnummers in dieren.
Terry et al. Yields of by-products from different cattle types
Ninčáková et al. Health status of slaughtered animals as indicated by postmortem inspection at slaughterhouses
Grandin Antemortem handling and welfare
ZA200504710B (en) Procedure for the identification and monitoring of animals through the use of electronic identification devices (transponders)
RehKämper et al. Visual identification of small sizes by adult dairy bulls
Dikeman Understanding the effects of handling, transportation, lairage and slaughter on cattle welfare and beef quality Michael S. Cockram, University of Prince Edward Island, Canada
Garrigus et al. Influence of creep feeding and post-weaning diethylstilbestrol implantation on post-weaning weight gain and carcass composition of beef bulls
McKenzie Effects of Zeranol implants on behaviour, growth rate, and carcass characteristics of Friesian bulls

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed