NL9000063A - Opvouwbare doos. - Google Patents

Opvouwbare doos. Download PDF

Info

Publication number
NL9000063A
NL9000063A NL9000063A NL9000063A NL9000063A NL 9000063 A NL9000063 A NL 9000063A NL 9000063 A NL9000063 A NL 9000063A NL 9000063 A NL9000063 A NL 9000063A NL 9000063 A NL9000063 A NL 9000063A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
wall
corner
fold line
section
strip
Prior art date
Application number
NL9000063A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Gelria Cartonnage
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Gelria Cartonnage filed Critical Gelria Cartonnage
Priority to NL9000063A priority Critical patent/NL9000063A/nl
Publication of NL9000063A publication Critical patent/NL9000063A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65DCONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
    • B65D5/00Rigid or semi-rigid containers of polygonal cross-section, e.g. boxes, cartons or trays, formed by folding or erecting one or more blanks made of paper
    • B65D5/001Rigid or semi-rigid containers of polygonal cross-section, e.g. boxes, cartons or trays, formed by folding or erecting one or more blanks made of paper stackable
    • B65D5/0015Rigid or semi-rigid containers of polygonal cross-section, e.g. boxes, cartons or trays, formed by folding or erecting one or more blanks made of paper stackable the container being formed by folding up portions connected to a central panel
    • B65D5/0045Rigid or semi-rigid containers of polygonal cross-section, e.g. boxes, cartons or trays, formed by folding or erecting one or more blanks made of paper stackable the container being formed by folding up portions connected to a central panel having both integral corner posts and ledges

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Cartons (AREA)

Description

Opvouwbare doos.
Opvouwbare doos vervaardigd uit een plano van stevig vouwbaar materiaal, omvattend een bodem, een paar eerste en een paar tweede tegenover elkaar gelegen wanden, elk met een van de bodem opstaand hoofdgedeelte en via vouwlijnen met de bodem verbonden, waarbij elke eerste wand tenminste in de directe nabijheid van elke hoek van de doos een verbredingsgedeelte omvat, dat zich in hoofdzaak evenwijdig met de bodem uitstrekt en via met de bodem evenwijdige vouwlijnen verbonden is met het opstaande hoofdgedeelte van de betreffende wand, waarbij elke eerste wand voorzien is van twee eerste vouwlijnen, die elk liggen in een vlak waarin een betreffend benedenhoekpunt van de doos gelegen is en waarvan de snijlijnen met het hoofdgedeelte van de betreffende eerste wand en met de bodem hoeken van ongeveer 45° maken met de vouwlijn tussen het hoofdgedeelte van de betreffende eerste wand en de bodem, waarbij de verbredingsgedeelten elk voorzien zijn van een tweede vouwlijn, die gelegen is in een vlak dat loodrecht staat op de bodem, dat door de betreffende hoek van de doos heengaat en een hoek van ongeveer 45° maakt met de beide op de hoek aansluitende opstaande hoofdgedeelten, en waarbij de verbredingsgedeelten elk verlengd zijn met een flap die daarmee door middel van een met de bodem evenwijdige vouwlijn verbonden is en bevestigd is op het opstaande hoofdgedeelte van een betreffende tweede wand. De uitvinding heeft tevens betrekking op een plano voor een dergelijke opvouwbare doos.
Ben dergelijke opvouwbare doos is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 82-04276. Hoewel de bekende opvouwbare doos in de praktijk bewezen heeft vrij grote verticale drukkrachten in de hoeken te kunnen weerstaan, bestaat er behoefte om de stapel-baarheid te verbeteren en het draagvermogen in de hoeken te verhogen teneinde de dozen ofwel hoger te kunnen stapelen ofwel met zwaardere goederen te kunnen vullen bij gelijkblijvende stapelhoog-te, een en ander onder behoud van de opvouwbaarheid van de dozen. Voorts bestaat er behoefte aan een dergelijke opvouwbare doos, die bij kleine afwijkingen van een juiste stapeling een geringe kans heeft beschadigd te worden in zijn verbredingsgedeelten als gevolg van het drukken daarop door het benedenhoekpunt van een bovengelegen doos. De uitvinding heeft nu tot doel een opvouwbare doos en een plano daarvoor te verschaffen, waarmee aan de genoemde behoeften tegemoet gekomen wordt.
Dit doel wordt bereikt doordat ter plaatse van elke hoek één van de aangrenzende wanden voorzien is van een hoekgedeel-te, dat een aantal onderling door loodrecht op de bodem staande vouwlijnen met elkaar verbonden stroken omvat, waarvan steeds een eerste strook door middel van een derde vouwlijn verbonden is met de betreffende wand, waarbij tenminste één strook van het hoekge-deelte op de binnenzijde van éên der aangrenzende wanden bevestigd is, waarbij elk hoekgedeelte gevouwen is tot een van de bodem opstaande hoekkoker, die een hoogte heeft die de hoogte van de met de eerste strook verbonden wand benadert en aan de bovenzijde afgedekt wordt door het verbredingsgedeelte bij de betreffende hoek, en waarbij elke koker een denkbeeldig, diagonaal vlak heeft, dat tevens een hoofdzakelijk symmetrievlak van de koker vormt en samenvalt met het vlak waarin de tweede vouwlijn ter plaatse gelegen is en dat loodrecht op de bodem staat.
De gevormde hoekkokers zijn door de syummetrie van de dwarsdoorsneden van den kokers en de ligging van de symmetrie-vlakken in het genoemde vlak van de tweede vouwlijn van de verbredings gedeelten meevouwbaar tijdens het opvouwen van de doos om de eerste en de tweede vouwlijnen. De kokers strekken zich over althans nagenoeg de volledige hoogte van de doos uit, tussen de bodems en de onderzijde van de verbredingsgedeelten, waardoor zij een dragende functie kunnen vervullen. Daarenboven zorgen de verbre-dingsgedeelten ter plaatse ervoor dat de kokers niet op hun kopse randen met vocht, zoals neerslag, in aanraking kunnen komen. Hierdoor wordt de duurzaamheid van de opvouwbare doos volgens de uitvinding vergroot. Voorts zorgen de verbredingsgedeelten voor mechanische bescherming van de kopse randen, bijvoorbeid wanneer de dozen niet geheel juist op elkaar gestapeld worden.
De hoekgedeelten kunnen op verschillende plaatsen aangevormd zijn.
Volgens een voorkeursuitvoering zijn de hoekgedeel-ten zodanig aangevormd, dat de derde vouwlijnen loodrecht op de bodem staan.
De hoekgedeelten kunnen dan direct verbonden zijn met één van de opstaande hoofdgedeelten van één van de wanden, waarbij de tweede wand de voorkeur heeft om de doos in hoofdzakelijk platte toestand te kunnen houden tijdens vervaardiging daarvan uit een daarvoor bestemd plano.
Alternatief kunnen de hoekgedeelten via een wand-verstevigingsgedeelte verbonden zijn met de opstaande hoofdgedeelten van de tweede wanden, waarbij het wandverstevigingsgedeelte via een met de bodem evenwijdige vouwlijn verbonden is met het opstaande hoofdgedeelte en het hoekgedeelte via de derde vouwlijn verbonden is met het wandverstevigingsgedeelte aldaar. De wandverstevi-gingsgedeelten liggen daarbij aan tegen de binnenzijden van de betreffende hoofdgedeelten.
Volgens een andere voorkeursuitvoering is het opstaande hoofdgedeelte van de tweede wanden ter plaatse van elke hoek uitgebreid met een bevestigingsflap, die daarmee via een loodrecht op de bodem staande vouwlijn verbonden is en bevestigd is op de binnenzijde van het opstaande hoofdgedeelte van de op de betreffende hoek aansluitende eerste wand. De eerste strook van het hoekgedeelte kan hierbij via een met de bodem evenwijdige derde vouwlijn verbonden zijn met de bevestigingsflap. Met een dergelijke uitvoering worden de hoeken van de doos verder versterkt ter plaatse van de eerste wanden, hetgeen wenselijk zou kunnen zijn om een verzwakking aldaar door de eerste vouwlijnen te compenseren. Bijkomend kunnen de opstaande hoofdgedeelten van de tweede wanden voorzien zijn van wandverstevigingsstroken, die door middel van met de bodem evenwijdige vouwlijnen met de betreffende opstaande hoofdgedeelten verbonden zijn en in afmetingen in hoofdzaak daarmee overeenstemmen, waardoor zowel de tweede wanden ter plaatse versterkt worden als materiaal nuttig gegebruikt wordt dat anders bij deze oplossing voor het hoekgedeelte verloren zou gaan. De eerste strook kan hierbij bevestigd worden op de binnenzijde van de bevestigings-flap, en wel met zijn gehele oppervlak. Voorts is een versterkte uitvoering mogelijk waarbij de eerste strook zowel via een derde vouwlijn verbonden is met een wandversterkingstrook als via een verdere derde vouwlijn met een bevestigingsflap.
Op voordelige wijze omvat elk hoekgedeelte tenminste vier stroken, waarbij de vierde strook dan qp een andere wand bevestigd kan zijn dan de eerste strook.
De kokers bezitten bij voorkeur een dwarsdoorsnede in de vorm van een vierhoek met tenminste twee paar gelijke, aan elkaar grenzende zijden, waarbij de vierhoeken de vorm kunnen hebben van een vlieger, een ruit of een vierkant. Alternatief kunnen de kokers ook een dwarsdoorsnede hebben in de vorm van een driehoek, waarbij de tussen de eerste en de vierde strook gelegen stroken in één vlak liggen. Bij deze laatste kokervorm kan het ruimtebeslag van de kokers gering gehouden worden, terwijl opvouwbaarheid verzekerd is en bovendien de door de tweede en de derde strook gevormde schuine kokerwand enigszins mee kan geven wanneer producten daartegen aandrukken, zodat deze producten minder onder druk komen te staan. Dit laatste is voordelig wanneer de opvouwbare doos volgens de uitvinding gebruikt wordt voor tere fruitproducten.
Het plano van de opvouwbare doos volgens de uitvinding is onderwerp van de conclusies 14-25.
Van belang bij een plano is dat het materiaal waaruit het plano vervaardigd wordt optimaal gebruikt wordt en derhalve zo weinig mogelijk materiaal weggesneden wordt uit de baan materiaal waaruit het plano gesneden wordt. Zo heeft het, zoals eerder vermeldt, bij de uitvoering volgens de uitvinding waarbij wandver-stevigingsgedeelten voorzien zijn voor de tweede wanden, de voorkeur om de beide wandverstevigingsgedeelten van elke tweede wand qp elkaar aan te laten sluiten, zodat in het plano een zo gevormde wandverstevigingsstrook geheel in het verlengde ligt van twee hoek-gedeelten en het plano daarmee tot een rechthoek aangevuld is. Hetzelfde geldt voor de verbredingsgedeelten, die in elkaar over kunnen gaan om zo een doorlopende strook te vormen.
In veel gevallen, in het bijzonder bij een plano uit relatief dik plaatmateriaal, zullen de stroken van de hoekge-deelten bezwaarlijk een lengte kunnen hebben die gelijk is aan de afstand tussen de bodem en de bovenrand van het hoofdgedeelte van de eerste wand ter plaatse van de betreffende hoek, in opgerichte toestand van de uit het plano vervaardigde doos. De reden hiervoor is dat in het gebied, dat de vouwlijn tussen de bodem en het hoofdgedeelte bepaalt, een zodanige hoeveelheid materiaal aanwezig moet zijn dat een bocht gevormd kan worden van nagenoeg 180° in gevouwen toestand van de uit het plano gevormde doos. In zijn eenvoudigste vorm zal dit vouwlijngebied dan echter plaats moeten kunnen bieden aan twee lagen, gevormd door twee tegen elkaar gelegen stroken. Met de aanwezigheid van een bevestigingsflap en eventueel een wandver-stevigingsgedeelte kan het aantal lagen oplopen tot vier, welke lagen in gevouwen toestand van de doos opgenomen moeten kunnen zijn tussen het hoofdgedeelte van een eerste wand en de bodem. Hier komt nog bij de ruimte die nodig is voor het om de eerste vouwlijn gevouwen gedeelte van de eerste wand, liggend tussen de bodem en het gevouwen hoekgedeelte. Derhalve is in het vouwlijngebied materiaal nodig om de gezamenlijke dikte van deze lagen te overbruggen. Hieruit vloeit de eerdergenoemde beperking betreffende de lengte van de stroken voort. Een gevolg hiervan is nu dat de onderranden van de hoekkokers in de opgerichte toestand van de doos los van de bodem kunnen zijn en pas na enigszins neerwaarts gedrukt te zijn, als gevolg van een belasting op de doos, hun dragende functie gaan vervullen. De doos zal dan echter enigszins vervormd zijn, hetgeen bijvoorbeeld zichtbaar zal kunnen worden middels vervormingslijnen in de wanden van de doos.
Om dit geschetste probleem te voorkomen voorziet de uitvinding er in een voorkeursuitvoering van het plano volgens de uitvinding in, dat, ter compensatie van de voor het vermogen van de tweede wand, om om de vouwlijn tussen die tweede wand en de bodem gevouwen te kunnen worden, benodigde lengtebeperking van de stroken van het hoekgedeelte, een of meer stroken van elk hoekgedeelte tenminste gedeeltelijk uitgebreid zijn met een verlenging, waardoor de resulterende lengte van de betreffende strook gelijk is aan de afstand tussen het bovenoppervlak van de bodem en de onderzijde van het verbredingsgedeelte van de eerste wand ter plaatse van de betreffende hoek in het geval de uit het plano gevormde doos opgericht is./ waarbij ter plaatse van de betreffende vouwlijn tussen de bodem en het hoofdgedeelte op afstand van het betreffende eind van die vouwlijn een of meer sparingen aangebracht zijn voor opname van de verlenging van de strook in gevouwen toestand van de uit het plano gevormde doos.
Door de verlenging van de strook zal, in de opgerichte toestand van de doos, de onderrand van de betreffende strook contact maken met de bodem, zodat de doos niet of nauwelijks behoeft te vervormen alvorens de hoekkoker mee gaat dragen. De sparing ter plaatse van de vouwlijn zorgt ervoor dat de doos in plat-gevoüwen toestand gebracht kan worden zonder dat de verlenging en het vouwlijngebied elkaar met hun aanwezigheid hinderen en elkaar zouden moeten vervormen om de doos platgevouwen te krijgen.
De uitvinding zal nu nader beschreven worden aan de hand van enige voorbeelduitvoeringen, die weergegeven zijn in de begeleidende tekeningen, waarin: figuur 1 een bovenaanzicht is van een plano voor een opvouwbare doos volgens de uitvinding, in een eerste, eenvoudi-uitvoering; figuur 2 een bovenaanzicht is van een boekgebied van een plano voor een opvouwbare doos volgens de uitvinding, in een eerste alternatieve uitvoering; figuur 3 een bovenaanzicht is van een hoekgebied van een plano voor een opvouwbare doos volgens de uitvinding, in een tweede alternatieve uitvoering; figuur 4 een bovenaanzicht is van een hoekgebied van een plano voor een opvouwbare doos volgens de uitvinding, in een derde alternatieve uitvoering;
Figuur 5A een aanzicht in perspectief is van een opvouwbare doos volgens de uitvinding, vervaardigd uit het plano van figuur 1; figuur 5B een aanzicht in perspectief is van een hoek van een opvouwbare doos van figuur 5A, tijdens het oprichten van de doos; figuren 6A, 6B en 6C een drietal mogelijke dwarsdoorsneden weergeven van de kokers van de opbouwbare doos volgens de uitvinding, vervaardigd van het plano van figuur 3; figuren 7A, 7B en 7C respectievelijk een hoek van een plano volgens een uitvoering met verlengde stroken van de hoek-koker, een doorsnede van de betreffende hoek in opengevouwen toestand en een doorsnede daarvan in uitgevouwen toestand weergeven;en figuur 7D een hoek van een plano volgens een uitvoering met verlengde stroken van de hoekkoker en stapelnokken weergeeft.
De in figuur 1 weergegeven eerste eenvoudige uitvoering van een plano voor een opvouwbare doos volgens de uitvinding is in de weergegeven gedaante uit een baan van bijvoorbeeld karton gesneden. Het weergegeven plano is opgebouwd uit een rechthoekig bodempaneel 1, waarmee via twee tegenover elkaar gelegen vouwlijnen 8, 9 twee eerste wandpanelen 4, 5 verbonden zijn en via twee tegenover elkaar gelegen vouwlijnen 6, 7 twee tweede wandpanelen 2, 3 verbonden zijn. De hoofdgedeelten 4', 5' van de twee eerste wandpanelen 4 en 5 zijn respectievelijk via vouwlijnen 20 en 21 verbonden met verbredingsgedeelten 10 en 11 die hier doorlopend uitgevoerd zijn. Deze verbredingsgedeelten zijn bestemd om in de opgerichte doos volgens de uitvinding evenwijdig met het bodempaneel 1 gelegen te zijn. Het verbredingsgedeelte 10 is aan één uiteinde via vouwlijn 34a verbonden met een flap 12a en aan het andere uiteinde via vouwlijn 34b met een flap 12b. Op gelijk wijze is het verbredingsgedeelte 11 aan één uiteinde via vouwlijn 34c verbonden met een flap 12c en aan het andere uiteinde via vouwlijn 34d verbonden met een flap I2d. Het eerste wandpaneel 4 is voorts voorzien van twee eerste vouwlijnen 13a en 13b, die zich vanaf de betreffende hoeken van het bodempaneel 1, onder een hoek van ongeveer 45° met de vouwlijn 8, uitstrekken tot aan de buitenrand van het verbredingsgedeelte 10. Het verbredingsgedeelte 10 is voorts voorzien van een tweetal tweede vouwlijnen 14a, 14b, die zich telkens uitstrekken vanaf één uiteinde van de vouwlijn 20, onder een hoek van ongeveer 45° daarmee, tot aan de buitenrand van het verbredingsgedeelte 10. Op overeenkomstige wijze is het eerste wandpaneel 5 voorzien van een tweetal eerste vouwlijnen 13c én 13d, die zich uitstrekken vanaf betreffeilde hoeken van het bodempaneel 1, onder een hoek van ongeveer 45° met de vouwlijn 9, tot aan de buitenrand van het verbredingsgedeelte 11, en is het verbredingsgedeelte 11 voorzien van twee tweede vouwlijnen 14c en 14d, die zich telkens uitstrekken vanaf ëën uiteinde van de vouwlijn 21, onder een hoek van ongeveer 45° daarmee, tot aan de buitenrand van het verbre-dingsgedeelte 11. De eerste en tweede vouwlijnen 13a en 14a, 13b en 14b, 13c en 14c en 13d en 14d vormen paren van met elkaar in hoofdzaak evenwijdige vouwlijnen.
Aan beide einden is het hoofdgedeelte 2' van het wandpaneel 2 via respectievelijke derde vouwlijnen 24a en 24b verbonden met hoekgedeelten 19a en 19b. Op overeenkomstige wijze is het hoofdgedeelte 3' van het wandpaneel 3 aan zijn beide uiteinden via respectievelijke derde vouwlijnen 24c en 24d verbonden met hoekgedeelten 19c en 19d, De vouwlijnen 34a, 6 en 34d liggen in hoofdzaak in eikaars verlengde, terwijl hetzelfde geldt voor de vouwlijnen 34b, 7 en 34c. De hoekgedeelten 19a-d omvatten in het in figuur 1 weergegeven plano een viertal stroken, te weten een eerste strook 15a-d, een tweede strook 16a-d, een derde strook 17a-d, en een vierde strook 18a-d. De eerste stroken 15a-d zijn steeds via vouwlijnen 35a-d met de tweede stroken 16a-d verbonden, die steeds via vouwlijnen 36a~d verbonden zijn met de derde stroken I7a-d, die op hun beurt weer via vouwlijnen 37a-d verbonden zijn met de vierde stroken 18a-d. De vouwlijnen 35a-d, 36a-d en 37a-d strekken zich in hoofdzaak evenwijdig uit met de derde vouwlijnen 24a-d.
Het tot een opvouwbare doos omvormen van het plano van figuur 1 geschiedt bij voorkeur als volgt: eerst worden in elk boekgebied A, B, C, D de aldaar gelegen hoekgedeelten 19a-d om de vouwlijnen 36a-d gevouwen, waarbij de buitenrand van de vierde stroken I8a-d nabij de derde vouwlijnen 24a-d gebracht wordt. Hoe wel in het onderstaande om redenen van duidelijkheid de vouw- en plakprocedure alleen voor hoekgebied A uiteengezet is, zal begrepen worden dat op overeenkomstige wijze te werk gegaan wordt voor de hoekgebieden B, C en D. Het oppervlak 22a van de vierde strook 18a, welk oppervlak in figuur 1 ondergelegen was, wordt van een hecht-middel voorzien en vervolgens wordt het hoekgedeelte 19a om de vouwlijn 24a naar binnen gevouwen totdat het oppervlak 22a aanligt tegen het oppervlak 23a van het hoofdgedeelte 2'. Daarna wordt het wandpaneel 4 om de vouwlijn 8 gevouwen totdat dit tegen de bovenzijde van de bodem 1 aanligt, waarna het bij de hoek gelegen gedeelte van het wandpaneel weer om vouwlijn 13a gevouwen wordt zodat het buitenoppervlak van dat gedeelte aanligt tegen het buitenoppervlak van de rest van het betreffende wandpaneel. De flap 12a steekt dan zijdelings uit van het gedeeltelijk gevouwen plano. Hierna wordt het nu bovengelegen oppervlak 24a van de eerste strook 15a voorzien van een hechtmiddel en vervolgens wordt het geheel van hoekgedeelte 19a en hoofdgedeelte 2', om de vouwlijn 6 gevouwen, waarbij het oppervlak 26a gehecht wordt op het gedeelte 25a van het bovenliggende oppervlak van het om de vouwlijn 13a gevouwen gedeelte van het hoofdgedeelte 4'. Tenslotte wordt het gedeelte 33a van het nu bovengelegen oppervlak van het hoofdgedeelte 21 voorzien van een hechtmiddel, waarna de flap 12a omgeslagen wordt om de vouwlijn 14a om met het vlak 32a daarvan op het gedeelte 33a gehecht te worden. Aldus is uit het plano van de uitvinding een opvouwbare doos met hoekkokers verkregen, die eenvoudig tot een opgerichte stand gebracht kan worden door de beide wandpanelen 2 en 3 aan hun binnenwanden vast te grijpen en daarna van elkaar weg te trekken totdat de betreffende wandpanelen nagenoeg loodrecht op de bodem 1 staan. Zonodig worden daarbij de wandpanelen 4 en 5 recht gemaakt door het uitoefenen van een lichte druk van binnenuit ter plaatse van de vouwlijnen 13a-d.
Het resultaat is nu een opgerichte, opvouwbare doos met hoekkokers, die afgedekt worden door de verbredingsgedeelten, zodat de randen van de kokers ter plaatse van de bovenopening niet vochtig kunnen worden door bijvoorbeeld neerslag en daardoor ver- zwakken en tevens voor een groot deel gevrijwaard kunnen worden van vervormingen als gevolg van puntbelastingen door op foutieve wijze bovengeplaatste verdere dozen. De voüwbaarheid van de kokers wordt gewaarborgd doordat de diagonaalvlakken van de kokers waarin de vouwlijnen 36a-d en de derde vouwlijnen 24a-d gelegen zijn in hoofdzaak loodrecht op het bodempaneel 1 staan en tevens de tweede vouwlijnen 14a-d bevatten.
In de figuren 2, 3 en 4 zijn drie alternatieve uitvoeringsvormen weergegeven van het hoekgebied c van een plano voor een opvouwbare doos volgens de uitvinding. De twee laatste cijfers van elk verwijzingsgetal geven aan met welk gedeelte van het plano van figuur 1 de benaming van het betreffende gedeelte overeenstemt.
In figuur 2 is aangegeven het bodempaneel 101, een hoofdgedeelte 105' van een eerste wandpaneel, welk hoofdgedeelte via een vouwlijn 121 verbonden is met een verbredingsgedeelte 111, dat via een vouwlijn 134c verbonden is met een flap 112c. Het hoofdgedeelte 105' is via vouwlijn 109 verbonden met het bodempaneel 101. Het hoofdgedeelte 103' van een tweede wandpaneel is aan éên zijde door middel van een vouwlijn 107 verbonden met het bodempaneel 101 en aan een gedeelte van zijn andere zijde door middel van een vouwlijn 129c verbonden met een wandversterkingsgedeelte 127c. Door middel van een derde vouwlijn 124c, die in hoofdzaak in het verlengde ligt van de vouwlijn 109, is een hoekgedeelte 119c verbonden met het wandversterkingsgedeelte 127c. Van de vouwlijnen die de stroken van het hoekgedeelte 119c met elkaar verbinden zijn om redenen van duidelijkheid slechts de vouwlijn 135c tussen de eerste strook 115c en de daaropvolgende tweede strook weergegeven. De vouwlijnen 115c en 135c strekken zich in hoofdzaak evenwijdig met elkaar Uit. Tenslotte is weergegeven een bevestigingsflap 128c, die door middel van een vouwlijn 141c verbonden is met het hoofdgedeelte 103', waarbij de vouwlijn 141c in lijn ligt met de vouwlijnen 109 en 124c.
Het tot een vouwdoos vouwen van het in figuur 2 weergegeven plano kan als volgt geschieden. De strook 115c wordt voorzien van een hechtmiddel, waarna het gedeelte 127c en het hoek- gedeelte 119c omgeven worden om de vouwlijn 129c, teneinde de eerste strook 118c te hechten op de bevestigingsflap 128c. Vervolgens worden de derde en de vierde strook omgeslagen tot een aanliggen tegen de respectievelijk de tweede en de eerste strook en nadat de vierde strook voorzien is van een hechtmiddel wordt het dubbelgevouwen hoekgedeelte 119c met de daaraan gehechte bevestigingsflap 128c om de respectievelijke vouwlijnen 124c en 141 omgevouwen, teneinde de vierde strook te hechten op het dan bovengelegen gedeelte 127c. Hierna wordt het hoofdgedeelte 105' met flap 112c opgevouwen op een wijze die overeenkomt met die, welke beschreven is bij de bespreking van figuur 1. Daarna wordt een gedeelte van het bovenliggende oppervlak van de bevestigingsflap 128c voorzien van een hechtmiddel en wordt het gevouwen wandpaneel 103 om de vouwlijn 107 gevouwen om de bevestigingsflap 128c te hechten op het gearceerde gedeelte van het hoofdgedeelte 105'. Tenslotte wordt ook de flap 112c gehecht aan het buitenoppervlak van het hoofdgedeelte 103', waarmee, er vanuit gaande dat overeenkomstig gehandeld is voor de overige hoeken, het plano tot een opgevouwen doos gevormd is.
In de in figuur 3 weergegeven hoekoplossing is met 301 een gedeelte van het bodempaneel aangegeven, dat via vouwlijnen 309 en 307 respectievelijk verbonden is met het hoofdgedeelte 305' van een eerste wandpaneel en het hoofdgedeelte 303' van een tweede wandpaneel. Het hoofdgedeelte 305' is door middel van een vouwlijn 321 verbonden met een verbredingsgedeelte 311, dat weer via een vouwlijn 334c verbonden is met een flap 312c. Het hoofdgedeelte 303' is door middel van een vouwlijn 329c verbonden met een wand-versterkingsgedeelte 327c, dat hier doorlopend weergegeven is maar ook uitgevoerd zou kunnen zijn overeenkomstig het wandversterkings-gedeelte 127c van figuur 2. In de uitvoering van figuur 3 is het wandversterkingsgedeelte 327c facultatief. Het hoofdgedeelte 303' is door middel van een vouwlijn 341 verbonden met een flap 328c, waarmee door middel van een derde vouwlijn 324c de eerste strook 315c van een hoekgedeelte 319c verbonden is. Ook hier is weer om redenen van duidelijkheid slechts de vouwlijn 335c tussen de eerste strook 315c en de tweede strook weergegeven. De vouwlijn 340c ligt in hoofdzaak in het verlengde van de vouwlijn 309, terwijl de derde vouwlijn 324c in hoofdzaak in het verlengde ligt van de vouwlijn 329c, of indien deze niet aanwezig is van de overeenkomstige rand van het hoofdgedeelte 303'. Bij het vormen van een opvouwbare doos uit een plano waarin de hoekoplossing volgens figuur 3 opgenomen is, worden het hoekgedeelte 319C en het gedeelte 327c omgeslagen om respectievelijk de vouwlijnen 324c en 329, waarbij de eerste strook 315c weer gehecht wordt op de bevestigingsflap 328c. Verder wordt te werk gegaan zoals bij het plano van figuur 2.
In figuur 4 is aangegeven een bodempaneel 401, dat door middel van vouwlijnen 409 en 407 respectievelijk verbonden is met een hoofdgedeelte 405 * van een eerste wandpaneel en met een hoofdgedeelte 403' van een tweede wandpaneel. Het hoofdgedeelte 405' is via een vouwlijn 421 verbonden met een verbredingsgedeelte 411, dat weer via een vouwlijn 434c verbonden is met een flap 412c. Het hoofdgedeelte 405' is door middel van een vouwlijn 441 verbonden met een bevestigingsflap 428c. Het hoofdgedeelte 403' is door middel van een zich evenwijdig met de vouwlijn 407 uitstrekkende vouwlijn 429 verbonden met een wandversterkingsstrook 427, die in dit weergegeven voorbeeld door kan lopen tot de niet weergegeven hoek B. Het wandversterkingsgedeelte 427 is door middel van een vouwlijn 424c verbonden met een hoekgedeelte 419c, waarvan om redenen van duidelijkheid slechts de eerste strook 415c en de vouwlijn 435c tussen de eerste strook 215c en de tweede strook weergegeven zijn. Voorts is de eerste strook 415c via een verlenging 424c' van de vouwlijn 429 verbonden met de bevestigingsflap 428c. De uitvoering van figuur 4 is zodoende een combinatie van de uitvoeringen van figuur 2 en figuur 3.
De in de figuren 1, 3 en 4 weergegeven plano-uit-voeringsvormen volgens de uitvinding hebben als voordeel dat steeds het gehele oppervlak binnen een rechthoek benut wordt, zodat mate-riaalverspilling bij het snijden van de overeenkomstige plano's minimaal blijft, indien het echter op grond van na te streven gewichtsbesparingen of ventilatievoorzieningen nodig zou zijn om be paalde gedeelten van het plano-oppervlak weg te laten, dan kan bij voorbeeld de in figuur 2 weergegeven oplossing gekozen worden, kan in geschikte gevallen de bevestigingsflap in figuur 2 weggelaten worden, kunnen de wandpanelen 2 en 3 zodanig uitgesneden worden dat bij gestapelde dozen gemakkelijk lucht in kan treden in de doos, kunnen de verbredingsgedeelten 10 en 11 onderbroken of in het midden versmald uitgevoerd zijn en/of kunnen de in de figuren 2, 3 en 4 weergegeven hoekgedeelten korter uitgevoerd worden, waarbij dan de breedte van de stroken verminderd kan worden, in het bijzonder de laatste strook. Het volledige gebruik van een rechthoekig oppervlak heeft echter de voorkeur.
In figuur 5A is in perspectief een opgerichte opvouwbare doos 30 weergegeven, die gevormd is uit een plano volgens figuur 1. Waar te nemen zijn het bodempaneel 1, de opstaande tweede wanden 2 en 3, en de opstaande eerste wanden 4 en 5. Met een gestreepte lijn zijn facultatieve uitsparingen 45 weergegeven, die dienen voor het verschaffen van een toegangsmogelijkheid voor lucht wanneer meerdere dozen gestapeld zijn. De eerste wanden 4 en 5 zijn respectievelijk voorzien van zich met het bodempaneel 1 evenwijdig uitstrekkende verbredingsgedeelten 10 en 11. Weergegeven zijn verder de eerste vouwlijnen 13a-d en de tweede vouwlijnen 14a-d en de flappen 12b en d, die bevestigd zijn op het buitenoppervlak van de tweede wand 3. Begrepen moet worden dat overeenkomstige flappen 12a en d bevestigd zijn op het buitenoppervlak van het wandpaneel 2. Om redenen van duidelijkheid is slechts één koker 31a weergegeven, waarvan de bovenzijde geheel bedekt wordt door het verbredingsgedeelte 10. De weergegeven koker 31c is vierkant in doorsnede, waarbij de tweede strook 16a en de derde strook 17a waarneembaar zijn.
In figuur 5B is een hoek A van de doos van figuur 5A weergegeven in een toestand tussen de volledig opgevouwen toestand en de volledig opgericht toestand. Waarneembaar is dat de zijden van de koker 31a een soort van pantograafbeweging uitvoeren, waarbij de eerste strook 15a van de vierde strook 18a af beweegt en de tweede strook 16a van de derde strook 17a af beweegt. Bij het hier weergegeven voorbeeld van vier stroken is het voor goede op-vouwbaarheid van belang dat de vouwlijn 36a in het bissectricevlak van de door het op de dooshoek aansluitende gedeelte van het hoofdgedeelte 4' en het hoofdgedeelte 2 * ingesloten hoek gelegen blijft.
In de figuren 6A, 6B en 6C zijn een aantal mogelijke kokervormen weergegeven voor de opvouwbare doos die gevormd kan zijn uit een plano volgens figuur 3.
In figuur 6A is de dwarsdoorsnede van de koker 331c vierkant. De stroken 315c, 316c, 317c, 318c hebben daar een gelijke breedte en staan loodrecht op elkaar, zodat het diagonaalvlak E tevens bissectricevlak is van de door de eerste wand 305 en de tweede wand 303 ingesloten hoek. De eerste strook 315c is met zijn buitenoppervlak bevestigd op de bevestigingsflap 328c, die weer bevestigd is op de binnenzijde van de eerste wand 305. Op de buitenzijde van de tweede wand 303 is de flap 312c bevestigd, terwijl op de binnenzijde van de wandversterking 327c de vierde strook 318c bevestigd is.
In figuur 6B is een zogenaamde vliegervormige dwarsdoorsnede van de koker 331c' weergegeven, waarbij de tweede strook 316c' en de derde strook 317c1 een gelijke breedte hebben, die afwijkt van de breedte van de eerste strook 315e', terwijl de vouwlijn 336c' weer gelegen is in het bissectricevlak van de door de eerste wand 305 en de tweede wand 303 ingesloten hoek. Met figuur 6A gelijke gedeelten zijn met gelijke verwijzingscijfers weergegeven. Het hoekgebied kan een zodanige mate van meegevendheid bezitten, dat door het uitoefenen van een drukkracht in de richting van pijl F de stroken 316c* en'317c' door een dode stand heen naar de in streeplijnen weergegeven stand geklapt kunnen worden. In deze laatste stand is het nuttige laadoppervlak van de doos vergroot en vormt de vouwlijn 336c' geen mogelijk beschadingspunt meer voor tere waar. Bovendien zal de koker dan een druk uitoefenen tegen de opstaande wand met de eerste vouwlijn zodat deze wand min of meer gefixeerd wordt en de stabiliteit van de doos vergroot is.
In figuur 6C is een driehoekvormige dwarsdoorsnede van de koker 331c'' weergegeven, waarbij de tweede 316c'1 en de derde 317c*' strook in eenzelfde vlak gelegen zijn en de vouwlijn 336c'' weer gelegen is in het bissectricevlak van de door de eerste wand 305 en de tweede wand 303 bepaalde hoek.
De uiteindelijk te kiezen dwarsdoorsnedevorm van de kokers zal ondermeer een afweging zijn tussen de verlangde draagkracht, het beschikbare oppervlak op een plano en de benodigde opslagruimte in de uit het betreffende plano gevormde opvouwbare doos volgens de uitvinding. De hoekgedeelten 19 zouden ook opgebouwd kunnen zijn uit meerdere stroken, zo lang de koker maar een diagonaal vlak heeft dat tevens een door de hoek van de doos heengaat symmetrievlak van de koker vormt. Symmetrievlak moet in de onderhavige aanvrage ruim geïnterpreteerd worden, aangezien het niet steeds nodig zal zijn dat de laatste strook, in de voorbeelden de vierde strook, een gelijke breedte heeft als de eerste strook. De breedte van deze strook wordt onder meer gekozen aan de hand van beschikbaar oppervlak op het plano en de gewenste omvang van het hechtingsoppervlak.
De in figuur 7A weergegeven hoek C van een plano volgens een voorkeursuitvoering van de uitvinding komt grotendeels overeen met de in figuur 2 weergegeven planohoek. Een verschil is echter dat hier de tweede en de derde strook 116c en 117c door middel van respectievelijke verlengingen 156c en 157c verlengd zijn ten opzichte van de eerste en de vierde strook 115c en 118c. Voorts is er een langwerpige uitsparing 160 aangebracht ter plaatse van de vouwlijn 107, met een lengte die tenminste gelijk is aan de afmeting van een verlenging, gemeten in een richting dwars op de bijbehorende strook. Het begrip vouwlijn dient hier ruim geïnterpreteerd te worden, daar de directe omgeving van de vouwlijn hieronder mede begrepen wordt.
Wanneer de hoek C van het plano van figuur 7A opgevouwen wordt, op een wijze die overeenkomt met die welke besproken is met betrekking tot het plano van figuur 2, zullen bij het, naar de bodem 101, om de vouwlijn 107 vouwen van het gevouwen geheel (bestaande uit hoekgedeelte 119c, bevestigingsflap 128c, wandver-sterkingsgedeelte 127c en hoekgedeelte 103') de verlengingen 156c en 157c, die in dit geval samenvallen, invallen in de uitsparing 160 en niet tegen materiaal ter plaatse van de vouwlijn aankomen. De hoek C kan daardoor ongehinderd gevouwen worden tot de in figuur 7B weergegeven toestand. Te zien is dat de verlengingen 156c en 157c dan enigszins uit de uitsparing 160 kunnen steken.
Figuur 7C toont, net als figuur 7b een aanzicht van een doorsnedevlak dat evenwijdig is met de eerste wanden en door de uitsparing 160 heengaat. Na het openvouwen van de opgevouwen doos vanuit de in figuur 7B weergegeven toestand naar de in figuur 7C weergegeven toestand zullen de eerste en de vierde strook 115c en 118c enigszins op afstand eindigen van de bodem 101. De tweede en de derde strook 116c en 117c zullen echter door hun verlengingen 156c en 157c contact kunnen maken met de bodem en daardoor direct kunnen meewerken in de overdracht van boven op de hoeken uitgeoefende verticale krachten.
Het zal duidelijk zijn dat het ook mogelijk is om slechts een strook, bijvoorbeeld de tweede, te voorzien van een verlenging. Bij meer dan twee tussen de eerste en de laatste strook gelegen stroken zijn vele variaties denkbaar, bijvoorbeeld om en om rangschikking. De plaats van de uitsparing of de uitsparingen in de vouwlijn dient dan overeenkomstig gekozen te worden. Bijkomend voordeel van de uitsparingen is de functie die deze kunnen vervullen in de ventilatie van de doos.
Een ander voordeel van de aanwezigheid van de uitsparingen 160 in de opgerichte doos is, dat deze een functie kunnen vervullen bij het stapelen van de dozen. In fig. 7D is een aangepaste versie van de hoek C van fig. 3 weergegeven. De tweede en de derde stroken van de hoekkoker zijn overeenkomstig fig. 7A verlengd uitgevoerd, waarbij tevens weer een uitsparing 360 aangebracht is. In vergelijking met vouwlijn 329 van fig, 3 is de vouwlijn 329' verder van vouwlijn 307 gelegen, zodat in de opgerichte toestand van de doos de vouwlijn 329' op enige afstand boven gedeelte 311 gelegen zal zijn en aldus een uitsteeksel gevormd wordt. Voorts is de lengte van de vouwlijn 329' beperkt tot maximaal de lengte van de in de nabijheid gelegen uitsparing 360, waarbij deze uitsparing 360 en de Vouwlijn 329’ zodanig ten opzichte van elkaar gelegen zijn, dat in de opgerichte toestand van de doos de vouwlijn 329' zowat recht boven de uitsparing 360 ligt# Het gevolg van deze maatregel is, dat bij het vouwen en oprichten van de doos ter plaatse van de vouwlijn 329' een nokvormig uitsteeksel gevormd wordt, dat past in de uitsparing 360 van een overeenkomstige, op de doos geplaatste andere doos. Hiermee wordt een nuttig gebruik gemaakt van de voor de verlengingen van de hoekkokerstroken aanwezige uitsparing, waarbij een uitstekende stapelbaarheid verkregen wordt, alsmede een zeer grote stabiliteit van de betreffende stapel dozen. Doordat verder de bovenrand van de nokvormige uitsteeksels gevormd wordt door de vouwlijn, zijn deze slechts in geringe mate vatbaar voor beschadigingen tijdens het stapelen. Opgemerkt wordt dat de uitsparingen 360 en daarmee ook de nokvormige uitsteeksels een grotere lengte kunnen bezitten, bijvoorbeeld in de orde van een decimeter. De ligging van de aan de hoekzijde gelegen eindbegrenzing van de uitsparing is bepaald door de ligging van de daarin op te nemen strookverlengingen, terwijl de ligging van de aan de hoekzijde gelegen eindbegrenzing van het nokvormige uitsteeksel bepalend is voor de plaatselijke breedte van de flap. De aan de hoekzijde gelegen eindbegrenzing van het uitsteeksel kan echter verder van de hoek afliggen dan de betreffende eindbegrenzing van de uitsparing.
Bij een opvouwbare doos zonder hoekkokers kunnen bevestigingsflappen mede bestemd zijn om een dragende functie te vervullen in de opgerichte doos, in welk geval de vorm en afmetingen overeen zullen kunnen komen met die van bevestigingsflap 128C van fig. 2. Door de aanwezigheid van de hoekkokers in de opvouwbare doos volgens de uitvinding zullen de eventuele bevestigingsflappen deze dragende functie in veel gevallen niet meer behoeven te vervullen, zodat daaraan een andere vorm verleend kan worden. Wordt zulks bijv. gedaan door het gearceerde gebied in 128C in fig. 2 weg te laten, dan heeft dat als voordeel dat de doos gemakkelijk uit de gevouwen stand opgericht kan worden, daar de bevestigingsflappen dan daarbij niet meer over de bodem schuren. Voorts is dan in de opgerichte doos een mogelijk beschadingspunt voor tere waar verdwenen, doordat het weggelaten deel van de bevestigingsflap, dat an- ders door contact met de bodem tijdens het oprichten van de doos enigszins verbogen zou zijn, nu geen schuin van de wand uitstekend gedeelte meer kan vormen.

Claims (26)

1. Opvouwbare doos vervaardigd uit een plano van stevig vouwbaar materiaal, omvattend een bodem, een paar eerste en een paar tweede tegenover elkaar gelegen wanden, elk met een van de bodem opstaand hoofdgedeelte en via vouwlijnen met de bodem verbonden, waarbij elke eerste wand tenminste in de directe nabijheid van elke hoek van de doos een verbredingsgedeelte omvat, dat zich in hoofdzaak evenwijdig met de bodem uitstrekt en via met de bodem evenwijdige vouwlijnen verbonden is met het opstaande hoofdgedeelte van de betreffende wand, waarbij elke eerste wand voorzien is van twee eerste vouwlijnen, die elk liggen in een vlak waarin een betreffend benedenhoekpunt van de doos gelegen is en waarvan de snijlijnen met het hoofdgedeelte van de betreffende eerste wand en met de bodem hoeken van ongeveer 45° maken met de vouwlijn tussen het hoofdgedeelte van de betreffende eerste wand en de bodem, waarbij de verbredingsgedeelten elk voorzien zijn van een tweede vouwlijn, die gelegen is in een vlak dat loodrecht staat op de bodem, dat door de betreffende hoek van de doos heengaat en een hoek van ongeveer 45° maakt met de beide op de hoek aansluitende opstaande hoofdgedeelten, en waarbij de verbredingsgedeelten elk verlengd zijn met een flap die daarmee door middel van een met de bodem evenwijdige vouwlijn verbonden is en bevestigd is op het opstaande hoofdgedeelte van een betreffende tweede wand, aet het kenaexk, dat ter plaatse van elke hoek (A, B, C, D) êên van de aangrenzende wanden (2, 3? 4, 5) voorzien is van een hoekgedeelte (19a-d), dat een aantal onderling door loodrecht op de bodem staande vouwlijnen (35a-d, 36a-d, 37a-d) met elkaar verbonden stroken (15a-d, 16a-d, 17a-d, 18a-d) omvat, waarvan steeds een eerste strook (15a-d) door middel van een derde vouwlijn (24a-d) verbonden is met de betref fende wand, waarbij tenminste êên strook (15a-d; 18a-d) van het hoekgedeelte op de binnenzijde van êên der aangrenzende wanden bevestigd is, waarbij elk hoekgedeelte gevouwen is tot een van de bodem opstaande hoekkoker (31a-d), die een hoogte heeft die de hoogte van de met de eerste strook verbonden wand althans benadert en aan de bovenzijde afgedekt wordt door het verbredingsgedeelte (10; 11) bij de betreffende hoek, en waarbij elke koker (31) een denkbeeldig diagonaal vlak (E) heeft, dat tevens een hoofdzakelijk symmetrie-vlak van de koker vormt en samenvalt met het vlak waarin de tweede vouwlijn (I4a-d) ter plaatse gelegen is en dat loodrecht op de bodem staat.
2. Opvouwbare doos volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de derde vouwlijnen (24a-d) loodrecht op de bodem (1) staan.
3. Opvouwbare doos volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat elk hoekgedeelte (19a-d) een directe uitbreiding vormt van het hoofdgedeelte (2', 3') van een tweede wand.
4. Opvouwbare doos volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de opstaande hoofdgedeelten (103c; 403c) van de tweede wanden tenminste in de nabijheid van de hoeken voorzien zijn van een wandverstevigingsgedeelte (127c; 427c), dat via een met de bodem (101, 401) evenwijdige vouwlijn (129c; 429c) verbonden is met het betreffende hoofdgedeelte en aan de binnenzijde daarvan aanligt, waarbij de eerst strook (115c; 415c) van het betreffende hoekgedeelte (119c; 419c) via de loodrecht op de bodem staande derde vouwlijn (124c; 424c) verbonden is met het wandverstevigingsgedeelte.
5. Opvouwbare doos volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het opstaande hoofdgedeelte (103', 403') van de tweede wanden ter plaatse van elke hoek uitgebreid is met een be-vestigingsflap (128c; 428c), die daarmee via een loodrecht op de bodem staande vouwlijn (140; 440) verbonden is en bevestigd is op de binnenzijde van het ópstaande hoofdgedeelte (105'; 405') van de op de betreffende wand aansluitende eerste wand.
6. Opvouwbare doos volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de eerste strook (415c) door middel van een met de bodem evenwijdige verdere derde vouwlijn (424c') tevens verbonden is met de bevestigingsflap (428c).
7. Opvouwbare doos volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het opstaande hoofdgedeelte (303') van de tweede wanden ter plaatse van elke hoek uitgebreid is met een bevestigingsf lap (328c), die daarmee via een loodrecht op de bodem staande vouwlijn (341) verbonden is en bevestigd is op de binnenzijde van het opstaande hoofdgedeelte (305') van de op de betreffende hoek aansluitende eerste wand, waarbij de eerste strook (315c) van het hoekgedeelte (319c) via een met de bodem (301) evenwijdige derde vouwlijn (324c) verbonden is met de bevestigingsflap.
8. Opvouwbare doos volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de opstaande hoofdgedeelten (303') van de tweede wanden voorzien zijn van wandverstevigingsstroken (327c), die door middel van met de bodem evenwijdige vouwlijnen (329c) met de opstaande hoofdgedeelten van de tweede wanden verbonden zijn en in afmetingen in hoofdzaak overeenstemmen met die hoofdgedeelten.
9. Opvouwbare doos volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat de eerste strook (315c) bevestigd is op de binnenzijde van de bevestigingsflap (328c).
10. Opvouwbare doos volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elk hoekgedeelte (19a-d; 119c; 219c; 319c) tenminste vier stroken (15a-d, 16a-d, 17a-d, 18a-d; 115c, 116c, 117c, 118c; 215c, 216c, 217c, 218c; 315c, 316c, 317c, 318c) omvat.
11. Opvouwbare doos volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de kokers (331c') een dwarsdoorsnede bezitten in de vorm van een vierhoek met tenminste twee paar gelijke, aan elkaar grenzende zijden.
12. Opvouwbare doos volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de kokers (331c) een dwarsdoorsnede bezitten in de vorm van een vierkant.
13. Opvouwbare doos volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat de kokers (331c'') een dwarsdoorsnede be zitten in de vorm van een driehoek/ waarbij de tussen de eerste en de vierde strook gelegen stroken (316c”, 317c”) in één vlak liggen.
14. Plano, vervaardigd uit een plaat van stijf, vouwbaar materiaal en geschikt om te worden gevormd tot een opvouwbare doos volgens conclusie 1.
15. Plano volgens conclusie 14, aet bet kenmerk, dat de derde vouwlijnen (24a-d) loodrecht staan op de vouwlijnen (6, 7) tussen de betreffende met de hoekgedeelten verbonden wand (2, 3) en de bodem (1).
16. Plano volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat elk hoekgedeelte (19a-d) een uitbreiding vormt van het hoofdgedeelte (2’, 3') van een tweede wand.
17. Plano volgens concusie 15, aet bet keneerk, dat het hoofdgedeelte (103', 403') van elk van de tweede wanden tenminste in de nabijheid van de hoeken uitgebreid is met een wand-verstevigingsgedeelte (127c; 427c), dat via een met de vouwlijn (107; 407) tussen de betreffende tweede wand en de bodem evenwijdige vouwlijn (129c; 429c) verbonden is met het betreffende hoofdgedeelte, waarbij de eerste strook (115c; 415c) van het hoekgedeelte verbonden is met het wandverstevigingsgedeelte en een derde vouwlijn (124c; 424c) loodrecht staat op de vouwlijn tussen het wandverstevigings gedeelte en het betreffende hoofdgedeelte.
18. Plano volgens conclusie 17, iet het ken^ merk, dat de wandverstevigingsgedeelten van de tweede wanden een doorlopende wandverstevigingsstrook (427c) vormen.
19. Plano volgens conclusie 18, aet het kenmerk, dat de breedte van de wandverstevigingsstrook (427c) overeenkomt met de lengte van de stroken van de hoekgedeelten.
20. Plano volgens conclusie 17, 18 of 19, aet het kenaerk, dat ter plaatse van de hoeken steeds het hoofdgedeelte (103'; 303'; 403') van de tweede wanden uitgebreid is met een be-vestigingsflap (128c; 328c; 428c), die met het hoofdgedeelte verbonden is via een vouwlijn (141c; 341c; 441c), die loodrecht staat op de vouwlijn (107; 307; 407) tussen de betreffende wand en de bo- deun.
21. Plano volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de eerste strook (415c) van het betreffende hoekgedeelte (419c) via een met de vouwlijn (407') tussen het hoofdgedeelte (403') en de bodem (401) evenwijdige extra derde vouwlijn (424c') verbonden is met de bevestigingsflap (428c).
22. Plano volgens conclusie 14, 15 of 16, met het kenmerk, dat het hoofdgedeelte (303') van elke tweede wand ter hoogte van elke hoek uitgebreid is met een bevestigingsflap (328c), die met het betreffende hoofdgedeelte verbonden is via een vouwlijn (340c), die loodrecht staat op de vouwlijn (307) tussen de betreffende wand en de bodem, waarbij de eerste strook (315c) van het betreffende hoekgedeelte via een met de vouwlijn tussen het hoofdgedeelte en de bodem evenwijdige derde vouwlijn (324c) verbonden is met de bevestigingsflap.
23. Plano volgens een der conclusies 15-22, met het kenmerk, dat elk hoekgedeelte vier stroken omvat.
24. Plano volgens een der conclusies 15-23, met het kenmerk, dat de buitenste randen van het plano slechts door snijlijnen onderbroken zijden van een rechthoek bepalen.
25. Plano volgens een der conclusies 14-24, met het kenmerk, dat, ter compensatie van de, voor het vermogen van de tweede wand, om om de vouwlijn tussen die tweede wand en de bodem (101) gevouwen te kunnen worden, benodigde lengtebeperking van de stroken van het hoekgedeelte, een of meer stroken (116c, 117c) van elk hoekgedeelte (119c) tenminste gedeeltelijk uitgebreid zijn met een verlenging (156c, 157c), waardoor de resulterende lengte van de betreffende strook althans nagenoeg gelijk is aan de afstand tussen het bovenoppervlak van de bodem (101) en de onderzijde van het verbredingsgedeelte (111) van de wand ter plaatse van de betreffende hoek (C) in het geval de uit het plano gevormde doos opgericht is, waarbij ter plaatse van de betreffende vouwlijn (107) tussen de bodem en het hoofdgedeelte op afstand van het betreffende eind van die vouwlijn een of meer sparingen (160) aangebracht zijn voor opname van de verlenging van de strook in gevouwen toestand van de uit het plano gevormde doos.
26. Plano volgens conclusie 25, wanneer afhankelijk van een der conclusies 17-20 en 22, eet het keneerk, dat de vouwlijn (329') tussen het hoofdgedeelte van de tweede wanden en het betreffende wandverstevigingsgedeelte telkens op een grotere afstand van de nabijgelegen vouwlijn (307) tussen de bodem en het hoofdgedeelte van de betreffende tweede wand gelegen is dan de vouwlijn (321) tussen het hoofdgedeelte van de eerste wanden en de bodem en zich in relatie tot de sparingen (360) over zodanige afstanden uitstrekken dat in de opgerichte toestand van de doos aldaar stapelnokken gevormd worden die passen in de sparingen (360) van een eventuele, op de opgerichte doos geplaatste andere, overeenkomstige doos.
NL9000063A 1990-01-10 1990-01-10 Opvouwbare doos. NL9000063A (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9000063A NL9000063A (nl) 1990-01-10 1990-01-10 Opvouwbare doos.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9000063A NL9000063A (nl) 1990-01-10 1990-01-10 Opvouwbare doos.
NL9000063 1990-01-10

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9000063A true NL9000063A (nl) 1990-04-02

Family

ID=19856395

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9000063A NL9000063A (nl) 1990-01-10 1990-01-10 Opvouwbare doos.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL9000063A (nl)

Cited By (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0485032A1 (en) * 1990-11-05 1992-05-13 Smurfit Lona Verpakking B.V. Stackable cardboard package with reinforced corners
EP1422147A2 (en) * 2002-10-28 2004-05-26 Paper, S.A. Foldable tray for the transportation of products
US7669754B2 (en) 2005-10-06 2010-03-02 Videcart. S.A. Self-mounting and collapsible tray, and procedure for the obtaining thereof

Cited By (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0485032A1 (en) * 1990-11-05 1992-05-13 Smurfit Lona Verpakking B.V. Stackable cardboard package with reinforced corners
NL9002403A (nl) * 1990-11-05 1992-06-01 Smurfit Lona Verpakking Bv Stapelbare kartonverpakking met hoekverstevigingen.
EP1422147A2 (en) * 2002-10-28 2004-05-26 Paper, S.A. Foldable tray for the transportation of products
EP1422147A3 (en) * 2002-10-28 2004-11-17 Paper, S.A. Foldable tray for the transportation of products
ES2238117A1 (es) * 2002-10-28 2005-08-16 Paper, S.A. Bandeja para el transporte de productos.
US7669754B2 (en) 2005-10-06 2010-03-02 Videcart. S.A. Self-mounting and collapsible tray, and procedure for the obtaining thereof

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US5588585A (en) Automatic set-up carton with corner posts
US6499655B1 (en) Compartmented container
US7434721B2 (en) Polygonal collapsible bulk bin
US7681781B2 (en) Octagonal bulk bin with self-locking gusset-fold bottom flaps
US3185378A (en) Collapsible cartons
CA2141397C (en) Sealable carton
US3833116A (en) Package of containerized goods
US3002672A (en) Stacking carton
US8998070B2 (en) Bulk container with bag liner secured in place
EP0485032A1 (en) Stackable cardboard package with reinforced corners
US4034909A (en) Collapsible container
US5090614A (en) Collapsible reinforced shipping carton with foldable slip sheet
BE1003299A7 (nl) Stapelbaar manueel op te zetten verpakkingsbakje.
KR102015238B1 (ko) 카톤
NL9000063A (nl) Opvouwbare doos.
US20060124716A1 (en) Bulk bin with auto-closing bottom
US5335593A (en) Display stand
US4580718A (en) Container with tuck-in closure
US5697548A (en) Tray-style carton having reinforced side walls
EP2029444A1 (en) Foldable carton
BE1027583B1 (nl) Opvouwbare container
US20010009262A1 (en) Sealable carton
US6988653B2 (en) Foldable carton
NL9300676A (nl) Opvouwbare doosvormige houder en plano daarvoor.
US3783579A (en) Method of packaging containers in a carton blank

Legal Events

Date Code Title Description
BV The patent application has lapsed