NL9000050A - Inrichting voor het nauwkeurig gedoseerd afgeven van vloeistoffen. - Google Patents

Description

INRICHTING VOOR HET NAUWKEURIG GEDOSEERD AFGEVEN VAN VLOEISTOFFEN.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het nauwkeuriggedoseerd afgeven van vloeistoffen. Deze inrichting is afdichtend opeen houder met vloeistof, bijvoorbeeld een fles, plaatsbaar en iszodanig ontworpen en uitgevoerd dat indien de houder onderstebovenwordt geplaatst of gehouden, met de op de inrichting aangebrachteschenktuit naar beneden, de vloeistof uit de houder in een door dedimensionering van de inrichting ingestelde hoeveelheid in een anderehouder, zoals bijvoorbeeld een glas, stroomt.

Een enigszins, voor wat betreft het doel van de betreffende uitvin¬ding, vergelijkbare inrichting is bekend uit het Nederlandse octrooi-schrift nummer 184213 getiteld "Voorraadhouder met een inrichtingvoor het gedoseerd afgeven van vloeistof". Het betreffende octrooi-schrift beoogt een voorraadhouder met een inrichting voor het gedo¬seerd afgeven van vloeistoffen te beschrijven, welke inrichting af¬dichtend verbonden is met de opening aan de onderzijde van de voor¬raadhouder en welke daartoe voorzien is van een doseerkamer en eendaarin op en neergaande beweegbaar schuiforgaan, hetwelk met behulpde doseerkamer afwisselend met het inwendige van de voorraadhouder enmet de afvoeropening verbindbaar is, waarbij de doseerkamer via eendaarboven gelegen verticale buis verbonden is met de omgeving.

Het kenmerk van deze in octrooischrift nummer 184213 beschreven in¬richting bestaat daaruit, dat de voorraadhouder gesloten is uitge¬voerd en een beluchtingsruimte bevat, welke ten opzichte van de vul-ruimte van de voorraadhouder is afgegrensd door een kapvormig deeldat aan de naar de doseerkamer toegekeerde zijde open is en dat dezebeluchtingsruimte met de atmosfeer verbonden is via een kanaal, datevenals de verticale buis uitmondt in de beluchtingsruimte.

Aan de beschreven inrichting kleven bezwaren zoals onder meer, dat deinrichting gecompliceerd van ontwerp en bouw is. Verder berust dewerking op het functioneren van bewegende (afdichtende) delen. Metbijvoorbeeld mechanische middelen of langs elektro-magnetische wegdient de doseerkamer bewogen te worden, waarbij de afsluitende wer¬king van de ringvormige afdichting na verloop van tijd door vervui¬ling en/of veroudering dubieus wordt.

De onderhavige uitvinding beoogt een inrichting voor het gedoseerdafgeven van vloeistoffen te verschaffen, zonder de bovengenoemde be¬zwaren. De inrichting volgens deze uitvinding bestaat uit een reser¬voir, dat op een vloeistofhouder, zoals bijvoorbeeld een fles, wordtgeplaatst, waarbij de verbinding tussen de voorraadhouder en het re¬servoir voorzien is van een stortpijp en een beluchtingskanaal. Indit reservoir bevindt zich een ontluchtingsmogelijkheid en een voorde vloeistof toegankelijke klok met daarin een overloopvalpijp vooreen doelbewust bewerkstelligd hevelend overlopen van de vloeistofin-houd van het reservoir, bij voorkeur via een schenktuit, in een an¬dere houder. Het beluchtingskanaal naar de houder van de vloeistofkomt uit in de klok en het kanaal wordt afgesloten zodra zich eenvloeistofslot vormt door de in het reservoir overhevelende of de inhet reservoir stijgende vloeistof.

Het grote voordeel van een doseerinrichting volgens deze uitvindingis de verrassend eenvoudige constructie zonder bewegende delen, enzonder andere afdichtingen dan die welke noodzakelijk is voor hetverkrijgen van een afdichting tussen de fles en de doseerder, welkeonder alle omstandigheden goed werkt.

Verder is de inrichting overeenkomstig de uitvinding zodanig ontwik¬keld, dat de klok in de voorkeursuitvoering een (globaal) cilindri¬sche vorm heeft en naar onderen, naar de bodem van het reservoir toeis gericht en dat de overloopvalpijp zich onder de klok uitstrekt toteven onder de klokkap en dat de stortpijp dicht bij de bodem van hetreservoir uitkomt terwijl de ontluchtingspijp boven in het reservoiruitmondt en dat de ontluchtingspijp van de flesvormige houder in deruimte binnen de overloopvalpijp, uitmondt.

Het voordeel hiervan is een goede, bedrijfszekere en stabiele werkingvan de inrichting.

In een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting overeenkomstig deuitvinding is de opening van het beluchtingskanaal zodanig geplaatst,dat het niveau van de vloeistof in het reservoir tot boven de randvan de overloopvalpijp kan stijgen waarna door de hevelwerking hetreservoir leegloopt terwijl gelijktijdig het beluchtingskanaal naarde vloeistofhouder.door een vloeistofslot afgesloten is.

Het voordeel hiervan is, dat een doseerinrichting is ontstaan waarbijhet vloeistofslot afdichtingen en bewegende delen overbodig maakt.

Een verder belangrijk voordeel van een doseerinrichting volgens dezeuitvinding is, dat met korte tussenpozen telkens een zeer precies af¬gepaste hoeveelheid vloeistof wordt gedoseerd zolang de doseerinrich¬ting in haar (hier beschreven) eerste uitvoering in de voor het door¬stromen noodzakelijke stand wordt gehouden, dat wil zeggen met deschenktuit-uitstroomopening naar onderen.

In een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvindingis de uitmonding van het beluchtingskanaal van de vloeistofhoudereven onder het niveau van en buiten de overloopvalpijp aangebracht enis een hulpinrichting aangebracht om de vloeistof in het reservoir tedoen stijgen tot een zodanig niveau dat de heveling naar de overloop¬valpijp in werking wordt gesteld.

Deze hulpinrichting omvat bijvoorbeeld een drijflichaam met toebeho¬ren dat in eerste instantie rust op het vloeistofniveau in het reser¬voir. Dit drijflichaam kan, bijvoorbeeld, met behulp van hefbomen on¬dergedompeld worden.

Een verdere ontwikkeling is, dat dit drijflichaam van een (weekijze-ren) kern kan zijn voorzien zodat het langs elektro-magnetische wegondergedompeld kan worden. Voorts zijn nog andere wijzen van het,door middel van beïnvloeding van buitenaf, bewegen van het drijf¬lichaam denkbaar, zoals bijvoorbeeld met behulp van een al dan nietcomputergestuurde afstandsbediening.

In een verder ontwikkelde uitvoering van deze tweede uitvoeringsvormvan de inrichting wordt het reservoir zelf, bijvoorbeeld met behulpvan een ertegen geplaatst glas, relatief ten opzichte van een onder-dompelbaar lichaam bewogen, zodat het vloeistofniveau stijgt tot bo¬ven de overloopvalpijp en de hevelwerking begint.

Het voordeel hiervan is dat een doseerinrichting is ontstaan met eenbeperkt aantal onderdelen en zonder andere afdichtingen dan diewelke noodzakelijk is voor het verkrijgen van een afdichting tussende fles en de doseerder.

Verder is, als het gaat om de inrichting volgens de uitvinding voorplaatsing op de meeste gangbare flessen, een stop ontwikkeld die opeenvoudige wijze aan de gangbare flessehalzen, van klein tot groot, aanpasbaar is. Een comprimeer- en rekbare, flexibele, huls wordt overeen (cilindrische) buis geschoven. Deze huls is zodanig vormgegeven,dat de buitendiameter groter wordt als de lengte daarvan gedwongenverkort wordt door samenknijpen van deze huls in de lengterichting.

De buis waar de huls relatief nauw omheen past kan over een gedeeltedaarvan worden voorzien van schroefdraad en op die wijze kan dan degewenste lengteverandering door het aandraaien van een moer wordenbereikt. In een verdere voorkeursuitvoering is tussen de huls eenmoer en een schijf opgenomen met behulp waarvan de wrijving tussen demoer en de huls zo groot is dat een in de flessehals geklemde hulsdoor een draaiende beweging aan de doseerinrichting de moer lost, zo¬dat de lengte groter en dus de buitendiameter van de huls kleinerwordt.

Het voordeel hiervan is dat de inrichting welke voorzien is van dezestop stevig en luchtdicht op flessehalzen van klein tot groot te be¬vestigen is en dat deze op eenvoudige wijze ook weer verwijderd kanworden.

Voor een geautomatiseerde verwerking van het aantal afgegeven do¬seringen kunnen de verschillende uitvoeringsvormen als boven omschre¬ven voorzien worden van een sensor welke het vloeistofniveau meet.Deze informatie kan langs elektronische weg al dan niet draadloosdoorgegeven worden naar een verwerkingssysteem.

Het voordeel van deze opzet is dat een geautomatiseerde en betrouw¬bare inrichting is ontstaan voor het gedoseerd afgeven van vloei¬stoffen waarbij geen energie nodig is voor het bepalen van het hoe¬veelheid af te geven vloeistof.

Onder verwijzing naar de, in de tekeningen weergegeven, uitvoerings-voorbeelden zal de als eerste besproken inrichting overeenkomstig deuitvinding thans nader worden besproken en toegelicht.

Figuur 1: Toont een lengtedoorsnede van de eerste uitvoeringsvorm vande inrichting voor het gedoseerd afgeven van vloeistoffen, welke niettelkens opnieuw gepositioneerd behoeft te worden als achtereenvolgensmeer dan één dosering moet plaatsvinden.

Figuur 2: Toont een lengtedoorsnede van de eerste uitvoeringsvorm vande inrichting volgens de uitvinding, voorzien van een drijflichaam.

Figuur 3: Toont een lengtedoorsnede van de tweede uitvoeringsvorm vande inrichting volgens de uitvinding met beweegbaar reservoir.

Figuur 4: Toont een lengtedoorsnede van de stop van de inrichtingvolgens de uitvinding aangaande de aansluiting op de fles.

In figuur 1. is een lengtedoorsnede van de eerste uitvoeringsvorm vande inrichting (1) volgens de onderhavige uitvinding weergegeven,welke met behulp van een afdichtings- en stopkonstruktie (3), welkeop een fles (2) is aangebracht. In de fles (2) bevindt zich de vloei¬stof (4). In de, in deze figuur, weergegeven stand stroomt de vloei¬stof via de stortpijp (5) in het reservoir (7). Het reservoir (7)wordt ontlucht door een ontluchtingspijpje (11). De vloeistof stijgttot een door de konstruktie en de reservoirinhoud (7) van de doseer-der (1) bepaald niveau (8). In het reservoir (7) bevindt zich de klok(9) met daaronder de overloopvalpijp (10). Bij het stijgen van devloeistof in het reservoir (7) wordt dit ontlucht door een ontluch¬tingspi jpje (11). Als de vloeistof het voorgeprogrammeerde niveau (8)heeft bereikt begint de hevelwerking via de overloopvalpijp (10),terwijl tegelijkertijd een vloeistofslot ontstaat, dat de beluchting-spijp (12) naar de houder (2) afsluit. De toevoer van vloeistof (4)uit de fles (2) door de stortpijp (5) stopt zodra de fles (2) nietmeer wordt belucht doordat het vloeistofniveau (8) is bereikt. Dezich in het reservoir (7) bevindende vloeistof verlaat door de hevel¬werking via de overloopvalpijp (10) de inrichting. Als de hevelwer¬king stopt door gebrek aan vloeistof wordt ook het vloeistofslot op¬geheven en kan er weer vloeistof (4) uit de fles (2) in het reservoirstromen. Zolang de fles (2) niet wordt omgekeerd vindt derhalvesteeds opnieuw een dosering plaats tot de fles (2) geheel leeg is.

In figuur 2. is in lengtedoorsnede een tweede uitvoeringsvorm van deinrichting volgens de onderhavige uitvinding weergegeven. De inrich¬ting (1), welke door middel van de stopkonstruktie (3) is bevestigdaan een fles (2), hangt permanent ondersteboven. In de fles bevindtzich vloeistof (4). In de weergegeven stand stroomt de vloeistof (4)via een stortpijp (5) in het reservoir (7). Het reservoir (7) wordtontlucht door een ontluchtingspijpje (11). Als de vloeistof een be¬paald, vooraf bij de fabrikage van de maatdoseerder (1) geprogram¬ meerd niveau (8) bereikt ontstaat een vloeistofslot, dat de beluch-tingspijp (12) afsluit. De toevoer van vloeistof (4) uit de fles (2)door de stortpijp (5) stopt, omdat de fles (2) niet meer wordt be¬lucht. In het reservoir (7) bevindt zich een klok (9) met daaronderde overloopvalpijp (10). Na onderdompelen van een drijflichaam (13),bijvoorbeeld via een hefboomstelsel of langs elektro-magnetische wegof op welke wijze dan ook bewogen, begint de hevelwerking, waarbijhet vloeistofniveau een weinig wordt verhoogd en zodoende de heve¬lende werking in gang wordt gezet. De zich in het reservoir (7) be¬vindende vloeistof (4) verlaat door de hevelwerking via de overloop¬valpijp (10) de inrichting (1). Als de hevelwerking stopt door gebrekaan vloeistof wordt ook het vloeistofslot opgeheven en kan weervloeistof uit de fles in het reservoir stromen.

Bij de in figuur 3. van de onderhavige uitvinding weergegeven spe¬ciale uitvoeringsvorm is het reservoir (7) beweegbaar aangebracht tenopzicht van het deksel (6). Aan het deksel (6) is een onderdompelbaarlichaam (13) bevestigd. Door het reservoir (7) naar boven te bewegenverplaatst dit lichaam (13) voldoende vloeistof om het vloeistof¬niveau (8) boven de rand van de overloopvalpijp (10) te doen stijgenzodat de hevelwerking in gang wordt gezet.

De in figuur 4. van de onderhavige vinding weergegeven stop (3) bes¬taat uit een comprimeer- en rekbare huls (14) welke over een cilin¬drisch deel (15) geschoven wordt. Een gedeelte van het cilindrischedeel is van schroefdraad (16) voorzien. Door het aandraaien van eenmoer (17) kan de gewenste lengte en omvang van de huls ingesteld wor¬den. Daar de huls tussen een moer en een draaibare schijf (18) opges¬loten is kan een in de flessehals geklemde huls door een draaiendebeweging aan de doseerinrichting wijder worden. Als de moer (17) lostwordt de lengte groter en dus de buitendiameter van het huis kleiner.

Claims (14)

1. Inrichting voor het gedoseerd afgeven van vloeistoffen, met hetkenmerk, dat de inrichting door middel van een afdichtende inrichtingop een vloeistofhouder geplaatst dient te zijn en dat deze vloeistof-houder via een uitstortpijp in verbinding staat met een reservoirwaarin zich een beluchtingspijp bevindt alsmede een voor de vloeistoftoegankelijke klok, waarbinnen zich weer een overloopvalpijp alsmedeeen beluchtingspijp voor de vloeistofhouder bevindt met het doel eenhevelend overlopen van de reservoirinhoud naar buiten het samenstelvan vloeistofhouder en doseerinrichting te bewerkstelligen indien hetsamenstel van vloeistofhouder en doseerinrichting in de voor hetuitstromen bedoelde stand wordt gehouden, waarbij in dat geval devloeistof zich via een schenktuit naar buiten het genoemde samenstelbegeeft terwijl zich tegelijkertijd in het beluchtingskanaal naar devloeistofhouder een vloeistofslot vormt door de uit de klok hevelendevloeistof en dat, door dit verhinderen van de beluchting van devloeistofhouder, de toevoer van een nieuwe hoeveelheid vloeistof uitde vloeistofhouder naar het reservoir wordt verhinderd, zolang hetvloeistofslot in stand wordt gehouden door de uitstromende en/of dezich in de klok bevindende vloeistof.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de klok eenglobaal cilindrische vorm heeft en naar onderen naar de bodem van hetreservoir gericht is en dat de overloopvalpijp zich onder de klokuitstrekt tot even onder de klokkap.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het beluch¬tingskanaal van de houder met vloeistof in de ruimte binnen de klokuitmondt.

4. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het niveauvan de vloeistof in het reservoir stijgt tot boven de rand van deoverloopvalpijp, waarna door hevelwerking het reservoir leeglooptterwijl het beluchtingskanaal naar de vloeistofhouder door een vloei¬stofslot afgesloten is.

5. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de beluchtingvan de vloeistofhouder ook even onder het niveau van en buiten de overloopvalpijp kan uitmonden en dat in dat geval een inrichting isaangebracht om de vloeistof in het reservoir te doen stijgen om opdie wijze de heveling via de overloopvalpijp in werking te stellen.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat bij de in¬richting om de vloeistof in het reservoir te doen stijgen is inbe¬grepen een drijflichaam dat in eerste instantie drijft op de vloei¬stof in het reservoir.

7. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het reservoirrelatief ten opzichte van een onderdompelbaar lichaam te bewegen iszodat het vloeistofniveau stijgt en de hevelwerking begint.

8. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat hetdrijflichaam ook door een elektrisch te bekrachtigen inrichting on¬derdompelbaar is.

9. Inrichting volgens de conclusie 3, met het kenmerk, dat het aantalkeren dat de hevel in werking treedt langs elektronische weg naar eenverwerkingseenheid over te zenden is.

10. Opzetinrichting voor het afdichtend plaatsen van een schenkin-richting op een vloeistofhouder, met het kenmerk, dat deze opzetin¬richting bestaat uit een zodanig vormgegeven huls dat de buitendiame¬ter daarvan vergroot of verkleind kan worden door lengteverandering,welke lengteverandering ook omkeerbaar is als de stop in de flesse-hals klemt teneinde de schenkinrichting weer van de fles te verwijde¬ren.

11. Inrichtingen volgens de voorafgaande conclusies, met het kenmerk,dat deze bij voorkeur in kunststof worden uitgevoerd.

12. Inrichtingen volgens de voorafgaande conclusies, met het kenmerk,dat deze ook in andere materialen kunnen worden uitgevoerd.

13. Inrichting, met het kenmerk, dat zij in wezenlijke de in conclu¬sie 1-11 beschreven inrichting volgt.

14. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat bij hetelectrisch spoeltje een chip met microprocessor plaatsbaar is, waar¬door het aantal keren dat de spoel bekrachtigd wordt telbaar is terplaatse of door overseinen van het aantal pulsen naar een telinrich-ting op afstand.