NL8901796A - Vochtmeetinrichting en werkwijze voor het meten van vocht door middel van deze inrichting. - Google Patents
Vochtmeetinrichting en werkwijze voor het meten van vocht door middel van deze inrichting. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8901796A NL8901796A NL8901796A NL8901796A NL8901796A NL 8901796 A NL8901796 A NL 8901796A NL 8901796 A NL8901796 A NL 8901796A NL 8901796 A NL8901796 A NL 8901796A NL 8901796 A NL8901796 A NL 8901796A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- moisture
- measured
- measuring device
- specific heat
- pressure
- Prior art date
Links
Classifications
-
- G—PHYSICS
- G01—MEASURING; TESTING
- G01N—INVESTIGATING OR ANALYSING MATERIALS BY DETERMINING THEIR CHEMICAL OR PHYSICAL PROPERTIES
- G01N25/00—Investigating or analyzing materials by the use of thermal means
- G01N25/56—Investigating or analyzing materials by the use of thermal means by investigating moisture content
Landscapes
- Physics & Mathematics (AREA)
- Health & Medical Sciences (AREA)
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Chemical & Material Sciences (AREA)
- Analytical Chemistry (AREA)
- Biochemistry (AREA)
- General Health & Medical Sciences (AREA)
- General Physics & Mathematics (AREA)
- Immunology (AREA)
- Pathology (AREA)
- Investigating Or Analyzing Materials By The Use Of Electric Means (AREA)
- Investigating Or Analyzing Materials Using Thermal Means (AREA)
Description
Titel: Vochtmeetinrichting en werkwijze voor het meten van vocht door middel van deze inrichting.
De uitvinding heeft betrekking op een vochtmeetinrichting en een werkwijze voor het meten van vocht onder gebruik van de inrichting, en meer in het bijzonder op een vochtmeetinrichting van het specifieke-warmtetype, welke in staat is om op een snelle en nauwkeurige wijze de hoeveelheid vocht in een water bevattend object, zoals aarde of zand, te meten en een werkwijze voor het meten van vocht onder gebruik van de inrichting waarbij op het object een druk wordt uitgeoefend.
Als een inrichting voor het meten van vocht in een water bevattend object, zoals aarde of zand, is reeds een vochtmeetinrichting van het infrarode type bekend, welke een hoeveelheid vocht in het object detecteert door het object met infrarode straling te drogen en de verandering in gewicht vóór en na het drogen te bepalen. Een dergelijke vochtmeetinrichting van het infrarode type vertoont evenwel problemen doordat deze een lange tijd vereist voor het drogen van het object en het niet mogelijk is een directe meting van het vocht ter plaatse op het terrein of op de kust uit te voeren omdat de inrichting een droogfaciliteit en dergelijke vereist.
Gezien deze problemen is een vochtmeetinrichting van het speci-fieke-wazmtetype voorgesteld, welke is voorzien van een vochtaftast-inrichting, zoals beschreven in de ter visie gelegde Japanse Patent Publication No.63-47644. Bij de vochtmeetinrichting van het specifieke-warmtetype wordt gebruik gemaakt van het feit, dat wanneer een voorgeschreven hoeveelheid warmte wordt opgewekt door een warmtebron in een te meten object, zoals aarde, te begraven, het object in de omgeving daarvan een deel van de opgewekte warmte absorbeert. Onder deze omstandigheden wordt de hoeveelheid warmte, welke wordt geabsorbeerd, groter indien meer vocht in het object aanwezig is. Indien wordt aangenomen, dat de hoeveelheid warmte/ welke door de warmtebron wordt opgewekt, constant is, neemt ook de temperatuur van het object meer toe wanneer de hoeveelheid vocht in het object minder is, zodat de gemiddelde temperatuur van de warmtebron kan worden voorgesteld als een functie van de hoeveelheid vocht in het object, dat wordt gemeten. M.a.w. wordt het door de temperatuurveranderingen te meten, welke gepaard gaan met de overdracht van warmte vanuit de warmtebron, als spanningswaarden voor verschillende vochtgehalten in het object, en de spanningswaarden als een referentie op te slaan door deze toe te voeren aan een rekeninrichting of dergelijke, op een eenvoudige wijze mogelijk vocht in het object te evalueren · door de spanningswaarden voor temperatuurveranderingen, welke gepaard gaan met de overdracht van warmte uit de warmtebron als gemeten ter plaatse, te vergelijken met de ingevoerde standaardspanningswaarden.
De vochtaftastinrichting van de vochtmeetinrichting van het speci-fieke-warmtetype bezit een metalen houder, waarvan het ene uiteinde door een punt is afgesloten en waarvan het andere uiteinde als een opening is gevormd. Aan één uiteinde van de houder bevinden zich een verwarmings-inrichting als een warmtebron en een aftastinrichting van het weerstands-type als een temperatuurmeetorgaan. Voorts bevindt zich aan het andere uiteinde, op een plaats, welke voldoende van de verwarmingsinrichting is verwijderd om tegen de warmte daarvan te zijn beveiligd, een temperatuur-aftastinrichting voor het detecteren van een warmteverandering. Verder zijn geleiders van de verwarmingsinrichting en de temperatuuraftastinrich-tingen uit de opening aan het andere uiteinde van de houder uitgevoerd.
De vochtmeting van een object, dat moet worden gemeten, zoals aarde, kan plaatsvinden door de metalen houder in het object in te brengen, de geleiders elektrisch met een vochtdetector te verbinden waaraan vooraf spanningswaarden zijn toegevoerd, welke overeenkomen met verschillende vochtgehalten, een geschikte en constante hoeveelheid warmte aan de verwarmingsinrichting toe te voeren, en de overdracht van de hoeveelheid warmte via veranderingen in de spanningswaarden van de temperatuuraftast-inrichtingen te detecteren.
Een dergelijke conventionele vochtmeetinrichting van het specifie-ke-warmtetype heeft als voordeel, dat hiermede een meting ter plaatse en in een korte tijd kan worden uitgevoerd. Anderzijds evenwel heeft de ' inrichting het bezwaar, dat de gemeten waarden de neiging hebben om niet-uniform te zijn in verband met de werkwijze van het inbrengen van de vochtaftastinrichting in het te meten object, en het lastig is om nauwkeurige metingen met grote reproducibiliteit te verkrijgen. Meer in het bijzonder doet zich indien er tussen de metalen houder en een te meten object een spleet aanwezig is, het probleem voor dat een geleidelijke warmteoverdracht daartussen wordt belemmerd, waardoor een accumulatie van warmte in het inwendige van de aftastinrichting optreedt, welke het lastig maakt een nauwkeurige meting uit te voeren.
De uitvinding werd gezien de bovenstaande problemen gemotiveerd en derhalve is een voornaam oogmerk van de uitvinding het verschaffen van een draagbare vochtmeetinrichting van het specifieke-warmtetype, waarmede het mogelijk is water voerende objecten, zoals aarde en zand, snel en nauwkeurig te meten.
Een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een vochtmeetinrichting van het specifieke-warmtetype, waarbij het mogelijk is een vochtmeting aan een object, dat een laag soortelijk gewicht heeft en de neiging heeft om wat betreft een constante massa te variëren, nauwkeurig in korte tijd te meten.
Weer een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een werkwijze om vocht in een object, dat moet worden gemeten onder gebruik van een vochtmeetinrichting van het specifieke-warmtetype, nauwkeurig in korte tijd te meten.
Ctm het bovenstaande hoofddoel te bereiken omvat de vochtmeetinrichting volgens de uitvinding een aantal vochtaftastinrichtingen van het specifieke-warmtetype, welke in een geschikt interval daartussen in een te meten object moeten worden ingebracht. Elke vochtaftastinrichting bezit een verwarmingsinrichting als warmtebron en een temperatuuraftast-inrichting van het weerstandstype als temperatuurmeetorgaan, ondergebracht in een metalen houder. Elke vochtaftastinrichting is elektrisch parallel verbonden met een vochtdetector, waaraan vooraf spanningswaarden worden toegevoerd, welke overeenkomen met verschillende waarden van het vochtgehalte van het te meten object.
Bij een vochtmeetinrichting van het specifiek-warmtetype volgens de uitvinding met de bovenbeschreven opbouw is steeds een aantal vocht- aftastinrichtingen, elk met een verwarmingsinrichting als een warmtebron, en een temperatuuraftastinrichting van het weerstandstype als een tempe-ratuurmeetorgaan, elektrisch parallel verbonden, waarbij aan de vochtde-tector vooraf spanningswaardegegevens worden toegevoerd, welke overeenkomen met verschillende vochtgehalten van het object.
Door de vochtaftastinrichtingen zoals boven beschreven, parallel te verbinden, is het mogelijk een in hoofdzaak gemiddelde gemeten waarde te verkrijgen zonder de spanningswaarden van de aftastinrichtingen te vergaren en te berekenen. Derhalve is het mogelijk een in hoofdzaak juiste waarde te verkrijgen zelfs indien in de meetwaarde van één van de aftastinrichtingen een fout optreedt. Voorts kan het volgende effect eveneens worden gerealiseerd.
Wanneer nl., verwijzende naar de basisketen voor een parallelver-binding, weergegeven in fig.l, aangenomen, dat VQ de resulterende elektromotorische kracht (mV) is, E^, en E^ de elektromotorische krachten tussen de spanningswaarden (mV) van de respectieve thermokoppels zijn, welke als temperatuuraftastinrichtingen van het weerstandstype dienen, r^, r^ en r^ inwendige weerstanden van respectieve thermokoppels zijn, en I de stroom is, dan kan worden aangetoond, dat VQ wordt gegeven door de volgende vergelijking
In tegenstelling daarmede wordt, wanneer de elektromotorische krachten van de respectieve thermokoppels worden gemeten en het gemiddelde daarvan wordt genomen, de volgende vergelijking verkregen:
Uit een vergelijking van de bovenstaande vergelijkingen blijkt, dat de resulterende elektromotorische kracht nl.. de gemeten spanningswaarde, ten opzichte van het eenvoudige gemiddelde wordt gereduceerd door het gedeelte, overeenkomende met het bedrag r^I + r^I + r^I.
Wanneer nu het innige contact tussen de aftastinrichting en het te meten object wordt beschouwd, dat van belang zal zijn bij de meting met een vochtaftastinrichting van het specifieke-warmtetype, zoals eerder is vermeld, wordt wanneer tussen deze een spleet optreedt tengevolge van een onvoldoende contact, de warmteoverdracht bij de spleet belemmerd. Als gevolg daarvan zamelt zich warmte in het inwendige van de aftast-inrichting op en wordt de elektromotorische kracht, nl. de gemeten span-ningswaarde, hoog. Wanneer daarentegen het contact tussen de aftastinrich-ting en het te meten object bevredigend is, treedt geen spleet daartussen op, en vindt de warmteoverdracht geleidelijk plaats, zodat de elektromotorische kracht gering wordt vergeleken met het voorafgaande geval en tevens de reproduceerbaarheid wordt verbeterd.
Gezien het bovenstaande verschijnsel kunnen de door de aftast-inrichting gemeten waarden, waarvan de elektromotorische kracht aan de lage zijde optreedt, worden beschouwd als dichter te zijn gelegen bij de werkelijke waarden, terwijl die gemeten waarden, welke aan de hoge zijde optreden, kunnen worden beschouwd als fouten van een of ander type te omvatten. In verband hiermede kan worden gesteld, dat het gemiddelde van de gemeten waarden, welke zich aan de lage zijde van de elektromotorische krachten bevinden d.w.z. het gemiddelde van de gemeten waarden door de aftastinrichtingen in het geval van een parallelverbinding van aftast-inrichtingen, een bijzonder effectief middel is voor de vochtaftastinrich-tingen van het specifiek-warmtetype, vergeleken met het eenvoudig nemen van het gemiddelde van een aantal gemeten waarden van aftastinrichtingen.
Als gevolg daarvan wordt het bij de meetinrichting van het speci-fieke-warmtetype volgens de uitvinding mogelijk de vochtmeting van een water bevattend object, zoals aarde of zand, zeer goed en nauwkeurig te bepalen. Voorts omvat de meetinrichting een vochtdetector waaraan vooraf spanningswaarden worden toegevoerd, welke overeenkomen met verschillende vochtgehalten in het te meten object, zodat geen droging van het object tijdens de meting nodig is, en de meting in een korte tijd kan plaatsvinden, en het resultaat van de meting onmiddellijk ter plaatse van de meting kan worden verkregen.
Voorts kan de vochtmeetinrichting van het specifieke-warmtetype volgens de uitvinding zijn voorzien van een aantal vochtaftastinrichtin-gen, welke zijn ondergebracht in een houder waarin een vochtmeetobject wordt geplaatst en elektrisch met deze vochtaftastinrichtingen parallel aan de vochtdetector wordt verbonden, waarbij drukorganen aanwezig zijn om de inwendige druk van de houder op een constant niveau te houden.
Met behulp van de meetinrichting, zoals boven beschreven, wordt het mogelijk vochtmetingen uit te voeren door middel van een aantal vocht-aftastinrichtingen, waarbij de inwendige druk van de houder op een constant niveau wordt gehouden door de drukorganen.
Tengevolge daarvan wordt het onder gebruik van de vochtmeetinrich-ting volgens de uitvinding met de bovenbeschreven opbouw, mogelijk een nauwkeurige vochtmeting met een bijzonder goede reproduceerbaarheid uit te voeren zelfs bij een object met een laag soortelijk gewicht, waarbij het lastig is een constant volume bij een constante massa te verkrijgen aangezien het mogelijk is het contact tussen het object en de vochtaftast-inrichtingen uniform te maken door het object op het moment van het meten onder hoge druk te brengen.
De uitvinding zal onderstaand nader worden toegelicht onder verwijzing naar de tekeningen.
Fig.2 toont een eerste uitvoeringsvorm van een vochtmeetinrichting volgens de uitvinding. De vochtmeetinrichting omvat een steunplaat 1, vier vochtaftastinrichtingen 2A, 2B, 2C, 2D van het specifieke-warmtetype, die elk door een grendelmoer 3 aan de steunplaat 1 zijn bevestigd, een vochtdetector 5 (met een ingebouwde rekeninrichting) waarmede de vochtaftastinrichtingen 2A, 2B, 2C, 2D elektrisch parallel via geleiders 4 zijn verbonden, een grondplaat 6 die via een van schroefdraad voorziene staaf 8 met de steunplaat 1 is verbonden, een stel van drie inbedbenen 7, welke aan de grondplaat 6 zijn bevestigd, een handgreep 9, welke aan het bovenste uiteinde van de staaf 8 is bevestigd en een nivelleerinrich-ting 10, die aan de grondplaat 6 is bevestigd.
De staaf 8 strekt zich verticaal vanuit het midden van de steunplaat 1 uit en is op een roteerbare en relatief niet-kantelbare wijze aan het middengedeelte daarvan verbonden. De staaf 8 is vanaf het middengedeelte tot dicht bij het bovenste uiteinde van schroefdraad voorzien en de steunplaat 1 kan door de handgreep 9 aan het boveneind in verticale richting worden bewogen.
De plaat 6 heeft een driehoekige vorm en de benen 7 zijn in de driekopsecties van de driehoekige vorm van de grondplaat 6 gemonteerd. Verder is de grondplaat 6 zodanig uitgevoerd, dat deze loodrecht staat op de staaf 8 en evenwijdig is aan de steunplaat 1.
De vier vochtaftastinrichtingen 2A, 2B, 2C, 2D, worden via de nivelleerinrichting 10, welke zich in het midden van de grondplaat 6 bevindt, loodrecht op het gemeten object gehouden. Bovendien wordt de gren-delmoer 3 als een regelwerktuig gebruikt om de inbeddingsdiepte van de vochtaftastinrichtingen 2A, 2B, 2C, 2D ten opzichte van het gemeten object te regelen, zoals later zal worden beschreven.
Een typerend voorbeeld van de vochtaftastinrichting 2 van het spe-cifieke-warmtetype (2A, 2B, 2C, 2D), als weergegeven in fig.3, bezit een metalen houder met twee uiteinden. Eén van de uiteinden van de houder is puntig en afgesloten, terwijl het andere uiteinde daarvan open is. In de houder 21 bevindt zich een paar verwarmingsinrichtingen 22, 23 en een temperatuuraftastinrichting 24 van het weerstandstype, als aangegeven in de tekening. Voorts bevindt zich op een plaats dicht bij het andere open uiteinde van de houder 21 nog een temperatuuraftastinrichting 25 voor het op een vergelijkende wijze detecteren van een warmteverandering maar waarbij deze inrichting zodanig is opgesteld, dat deze niet aan warmte uit de verwarmingsinrichtingen wordt blootgesteld. Voorts is in de houder 26 een temperatuurafvoerlichaam 29 aanwezig, dat b.v. bestaat uit polybutadieen of siliciumolie, welk lichaam door vullen daarin wordt aangebracht.
Vanaf het open uiteinde 26 van de houder 21 strekt zich een paar geleiders 27, 28 van de verwarmingsinrichtingen 22, 23 en de temperatuur-aftastinrichtingen 24, 25 (in fig.3 aangegeven als de geleider 4) uit.
Deze geleiders zijn elektrisch parallel verbonden met de vochtdetector 5 en voeren een geschikte hoeveelheid warmte aan de verwarmingsinrichtingen 22, 23 toe. De hoeveelheid vocht wordt gemeten door de detectie van de overdracht van deze hoeveelheid warmte door de temperatuuraftast-inrichtingen 24, 25.
Thans zal de toepassing van de vochtmeetinrichting overeenkomstig de eerste uitvoeringsvorm volgens de uitvinding worden toegelicht onder verwijzing naar een voorbeeld, waarbij het vochtgehalte in in de handel zijnd rivierzand wordt gemeten.
Eerst wordt water aan op een adequate wijze gedroogd rivierzand toegevoegd, dat zich in een houder met voldoende afmetingen bevindt teneinde een willekeurig vochtgehalte te verkrijgen, waarbij daarna na een uniforme menging de vochtmeetinrichting in de houder wordt ingebracht.
Vervolgens worden de benen 7 over een paar centimeter in het rivierzand ingebed en wordt de grondplaat 6 zorgvuldig onder gebruik van de nivelleerinrichting 10 genivelleerd en daarna bevestigd.
De handgreep 9 wordt dan zodanig bediend, dat de vochtaftastinrich-tingen 2A, 2B, 2C, 2D in loodrechte richting in het rivierzand worden ingébracht totdat de grendelmoer 3 het oppervlak van het rivierzand bereikt. Onder deze omstandigheden worden drie keer metingen uitgevoerd om het vochtgehalte daarin onder verschillende vochtverhoudingen te bepalen.
Voor vergelijkingsdoeleinden wordt één van de vochtaftastinrich-tingen individueel ingebracht en wordt het vochtgehalte daardoor onder dezelfde omstandigheden als boven aangegeven, gemeten.
De resultaten van een dergelijke test vindt men in fig.4, waarbij langs de Y-as het uitgangssignaal van de vochtaftastinrichtingen en langs de X-as het watergehalte in gewicht is aangegeven. In het geval, dat de meting plaatsvond door een enkele vochtaftastinrichting, was de verstrooiing van de meetwaarden bijzonder groot. In het geval daarentegen, waarbij de metingen werden uitgevoerd onder gebruik van de vochtmeetinrichting volgens de uitvinding, waarbij een aantal vochtaftastinrichtingen parallel was verbonden, was de verstrooiing van de meetwaarden bijzonder gering, hetgeen tot een nauwkeurig meetresultaat leidde.
Dit effect was een gevolg van het elektrisch parallel verbinden van de aftastinrichtingen met de detector 5, zoals boven is beschreven.
Derhalve werd op basis van de in fig.4 aangegeven resultaten een kalibratiekromme getekend. Indien gegevens vooraf aan de vochtdetector 5 werden toegevoerd, gebaseerd op deze standaardlijn, is het mogelijk de vochtwaarde van het gemeten object ter plaatse van de meting op een nauwkeurige en directe wijze te bepalen door de spanningswaarde van deze ingevoerde gegevens en de door de vochtaftastinrichting gemeten spanningswaarde met elkaar te vergelijken.
Een tweede uitvoeringsvorm volgens de uitvinding, weergegeven in fig,5, verschilt van de eerste uitvoeringsvorm volgens fig.l op de volgende punten. Bij de tweede uitvoeringsvorm zijn de grondplaat 6, de benen 7, het wiel 9 en het schroefdraadgedeelte op de staaf 8, aangegeven in fig.l, weggelaten en worden de vochtaftastinrichtingen 2A, 2B, 2C, 2D- direct ingebed in het object waarvan de hoeveelheid vocht moet worden gemeten.
Bij het gebruik van de tweede uitvoeringsvorm van de vochtmeet-inrichting werd b.v. bij het meten van het vochtgehalte van rivierzand de staaf 8 zodanig vastgehouden, dat de steunplaat 1 zorgvuldig zodanig kan worden gepositioneerd, dat deze evenwijdig is aan het rivierzand en wel onder gebruik van de nivelleerinrichting 10, waarna de vochtaftast-inrichtingen 2A, 2B, 2C, 2D direct loodrecht op het rivierzand worden ingebracht. Het vochtgehalte wordt gemeten in het punt waarin de grendel-moer 3 het oppervlak van het rivierzand bereikt.
De resultaten van de meting van het vochtgehalte van het rivierzand door de tweede uitvoeringsvorm van de vochtmeetinrichting onder dezelfde omstandigheden als boven voor de eerste uitvoeringsvorm zijn beschreven, zijn aangegeven door de grafische voorstelling in fig.6. Er werd een vergelijking uitgevoerd met metingen, welke met de individuele aftastinrichtingen werden gedaan. De verstrooiing van de meetwaarden bleek bijzonder gering te zijn. De voor het vocht verkregen meetwaarden waren nauwkeurig en hadden een goede reproduceerbaarheid.
Fig.7 toont een derde uitvoeringsvorm volgens de uitvinding. Deze vochtmeetinrichting omvat een opzamelhouder 30, bestaande uit een niet warmtegeleidende kunsthars, voor het opslaan van het materiaal waarvan het vochtgehalte moet worden gemeten, een stel van drie vochtaftastinrich-tingen 20 (20A, 20B, 20C) van het specifieke-warmtetype, welke zich in de houder 30 bevinden, drukorganen 40, een drukmeter 45, en een vochtde-tectie-instrument 50, dat door geleiders elektrisch parallel met de vochtaftastinrichtingen 20A, 20B, 20C is verbonden.
De drukorganen 40 omvatten een bovenste deksel 31 voor de houder 30 en een hefboom 32, die via een stijl 33 met het deksel 31 is verbonden. De drukmeter 45 is voor een druk-trek-methode op het deksel 31 gemonteerd.
De vochtaftastinrichtingen 20A, 20B, 20C van het specifieke-warmtetype zijn elektrisch parallel verbonden en worden via een zijwand van de houder 30 ingebracht en zodanig bevestigd, dat zij geen contact maken met de tegenover gelegen wand.
De vochtaftastinrichtingen 20A, 20B, 20C van het specifieke-warmte- type zijn op dezelfde wijze opgebouwd als die bij de eerste uitvoeringsvorm volgens de uitvinding.
Thans zal het gebruik van de derde uitvoeringsvorm van· de vocht-meetinrichting volgens de uitvinding worden toegelicht onder verwijzing naar een werkelijk voorbeeld, waarbij het vochtgehalte van zaagsel werd gemeten.
Eerst werd water aan een voldoend droog monster van zaagsel toegevoegd om het vochtgehalte op 50 gew.% te brengen. Het monster werd gemengd tot het voldoende uniform was en in een opzamelhouder 30 geplaatst. Daarna werden het deksel 31 en de hefboom 32 zodanig beïnvloed, dat door de druktoevoerorganen 40 op de binnenzijde van de houder 30 een druk werd uitgeoefend totdat de druk bij de drukmeter 45 een waarde van 7 kg f bereikt. Het drukgehalte werd onder de volgende omstandigheden gemeten: Versterkingsfactor van het vochtdetectorinstrument 40: ongeveer 2000-maal; aantal metingen: 3.
Op dezelfde wijze als boven is beschreven werden zaagselmonsters met vochtgehalten van 5’, 10, 15, 20, 30 en 40 gew.% gereed gemaakt en werd het vochtgehalte onder dezelfde omstandigheden als boven beschreven gemeten.
Voor vergeldjkingsdoeleinden werd het vochtgehalte van de zaagselmonsters op dezelfde wijze gemeten onder omstandigheden zonder druk (atmosferische druk), waarbij de drukorganen niet werden beïnvloed.
De resultaten zijn aangegeven bij de grafische voorstelling in fig.8, waarbij langs de Y-as het uitgangssignaal van de vochtaftast-inrichtingen en langs de X-as het vochtgehalte in gew.% is uitgezet. In het geval, dat geen druk werd uitgeoefend, vertoonden meetwaarden van de verschillende vochtgehalten een zeer sterke mate van verstrooiing, in tegenstelling met de metingen bij een aangelegde druk van 7 kg f, waarbij de verstrooiing bijzonder gering was. Er werden nauwkeurige en reproduceerbare metingen verkregen.
Er vonden ook metingen op dezelfde wijze als boven beschreven plaats waarbij de op de houder 30 uitgeoefende drukken resp. werden gewijzigd in 3, 5, 7 en 9 kg f. De resultaten daarvan vindt men in de grafische voorstelling volgens fig.9.
Uit de resultaten van fig.9 blijkt, dat de drukken van 3 en 5 kg f onvoldoende waren omdat de relatie tussen het werkelijke vochtgehalte en het uitgangssignaal van de aftastinrichting een sterke variatie vertoonde, hetgeen betekent, dat de dichte adhesie tussen de vochtaftast-inrichting en het te meten materiaal (het zaagsel) onstabiel was. Bij j drukken van 7 en 9 kg f wordt de relatie tussen het werkelijke vochtgehalte en het uitgangssignaal van de aftastinrichting echter gegeven door een kromme, welke een rechte lijn zeer dicht benaderde. Het vormde een stabiele, hechte adhesie tussen de vochtaftastinrichting en het te meten materiaal (zaagsel), en het blijkt duidelijk, dat de gemeten waarden een goede reproduceerbaarheid bezitten.
Derhalve werd op basis van de aangegeven resultaten een kalibra-tiekromme gereed gemaakt. Indien informatie, gebaseerd op deze uit het resultaat verkregen standaardlijn vooraf aan de vochtdetectie-inrichting 50 wordt toegevoerd, is het mogelijk de vochtwaarde van het gemeten materiaal op de meetplaats nauwkeurig en onmiddellijk te bepalen door de spanningswaarde van deze toegevoerde informatie en de door de vochtaftastinrichting gemeten spanningswaarde met elkaar te vergelijken.
Een vierde uitvoeringsvorm volgens de uitvinding is weergegeven in fig.10. Bij deze vierde uitvoeringsvorm omvatten de drukorganen 40 een voet 41, een intelschroef 42, een wiel 43 en een spil 44, welke worden gemonteerd door deze onderdelen aan elkaar te schroeven. De plaats van de voet 41 kan worden gewijzigd door de instelschroef 42 te lossen. Een druk kan vanaf de bovensectie worden uitgeoefend door de handgreep 43 te roteren. Op dit punt verschilt deze uitvoeringsvorm van de derde uitvoeringsvorm. Verder verschilt de uitvoeringsvorm van de derde uitvoeringsvorm doordat de drukaftastinrichting 45, die zich op het deksel 31 bevindt, van het rekmetertype.
De vierde uitvoeringsvorm is voorzien van een keten, welke veroorzaakt, dat een LED-lamp oplicht wanneer de druk een specifieke waarde, b.v. ongeveer 7 kg f, overschrijdt. Bovendien zijn de drukmeetsectie en de vochtdetectiesectie geïntegreerd en in een intrumentpaneelkast 60 ondergebracht.
Meer in het bijzonder wordt bij de vierde uitvoeringsvorm het voorwerp waarvan het vochtgehalte moet worden gemeten, b.v. zaagsel, in de opzamelhouder 30 geplaatst, wordt de instelschroef 42 gelost en wordt de spil 44 onder gebruik van de handgreep 43 geroteerd. Daarna wordt op het moment, waarop de druk in de houder 30 de gespecificeerde waarde bereikt, de instelschroef 42 opnieuw vergrendeld. De houder 30 wordt onder een uniforme druk gehouden en het Vochtgehalte wordt door middel van de vochtaftastinrichtingen 20A, 20B, 20C gemeten.
Op dezelfde wijze als bij de derde uitvoeringsvorm zijn de resultaten van de metingen van monsters van zaagsel met een vochtgehalte, dat varieert van 5-50 gew.% bij een druk van 7 kg f in de houder 30 bij* de vierde uitvoeringsvorm weergegeven in de grafische voorstelling volgens fig.ll. Derhalve is het op basis van de standaardlijn van de grafische -voorstelling, die op deze testresultaten is gebaseerd, indien informatie vooraf aan de vochtdetectie-inrichting 50 wordt toegevoerd, mogelijk de vochtwaarde nauwkeurig en onmiddellijk te bepalen over een uitgestrekt gebied van vochtgehalten in het gemeten materiaal Op de meetplaats en wel door de spanningswaarden van deze ingangsinformatie en de spanningswaarden, die door de vochtaftastinrichting worden gemeten, met elkaar te vergelijken.
Tenslotte dient te worden gezegd, dat het gebied volgens de uitvinding tot de bovengenoemde uitvoeringsvormen niet is beperkt.
Claims (11)
1. Vochtmeetinrichting, gekenmerkt door een aantal vochtaftastinrich- tingen van het specifieke-warmtetype, waarbij gebruik wordt gemaakt van een temperatuuraftastinrichting van het weerstandstype als temperatuur-meetorgaan, en waarbij een verwarmingsinrichting als een verwarmingsbron-lichaam wordt gebruikt, bestemd om met geschikte intervallen in een te meten object worden ingebracht, en een vochtdetector voor het detecteren van het vochtgehalte in het te meten object door informatie voor de spanningswaarden, welke door de vochtaftastinrichtingen van het specifieke-warmtetype worden gedetecteerd, te vergelijken met gegevens, welke vooraf voor de spanningswaarden, die voor alle typen vochtgehalte in het gemeten object zijn gemeten, te vergelijken, waarbij de temperatuuraftastinrichting van elk van de vochtaftastinrichtingen elektrisch parallel met de vochtdetector is verbonden.
2. Vochtmeetinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vochtmeetinrichting verder is voorzien van een steunplaat, welke in loodrechte richting ten opzichte van een grondplaat via een staaf kan worden bewogen, waarbij de vochtaftastinrichtingen van het specifieke-warmtetype aan de steunplaat zijn bevestigd.
3. Vochtmeter volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat op de steunplaat of de grondplaat een nivelleerinrichting zodanig is aangebracht, dat de vochtaftastinrichtingen loodrecht in het te meten object kunnen worden ingebracht.
4. Vochtmeetinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de meetinrichting verder is voorzien van een opzamelhouder voor het daarin opslaan van het te meten object, en drukorganen om binnen de opslaghou-der een uniforme druk te onderhouden.
5. Vochtmeetinrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de opzamelhouder is vervaardigd uit een niet-warmtegeleidende kunsthars.
6. Vochtmeetinrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de drukorganen een zodanige druk uitoefenen, dat het object voor vochtmeting in de opzamelhouder zich aan de omtrek van de vochtaftastinrichtingen hecht.
7. Vochtmeetinrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de vochtmeetinrichting verder is voorzien van een drukmeter, welke de door de drukorganen uitgeoefende druk aangeeft.
8. Vochtmeetinrichting gekenmerkt door een aantal vochtaftastinrich-tingen van het specifieke-warmtetype waarbij een temperatuuraftastinrich-ting van het weerstandstype als temperatuurmeetorgaan wordt gebruikt en waarbij gebruik wordt gemaakt van een verwarmingsinrichting als warmte-bronlichaam, bestemd om met geschikte intervallen in een te meten object te worden ingebracht, en een vochtdetector om het vochtgehalte in het object, dat moet worden gemeten, te detecteren uit de spanningswaarden, welke door de vochtaftastinrichtingen van het specifieke-warmtetype worden gedetecteerd, waarbij de temperatuuraftastinrichting voor elk van de vochtaftastinrichtingen elektrisch parallel met de vochtdetector is verbonden.
9. Werkwijze voor het meten van het vochtgehalte van een te meten object door middel van een vochtmeetinrichting, welke is voorzien van een aantal vochtaftastinrichtingen van het specifieke-warmtetype, waarbij een temperatuuraftastinrichting van het weerstandstype als een temperatuurmeetorgaan wordt gebruikt en een verwarmingsinrichting als een warmte-bronlichaam wordt toegepast, en een vochtdetector om het vochtgehalte van het te meten materiaal te detecteren uit de spanningswaarden, welke door de vochtaftastinrichtingen van het specifieke-warmtetype worden gedetecteerd, met het kenmerk, dat de vochtaftastinrLchtLngen van het specifieke-warmtetype evenwijdig aan elkaar in een opzamelhouder worden opgesteld, het object waarvan het vochtgehalte moet worden gemeten, in de opzamelhouder wordt ondergebracht, en het vochtgehalte van het object wordt gemeten in de toestand, waarin op het object in de opzamelhouder door middel van drukorganen een druk wordt uitgeoefend.
10. Meetmethode volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de drukorganen op uniforme wijze een zodanige druk uitoefenen, dat het object voor vochtmeting in de opzamelhouder zich aan de omtrek van de vochtaftast-inrichting hecht.
11. Meetmethode volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de temperatuuraftastinrichting voor elk van de vochtaftastinrichtingen elektrisch parallel met de vochtdetector is verbonden.
Applications Claiming Priority (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
JP9186088U JPH0214060U (nl) | 1988-07-13 | 1988-07-13 | |
JP9186088 | 1988-07-13 | ||
JP9185788U JPH0214059U (nl) | 1988-07-13 | 1988-07-13 | |
JP9185788 | 1988-07-13 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8901796A true NL8901796A (nl) | 1990-02-01 |
Family
ID=26433285
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8901796A NL8901796A (nl) | 1988-07-13 | 1989-07-12 | Vochtmeetinrichting en werkwijze voor het meten van vocht door middel van deze inrichting. |
Country Status (2)
Country | Link |
---|---|
CA (1) | CA1316716C (nl) |
NL (1) | NL8901796A (nl) |
Cited By (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
AU2015212258B2 (en) * | 2014-02-03 | 2016-10-13 | National University Corporation Kagawa University | Plant water dynamics sensor |
Citations (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
CH379159A (de) * | 1959-10-30 | 1964-06-30 | Kuhlenkamp Alfred Ing Dr | Vorrichtung zum Messen der Feuchtigkeit von laufenden Warenbahnen |
NL7208386A (nl) * | 1971-06-23 | 1972-12-28 | ||
SU1161011A1 (ru) * | 1983-05-20 | 1985-06-15 | МГУ им.М.В.Ломоносова | Способ контрол влажности при определении зависимостей потенциала воды и гидравлической проводимости от влажности почв и дисперсных грунтов с помощью мембранных прессов |
WO1986004412A1 (en) * | 1985-01-25 | 1986-07-31 | Ulf Nordin | A method and a device for determining moisture content |
GB2198238A (en) * | 1986-11-24 | 1988-06-08 | British Gas Plc | Method and apparatus for measuring a property of material |
-
1989
- 1989-07-12 CA CA000605445A patent/CA1316716C/en not_active Expired - Lifetime
- 1989-07-12 NL NL8901796A patent/NL8901796A/nl not_active Application Discontinuation
Patent Citations (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
CH379159A (de) * | 1959-10-30 | 1964-06-30 | Kuhlenkamp Alfred Ing Dr | Vorrichtung zum Messen der Feuchtigkeit von laufenden Warenbahnen |
NL7208386A (nl) * | 1971-06-23 | 1972-12-28 | ||
SU1161011A1 (ru) * | 1983-05-20 | 1985-06-15 | МГУ им.М.В.Ломоносова | Способ контрол влажности при определении зависимостей потенциала воды и гидравлической проводимости от влажности почв и дисперсных грунтов с помощью мембранных прессов |
WO1986004412A1 (en) * | 1985-01-25 | 1986-07-31 | Ulf Nordin | A method and a device for determining moisture content |
GB2198238A (en) * | 1986-11-24 | 1988-06-08 | British Gas Plc | Method and apparatus for measuring a property of material |
Non-Patent Citations (1)
Title |
---|
DATABASE WPI Week 8551, Derwent World Patents Index; AN 85322258 * |
Cited By (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
AU2015212258B2 (en) * | 2014-02-03 | 2016-10-13 | National University Corporation Kagawa University | Plant water dynamics sensor |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
CA1316716C (en) | 1993-04-27 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US4417473A (en) | Multi-capacitor fluid level sensor | |
Zhu et al. | Time-domain and frequency-domain reflectometry type soil moisture sensor performance and soil temperature effects in fine-and coarse-textured soils | |
US4448072A (en) | Fluid level measuring system | |
US4991915A (en) | Microwave moisture sensing arrangement | |
Rozzell et al. | A nonperturbing temperature sensor for measurements in electromagnetic fields | |
Topp et al. | The soil solution phase | |
US4487278A (en) | Instrument for providing automatic measurement of test weight | |
JP2003534527A (ja) | 容器内の液体の容積を測定し且つ監視する装置 | |
Huang et al. | Laboratory and field evaluation of five soil water sensors | |
US4417472A (en) | Fluid level sensor | |
US9625399B2 (en) | Device for determining thermal conductivity and methods for the use thereof | |
US5095747A (en) | Cryogenic liquid level sensing apparatus | |
US20070183477A1 (en) | Temperature Meter | |
US7205779B2 (en) | Apparatus and method for monitoring and determining the moisture content in elastomer materials | |
US4924173A (en) | Shielded capacitance standard | |
Kraft et al. | Thermal diffusivity and thermal conductivity of toluene by photon correlation spectroscopy: a test of the accuracy of the method | |
NL8901796A (nl) | Vochtmeetinrichting en werkwijze voor het meten van vocht door middel van deze inrichting. | |
US7343798B1 (en) | Method, apparatus, hardware, and computer program product for a liquid level sensor | |
US4448071A (en) | Method of measuring and indicating fluid levels | |
JP2747333B2 (ja) | マイクロウェイブ感湿計 | |
US4287470A (en) | Digital humidimeter | |
WO2020009613A2 (ru) | Кружка мерная | |
Loiskandl et al. | Calibrating electromagnetic short soil water sensors | |
CN213041681U (zh) | 一种粮食含水率快速检测仪 | |
GB2227096A (en) | Moisture analysis of a variable volume sample |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1A | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BB | A search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
BV | The patent application has lapsed |