NL8901642A - Afgifte-inrichting voor handdoeken. - Google Patents

Description

Afgifte-inrichting voor handdoeken.

De uitvinding heeft betrekking op een afgifte-inrichting voor handdoeken, omvattende een in hoofdzaak parallellepipedumvormige houder,waarvan, in de gebruiksstand, een vertikaal lopende wand is voorzien van middelen voor het ophangen van de houder aan een muur, de houder nabij de bodem is voorzien van een sleuf voor het uit de houder wegnemen van een handdoek en de houder is voorzien van middelen voor het in de houder brengen van handdoeken.

Dergelijke afgifte-inrichtingen worden op grote schaal toegepast in openbare gelegenheden, waar de handdoeken, na het gebruik, direkt worden weggeworpen.

In het algemeen worden de houders vervaardigd uit metaal en/of kunststof en worden zij steeds opnieuw met handdoeken gevuld. Daartoe wordt een aantal handdoeken, geschikt voor het vullen van een houder, zodanig verpakt dat de verpakking gemakkelijk kan worden verwijderd bij het in de houder brengen van de handdoeken. De meestal uit kunststoffolie bestaande verpakking zal dan worden weggeworpen. De houders zijn uiteraard zodanig uitgevoerd, dat het in de houder brengen van een nieuwe stapel handdoeken vrij gemakkelijk kan plaatsvinden. Toch vereist dit in de houder brengen van een nieuwe stapel een zekere tijd en een zekere zorgvuldigheid, daar de handdoeken op de juiste wijze uit de houder moeten kunnen worden weggenomen.

De uitvinding heft nu deze bezwaren op en voorziet er daartoe in, dat de houder als één geheel is gevouwen uit een plano uit karton of een dergelijk materiaal en dat de met handdoeken gevulde houder aan de gebruiker ter beschikking wordt gesteld en na gebruik van de handdoeken wordt vervangen door een gevulde houder.

Men behoeft dus alleen de lege houder weg te nemen en er een gevulde houder voor in de plaats te hangen. Dit levert een aanmerkelijke tijdsbesparing op.

Verder worden de handdoeken bij de vervaardiging ervan direkt in de houder gebracht, wat in het algemeen machinaal kan geschieden.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding gaat de voorwand van de houder, die door zijwanden is verbonden met de van ophangmiddelen voorziene achterwand, via een vouwlijn over in het deksel van de houder, dat op zijn beurt via een vouwlijn overgaat in een dekselflap, die aanligt tegen de binnenzijde van de achterwand en bij het gebruik van de inrichting door de ophangmiddelen ten opzichte van de achterwand wordt vastgehouden.

Op deze wijze wordt het uitwijken van de voorwand ten opzichte van de achterwand voorkomen. Ook wordt overbelasting van de zijwanden tegengegaan.

Bij voorkeur zal de achterwand nabij de bovenrand ervan zijn voorzien van een uit het vlak ervan afgebogen lip, die is opgenomen in een sleuf aangebracht in de dekselflap. Op deze wijze wordt bereikt, dat de dekselflap ten opzichte van de achterwand niet kan verschuiven.

De ophangmiddelen werken dan ook positief samen met de dekselflap, zodat de door de inrichting op de ophangmiddelen uitgeoefende belasting zowel door de achterwand als door de dekselflap van de houder wordt gedragen.

Volgens een verdere uitwerking van de uitvinding wordt de sleuf in de bodem van de houder verkregen doordat zowel de achterwand als de voorwand van de houder door middel van een vouwlijn overgaan in een bodemflap, welke beide bodemflappen via op enige afstand van elkaar liggende, de sleuf begrenzende, vouwlijnen weer op zichzelf terug zijn gevouwen onder insluiting van zijwandlippen en aan de wand waarvan zij deel uitmaken zijn vastgezet door middel van ten minste één, met de eindrand van de bodemflap verbonden, lip die is opgenomen in een sleuf in de betreffende wand.

Op deze wijze wordt ter weerszijden van de sleuf een dubbelwandig bodemdeel verkregen, dat op zijn plaats wordt gehouden door er tussen opgenomen lippen, die deel uitmaken van de zijwanden en haaks daarop staan. Doordat de lippen stevig worden omvat door de bodemdelen kunnen de bodemdelen niet naar beneden toe zakken onder invloed van het gewicht van de handdoeken of van de krachten die er op worden uitgeoefend bij het wegnemen van een handdoek.

Volgens een andere uitwerking van de uitvinding is de voorwand van de houder door middel van een vouwlijn verbonden met de bodem van de houder, in welke bodem een sleuf is aangebracht en welke bodem door middel van een evenwijdig met de eerste vouwlijn lopende vouwlijn is verbonden met een bodemflap, die in de gebruiksstand aanligt tegen de binnenzijde van de achterwand en ten opzichte van deze wordt vastgehouden door een lip die is opgenomen in een sleuf die zich bevindt nabij de vouwlijn tussen bodem en bodemflap, terwijl de zijranden van de bodem plaatselijk zijn voorzien van zij flappen, die in de gebruiksstand aanliggen tegen de binnenzijde van de zijwanden, terwijl elke zijwand ter plaatse van een zij flap is voorzien van een lip die is opgenomen in een sleuf die zich bevindt nabij de vouwlijn tussen bodem en zij flap.

Ook op deze wijze kan worden bereikt, dat de bodem van de houder voldoende stevig wordt vastgehouden ten opzichte van de vertikale wanden daarvan. Hierdoor kan de bodem weer het gewicht van de handdoeken dragen, dan wel de krachten weerstaan die er op worden uitgeoefend bij het wegnemen van een handdoek.

Ten opzichte van de eerst beschreven uitvoeringsvorm is het voordeel, dat het vouwen van de bodem en het vastzetten daarvan op gemakkelijker wijze plaatsvindt. Slechts kan de sleuf zich niet over de volle breedte van de houder uitstrekken, maar dit blijkt in de praktijk geen enkel bezwaar op te leveren bij het wegtrekken van een handdoek uit de houder.

De uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van uitvoeringsvoorbeelden, weergegeven in de tekening, waarin: fig. 1 een gedeeltelijk vooraanzicht toont van een afgifte-inrichting volgens de uitvinding; fig. 2 een doorsnede toont over de inrichting van fig. 1, in hoofdzaak volgens de lijn II-II daarvan; fig. 3 een doorsnede toont volgens de lijn III-III van fig. 1; fig. 4 de plano toont waaruit de houder volgens de de fig. 1-3 wordt vervaardigd; fig. 5 een doorsnede toont over een gewijzigde uitvoeringsvorm van een afgifte-inrichting volgens de uitvinding ; en fig. 6 een deel toont van een plano waaruit de houder volgens fig. 5 wordt vervaardigd.

De houder 1, waarin handdoeken 2 zijn opgenomen, omvat de achterwand 3, de voorwand 4 en de deze wanden 3 en 4 verbindende zijwanden 5 en 6. De zijwand 5 is met de achterwand verbonden door middel van de vouwlijn 7 en met de voorwand 4 door middel van de vouwlijn 8.

De zijwand 6 is door middel van de vouwlijn 9 verbonden met de voorwand 4 en is aan de andere zijde, bijvoorbeeld door middel van lijmen, verbonden met de lip 10, die via de vouwlijn 11 verbonden is met de achterwand 3.

De voorwand 4 is door middel van de vouwlijn 12 verbonden met het deksel 13, dat op zijn beurt weer door middel van een vouwlijn 14 overgaat in de dekselflap 15.

Nabij de bovenrand is de achterwand 3 nog voorzien van een lip 16, die zich gedeeltelijk uitstrekt in de achterwand 3 en daarmee is verbonden door middel van de vouwlijn 17.

De schuinlopende bovenranden van de zijwanden 5 en 6 zijn voorzien van lippen 18, die met de zijwanden zijn verbonden door middel van de vouwlijnen 19.

De onderrand van de achterwand 3 is door middel van de vouwlijn 20 verbonden met het bodemdeel 21, waarin twee vouwlijnen 22 zijn aangebracht, zodanig dat het bodemdeel 21 op zichzelf terug kan worden gevouwen, zoals in het bijzonder blijkt uit de fig. 2 en 3. De vrije rand van het bodemdeel 21 is voorzien van de lippen 23, die na het terugvouwen van het bodemdeel komen te vallen in sleuven 24 in de achterwand 3, zoals in het bijzonder blijkt uit fig. 2. Bij dit terugvouwen worden de lippen 25, die door middel van de vouwlijnen 26 zijn verbonden met de zijwanden 5 en 6, tussen de omgevouwen delen opgenomen .

De onderrand van de voorwand 4 is door middel van de vouwlijn 27 verbonden met het bodemdeel 28, dat is voorzien van twee vouwlijnen 29 en van een opening 30.

Op overeenkomstige wijze als beschreven voor het bodemdeel 21 wordt ook het bodemdeel 28 op zichzelf teruggevouwen om de vouwlijnen 29, zodat de met de vrije rand verbonden lip 31 kan worden opgenomen in de sleuf 32, aangebracht in de voorwand 4, zoals in het bijzonder blijkt uit fig. 2. Bij het omvouwen van het bodemdeel 28 worden tussen de twee delen in de lippen 33 opgenomen, die door middel van de vouwlijnen 34 zijn verbonden met de zijwanden 5 en 6.

De voorwand 4 is nog voorzien '-'an een sleufgat 39, waardoor kan worden waargenomen wanneer de voorraad handdoeken 2 in de houder 1 tot beneden een minimale hoeveelheid is gedaald.

Bij het gebruik van de plano wordt uiteraard eerst de lip 10 vastgezet aan de zijwand 6, waarbij de plano wordt omgevouwen om de vouwlijn 8. Dan wordt de houder uitgevouwen, zodat de achterwand 3 en voorwand 4 op afstand van elkaar komen te liggen. Vervolgens worden de bodemdelen 21 en 28 op de bovenbeschreven wijze omgevouwen en vastgezet. Daarna worden de handdoeken 2 via de nog open bovenzijde in de houder 1 gebracht. De lippen 18 worden dan naar binnen toe omgevouwen en het deksel 13 naar achteren toe, waarbij de dekselflap 15 voor de achterwand 3 wordt geschoven. Vervolgens wordt de lip 16 volgens de vouwlijn 17 naar achteren toe uit het vlak van de achterwand 3 afgebogen en daarna ongeveer haaks omgevouwen volgens de vouwlijn 35, zodat het bovenstuk van de lip 16 kan worden gestoken in de sleuf 36, die zich nabij de vouwlijn 14 bevindt, zoals in het bijzonder blijkt uit fig. 2.

Op deze wijze wordt een stevige houder 1 verkregen waarvan de achterwand 3 is voorzien van twee ophangope-ningen 37, welke openingen corresponderen met openingen 38, die zich bevinden in de dekselflap 15, zoals dit in het bijzonder blijkt uit fig. 3.

Na het ophangen van de houder wordt daardoor ook de voorwand 4 ervan goed op zijn plaats gehouden ten opzichte van de achterwand 3.

Bij de uitvoeringsvorm van de houder volgens de fig. 5 en 6 is slechts het onderste deel daarvan gewijzigd ten opzichte van de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm. Overeenkomstige onderdelen zijn dan ook met dezelfde ver- wijzingscijfers aangeduid.

Bij de tweede uitvoeringsvorm sluit op de vouwlijn 27 van de voorwand 4 de bodem 40 aan, die door middel van een vouwlijn 41 is verbonden met de bodemflap 42, die aanligt tegen de binnenzijde van de achterwand 3. De zijranden van de bodem 40 zijn door middel van vouwlijnen 43 verbonden met de zij flappen 44. Elke zij flap komt aan te liggen tegen de binnenzijde van één der zijwanden 5 dan wel 6. Deze zijwanden 5 en 6 zijn door middel van de vouwlijn 34 verbonden met lippen 45, die aan komen te liggen tegen de binnenzijde van de bodem 40. De zijwanden 5 en 6 zijn verder elk voorzien van een lip 46 en de achterwand 3 van een lip 47. Op overeenkomstige wijze als beschreven voor de lip 16 strekken de lippen 46 en 47 zich over enige afstand naar binnen toe uit in de betreffende wand. Hierdoor wordt het steken van de lippen in de daarvoor bestemde sleuven gemakkelijker gemaakt.

Voor elke lip 46 is nabij de vouwlijn 43 een sleuf 48 aangebracht en voor de lip 47 een sleuf 49, die zich bij de vouwlijn 41 bevindt.

In de bodem 40 is verder de sleuf 50 aangebracht, via welke een handdoek uit de houder 51 kan worden weggenomen .

Het zal duidelijk zijn, dat slechts enkele mogelijke uitvoeringsvormen van een inrichting volgens de uitvinding in de tekening zijn weergegeven en hierboven beschreven en dat vele wijzigingen kunnen worden aangebracht zonder buiten de uitvindingsgedachte te vallen.

Claims (6)

1. Afgifte-inrichting voor handdoeken omvattende een houder (1,51) waarvan een, in de gebruiksstand vertikaal lopende, wand (3) is voorzien van middelen (37) voor het ophangen van de houder aan een muur, de houder nabij de bodem is voorzien van een sleuf voor het uit de houder wegnemen van een handdoek (2) en de houder is voorzien van middelen voor het in de houder brengen van handdoeken, met het kenmerk, dat de houder (1,51) als één geheel is gevormd uit een plano uit karton of een dergelijk materiaal en dat de met de handdoeken (2) gevulde houder (1,51) aan de gebruiker ter beschikking wordt gesteld en na gebruik van de handdoeken (2) wordt vervangen door een gevulde houder.

2. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de voorwand (4) van de houder (1,51), die door zijwanden (5,6) met de van ophangmiddelen (37) voorziene achterwand (3) is verbonden, via een vouwlijn (12) overgaat in het deksel (13) van de houder (1,51), dat op zijn beurt via een vouwlijn (14) overgaat in een dekselflap (15), die aanligt tegen de binnenzijde van de achterwand (3) en bij het gebruik van de inrichting door de ophangmiddelen (37) ten opzichte van de achterwand (3) wordt vastgehouden.

3. Inrichting volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat de achterwand (3) nabij de bovenrand ervan is voorzien van een uit het vlak ervan afgebogen lip (16) , die is opgenomen in een sleuf (36) aangebracht in de dekselflap (15).

4. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de sleuf in de bodem van de houder wordt verkregen doordat zowel de achterwand (3) als de voorwand (4) van de houder door middel van vouwlijnen (20,27) overgaan in een bodemflap (21,28), welke beide bodemflappen via op enige afstand van elkaar liggende, de sleuf begrenzende, vouwlijnen (22,29) weer op zichzelf terug zijn gevouwen onder insluiting van zijwandlippen (25,33) en aan de wand waarvan zij deel uitmaken zijn vastgezet door middel van ten minste één, met de eindrand van de bodemflap (21,28) verbonden, lip (23,31) die is opgenomen in een sleuf (24,32) in de betreffende wand (3,4).

5. Inrichting volgens één der conclusies 1 tot 3, met het kenmerk, dat de voorwand (4) van de houder (51) door middel van een vouwlijn (27) is verbonden met de bodem (40) van de houder, in welke bodem een sleuf (50) is aangebracht en welke bodem (40) door middel van een evenwijdig met de eerste vouwlijn (27) lopende vouwlijn (41) is verbonden met een bodemflap (42), die in de gebruiksstand aanligt tussen de binnenzijde van de achterwand (3) en ten opzichte van deze wordt vastgehouden door een lip (47) die is opgenomen in een sleuf (49) die zich bevindt nabij de vouwlijn (41) tussen bodem (40) en bodemflap (42), terwijl de zijranden van de bodem (40) plaatselijk zijn voorzien van zijflappen (44), die in de gebruiksstand aanliggen tegen de binnenzijde van de zijwanden (5,6), terwijl elke zijwand (5,6) ter plaatse van een zijflap (44) is voorzien van een lip (46) die is opgenomen in een sleuf (48) , die zich bevindt nabij de vouwlijn (43) tussen de bodem (40) en een zijflap (44).

6. Plano voor de vervaardiging van een houder (1,51) als beschreven in één of meer der voorgaande conclusies.