NL8802809A - Stromingsmeter voor gassen. - Google Patents

Stromingsmeter voor gassen. Download PDF

Info

Publication number
NL8802809A
NL8802809A NL8802809A NL8802809A NL8802809A NL 8802809 A NL8802809 A NL 8802809A NL 8802809 A NL8802809 A NL 8802809A NL 8802809 A NL8802809 A NL 8802809A NL 8802809 A NL8802809 A NL 8802809A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
stator
blade
hub
rotor
housing
Prior art date
Application number
NL8802809A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Mijnhardt Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Mijnhardt Bv filed Critical Mijnhardt Bv
Priority to NL8802809A priority Critical patent/NL8802809A/nl
Priority to DE68918051T priority patent/DE68918051T2/de
Priority to EP89202674A priority patent/EP0369506B1/en
Priority to AT89202674T priority patent/ATE111213T1/de
Priority to JP1295995A priority patent/JPH02259426A/ja
Priority to US07/436,375 priority patent/US5003828A/en
Publication of NL8802809A publication Critical patent/NL8802809A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01FMEASURING VOLUME, VOLUME FLOW, MASS FLOW OR LIQUID LEVEL; METERING BY VOLUME
    • G01F1/00Measuring the volume flow or mass flow of fluid or fluent solid material wherein the fluid passes through a meter in a continuous flow
    • G01F1/05Measuring the volume flow or mass flow of fluid or fluent solid material wherein the fluid passes through a meter in a continuous flow by using mechanical effects
    • G01F1/10Measuring the volume flow or mass flow of fluid or fluent solid material wherein the fluid passes through a meter in a continuous flow by using mechanical effects using rotating vanes with axial admission
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61BDIAGNOSIS; SURGERY; IDENTIFICATION
    • A61B5/00Measuring for diagnostic purposes; Identification of persons
    • A61B5/08Detecting, measuring or recording devices for evaluating the respiratory organs
    • A61B5/087Measuring breath flow
    • A61B5/09Measuring breath flow using an element rotated by the flow
    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01FMEASURING VOLUME, VOLUME FLOW, MASS FLOW OR LIQUID LEVEL; METERING BY VOLUME
    • G01F1/00Measuring the volume flow or mass flow of fluid or fluent solid material wherein the fluid passes through a meter in a continuous flow
    • G01F1/05Measuring the volume flow or mass flow of fluid or fluent solid material wherein the fluid passes through a meter in a continuous flow by using mechanical effects
    • G01F1/10Measuring the volume flow or mass flow of fluid or fluent solid material wherein the fluid passes through a meter in a continuous flow by using mechanical effects using rotating vanes with axial admission
    • G01F1/103Measuring the volume flow or mass flow of fluid or fluent solid material wherein the fluid passes through a meter in a continuous flow by using mechanical effects using rotating vanes with axial admission with radiation as transfer means to the indicating device, e.g. light transmission

Landscapes

  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Fluid Mechanics (AREA)
  • Medical Informatics (AREA)
  • Surgery (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Biomedical Technology (AREA)
  • Heart & Thoracic Surgery (AREA)
  • Biophysics (AREA)
  • Molecular Biology (AREA)
  • Pathology (AREA)
  • Animal Behavior & Ethology (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • Public Health (AREA)
  • Veterinary Medicine (AREA)
  • Pulmonology (AREA)
  • Physiology (AREA)
  • Measuring Volume Flow (AREA)
  • Sampling And Sample Adjustment (AREA)

Description

Korte aanduiding: Stromingsmeter voor gassen.
De uitvinding heeft betrekking op een stromingsmeter voor gassen waarvan de sensor omvat een huis dat aan twee tegenover elkaar liggende einden open is voor de toe- en afvoer van de te meten gassen, en waarin een rotor draaibaar is om een as tussen twee uit afbuigschoepen bestaande stators die in hoofdzaak loodrecht staan op de genoemde as, en waarbij optische middelen aanwezig zijn om de draaiing van de rotor waar te nemen en om te zetten in een elec-trisch uitgangssignaal.
Een dergelijke stromingsmeter is door aanvraagster toegepast, in het bijzonder in verschillende instrumenten voor het meten en analyseren van ademhalingsgassen. De sensor omvat een huis dat cirkelcilindrisch is. De stators worden gevormd door een metalen schijf waarin een aantal op zichzelf platte schoepen is gezet, die allemaal onder een hoek staan ten opzichte van axiale vlakken. Deze schuine stand is noodzakelijk om axiaal aanstromende gassen te kunnen omzetten in een wervel die in staat is de rotor in draaiing te brengen, welke rotor uitgevoerd is als een vaantje dat in een axiaal vlak ligt met een draaias volgens de hartlijn van de sensor. Als gevolg van de plotselinge afbuiging die de aanstromende gassen ondergaan, ontstaat een stromingspatroon waarvan de aard in verregaande mate afhankelijk is van de absolute waarde van de stromingssnelheid van de gassen.
Het is mogelijk de gevolgen hiervan door ijking weg te werken. Men stuit dan echter op het probleem dat de sensors onderling geen reproduceerbare eigenschappen hebben. Ze zijn zelfs niet bidirectioneel. Elk instrument dient dus afzonderlijk te worden geijkt en de sensor mag slechts in één bepaalde stand worden geplaatst. Het is dus niet mogelijk om de niet-lineariteiten in de eigenschappen te compenseren met behulp van hardware of software, omdat die noodzakelijkerwijs voor alle instrumenten identiek is.
Deze bezwaren worden veroorzaakt door het feit dat er voor de bekende sensor geen andere vervaardigingswijze bestaat dan in de vorm van handwerk, waarbij de schoepen afonderlijk worden bevestigd ten opzichte van het schijfje dat het middenstuk van elke stator vormt, terwijl het geheel ook nog eens met de hand in het cilindrische huis wordt gelijmd.
De uitvinding beoogt deze inrichting in verschillende opzichten te verbeteren en een stromingsmeter te verschaffen met een betere reproduceerbaarheid van de eigenschappen tussen de exemplaren onderling en in de beide standen. Een en ander dient dan ook zo te worden gerealiseerd dat het instrument een zeer groot dynamisch bereik heeft.
In de grondgedachte is de stromingsmeter volgens de uitvinding gekenmerkt doordat elk van de statorschoepen een gekromd verloop heeft tussen een aanstroomrand waar het schoepvlak vanaf de naaf tot aan de omtrek in hoofdzaak axiaal verloopt, en een afstroomrand , waar het schoepvlak met de axiale richting een hoek maakt die afhankelijk is van de afstand vanaf de naaf. Hierdoor kan een zo efficient mogelijke wervel worden verkregen, d.w.z. een wervel waarbij zo goed mogelijk alle luchtdeeltjes een gelijke hoek-snelheid krijgen. Daardoor wordt een maximaal drijvend koppel voor de rotor (het vaantje) gerealiseerd. Het gevolg van de gekromde vorm van de schoepen en de gecreëerde gelijkmatigheid in het stromingspatroon in de wervel achter de stator is in het bijzonder dat noch aan de afstroomran-den van de statorschoepen noch langs de randen van de rotor een neiging tot wervelvorming aanwezig is. Het zijn juist dergelijke wervels die een belangrijke bijdrage zouden leveren aan een verhoogde weerstand.
In het theoretisch ideale geval van een optimale gevoeligheidskarakteristiek zou voor de schoep een dubbel-gekromd verloop moeten worden gekozen. Gebleken is echter dat een zeer goede benadering kan worden verkregen wanneer de inrichting zo wordt uitgevoerd dat het schoepvlak tenminste gedeeltelijk gevormd wordt door een cirkelcilin-drisch vlak waarbij de hartlijn van die cilinder de hartlijn van de stator onder een van 90° verschillende hoek kruist op zodanige afstand dat de hartlijn van de stator ligt in een raakvlak aan de cilinder.
Met deze schoepvorm kan de stator eenvoudig worden gegoten. Daardoor zullen alle stators identiek zijn en wordt een zeer goede reproduceerbaarheid verkregen.
Bij voorkeur wordt de inrichting verder zo uitgevoerd dat op het cirkelcilindrische deel van het statorvlak een plat vlakdeel, gaande door de hartlijn van de stator, aansluit tot aan de aanstroomrand en van welk plat vlakdeel de axiale afmeting afneemt vanaf de naaf tot aan de omtreks-rand. Hierdoor wordt op de eerste plaats een zekere lengte verkregen voor de verbinding tussen elke schoep en de naaf, terwijl het gekromde deel van de schoep dan niet rechtstreeks met de naaf verbonden hoeft te zijn. Bovendien wordt er bij afnemende radiale afstand - waarbij de afmeting van de schoep in stromingsrichting door de grondgedachte van de uitvinding afneemt, een vergroting van de schoep in die richting bereikt, waardoor een betere aanstroming wordt verkregen, dus een betere geleiding van de stroomlijnen van de gassen.
Met de constructieve gedachten zoals hierboven omschreven heeft men nog enkele dimensioneringsvrijheden over. Uit onderzoekingen is gebleken dat uitstekende resultaten worden verkregen met een uitvoering die gekenmerkt is doordat de hoek waaronder de genoemde hartlijnen elkaar kruisen omstreeks 60° bedraagt, en dat elke schoep gezien in axiale richting van de stator, een sector van 45° inneemt. Dit kan dan bovendien zo worden uitgevoerd dat de afstroom-rand van elke schoep ligt in een vlak dat ligt op korte afstand naast, doch evenwijdig aan de hartlijn van de stator, dus de hartlijn van het instrument. Hierdoor worden goede stromingseigenschappen gecombineerd met een goede gietbaarheid.
Het is mogelijk de wervel te versterken terwijl de luchtweerstand van het instrument nagenoeg gelijk blijft. Dit wordt bereikt in een voorkeursuitvoering die gekenmerkt is doordat de stator opgenomen is in een stroombuis die vanaf de aanstroomranden van de schoepen aanvankelijk cirkelcilin-drisch is en vervolgens convergeert naar een cirkelcilin-drisch middenstuk waarin zich de rotor bevindt. De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening van een voorkeursuitvoering.
Fig. 1 toont de sensor van de stromingsmeter in axiale doorsnede;
Fig. 2 toont afzonderlijk perspectivisch een statoreenheid, gezien vanaf de afstroomzijde;
Fig. 3 geeft een recht zijaanzicht van de statoreenheid van fig. 2 en
Fig. 4 een bijbehorend axiaal aanzicht vanaf de aan-stroomzijde;
Fig. 5 is een constructiediagram voor de vorm van een schoep;
Fig. 6 is een aanzicht van een toegepast zeefje, met een detail daarvan op vergrote schaal in fig. 6A:
Fig. 7 en 8 illustreren hoe de sensor met een afzonderlijk element dat de optische middelen draagt kan worden bevestigd ten opzichte van een meetkop.
De in zijn geheel door 1 aangeduide sensor is in axiale doorsnede weergegeven in fig. 1. Het huis ervan bestaat uit een tussenstuk 2 met aan weerszijden een statoreenheid 3, 3', welke statoreenheden een identieke constructie hebben.
Een statoreenheid 3 is in fig. 2 afzonderlijk en perspectivisch weergegeven. Het bestaat uit een ring 4, die deel uitmaakt van het huis doordat hij gelijmd wordt tegen het tussenstuk 2, en die een aantal schoepen draagt waarvan er een door 5 is aangeduid, welke schoepen anderzijds verbonden zijn met een naaf 6. In de voorkeursuitvoering van de uitvinding zijn er acht van dergelijke schoepen zoals 5 aanwezig. Men ziet uit het axiale eindaanzicht van fig. 4 dat elke schoep 5 ligt binnen een cirkelsector van 45° van de statoreenheid, terwijl voor de verdere bijzonderheden van de gekromde schoepen wordt verwezen naar figuren 3 en 5. Vooraf echter enkele opmerkingen over de terminologie. Eenvoudigheidshalve zullen de eindranden 7 van de schoepen worden aangeduid als "aanstroomranden"; dit zijn de randen die gekeerd zijn naar het uitwendige van de sensoreenheid.
De randen zoals 8 worden afstroomranden genoemd; dit zijn de randen die naar binnen zijn gekeerd, d.w.z. naar de rotor. Deze terminologie is dus correct voor de statoreenheid die ligt aan de zijde waar het gas het instrument binnenkomt. In een bepaalde werkstand zijn voor de andere statoreenheid deze aanduidingen van de eindranden van de schoepen te verwisselen. Er dient echter te worden bedacht dat het instrument in twee richtingen werkzaam is, zodat dan de juiste aanduidingen weer zouden moeten worden omgekeerd. Gemeend wordt echter dat voor de beschrijving van de vorm met een vereenvoudigde terminologie kan worden volstaan.
De radiaal binnen liggende einden van de afzonderlijke statorschoepen zoals 8 worden gedragen door de naaf 6. Vooruitlopend op de verdere beschrijving wordt hier reeds opgemerkt dat de hele stator zoals die in fig. 3 en 4 is afgeheeld, in de voorkeursuitvoering vervaardigd is als een enkel gietstuk. De naaf is dus geen draaiend deel. De naven van de beide statoreenheden bevatten echter legers zodat daartussenin een as 10 draaibaar is, welke as de rotor 11 draagt, die op op zichzelf bekende wijze een plat plaatje is, gewoonlijk vaantje genoemd, dat ligt in een axiaal vlak ten opzichte van de as 10 resp. de hartlijn 12 van de beide stators en de hartlijn van het hele huis.
In het constructiediagram van fig. 5 ziet men een schoep 5, een doorsnede door de omtreksring 4, de aanstroom-rand 7 van de schoep en de afstroomrand 8 ervan, alsmede de naaf 6. De aanstroomrand 7 is recht. Door het punt 13 waar de aanstroomrand 7 de omtreksring 4 bereikt is een constructielijn 14 getekend die de hartlijn vormt van een denkbeel- dige cirkelcilinder 15. Deze hartlijn 14 maakt een hoek van 30° met een constructielijn 16 door het punt 13, loodrecht op en gaande door de hartlijn 12 van de naaf. Dit komt dus overeen met een hoek van 60° ten opzichte van die hartlijn j 12 van de naaf.
In fig. 5 is bovenaan een aanzicht tegen de schoep 5 toegevoegd, gezien volgens de richting van de hartlijn 14 van de cilinder? hier is deze hartlijn aangeduid door 14’. Van de cilinder 15 is een door 17 aangeduid gedeelte, over-i eenkomend met een kwart van de cilinder, dus 90°, bepalend voor de vorm van het gebogen gedeelte van schoep 5 dat door 18 is aangeduid? met andere woorden: het gebogen gedeelte 18 van de schoep heeft een cirkelcilindrische vorm. Dit gedeelte eindigt op de plaats die boven in fig. 5 is aangeduid door 19 terwijl daarop tangentiaal nog een door 20 aangeduid gedeelte aansluit dat vlak is. Het cirkelcilindrische gedeelte 18 van de schoep wordt aldus begrensd door de lijn tussen de punten 13 en 21, in de constructietekening het verlengde van de hartlijn 14 van de cilinder.
Het platte gedeelte 20 vormt de projectie van een op het gekromde deel 18 aansluitend deel 22 van de schoep dat wordt begrensd door de rechte tussen de punten 12 en 21, de aanstroomrand 7 die loopt tussen hetzelfde punt 12 en het aansluitpunt 23 op de naaf 6, en vervolgens uiteraard de lijn tussen de genoemde punten 21 en 23 waar de schoep met de naaf is verbonden. Dit platte deel 22 ligt dus in een axiaal vlak. De in axiale richting aankomende lucht zal dus eerst dit axiale deel 22 volgen en de lucht zal pas worden afgebogen vanaf de lijn tussen de punten 12 en 21.
Omdat het deel 22 van de schoep zuiver axiaal moet lopen, en uiteraard het gekromde gedeelte gelijkmatig daarop moet aansluiten, verloopt in het constructieschema van fig. 5 het gedeelte 20, zoals gezegd, als raaklijn aan de cilinder in het punt 19. Hiermee kan men ook bepalen waar de hartlijn 14 respectievelijk 14' van de cilinder de hartlijn 12 van de stator kruist. Deze afstand kan zo worden gedefinieerd dat hij zodanig is dat de hartlijn 12 van de stator ligt in een raakvlak aan de cilinder 15/17.
De afstand waarop de twee hartlijnen elkaar kruisen is dus gelijk aan de straal van de cilinder 15/17.
Men ziet dat de richting van de aanstroomrand 7 een hoek van 15° maakt met de lijn 16 loodrecht op de hartlijn 12 van de naaf resp. de stator, dus 75° ten opzichte van die hartlijn. Het is denkbaar om deze hoek wat groter of kleiner te maken zonder af te doen aan het effect op de stroming. Daardoor zou het punt 23 enigszins naar links verschuiven, of enigszins naar rechts, waartoe slechts noodzakelijk zou zijn dat ook de naaf 6 iets verder naar rechts zou worden verlengd. In alle gevallen blijft het gedeelte 22 van het schoepvlak direkt achter de aanstroomrand 7 axiaal verlopen.
Het verloop van de afstroomrand 8 wordt zo gekozen als blijkt uit fig. 4. De constructie van het gekromde gedeelte 18 van de schoepvorm wordt eenvoudig "afgesneden" volgens een vlak dat vanaf het punt 24 in fig. 4 - overeenkomend met de projectie van de verbindingslijn tussen de punten 21 en 23 in fig. 5 - evenwijdig aan de hartlijn 12 van de stator loopt, op korte afstand naast een denkbeeldig vlak 25 door die hartlijn 12 (dus een radiaal vlak). Door deze keuze wordt aan de zijde van de afstroomrand een geschikte gelijkmatige snelheidsverdeling bereikt wanneer twee andere parameterwaarden, namelijk de sectorhoek van 45° waarbinnen elke schoep 5 ligt (zodat er dus acht schoepen zijn) en de hoek van ongeveer 30° tussen de lijnen 14 en 16, overeenkomend, zoals gezegd, met ongeveer 60° tussen de cilinderhartlijn 14 en de hartlijn 12 van de stator.
Het is denkbaar dat de stroombuis die wordt gevormd door het inwendige van het huis, geheel cirkelcilindrisch is. In dat geval loopt de schoep, met de aan de hand van fig. 5 beschreven constructieve principes, eenvoudig naar buiten door tot aan die cilindrische binnenwand van de stroombuis. In de voorkeursuitvoering van de uitvinding wordt echter aan deze stroombuis een zekere convergentie gegeven.Terwijl het inwendige van de ring 3 van de statoreenheid cilindrisch is, convergeert de stroombuis daarna, zoals in fig. 1 aangeduid door 27. Uit fig. 1 blijkt verder dat dit convergente deel 27 van de stroombuis in hoofdzaak even ver doorloopt als de afstroomranden 8 van de schoepen. Door deze convergentie wordt een. versterking van de wervel gerealiseerd, dus een toename van de stroomsnelheid van de gassen ter plaatse van de afstroomranden van de schoepen, terwijl de luchtweerstand van het instrument als geheel nagenoeg ongewijzigd blijft. In elk geval geldt dit voor de op schaal getekende afmetingsverhoudingen waarin de middellijn van de stroombuis in het convergente stuk 27 wordt teruggebracht met ongeveer 20%. Dit betekent dus een vernauwing van het oppervlak van de stromingsdoor-snede tot iets meer dan 60%.
Met de beschreven principes voor de vormgeving van de schoepen wordt bereikt dat de gasdeeltjes op alle radiale afstanden zo goed mogelijk eenzelfde hoeksnelheid krijgen. Daardoor wordt een maximaal aandrijvend koppel op het vaantje gerealiseerd.
Het instrument is, als gevolg van de reproduceerbaarheid van de gevoeligheidskarakteristiek, bruikbaar in beide standen. Voorzover de stromingsmeter echter wordt gebruikt in apparatuur voor de analyse van ademhalingslucht is het raadzaam om aan de zijde van de toevoer van de lucht een zeefje aan te brengen. Fig. 6 en 6a tonen een voorkeursuitvoering van een dergelijk zeefje. Het bestaat uit een schijf die in zijn geheel aangeduid is door 29. Het is, met uitzondering van een gebied 30 langs de omtrek en een middengebied 31, voorzien van een gatenpatroon dat vergroot is weergegeven in fig. 6a. Hiervoor wordt volgens de uitvinding een honingraatpatroon gekozen omdat daarbij, anders dan bij gebruik van een patroon dat samengesteld is uit cirkelvormige openingen, de minste luchtweerstand wordt bereikt. Voor praktisch gebruik is het gunstig gebleken wanneer de maat dl van de zeshoekige openingen ongeveer Imm is en de maat d2 van het materiaal tussen naburige openingen ongeveer 0,25 mm. Een bijkomend voordeel van dit zeefje is dat het in aanzienlijke mate de regelmaat bevordert in de luchtstroming aan de toevoerzijde van de sensor. Dit is van belang omdat de sensor zich bij verschillende toepassingen bevindt op zeer korte afstand vanaf de mond, en omdat ademhalingsluchtbij grote luchtsnelheden uit de aard der zaak sterk kan wervelen.
Het zeefje 29 is ook zichtbaar in fig. 1, samen met een pen 32 waarmee het kan worden bevestigd in een opening in het uiteinde van de naaf 9.
De beschreven uitvoeringsvorm heeft een dynamisch bereik van 1:1000.
Het feit dat in het inwendige van het huis 2 van de sensor de convergerende delen 27 aanwezig zijn met een kleinere doorsnede van het deel 28 waar zich de rotor bevindt, geeft een interessante nieuwe mogelijkheid. Wanneer namelijk, zoals reeds getekend is in fig. 1, het huis 2 van de sensor ook uitwendig wordt voorzien van een middelste deel 34 met verkleinde diameter, kan de sensor 2 in de meet-kop 35 worden aangebracht met een constructie die weergegeven is in fig. 7 en 8. De kop 35 is in hoofdzaak cilindrisch zodat de sensoreenheid 2 erin gestoken kan worden volgens pijl Pl in fig. 7. In de wand van de kop 35 is nu een uitsparing 36 aangebracht in de vorm van een cirkelsector - in getekende uitvoering ongeveer 180° groot, maar hij kan ook kleiner zijn. Daarin past een cirkelsectorvormig los deel 37 dat minstens een lichtbron zoals 38 en een cel 39 bevat van het optische systeem waarmee de omwentelingen van de rotor worden waargenomen, en dat via een kabel 40 met de verdere electronica van de inrichting kan worden verbonden.
Zoals blijkt uit fig. 8 is de radiale afmeting van dit losse stuk 37 groter dan de wanddikte van de kop 35, zodat het deel 37 dan verder naar binnen steekt en wel juist ter plaatse van het versmalde middendeel 34 van de sensoreenheid 2. Wanneer het deel 37 wordt verwijderd kan de sensoreenheid uit de kop worden genomen, terwijl omgekeerd na het axiaal inschuiven van de sensoreenheid 2 in de kop 35, volgens pijl Pl en het vervolgens in radiale richting inplaat- sen van het deel 37 volgens de pijl P2, de sensoreenheid 2 geborgd is.
Als voorziening voor de borging van het cirkelsectorvormige losse onderdeel 37 ten opzichte van de kop 35 voorziet de uitvinding in de volgende constructieve oplossing. Een gedeelte 41 van de kop wordt uitgevoerd als een ring die met schroefdraad 42 draaibaar is ten opzichte van het deel 43 dat in de radiale afmeting van de kop nog overblijft. De schroefring is aan de naar de uitsparing 36 gekeerde zijde voorzien van een ribbe 44 over een deel van de omtrek, terwijl het onderdeel 37 voorzien is van een corresponderende groef 45 (vergelijk ook fig. 7). Wanneer de ribbe 44 zich bevindt in de holte van de uitsparing 36 zal hij in de groef 45 grijpen voorzover het onderdeel 37 daar ingestoken is. Door de ring 38 een halve slag los te draaien zal de ribbe 44 verdwijnen buiten de uitsparing, waardoor het onderdeel 37 vrijkomt en verwijderd kan worden in de richting tegengesteld aan de pijl P2 in fig. 7.

Claims (11)

1. Stromingsmeter voor gassen, waarvan de sensor omvat een huis (1) dat aan twee tegenover elkaar liggende einden open is voor de toe- en afvoer van de te meten gassen, en waarin een rotor (11) draaibaar is om een as (10) tussen twee uit afbuigschoepen bestaande stators (3, 3') die in hoofdzaak loodrecht staan op de genoemde as, en waarbij optische middelen aanwezig zijn om de draaiing van de rotor (11) waar te nemen en om te zetten in een electrisch uitgangssignaal, met het kenmerk dat elk van de stator-schoepen (5) een gekromd verloop heeft tussen een aanstroom-rand (7) waar het schoepvlak vanaf de naaf (9) tot aan de omtrek in hoofdzaak axiaal verloopt, en een afstroomrand (8), waar het schoepvlak met de axiale richting een hoek maakt die afhankelijk is van de afstand vanaf de naaf.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het schoepvlak tenminste gedeeltelijk (18) gevormd wordt door een cirkelcilindrisch vlak (15/17) waarbij de hartlijn (14/14') van die cilinder de hartlijn (12) van de stator onder een van 90° verschillende hoek kruist op zodanige afstand dat de hartlijn van de stator ligt in een raakvlak aan de cilinder.
3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat op het cirkelcilindrische deel (18) van het statorvlak een plat vlakdeel (22), gaande door de hartlijn (12) van de stator, aansluit tot aan de aanstroomrand (7) en van welk plat vlakdeel (22) de axiale afmeting afneemt vanaf de naaf (9) tot aan de omtreksrand (4).
4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de hoek waaronder de genoemde hartlijnen elkaar kruisen omstreeks 60° bedraagt, en dat elke schoep (5) gezien in axiale richting van de stator, een sector van 45° inneemt.
5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk dat de aanstroomrand (7) in een radiaal vlak van de stator ligt onder een hoek van omstreeks 75° ten opzichte van de hartlijn (12).
6. Inrichting volgens een der conclusies 1-5 met het kenmerk, dat de stator opgenomen is in een stroombuis die vanaf de aanstroomranden (7) van de schoepen (5) aanvankelijk cirkelcilindrisch is en vervolgens convergeert (27) naar een cirkelcilindrisch middenstuk (28) waarin zich de rotor (11) bevindt.
7. Inrichting volgens een der conclusies 1-6, met het kenmerk dat de schoepen (5) en de naaf (9) die de stator (3, 3') vormen uitgevoerd zijn als afzonderlijk gietstuk met een ringvormig omtreksgedeelte (4) van het huis.
8. Inrichting volgens conclusie 6 en 7, met het kenmerk, dat een tussenstuk van het huis 2 wordt gevormd door het cirkelcilindrisch middenstuk (28) met de beide convergente delen (27), waaraan de ringvormige omtreksgedeelten (4) van de stators (3, 3') aansluitend zijn bevestigd.
9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de afstroomrand (8) van de schoep (5) ligt in een vlak naast, doch evenwijdig aan een radiale lijn (25) door de hartlijn (12) van de rotor respectievelijk de sensor.
10. Inrichting volgens een der conclusies 6-9, met het kenmerk, dat het huis van de sensor ook uitwendig voorzien is van een middenstuk (34) met verkleinde diameter, en dat deze sensor opgenomen is in een houder of kop (35) die voorzien is van een cirkelsectorvormige uitsparing (36) in de wand waarin een afzonderlijk, eveneens cirkelsectorvormig deel (37) kan worden gestoken, dat onderdelen van het optische systeem draagt, en met een radiale afmeting die groter is dan de wanddikte van de houder of kop (35), zodanig dat dit deel komt te liggen ter plaatse van het middenstuk (34) van het huis van de sensor (2) en dit daardoor borgt tegen axiaal verlaten van het huis of de kop (35).
11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het cirkelvormige stuk ten opzichte van het huis of de kop (35) wordt vastgehouden door een schroefring (38) die voorzien is van een ribbe (41) die samenwerkt met een groef (42) in het deel (37). .
NL8802809A 1988-11-15 1988-11-15 Stromingsmeter voor gassen. NL8802809A (nl)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8802809A NL8802809A (nl) 1988-11-15 1988-11-15 Stromingsmeter voor gassen.
DE68918051T DE68918051T2 (de) 1988-11-15 1989-10-20 Durchflussmesser für Gase.
EP89202674A EP0369506B1 (en) 1988-11-15 1989-10-20 Flowmeter for gases
AT89202674T ATE111213T1 (de) 1988-11-15 1989-10-20 Durchflussmesser für gase.
JP1295995A JPH02259426A (ja) 1988-11-15 1989-11-13 気体の流量計
US07/436,375 US5003828A (en) 1988-11-15 1989-11-14 Flowmeter for gases

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8802809 1988-11-15
NL8802809A NL8802809A (nl) 1988-11-15 1988-11-15 Stromingsmeter voor gassen.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8802809A true NL8802809A (nl) 1990-06-01

Family

ID=19853224

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8802809A NL8802809A (nl) 1988-11-15 1988-11-15 Stromingsmeter voor gassen.

Country Status (6)

Country Link
US (1) US5003828A (nl)
EP (1) EP0369506B1 (nl)
JP (1) JPH02259426A (nl)
AT (1) ATE111213T1 (nl)
DE (1) DE68918051T2 (nl)
NL (1) NL8802809A (nl)

Families Citing this family (23)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB9502996D0 (en) * 1995-02-16 1995-04-05 Clement Clarke Int Ventilatory capacity meters
US5866824A (en) * 1997-01-24 1999-02-02 American Meter Company Gas turbine meter
IT1295815B1 (it) 1997-05-27 1999-05-28 Cosmed Srl Sistema portatile per la misura" respiro per respiro" dei parametri metabolici di un soggetto, con trasmissione dei dati in telemetria e
US6126613A (en) * 1999-02-08 2000-10-03 Edwards; Raymond A. Device and method to measure inhalation and exhalation air flows
US6644132B1 (en) * 1999-05-06 2003-11-11 Joseph Baumoel Flow profile conditioner for pipe flow systems
US6389909B1 (en) * 2000-03-13 2002-05-21 Dwight N. Johnson Flowmeter mounted with U-shaped bracket and clamping device
US9132253B2 (en) 2001-02-23 2015-09-15 Lawrence A. Lynn Asthma resuscitation system and method
US6942625B1 (en) 2002-05-11 2005-09-13 Terry Keith Bryant Incentive spirometry devices by the employment of verbal simulated humanlike voices
US6708571B1 (en) * 2002-10-21 2004-03-23 American Meter Company Temperature compensated rotary meter
ITRM20030487A1 (it) * 2003-10-22 2005-04-23 Mir S R L Dispositivo monouso a turbina di ridotte dimensioni, stampata ad iniezione in materiale plastico per il rilevamento del flusso respiratorio.
US8196720B2 (en) * 2006-01-10 2012-06-12 D-Brake Llc Brake apparatus and method
US9235261B2 (en) * 2006-10-30 2016-01-12 Richard B. Enns Tri-axis foot controller
CA2566082A1 (en) * 2006-10-30 2008-04-30 Richard B. Enns Tri-axis foot controller
US9138167B1 (en) * 2009-09-25 2015-09-22 Krispin Johan Leydon Means for rendering key respiratory measurements accessible to mobile digital devices
US10869638B2 (en) 2009-09-25 2020-12-22 Krispin Johan Leydon Systems, devices and methods for rendering key respiratory measurements accessible to mobile digital devices
EP2583622B1 (en) * 2011-10-17 2016-03-02 COSMED S.r.l. Anti-bacterial filter for tests on respiratory funcionality
CN102727208A (zh) * 2012-07-21 2012-10-17 山东大学 一种肺功能仪
CN102764128A (zh) * 2012-07-21 2012-11-07 山东大学 一种肺功能传感器
US10939849B2 (en) * 2018-10-31 2021-03-09 Monitored Therapeutics, Inc Low flow spirometer turbine
KR102088879B1 (ko) * 2019-08-12 2020-03-13 동해에코에너지(주) 자가발전형 스마트 밸브의 원격제어 시스템
GB2579449A (en) * 2019-09-20 2020-06-24 Husain Moiyed Tailor Shabbir Single patient use throwaway device for recording respiratory flow rates
IT202000017818A1 (it) * 2020-07-23 2022-01-23 Mir S R L Medical International Res Turbina per spirometro perfezionata
IT202100019340A1 (it) * 2021-07-21 2023-01-21 Mir S R L Medical International Res Turbina per spirometro con diffusori atti a massimizzare la spinta sul rotore dell'aria espirata o inspirata da un paziente

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2934947A (en) * 1955-08-08 1960-05-03 Jersey Prod Res Co Flowmeter
US3240063A (en) * 1960-10-27 1966-03-15 Lynch Corp Flowmeter
US3792611A (en) * 1972-01-17 1974-02-19 Z Kozak Unidirectional flowmeter indicating changes of flow direction
US3922525A (en) * 1974-05-13 1975-11-25 Kozak Zdenek Bidirectional spirometer

Also Published As

Publication number Publication date
US5003828A (en) 1991-04-02
JPH02259426A (ja) 1990-10-22
EP0369506B1 (en) 1994-09-07
DE68918051D1 (de) 1994-10-13
ATE111213T1 (de) 1994-09-15
DE68918051T2 (de) 1995-04-13
EP0369506A1 (en) 1990-05-23

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8802809A (nl) Stromingsmeter voor gassen.
US3898883A (en) Stator assembly for flowmeters and the like
KR100291725B1 (ko) 유체 유동 특성 측정 방법 및 장치
KR890002320B1 (ko) 액체용 유량 체적계
EP1775560A2 (en) Flow straightener for an ultrasonic flow meter
JP2004520573A (ja) 流量計
US5388466A (en) Flow meter
US5509305A (en) Closely coupled, dual turbine volumetric flow meter
US6439062B2 (en) Flow anomaly detector
US3650152A (en) Apparatus and method for measuring the velocity of a flowing fluid
US5325729A (en) Gas turbine meter
JPH10509891A (ja) ピークフローメータ
CN112050874A (zh) 超声波流量测量计、其在闭塞器具中的使用和闭塞器具
EP0032910A1 (en) DEBIMETERS AT TURBINE.
US3792611A (en) Unidirectional flowmeter indicating changes of flow direction
US4833925A (en) Bearingless flowmeter
US3890838A (en) Tubular swirl flow meter
Flack et al. Laser velocimeter turbulence measurements in shrouded and unshrouded radial flow pump impellers
WO1995005581A1 (en) Closely coupled, dual turbine volumetric flow meter
US11821438B2 (en) Fan unit
JPS6326725Y2 (nl)
SU523281A1 (ru) Турбинно-тангенциальный датчик расходомера
WO2018052294A1 (en) Flowmeter
SU885890A1 (ru) Датчик скорости движени потока
SU1686308A1 (ru) Турбинный расходомер

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed