NL8802127A - PRODUCTS CONSTRUCTED FROM COMPATIBLE POLYMER MIXTURES. - Google Patents
PRODUCTS CONSTRUCTED FROM COMPATIBLE POLYMER MIXTURES. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8802127A NL8802127A NL8802127A NL8802127A NL8802127A NL 8802127 A NL8802127 A NL 8802127A NL 8802127 A NL8802127 A NL 8802127A NL 8802127 A NL8802127 A NL 8802127A NL 8802127 A NL8802127 A NL 8802127A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- polymer
- polymers
- monomers
- formula
- compatible
- Prior art date
Links
Classifications
-
- C—CHEMISTRY; METALLURGY
- C08—ORGANIC MACROMOLECULAR COMPOUNDS; THEIR PREPARATION OR CHEMICAL WORKING-UP; COMPOSITIONS BASED THEREON
- C08L—COMPOSITIONS OF MACROMOLECULAR COMPOUNDS
- C08L25/00—Compositions of, homopolymers or copolymers of compounds having one or more unsaturated aliphatic radicals, each having only one carbon-to-carbon double bond, and at least one being terminated by an aromatic carbocyclic ring; Compositions of derivatives of such polymers
- C08L25/02—Homopolymers or copolymers of hydrocarbons
- C08L25/16—Homopolymers or copolymers of alkyl-substituted styrenes
-
- C—CHEMISTRY; METALLURGY
- C08—ORGANIC MACROMOLECULAR COMPOUNDS; THEIR PREPARATION OR CHEMICAL WORKING-UP; COMPOSITIONS BASED THEREON
- C08L—COMPOSITIONS OF MACROMOLECULAR COMPOUNDS
- C08L31/00—Compositions of homopolymers or copolymers of compounds having one or more unsaturated aliphatic radicals, each having only one carbon-to-carbon double bond, and at least one being terminated by an acyloxy radical of a saturated carboxylic acid, of carbonic acid or of a haloformic acid; Compositions of derivatives of such polymers
-
- C—CHEMISTRY; METALLURGY
- C08—ORGANIC MACROMOLECULAR COMPOUNDS; THEIR PREPARATION OR CHEMICAL WORKING-UP; COMPOSITIONS BASED THEREON
- C08L—COMPOSITIONS OF MACROMOLECULAR COMPOUNDS
- C08L33/00—Compositions of homopolymers or copolymers of compounds having one or more unsaturated aliphatic radicals, each having only one carbon-to-carbon double bond, and only one being terminated by only one carboxyl radical, or of salts, anhydrides, esters, amides, imides or nitriles thereof; Compositions of derivatives of such polymers
- C08L33/04—Homopolymers or copolymers of esters
- C08L33/06—Homopolymers or copolymers of esters of esters containing only carbon, hydrogen and oxygen, which oxygen atoms are present only as part of the carboxyl radical
Landscapes
- Chemical & Material Sciences (AREA)
- Health & Medical Sciences (AREA)
- Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
- Medicinal Chemistry (AREA)
- Polymers & Plastics (AREA)
- Organic Chemistry (AREA)
- Compositions Of Macromolecular Compounds (AREA)
- Paints Or Removers (AREA)
- Optical Fibers, Optical Fiber Cores, And Optical Fiber Bundles (AREA)
- Laminated Bodies (AREA)
Description
' / N.0. 35266/ N.0. 35266
Uit verenigbare polymeermengsels vormende polymeren opgebouwde voortbrengsel sProduct made from polymers forming compatible polymer blends
Beschrijving 5Description 5
De uitvinding heeft betrekking op voortbrengsels, die zijn opgebouwd uit polymeren, die verenigbare polymeermengsels vormen, namelijk uit een met alkyl gesubstitueerd polystyreen als polymeercomponent PI en een carbonyl groepen bevattende polymeercomponent P2. Een van de 10 polymeren vormt daarbij een bekleding op het andere polymeer, resp. een bekleding op de verenigbare polymeermengsels PM.The invention relates to articles which are made up of polymers which form compatible polymer mixtures, namely an alkyl-substituted polystyrene as polymer component P1 and a carbonyl group-containing polymer component P2. One of the 10 polymers then forms a coating on the other polymer, respectively. a coating on the compatible polymer blends PM.
Stand van de techniekState of the art
In de regel gelden verschillende polymeersoorten als niet met 15 elkaar verenigbaar, d.w.z. verschillende polymeersoorten vormen tot slechts geringe hoeveelheden van een component in het algemeen geen homogene fase, die door volledige mengbaarheid van de componenten gekenmerkt zou zijn.As a rule, different polymer types are considered incompatible, i.e. different polymer types do not generally form a homogeneous phase to only minor amounts of a component, which would be characterized by complete miscibility of the components.
Bepaalde uitzonderingen van deze regel hebben toenemende belang-20 stelling speciaal bij de met de theoretische verklaring van de verschijnselen zich bezighoudende vaklieden gewekt. Volledig verenigbare mengsels van polymeren vertonen volledige oplosbaarheid (mengbaarheid) in alle mengsel verhoudingen.Certain exceptions to this rule have aroused particular interest in those skilled in the art of theoretical explanation of the phenomena. Fully compatible polymer blends exhibit complete solubility (miscibility) in all blend ratios.
Een samenvattende voorstelling over mengbare polymeersysternen be-25 vindt zich bijvoorbeeld bij D.R. Paul et al. in Polymer and Engineering Science 18, (16) 1225-34 (1978); J. Macromol. Sci-Rev. Macromol. Chem.A summary presentation on miscible polymer systems can be found, for example, at D.R. Paul et al. In Polymer and Engineering Science 18, (16) 1225-34 (1978); J. Macromol. Sci-Rev. Macromol. Chem.
C. 18 (1) 109-168 (1980) alsmede in Annu. Rev. Mater. Sci., 1981, 299-319. Voor het aantonen van de mengbaarheid werd vaak van de glas-overgangstemperatuur Tg of van de zogenaamde “optische methode" (door-30 zichtigheid van een uit homogene oplossing van het polymeermengsel gegoten film) gebruik gemaakt. (Zie Brandrup-Immergut, Polymer Handbook, 3de deel, II1-211-213). Als een verdere proef over de mengbaarheid van onderling verschillende polymeren wordt van het optreden van de onderste kritische oplossingstemperatuur (Lower Critical Solution Tempera-35 tuur = LCST) gebruik gemaakt. (Zie DE-A-3.436.476.5 en DE-A-3.436.477.3). Het optreden van de LCST berust op het proces, dat bij verwarmen de eerst doorzichtige, homogene polymeroplossing in fasen wordt gescheiden en optisch troebel tot opaak wordt. Dit gedrag stelt volgens de literatuur een duidelijk bewijs voor, dat het oorspronkelij-40 ke polymeermengsel uit een enkele, zich in evenwicht bevindende homoge- .0802127 4 2 ne fase had bestaan. Ter verdere karakterisering van mengsels zie ook de bijdrage van M.T. Shaw: "Microscopy and Other Methods of Studying Blends" in "Polymer Blends and Mixtures", geredigeerd door D.J. Walsh, J.S. Higgins en A. Maconnachie, NATO ASI Series, Series E: Applied 5 Sciences nr. 89, biz. 37-56, Martinus Nijhoff Publishers Dordrecht/-Boston/Lancester 1985. Voorbeelden van aanwezige mengbaarheid stellen bijvoorbeeld de systemen polyvinylideenfluoride met polymethyl-methacrylaat (PMMA) of met polyethylmethacrylaat voor. (Amerikaanse octrooi schriften 3.253.060, 3.458.391 en 3.459.843). Nieuwere resulta-10 ten over "Polymer Blends" en mogelijke toepassing daarvan worden door L. M. Robeson in Polym. Engineering and Science 2£ (8) 587-597 (1984) bericht.C. 18 (1) 109-168 (1980) as well as in Annu. Rev. Mater. Sci., 1981, 299-319. The glass transition temperature Tg or the so-called "optical method" (transparency of a film cast from homogeneous solution of the polymer mixture) was often used to demonstrate the miscibility. (See Brandrup-Immergut, Polymer Handbook, 3rd part, II1-211-213) As a further test on the miscibility of mutually different polymers, the occurrence of the Lower Critical Solution Temperature (LCST) is used. (See DE-A- 3,436,476.5 and DE-A-3,436,477.3) The occurrence of the LCST is based on the process that when heated, the first transparent, homogeneous polymer solution is separated into phases and becomes opaque optically cloudy. clear evidence that the original polymer blend had consisted of a single, balanced homogeneous .0802127 4 2 nth phase For further characterization of blends see also the contribution of MT . Shaw: "Microscopy and Other Methods of Studying Blends" in "Polymer Blends and Mixtures", edited by D.J. Walsh, J.S. Higgins and A. Maconnachie, NATO ASI Series, Series E: Applied 5 Sciences No. 89, biz. 37-56, Martinus Nijhoff Publishers Dordrecht / Boston / Lancester 1985. Examples of miscibility present are, for example, the systems polyvinylidene fluoride with polymethyl methacrylate (PMMA) or with polyethyl methacrylate. (U.S. Patent Nos. 3,253,060, 3,458,391 and 3,459,843). Newer results on "Polymer Blends" and possible uses thereof are reported by L. M. Robeson in Polym. Engineering and Science 2 £ (8) 587-597 (1984) report.
Copolymeren uit styreen en malelnezuuranhydride, alsmede uit styreen en acrylonitril zijn onder bepaalde voorwaarden met polymethyl-15 methacrylaat (PMMA) verenigbaar (DE-A-2.024.940). De nadruk werd gelegd op de verbeterde gebruikseigenschappen van vormmassa's van deze typen. Evenzo zijn copolymeren uit styreen en tot vorming van waterstofbruggen in staat zijnde hydroxyl groepen bevattende monomeren bij bepaalde samenstelling met polymethacrylaten verenigbaar, dus bijvoorbeeld copoly-20 meren uit styreen en p-(2-hydroxyhexafluorisopropyl)styreen (B.Y. Min en Eli M. Pearce, Organic Coating and Plastics Chemistry 45^, (1981) 58-64), of copolymeren uit styreen en allylalcohol (F. Cange!osi en M. T. Shaw, Polymer Preprints (Am. Chem. Soc. Div. Polym. Chem.) 24, (1983), 258-259).Copolymers from styrene and maleic anhydride, as well as from styrene and acrylonitrile, are compatible under certain conditions with polymethyl-15 methacrylate (PMMA) (DE-A-2,024,940). Emphasis has been placed on the improved utilization properties of molding compositions of these types. Likewise, copolymers of styrene and hydrogen bondable monomers capable of hydrogen bonding are compatible with polymethacrylates at certain compositions, i.e., for example, copolymers of styrene and p- (2-hydroxyhexafluoroisopropyl) styrene (BY Min and Eli M. Pearce, Organic Coating and Plastics Chemistry 45, (1981) 58-64), or copolymers of styrene and allyl alcohol (F. Cange! Osi and MT Shaw, Polymer Preprints (Am. Chem. Soc. Div. Polym. Chem.) 24, (1983), 258-259).
25 Polystyreen zelf alsmede andere styrenen bevattende polymeren gelden daarentegen als met polymethylmethacrylaat onverenigbaar. Zo wordt door Shaw, M.T. en Somani R.H. een mengbaarheid van slechts 3,4 dpm (PMMA met een mol ecuul gewicht van 160.000) resp. van 7,5 dpm (PMMA met een mol ecuul gewicht van 75.000) met polystyreen aangegeven [Adv. Chem. 30 Ser. 1984, 206 (Polym. Blends Compos. Multiphase Syst.), 33-42 (C.A. 101:73417 e)]. Zelfs zeer kleinmoleculig polystyreen is met PMMA weinig verenigbaar. Zo geeft reeds een mengsel van 20¾ van een uiterst kleinmol eculig styreenoligomeer (molgewicht: 3100) geen doorzichtig produkt meer. Bij een eveneens nog zeer klein molecuul gewicht van 9.600 is 35 zelfs een slechts 5-procents oplossing in PMMA slechts nog doorschijnend. (Raymond E. Parent en Edward V. Tompson, Journal of Polymer Science: Polymer Physics Edition, deel 16, 1829 tot 1947 (1978)).Polystyrene itself as well as other polymers containing styrenes, on the other hand, are considered incompatible with polymethyl methacrylate. For example, Shaw, M.T. and Somani R.H. a miscibility of only 3.4 ppm (PMMA with a molecular weight of 160,000) resp. of 7.5 ppm (PMMA with a molecular weight of 75,000) indicated with polystyrene [Adv. Chem. Ser. 1984, 206 (Polym. Blends Compos. Multiphase Syst.), 33-42 (C.A. 101: 73417 e)]. Even very small molecular polystyrene is not very compatible with PMMA. For example, a mixture of 20¾ of an extremely small mol of ecular styrene oligomer (mol weight: 3100) no longer gives a transparent product. At a still very small molecular weight of 9,600, even a only 5 percent solution in PMMA is only transparent. (Raymond E. Parent and Edward V. Tompson, Journal of Polymer Science: Polymer Physics Edition, Vol. 16, 1829-1947 (1978)).
Evenzo weinig zijn andere polymethacrylaten en polyacrylaten met polystyreen tot transparante kunststoffen mengbaar. Dit geldt bijvoor-40 beeld voor polyethylmethacrylaat, polybutylmethacrylaat, polyisobutyl- <8802127 3 methacrylaat, polyneopentylmethacrylaat, polyhexylmethacrylaat en vele andere. Zie ook R.H. Somani en M.T. Shaw, Macromolecu!es 14, 1549-1554 (1981).Similarly, other polymethacrylates and polyacrylates are miscible with polystyrene to form transparent plastics. This applies, for example, to polyethyl methacrylate, polybutyl methacrylate, polyisobutyl methacrylate, polyneopentyl methacrylate, polyhexyl methacrylate and many others. See also R.H. Somani and M.T. Shaw, Macromolecules 14, 1549-1554 (1981).
Een uitzondering op deze in het algemeen waargenomen onverenig-5 baarheid tussen poly(meth)acrylaat en polystyreen wordt in twee nieuwere octrooiaanvragen bericht (P. 3.632.370.5 en P 3.632.369.1, nog niet openbaar gemaakt). Overeenkomstig daarmee zijn polystyreen resp. poly-α-methylstyreen met polycyclohexylmethacrylaat en polycyclohexyl-acrylaat buitengewoon goed verenigbaar. De verenigbaarheid van poly-10 cyclohexyl(meth)acrylaat met polystyreen en poly-a-methylstyreen is daarbij zo goed, dat verenigbaarheid tussen het styreen-bevattende polymeer en het cyclohexyl(meth)acrylaat bevattende polymeer ook dan nog aanzwezig is, wanneer cyclohexyl(meth)acrylaat tot minder dan 50 gew.% (bijvoorbeeld 30 gew.%) in het copolymeer aanwezig is. Evenzo kan 15 het polystyreen verstrekkend door andere comonomeren worden vervangen, zonder dat de verenigbaarheid tussen het styreen-bevattende polymeer en het cyclohexyl(meth)acrylaat bevattende polymeer verloren gaat.An exception to this generally observed incompatibility between poly (meth) acrylate and polystyrene is reported in two newer patent applications (P. 3,632,370.5 and P 3,632,369.1, not yet disclosed). Accordingly, polystyrene resp. poly-α-methylstyrene with polycyclohexyl methacrylate and polycyclohexyl acrylate extremely well compatible. The compatibility of poly-10-cyclohexyl (meth) acrylate with polystyrene and poly-α-methylstyrene is so good that compatibility between the styrene-containing polymer and the cyclohexyl (meth) acrylate-containing polymer is still present when cyclohexyl ( meth) acrylate to less than 50% by weight (e.g. 30% by weight) is present in the copolymer. Likewise, the polystyrene drawing can be replaced by other comonomers without losing compatibility between the styrene-containing polymer and the cyclohexyl (meth) acrylate-containing polymer.
Naast deze buitengewone, volledige mengbaarheid van cyclohexyl-(meth)acrylaat met polystyreen en poly-a-methylstyreen wordt een meng-20 baarheid van polystyreen slechts nog met polyvinylmethylether, poly-fenyleenoxide en tetramethyleenbisfenol-A-polycarbonaat beschreven (D.R. Paul en J.W. Barlow, J. Macromol. Sci-Rev. Macromol. Chem., C 18 (1), 109-168 (1980)).In addition to this extraordinary, complete miscibility of cyclohexyl (meth) acrylate with polystyrene and poly-α-methylstyrene, a miscibility of polystyrene with only polyvinyl methyl ether, polyphenylene oxide and tetramethylene bisphenol-A polycarbonate is described (DR Paul and JW Barlow J Macromol Sci-Rev Macromol Chem C 18 (1) 109-168 (1980)).
De mengbaarheid wordt daarbij in de regel door specifieke wissel-25 werkingen tussen de verschillende polymeersoorten verklaard. Zo worden de hierboven genoemde, verenigbare polymeermengsels (bijvoorbeeld tetramethylbisfenol-A-polycarbonaat/polystyreen) door elektronen-donor-acceptor-complexvorming verklaard (zie J.W. Barlow en D.R. Paul, Annu. Rev. Mater. Sci., 1981, 299-319).The miscibility is usually explained by specific interactions between the different polymer types. For example, the above-mentioned compatible polymer blends (e.g., tetramethylbisphenol-A polycarbonate / polystyrene) are explained by electron donor acceptor complex formation (see JW Barlow and DR Paul, Annu. Rev. Mater. Sci., 1981, 299-319) .
30 Het grootste deel van de tot dusverre bekende verenigbare poly-meermengsels wordt echter tot speciale wisselwerkingen van het type van de waterstofbrugbinding teruggevoerd (dus bijvoorbeeld fenoxy/poly-ester, PVC/polyester, SAA/polyester, PC/PHFA, PVDF/PMMA, zie J.W.However, most of the hitherto known compatible polymer blends are traced back to special hydrogen bond bond interactions (ie, for example, phenoxy / polyester, PVC / polyester, SAA / polyester, PC / PHFA, PVDF / PMMA, see JW
Barlow en D.R. Paul, Annu. Rev. Mater. Sci. 1981, 303, 304).Barlow and D.R. Paul, Annu. Rev. Mater. Sci. 1981, 303, 304).
35 Terwijl dus de hierboven genoemde verenigbare polymeermengsels op waterstofbrugbi ndingen of elektronen-donor-acceptor-complexvormi ng worden teruggeleid, verklaart men de verenigbaarheid van PMMA met speciale copolymeren uit styreen en acrylonitril of a-methylstyreen en acrylonitril, die telkens slechts bij een bepaalde styreen/acrylo-40 nitril- of α-methylstyreen/acrylonitril-verhouding wordt gevonden, door c 8802127 * · 4 * een intramoleculaire afstoting binnen het copolymeer tussen de beide comonomeren styreen en acrylonitril. Daarmee is ook duidelijk, dat verenigbaarheid (bijvoorbeeld tussen PMMA en SAN) slechts voor een zeer speciale samenstelling van het copolymeer wordt gevonden. Omdat ver-5 enigbaarheid slechts bij geheel speciale comonomeerverhoudingen wordt gevonden, spreekt men van "mengbaarheidvensters". (J.-L.G. Pfennig et al, Macromolecules 1985, 18, 1937-1940). Dergelijke "mengbaarheids-vensters" worden ook bij verenigbare mengsels van alifatische polyesters en polyhydroxyethers van bisfenol A bericht. Hier worden de 10 alifatische polyesters als copolymeren uit CHX- en COO-monomeerbouw-stenen beschouwd. (D.R. Paul en J.W. Barlow, Polymer, 25, 487 (1984)). Paul en Barlow konden met dit werk aantonen, dat een exotherme mengbaarheid als drijfkracht voor de mengbaarheid ook dan kan bestaan, wanneer geen van de wisselwerkingsparameters negatief is. Vereist is al-15 leen een voldoende grote afstotingsenergie tussen de comonomeren van het copolymeer.Thus, while the above-mentioned compatible polymer mixtures are traced back to hydrogen bond bonds or electron-donor-acceptor complex formation, the compatibility of PMMA with special copolymers of styrene and acrylonitrile or α-methylstyrene and acrylonitrile, which in each case are only used with a particular styrene, is explained / acrylo-40 nitrile or α-methylstyrene / acrylonitrile ratio is found, by c 8802127 * 4 * an intramolecular repulsion within the copolymer between the two comonomers styrene and acrylonitrile. This also makes it clear that compatibility (e.g. between PMMA and SAN) is found only for a very special composition of the copolymer. Since compatibility is found only at very special comonomer ratios, one speaks of "miscibility windows". (J.-L.G. Pfennig et al, Macromolecules 1985, 18, 1937-1940). Such "miscibility windows" are also reported in compatible mixtures of aliphatic polyesters and polyhydroxy ethers of bisphenol A. Here, the 10 aliphatic polyesters are considered to be copolymers of CHX and COO monomer building blocks. (D. R. Paul and J. W. Barlow, Polymer, 25, 487 (1984)). With this work, Paul and Barlow were able to demonstrate that exothermic miscibility as a miscibility driver can exist even if none of the interaction parameters are negative. Only a sufficient repulsion energy between the comonomers of the copolymer is required.
Met juist dit concept verklaren ook Gerrit ten Brinke et al. de mengbaarheid van met halogeen gesubstitueerde styreen-copolymeren met poly-(2,6-dimethyT-l,4-fenyleenoxide) (Macromolecules 1983, 16, 20 1827-32) en Ougizawa en Inoue, Polym. J., 18> 521-527 (1986) de mengbaarheid van poly(acrylonitri1-co-styreen) met poly(acrylonitril-co-butadieen).With this concept in mind, Gerrit ten Brinke et al. Also explain the miscibility of halogen-substituted styrene copolymers with poly (2,6-dimethyl-1,4-phenylene oxide) (Macromolecules 1983, 16, 20 1827-32) and Ougizawa and Inoue, Polym. J., 18> 521-527 (1986) the miscibility of poly (acrylonitrile-co-styrene) with poly (acrylonitrile-co-butadiene).
Terwijl dus enerzijds de verenigbaarheid van speciale copolymeren met andere polymeren - zoals hierboven vermeld - door intramoleculaire 25 afstoting binnen de copolymeren en daarmee ook het gevonden "mengbaar-heidsvenster" wordt verklaard, worden voor de interpretatie van de verenigbaarheid met homopolymeren steeds van speciale wisselwerkingen (bijvoorbeeld EDA-complexen in het geval van polyfenyleenoxide/poly-styreen of waterstofbrugbindingen in het systeem PVDF/PMMA) gebruik ge-30 maakt. Er bestaat derhalve geen in zichzelf gesloten theorie van de mengbaarheid in het polymeer, volgens welke het vinden van nieuwe verenigbare polymeermengsels mogelijk zou zijn. Dergelijke verenigbare polymeermengsels worden echter voor vele toepassingen gezocht.While, on the one hand, the compatibility of special copolymers with other polymers - as mentioned above - is explained by intramolecular repulsion within the copolymers and thus also the found "miscibility window", for the interpretation of the compatibility with homopolymers, special interactions are always used ( for example, EDA complexes in the case of polyphenylene oxide / polystyrene or hydrogen bonding bonds in the system PVDF / PMMA). Therefore, there is no self-contained theory of miscibility in the polymer that would allow the finding of new compatible polymer blends. However, such compatible polymer blends are sought for many applications.
Zo hebben mengsels van polymeren (polyblends) in bepaalde gevallen 35 en op bepaalde gebieden van de kunststofindustrie tot wat de eigenschappen betreft verbeterde kunststofprodukten geleid (zie Kirk-Öthmer, 3de druk deel 18, blz. 443-478, J. Wiley 1982). De fysische eigenschappen van dergelijke "polyblends" stellen gewoonlijk een compromis voor, dat beneden het peil een verbetering ten opzichte van de eigenschappen 40 van de afzonderlijke polymeren kan voorstellen. Daarbij hebben poly- ‘8802127 5 f meermengsels uit veel fasen een ongelijk grotere commerciële betekenis verkregen dan de verenigbare mengsels (zie Kirk-Othmer loc.cit. blz.For example, blends of polymers (polyblends) have in some cases and in certain areas of the plastics industry led to improved plastic products in terms of properties (see Kirk-Öthmer, 3rd Ed. Vol. 18, pp. 443-478, J. Wiley 1982). The physical properties of such "polyblends" usually represent a compromise that below the mark may represent an improvement over the properties 40 of the individual polymers. In addition, multi-phase polymer blends of many phases have acquired an unequally greater commercial significance than the compatible blends (see Kirk-Othmer loc. Cit.
449).449).
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op voortbrengsels, die 5 zijn opgebouwd uit polymeren, die verenigbare polymeermengsels vormen, namelijk uit een met alkyl gesubstitueerd polystyreen als polymeer-component PI en een carbonylgroepen bevattende polymeercomponent P2, waarbij een van de polymeren een bekleding op het andere polymeer resp. een bekleding op de verenigbare polymeermengsels PM vormt.The present invention relates to articles which are composed of polymers which form compatible polymer mixtures, namely an alkyl-substituted polystyrene as polymer component PI and a carbonyl-containing polymer component P2, one of the polymers coating the other polymer resp. forms a coating on the compatible polymer blends PM.
10 De onderhavige utivinding is gebaseerd op de volgende voorwaarden, die onderwerp van de basisaanvrage P 3.638.443.7 zijn.The present invention is based on the following conditions, which are the subject of the basic application P 3.638.443.7.
Opgave en oplossingProblem and solution
Uit veel fasen bestaande en verenigbare polymeermengsels moeten 15 derhalve zowel met betrekking tot hun fysische als ook hun toepassings-technische relevante, in het bijzonder hun optische eigenschappen (transparantheid, doorzichtigheid enz.) streng uit elkaar worden gehouden. Zoals reeds vermeld, stelt vaak tekortschietende verenigbaarheid van het mengen van kunststoffen met het doel, daardoor een verbeterd 20 totaal eigenschapsspectrum te bereiken, nauwe grenzen. De stand der techniek bood echter geen leer voor het vinden van de door de techniek vereiste verenigbare polymeermengsels.Multi-phase and compatible polymer mixtures must therefore be kept strictly apart in terms of their physical as well as their application-technical relevance, in particular their optical properties (transparency, transparency, etc.). As already mentioned, often inadequate compatibility of plastics blending with the aim of thereby achieving an improved total property spectrum places narrow limits. However, the prior art did not teach the finding of the compatible polymer blends required by the art.
Gevonden werd, dat het ter verklaring van de verenigbaarheid van copolymeren opgestelde concept van de afstoting tussen de comonomeer-25 bouwstenen (bijvoorbeeld de afstoting tussen styreen en acrylonitril in SAN), op homopolymeren kan worden overgedragen en dat daaruit regels voor het technisch handelen kunnen worden afgeleid. De nieuwe leer voor het begrip van polymeermengsels voorziet derhalve dan mengbaarheid tussen verschillende polymeren PI en P2, wannneer: 30 1) Polymeer PI uit monomeerbouwstenen met ten minste twee chemisch van elkaar te onderscheiden subeenheden is opgebouwd, die zich wederzijds afstoten, en 2) Polymeer P2 eveneens uit monomeerbouwstenen bestaat, die op hun 35 beurt wederom uit ten minste twee chemisch van elkaar te onderscheiden subeenheden bestaan, die zich eveneens wederzijds afstoten, en 3) een negatieve of slechts gering positieve mengselenthalpie voor het mengsel van de gehydrogeneerde monomeerbouwstenen van polymeer 40 1 met polymeer 2 wordt gemeten.It has been found that the concept of the rejection between the comonomer building blocks (for example, the rejection between styrene and acrylonitrile in SAN), prepared to explain the compatibility of copolymers, can be transferred to homopolymers and that rules for technical handling can be derived from this. distracted. The new teaching for understanding polymer blends therefore provides for miscibility between different polymers PI and P2, when: 1) Polymer PI is composed of monomer building blocks with at least two chemically distinct subunits that are mutually repellent, and 2) Polymer P2 also consists of monomer building blocks, which in turn again consist of at least two chemically distinct subunits, which are also mutually repelling, and 3) a negative or only slightly positive mixture enthalpy for the mixture of the hydrogenated polymer monomer building blocks 40 1 is measured with polymer 2.
.8802127 4 6 4.8802127 4 6 4
De leer verklaart ongedwongen de mengbaarheid tussen halogeen bevattende polymeren enerzijds en carbonyl groepen bevattende polymeren anderzijds. Zoals aan andere voorbeelden kan worden bewezen, zijn mengsels uit al kanen en perfluoralkanen in het algemeen endotherm. Daarmee 5 zijn dus bij PVDF in een monomeerbouwsteen twee subeenheden (de CH2-en de CFg-groepen) verenigd, die zich afstoten.The teaching informally explains the miscibility between halogen-containing polymers on the one hand and carbonyl group-containing polymers on the other. As can be proven in other examples, mixtures of alcanes and perfluoroalkanes are generally endothermic. Thus, with PVDF in a monomer building block two subunits (the CH2 and the CFg groups) are united, which repel.
Eveneens is het PMMA uit twee zich afstotende subeenheden, een koolwaterstofrest en een estergroep opgebouwd.The PMMA is also composed of two repellent subunits, a hydrocarbon residue and an ester group.
Het gaat bij de volgens de uitvinding teogepaste klasse van ver-10 enigbare polymeren om het mengsel van twee polymeersoorten, waarvan de verenigbaarheid bijvoorbeeld noch door waterstofbrugbindingen noch door EDA-complexvorming verklaarbaar is.The class of compatible polymers used according to the invention is a mixture of two types of polymer, the compatibility of which can be explained, for example, neither by hydrogen bonds nor by EDA complex formation.
Voorwaarde van de volgens de uitvinding geclaimde voortbrengsels is derhalve de bevinding, dat polymeermengsels PM uit twee verschillen-15 de polymeren PI en P2 dan een goede verenigbaarheid bezitten, wanneerA condition of the articles claimed according to the invention is therefore the finding that polymer mixtures PM from two different polymers P1 and P2 then have good compatibility when
Polymeer PI uit polymeren met formule 1 is opgebouwd of deze monomeren als hoofdbestanddeel bevat, waarbij R^ voor waterstof of methyl en R2 voor een koolwaterstofrest met 1 tot 18, bij voorkeur 1 tot 12 20 koolstofatomen en polymeer P2 uit monomeren met formule 2 is opgebouwd, of deze als hoofdbestanddeel bevat, waarbij R3 voor waterstof, methyl of een groep -(^-X-CHgRg, X voor een groep 25 0 0 0Polymer PI is built up of polymers of the formula I or contains these monomers as the main constituent, wherein R1 for hydrogen or methyl and R2 for a hydrocarbon residue with 1 to 18, preferably 1 to 12, carbon atoms and polymer P2 is composed of monomers of formula 2 , or contains it as the main constituent, where R3 is for hydrogen, methyl or a group - (^ - X-CHgRg, X for a group 25 0 0 0
II II IIII II II
- C - Z -, - Z - C -, - Z - C - Z' - met de betekenis Z = zuurstof of NR4, 30 Z' = zuurstof of NR4 en R4 = waterstof of een alkyl rest met 1-12, bij voorkeur 1-5 koolstofatomen, -CHR5R5 voor een alifatische of aralifatische koolwaterstofrest met 35 5-24 koolwaterstofatomen staat, waarbij Rg en Rg hetzij tot een eventueel gesubstitueerde ring met 5 tot 12 koolstofatomen in de ring zijn verbonden hetzij R5 voor waterstof of een alifatische koolwaterstofrest met 1-5 kool stofatomen en Rg voor een eventueel vertakte alifatische, aralifatische of 40 aromatische koolwaterstofrest met 4-18 koolstofatomen staat.- C - Z -, - Z - C -, - Z - C - Z '- meaning Z = oxygen or NR4, 30 Z' = oxygen or NR4 and R4 = hydrogen or an alkyl radical with 1-12, at preferably 1 to 5 carbon atoms, -CHR 5 R 5 represents an aliphatic or araliphatic hydrocarbon radical having 5 to 24 hydrocarbon atoms, wherein Rg and Rg are either bonded to an optionally substituted ring with 5 to 12 carbon atoms in the ring, or R 5 is for hydrogen or an aliphatic hydrocarbon radical with 1-5 carbon atoms and Rg represents an optionally branched aliphatic, araliphatic or 40 aromatic hydrocarbon radical with 4-18 carbon atoms.
o 8802127 7o 8802127 7
Bij voorkeur staat ook R2 voor een alifatische koolwaterstof-rest. Bij de eventueel gesubstitueerde resten gaat het om inerte substituenten, bijvoorbeeld om n-alkyl-, isoalkyl- en tert-alkyl groepen met 1-6 kool stofatomen, bijvoorbeeld methyl, 5 ethyl, propyl, isopropyl, butyl enz. (Zie verderop ook be schrijving van de R£-groep als -CH3CR7R3, zie blz. 11).Preferably R2 also represents an aliphatic hydrocarbon radical. The optionally substituted radicals are inert substituents, for example n-alkyl, isoalkyl and tert-alkyl groups with 1-6 carbon atoms, for example methyl, ethyl, propyl, isopropyl, butyl, etc. (See also below. the R £ group is written as -CH3CR7R3, see page 11).
Bijzondere interesse vinden die polymeermengsels PM uit polymeren 10 PI en polymeren P2, die aan de extra voorwaarde voldoen, dat de Van der Waals-volumina Vy van deOf particular interest are those polymer mixtures PM from polymers 10 PI and polymers P2, which meet the additional condition that the Van der Waals volumes Vy of the
Rg-groep aan de betrekking: 15 (1) Vy . 1»8> VM >0,6 . Vy -X-CHR5R6 -x-chr5r6, 20 voldoen.Rg group to the job: 15 (1) Vy. 1 »8> VM> 0.6. Vy -X-CHR5R6 -x-chr5r6, 20 meet.
Daarin staat Vy voor het Van der Waals-volurne, -x-chr5r6 25 uitgedrukt in cmfymol, de -XCHRgRg-groep en Vw voor het overeenkomstige Van der Waal s-vol urne van de groep. Zie voor de definitie van de Van der Waalds volumina, A. Bondi, J. Phys. Chem. 68, 441 (1964); M. Charton in Topics in Current Chemistry, deel 114, Steric Effects in Drug Design, blz. 107, Springer Verlag 1983....In it, Vy stands for the Van der Waals volurne, -x-chr5r6 expressed in cmfymol, the -XCHRgRg group and Vw for the corresponding Van der Waals vol urn of the group. For the definition of the Van der Waald volumes, see A. Bondi, J. Phys. Chem. 68, 441 (1964); M. Charton in Topics in Current Chemistry, Vol. 114, Steric Effects in Drug Design, p. 107, Springer Verlag 1983 ....
35 Bijzondere voorkeur verdienen die polymeermengsels PM, die aan de voorwaarde: c8802127 _____ ____—^ # 5 8 (2) Vyj . 1,5 > Vy ^ 0,7 . Vw voldoen.Particular preference is given to those polymer mixtures PM which fulfill the condition: c8802127 _____ ____— ^ # 5 8 (2) Vyj. 1.5> Vy ^ 0.7. Vw meet.
-X-CHR5R6 “X-CHR5R6-X-CHR5R6 “X-CHR5R6
Voorts verdienen die polymeermengsels PM de voorkeur, die aan de voorwaarde voldoen, dat de gehydrogeneerde (verzadigde) monomeerbouw-stenen van het polymeer PI Hl (verbinding met formule 3) en de gehydrogeneerde monomeerbouwstenen van het polymeer P2 H2 (verbinding met 10 formule 4) ten hoogste een gering positieve mengselenthalpie (d.w.z. ^mengsel H1/H2 < 50 cal/mol mengsel) of bij voorkeur een negatieve mengselenthalpie bezitten, zodat: AHmengsel H1/H2 < 0 cal/mol mengsel, geldt.Furthermore, those polymer mixtures PM are preferred which satisfy the condition that the hydrogenated (saturated) monomer building blocks of the polymer PI H1 (compound of formula 3) and the hydrogenated monomer building blocks of the polymer P2 H2 (compound of formula 4) not more than a slightly positive mixture enthalpy (ie mixture H1 / H2 <50 cal / mol mixture) or preferably a negative mixture enthalpy, so that: AH mixture H1 / H2 <0 cal / mol mixture applies.
1515
In de regel wordt dit exotherme mengsel van de gehydrogeneerde bouwstenen en daarmee ook de mengbaarheid van de polymeren PI en P2 door een afstoting binnen de monomeerbouwstenen van het polymeer PI en binnen de monomeerbouwstenen van het polymeer P2 veroorzaakt, zoals dit 20 in het begin aan het voorbeeld PVDP/PMMA resp. PVC/PMMA werd voorgesteld.As a rule, this exothermic mixture of the hydrogenated building blocks and thus also the miscibility of the polymers PI and P2 is caused by a repulsion within the monomer building blocks of the polymer PI and within the monomer building blocks of the polymer P2, as initially caused example PVDP / PMMA resp. PVC / PMMA has been proposed.
Daarbij berust de afstoting binnen de monomeerbouwsteen van het polymeer P2 op de bovenvermelde afstoting tussen de polaire X-groep en de alifatische -CHgCRs-groep alsmede de -CHRsRg-groep.In addition, the repulsion within the monomer building block of polymer P2 relies on the aforementioned repulsion between the polar X group and the aliphatic -CHgCRs group as well as the -CHRsRg group.
25 Daarentegen berust de afstoting binnen de monomeerbouwsteen van het polymeer PI op de afstoting tussen alifatische en aromatische koolwaterstoffen. Daarbij geldt geheel algemeen als regel, dat een verenigbaarheid van polymeer PI en polymeer P2 in het bijzonder dan bestaat, wanneer de afstotingskrachten binnen de monomeerbouwstenen bijzonder 30 groot zijn. Er wordt derhalve in het bijzonder dan een goede mengbaarheid tussen de polymeren PI en P2 gevonden, wanneer het in de hoofdketen aanwezige alifatische deel, dat in de monomeerbouwsteen van het polymeer Pi aan de fenyleengroep en in de monomeerbouwsteen van de polaire groep X direkt grenst, zo uitgesproken mogelijk is. Derhalve 35 geldt, dat in de regel bij polymeren met Rj = CH3 een betere verenigbaarheid met de polymeren P2 wordt gevonden dan bij polymeren, waarbij Ri waterstof is. Dit geldt in het bijzonder voor een kleine Rg-rest. (R2 = C1-C4).On the other hand, the repulsion within the monomer building block of the polymer PI relies on the repulsion between aliphatic and aromatic hydrocarbons. As a general rule, it applies as a rule that a compatibility of polymer PI and polymer P2 in particular exists when the repulsion forces within the monomer building blocks are particularly great. A good miscibility between the polymers P1 and P2 is therefore particularly found when the aliphatic moiety present in the main chain, which directly adjoins the phenylene group in the monomer building block of the polymer Pi and in the monomer building block of the polar group X, as pronounced as possible. Therefore, as a rule, a better compatibility with the polymers P2 is found for polymers with R1 = CH3 than for polymers where R1 is hydrogen. This is especially true for a small Rg residue. (R2 = C1-C4).
Geheel analoog wordt ook binnen de groep van de polymeren P2 vaak 40 dan een bijzonder goede verenigbaarheid met de polymeren PI gevonden, ‘8802127 9 wanneer R3 CH3 is. Voorts is het voordelig, wanneer de groep -CHR5R5 een in zichzelf gesloten, kompakte koolwaterstofrest vorm, waarbij in de regel erop gelet dient te worden, dat de groep X-CHR5R5 in de plaatsbehoefte ervan aan de 5 -R2-qr°ep is aangepast (d.w.z. er zijn vergelijkbare Van der Waals volumina van 10 de groepen aanwezig). Terwijl bij grote substituenten R2 (bijvoorbeeld R2 > 4 kool stofatomen) een veelvoud substituenten -CHRgRg in aanmerking komt, zolang de CHRgRg-rest slechts tenminste 5 kool-stofatomen bevat, verdienen in het bijzonder bij een kleine R2**rest (bijvoorbeeld R2 = CH3) CHRsRg-resten van het type cycloalifaat 15 of fenylalkyl resten de voorkeur.Completely analogously, a particularly good compatibility with the polymers PI is also found within the group of the polymers P2, "8802127 when R3 is CH3. Furthermore, it is advantageous if the group -CHR5R5 forms a self-contained, compact hydrocarbon residue, in which as a rule care must be taken that the group X-CHR5R5 is adapted to the 5 -R2-qr ° ep in its place requirement. (ie comparable Van der Waals volumes from 10 groups are present). While with large substituents R2 (for example R2> 4 carbon atoms) a plurality of substituents -CHRgRg is eligible, as long as the CHRgRg residue contains only at least 5 carbon atoms, especially with a small R2 ** residue (for example R2 = CH3) CHRsRg radicals of the cycloaliphatic 15 or phenylalkyl radicals type are preferred.
De R2-groep kan in principe op de o-, m- of p-plaats aan de fenylrest geplaatst zijn. De voorkeur verdient daarbij echter de m- of p-plaats en zeer in het bijzonder de p-plaats.The R2 group can in principle be placed at the o-, m- or p-position on the phenyl radical. Preferred, however, is the m or p position and very particularly the p position.
De f^-rest stelt - zoals vermeld - hetzij waterstof, methyl het-20 zij een groep van het type -CH-X-CHR5R6 voor. De voorkeur verdienen daarbij R3-resten met R3 = waterstof of methyl. Binnen de -CH-X-CHRgRg-resten verdienen die met de opbouw -CH-C-Z- 25 n 0 de voorkeur.The f1 radical - as mentioned - represents either hydrogen, methyl het-20 or a group of -CH-X-CHR5R6. Preferred are R3 radicals with R3 = hydrogen or methyl. Within the -CH-X-CHRgRg residues, those with the structure -CH-C-Z-n 0 are preferred.
De groep X is van het type 30 0 00Group X is of type 30 0 00
II II IIII II II
-C-Z-, -Z-C- of -Z-C-Z, waarbij 35 groepen van het type 0 0-C-Z-, -Z-C- or -Z-C-Z, where 35 groups are 0 0
II IIII II
-C-Z- en -Z-C-40 ,880212? < 10 de voorkeur verdienen en bijzondere voorrang aan de groep 0 i 5 -C-Z- gegeven wordt.-C-Z- and -Z-C-40, 880212? <10 are preferred and particular priority is given to the group 0 i -C-Z-.
In principe kan -Z- zuurstof of een groep -NR4- zijn met R4 = waterstof of een alkyl rest, in het bi jzonder met 1 tot 5 koolstofatomen. De voorkeur verdient zeer in het algemeen zuurstof of een 10 -NR4-groep met R4 = waterstof. Zeer bijzondere voorkeur verdienen echter -Z-groepen, waarin -Z- zuurstof is.In principle -Z- can be oxygen or a group -NR4- with R4 = hydrogen or an alkyl radical, in particular with 1 to 5 carbon atoms. Very generally preferred is oxygen or a 10 -NR4 group with R4 = hydrogen. Very particular preference is however given to -Z groups, in which -Z- is oxygen.
De groep -CHR5R6 dient - zoals reeds vermeld - doelmatig in de ruimtebehoefte ervan (Van der Waals volume) aan de —R2 ~res-t te worden aangepast. Bijzondere interesse vinden -CHRgRg-resten, waarin R5 en Rg tot een cycloalifatische rest zijn gesloten. Hier-20 bij dient gedacht te worden aan ringen met 5-12 koolstofatomen in de ring. De voorkeur verdienen 5-7 kool stofatomen in de ring en zeer in het bijzonder cyclohexylresten, waarbij de ring telkens ook gesubstitueerd kan zijn. Ook hier geldt de bovengenoemde wederzijdse aanpassing: voor het geval, dat R^ waterstof is en R2 geen kwaternaire 25 koolstofatomen bevat (= een kool stofatoom, dat door 4 koolstofatomen is omgeven) dient de cycloalkylrest niet aan een kool stofatoom van de ring tweevoudig gesubstitueerd te zijn, d.w.z. in dit geval dient ook de CHRgRg-rest geen kwaternaire koolstof te bevatten. Omgekeerd kan in het bijzonder dan, wanneer de R2-rest een kwaternaire koolstof bevat, 30 ook de CHRgRg-rest een kwaternaire koolstof bevatten, in dit geval verdienen zelfs zodanig CHRgRg-resten de voorkeur, waarin ten minste é&n koolstofatoom van de CHRgRg-rest - in het algemeen een koolstofatoom van de Rg-rest - met ten hoogste een waterstofatoom is gesubstitueerd. In de regel zal Rg waterstof zijn of met Rg een 35 ring vormen. Bovendien kan R5 echter ook een al kylrest met 1-5 kool-stofatomen voorstel1 en.As already mentioned, the group -CHR5R6 should be adapted appropriately to the —R2 ~ res-t in terms of its space requirements (Van der Waals volume). Of particular interest are -CHRgRg radicals in which R5 and Rg are closed to form a cycloaliphatic radical. These include rings with 5-12 carbon atoms in the ring. Preferred are 5-7 carbon atoms in the ring and most particularly cyclohexyl radicals, in which the ring may also be substituted in each case. Again, the above-mentioned approximation applies: in the case where R 1 is hydrogen and R 2 does not contain quaternary carbon atoms (= a carbon atom surrounded by 4 carbon atoms), the cycloalkyl moiety should not be doubly substituted for a carbon atom of the ring ie in this case the CHRgRg residue should also not contain any quaternary carbon. Conversely, especially when the R2 moiety contains a quaternary carbon, the CHRgRg moiety may also contain a quaternary carbon, in this case even such CHRgRg moieties are preferred, wherein at least one carbon atom of the CHRgRg moiety is preferred. - generally a carbon atom of the Rg moiety - is substituted with at most one hydrogen atom. As a rule, Rg will be hydrogen or form a ring with Rg. In addition, however, R5 can also represent an alkyl radical with 1 to 5 carbon atoms.
Beschouwt men het, het polymeer PI in hoofdzaak opbouwende mono-meer met de formule 1, dan komen in de regel alle met alkyl gesubstitueerde styrenen en/of α-methylstyrenen in aanmerking, waarbij in het 40 bijzonder die R2-resten te noemen zijn, waarin R2 voor een 18802127 6 11 CH3CR7R8 rest staat, waarbij R7 voor waterstof of een alkyl rest met 1-8 koolstofatomen en Rg voor een alkyl rest met 1-8 koolstof-atomen staat.If it is considered that the polymer P1 is essentially a building monomer of the formula I, then all alkyl-substituted styrenes and / or α-methylstyrenes, in particular those R2 radicals can be mentioned, wherein R2 represents an 18802127 611 CH3CR7R8 residue, where R7 represents hydrogen or an alkyl radical of 1-8 carbon atoms and Rg represents an alkyl radical of 1-8 carbon atoms.
Bijzondere voorkeur verdienen R2-resten, waarin R7 en Rg 5 voor methyl staan. Daarnaast kan R2 ook methyl, ethyl of n-propyl zijn.R2 radicals in which R7 and R8 are methyl are particularly preferred. In addition, R2 can also be methyl, ethyl or n-propyl.
Het gehalte van monomeren met formule I aan polymeren PI richt zich naar de mate van de vereiste verenigbaarheid en bedraagt ten minste 30 gew.%, in de regel ten minste 60 gew.%, bij voorkeur ten minste 10 80¾ gew.%. Bijzondere voorkeur verdienen die polymeren PI met ten minste 95 gew.% gehalte aan monomeren met formule 1. Voor het geval, dat Rl H is, zijn homopolymeren PI uit de monomeren met formule 1 de uitvoeringsvorm, die zeer bijzondere voorkeur verdient.The content of monomers of formula I of polymers PI depends on the degree of compatibility required and is at least 30% by weight, usually at least 60% by weight, preferably at least 10% by weight. Particular preference is given to those polymers PI with at least 95% by weight content of monomers of the formula 1. In the case where R 1 is H, homopolymers PI of the monomers of the formula 1 are the most particularly preferred embodiment.
Als comonomeren voor de opbouw van het polymeer PI voor het geval, 15 dat comonomeren tenminste aanwezig zijn, komen in het bijzonder (van 1 verschillende) vinylmonomeren in aanmerking. (Zie Ullmann's EncyclopSdie der Technischen Chemie, 3de druk, 14de deel, blz.Comonomers for the construction of the polymer PI in case comonomers are present at least are particularly suitable (from 1 different) vinyl monomers. (See Ullmann's EncyclopSdie der Technischen Chemie, 3rd edition, 14th part, p.
108-109, Urban und Schwarzenberg 1963). Daarbij verdienen monomeren, die slechts uit de elementen koolstof, waterstof en zuurstof zijn opge-20 bouwd, de voorkeur. In het bijzonder zijn dit vinylesters en/of (meth)-acrylzuuresters, in het bijzonder die met 4-22 koolstofatomen in het molecule. In ondergeschikte hoeveelheden, d.w.z. in hoeveelheden tot minder dan 20 gew.% kan ook styreen of α-methylstyreen in het polymeer aanwezig zijn.108-109, Urban und Schwarzenberg 1963). Monomers which are only built up from the elements carbon, hydrogen and oxygen are preferred. In particular these are vinyl esters and / or (meth) -acrylic acid esters, in particular those with 4-22 carbon atoms in the molecule. Styrene or α-methylstyrene may also be present in the polymer in minor amounts, i.e. in amounts up to less than 20% by weight.
25 Terwijl het polymeer PI dus met andere hydrofobe vinyl verbindingen kan worden gemodificeerd, is het gehalte aan zeer polaire monomeren, zoals bijvoorbeeld acrylamide, acrylonitri 1, maleinezuuranhydride, maleinezuurimiden, p-(2-hydroxyhexafluorisopropyl)styreen of ally!alcohol zeer beperkt. Het gehalte van deze polaire monomeren dient beneden 30 10 gew.%, resp. beneden 5 gew.% aan het polymeer PI te liggen. Bijzondere voorkeur verdienen die polymeren A, die minder dan 0,1 gew.% van deze polaire monomeren bevatten, speciaal zodanige, die geen polaire monomeren bevatten.Thus, while the polymer PI can be modified with other hydrophobic vinyl compounds, the content of highly polar monomers such as, for example, acrylamide, acrylonitrile 1, maleic anhydride, maleic imides, p- (2-hydroxyhexafluoroisopropyl) styrene or allyl alcohol is very limited. The content of these polar monomers should be below 10 wt.%, Resp. be below 5 wt% of the polymer PI. Particular preference is given to those polymers A which contain less than 0.1% by weight of these polar monomers, especially those which do not contain polar monomers.
Het gehalte van de monomeren met formule 2 aan polymeren P2 richt 35 zich eveneens naar de mate van de vereiste verenigbaarheid en bedraagt ten minste 30 gew.%, in de regel ten minste 50 gew.%, bij voorkeur ten minste 70 gew.% en in een uitvoeringsvorm, die bijzondere voorkeur verdient, >95 gew.%. Voor vele toepassingsdoelen zeer bijzonder interessant is het gebruik van homopolymeren van de monomeren met formule 2 40 voor de opbouw van de polymeren P2.The content of the monomers of formula II of polymers P2 also depends on the degree of compatibility required and is at least 30% by weight, usually at least 50% by weight, preferably at least 70% by weight and in a particularly preferred embodiment,> 95 wt%. Of particular interest for many applications is the use of homopolymers of the monomers of formula II 40 for the construction of the polymers P2.
.8802127 j 12.8802127 j 12
Als comonomeren voor de opbouw van het monomeer P2 komen naast de monomeren met formule 2 de voor het polymeer PI genoemde monomeren in aanmerking, waarbij het gebruik van zeer polaire monomeren ook hier beperkt is (in de regel worden polaire monomeren tot een gehalte van 20 5 gew.%, bij voorkeur < 5 gew.% beperkt, voor zover zij niet geheel zijn uitgesloten).In addition to the monomers of the formula II, the monomers mentioned for the polymer PI are suitable as comonomers for the construction of the monomer P2, the use of highly polar monomers also being limited here (as a rule, polar monomers up to a content of 20 wt%, preferably <5 wt% limited, if not entirely excluded).
Bij de monomeren met formule 2, die het polymeer P2 in hoofdzaak {>50 gew.%) - indien niet zelfs tot 100% - opbouwen, gaat het om de uit formule 2 afleidbare vinylesters, vinylamiden, vinylcarbonaten, 10 vinylurethanen en vinyl urea alsmede de overeenkomstige propenylverbindingen. Bovendien staan de monomeren met formule 2 voor amiden en ester van itaconzuur. Monomeren met formule 2, die de voorkeur verdienen, zi jn echter esters en amiden van acryl zuur en van methacrylzuur. Daarbij verdienen zeer in het algemeen - zoals reeds vermeld - de esters 15 bijzondere voorkeur. Voor het geval, dat stikstof bevattende monomeren met formule 2 toegepast worden, verdienen die zonder NH-groep de voorkeur. Speciale dienen als monomeren met formule 2 genoemd te worden: eventueel gesubstitueerde vinyl- of propenylesters van cycloalkaan-carbonzuren en cycloalkylcarbonaten, cycloalkyl acryl aten, cycloalkyl-20 methacrylaten en cycloalkylitaconaten, eventueel gesubstitueerde vinylesters of propenylesters van fenylalkylcarbonzuren en fenylalkyl-carbonaten, van fenylalkylacryl aten, -methacrylaten en -itaconaten. In het bijzonder genoemd worden cyelohexylacrylaat en cyclohexyl-methacrylaat. Daarbij dient er echter steeds op te worden gelet, dat de 25 monomeren met formule 2 van het polymeer PI en de monomeren met formule 2 van het polymeer P2 niet geïsoleerd kunnen worden gezien.The monomers of the formula II, which build up the polymer P2 substantially {> 50% by weight) - if not even up to 100% - are the vinyl esters, vinyl amides, vinyl carbonates, vinyl urethanes and vinyl ureas which can be derived from formula 2, as well as the corresponding propenyl compounds. In addition, the monomers of formula II represent amides and ester of itaconic acid. Preferred monomers of formula II, however, are esters and amides of acrylic acid and of methacrylic acid. Very generally, as already mentioned, the esters are particularly preferred. In the case where nitrogen-containing monomers of formula II are used, those without NH group are preferred. Special ones should be mentioned as monomers of formula 2: optionally substituted vinyl or propenyl esters of cycloalkane carboxylic acids and cycloalkyl carbonates, cycloalkyl acrylic atoms, cycloalkyl-20 methacrylates and cycloalkylitaconates, optionally substituted vinyl esters or propenyl esters of phenylalkylcarboxylic acids, phenylalkylcarboxylic acids , methacrylates and itaconates. Particularly mentioned are cyelohexyl acrylate and cyclohexyl methacrylate. However, it must always be ensured that the monomers of the formula II of the polymer PI and the monomers of the formula 2 of the polymer P2 cannot be seen in isolation.
Zo dient steeds de afstoting van de subeenheden van het monomeer-bouwsteen 1 en de ruimtelijke uitzetting (Van der Waals volume) van de subeenheden van de monomeerbouwsteen 1 in relatie tot een afstoting van 30 de subeenheden van de monomeerbouwsteen 2 en hun ruimtelijke uitzetting te worden gezien.For example, the divestiture of the subunits of the monomer building block 1 and the spatial expansion (Van der Waals volume) of the subunits of the monomer building block 1 in relation to a divestment of the subunits of the monomer building block 2 and their spatial expansion must always be seen.
Zo bezit bijvoorbeeld poly-p-tert-butylstyreen (als polymeer PI) een uitgesproken, sterisch veeleisend deel (de tert-butylgroep) direkt naast de fenyleengroep. De daarmee aanwezige uitgesproken afstoting 35 tussen het alifatische en het aromatische deel van deze monomeereenheid maakt poly-p-tert-butylstyreen tot een ideale mengsel partner voor polymeer P2, waarbij slechts als beperking geldt, dat polymeer P2 eveneens een uitgesproken afstoting binnen de monomeerbouwsteen dient te bezitten, d.w.z. naast de polaire groep X een grote (het beste zelfs vertak-4Ö te) alifatische rest -CHRgRg.For example, poly-p-tert-butyl styrene (as polymer PI) has a pronounced sterically demanding portion (the tert-butyl group) directly adjacent to the phenylene group. The pronounced repulsion between the aliphatic and the aromatic part of this monomer unit present therewith makes poly-p-tert-butylstyrene an ideal mixture partner for polymer P2, the only limitation being that polymer P2 also serves a pronounced repulsion within the monomer building block. ie, in addition to the polar group X, a large (best even branched) aliphatic residue -CHRgRg.
.8802127 13 t.8802127 13 t
Zo is dientengevolge ook poly-p-tert-butylstyreen (polymeer PI) met het sterisch veeleisende poly-3,3,5-trimethylcyclobexylacrylaat onbeperkt verenigbaar (boven het genoemde mengsel traject 1:99 tot 99:1).Thus, therefore, poly-p-tert-butylstyrene (polymer PI) is also unlimitedly compatible with the sterically demanding poly-3,3,5-trimethylcyclobexyl acrylate (above said mixture, range 1:99 to 99: 1).
Bij dit polymeermengsel PM wordt in het gehele experimenteel toeganke-5 lijke temperatuurtraject (d.w.z. tot> 250°C) volledige verenigbaarheid gevonden.Complete compatibility is found throughout the experimentally accessible temperature range (i.e., up to> 250 ° C) with this polymer blend PM.
Als voorbeeld van een polymeermengsel PM volgens de uitvinding met onbeperkte verenigbaarheid worden polymeer PI en polymeer P2 met respectievelijk de eenheden met formules 5 en 6 vermeld. Anders dan poly-10 p-tert-butylstyreen als polymeer PI vertoont poly-p-methylstyreen geen uitgesproken alifatische gebieden naast de fenyleengroep, d.w.z. de afstoting van de groep binnen de monomeerbouwsteen is aanzienlijk geringer. Daarmee is ook de variatiebreedte binnen het polymeer P2 geringer. Zo is dientegengevolge poly-p-methylstyreen met het bovenge-15 noemde poly-3,3,5-trimethylcyclohexylacrylaat volledig onverenigbaar.As an example of a polymer mixture PM according to the invention with unlimited compatibility, polymer PI and polymer P2 with the units of formulas 5 and 6 are mentioned, respectively. Unlike poly-10-p-tert-butylstyrene as polymer PI, poly-p-methylstyrene does not exhibit pronounced aliphatic regions adjacent to the phenylene group, i.e. the group repulsion within the monomer building block is considerably less. As a result, the variation width within the polymer P2 is also smaller. Consequently, poly-p-methylstyrene is completely incompatible with the above-mentioned poly-3,3,5-trimethylcyclohexyl acrylate.
Volledige verenigbaarheid wordt daarentegen met polycyclohexylacrylaat als polymeer P2 gevonden. (Poly-p-methylstyreen en polycyclohexylacrylaat bezitten beide geen kwaternaire C-atomen in de alkylrest en zijn in de geometrie vergelijkbaar). Daarentegen vertoont het niet 20 sterisch veeleisende polymeer P2 een uitstekende verenigbaarheid bezittende poly-p-tert-butylstyreen als polymeer PI met het sterisch minder veeleisende, een duidelijk kleiner Van der Waals volume bezittende, poly-cyclohexylacrylaat als polymeer P2 reeds een duidelijk verminderde verenigbaarheid. Weliswaar zijn deze polymeren bij kamertemperatuur nog 25 volledig verenigbaar, bij verwarmen tot ongeveer 80°C treedt echter ontmenging op.Full compatibility, on the other hand, is found with polycyclohexyl acrylate as polymer P2. (Poly-p-methylstyrene and polycyclohexyl acrylate both have no quaternary C atoms in the alkyl radical and are similar in geometry). On the other hand, the non-sterically demanding polymer P2 already exhibits an excellent compatibility of poly-p-tert-butylstyrene as polymer PI with the sterically less demanding, poly-cyclohexyl acrylate as polymer P2, which has a considerably smaller volume, as the polymer P2, already clearly reduced. Although these polymers are still fully compatible at room temperature, demixing occurs upon heating to about 80 ° C.
Voorbeeld van een polymeermengsel volgens de uitvinding met onbeperkte verenigbaarheid: Polymeer PI met de eenheden met formule 7 en polymeer P2 met de eenheden met formule 8.Example of a polymer mixture according to the invention with unlimited compatibility: Polymer PI with the units of formula 7 and polymer P2 with the units of formula 8.
30 Naast deze in het totale temperatuurtraject en in alle mengverhou-dingen verenigbare polymeermengsels zijn ook polymeermengsels PM van belang, die slechts in een beperkt temperatuurgebied (bijvoorbeeld <100°C) verenigbaar zijn. In de regel kan de mengverhouding van polymeer PI tot polymeer P2 binnen ruime grenzen worden gevarieerd. Zo 35 bestaan de polymeermengsels PM volgens de uitvinding in het algemeen uit: A) 0,1 - 99,9, bij voorkeur 5 tot 95 gew.% van een polymeer PI, dat voor ten minste 30 gew.% uit de monomeren met formule 1 is opge-40 bouwd en 8802127 κ 14 s Β) 99,1 - 0,1, bij voorkeur 95 tot 5 gew.% van een polymeer P2, dat voor ten minste 30 gew.% uit de monomeren met formule 2 is opgebouwd.In addition to these polymer mixtures which are compatible in the total temperature range and in all mixing ratios, polymer mixtures PM are also important, which are only compatible in a limited temperature range (for instance <100 ° C). As a rule, the mixing ratio of polymer PI to polymer P2 can be varied within wide limits. Thus, the polymer mixtures PM according to the invention generally consist of: A) 0.1 - 99.9, preferably 5 to 95% by weight of a polymer PI, which consists of at least 30% by weight of the monomers of the formula 1 is built-40 and 8802127 κ 14 s Β) 99.1-0.1, preferably 95 to 5 wt% of a polymer P2, which is at least 30 wt% of the monomers of formula 2 .
5 Van de toepassingstechnische eisen hangt het ook af, of polymeer PI ook monomeren met formule 2 kan bevatten of polymeer P2 ook monomeren met formule 1. Als regel kan gelden, dat het gehalte van de monomeren met formule 1 in het polymeer PI met ten minste 30 gew.% hoger dient te zijn dan het gehalte van de monomeren met formule 1 in 10 polymeer P2. Analoog dient het gehalte aan monomeren met formule 2 in polymeer P2 ten minste 30 gew.% hoger te zijn dan het gehalte aan monomeren met formule 2 in polymeer PI. Bijzondere voorkeur verdienen die polymeermengsels, waarin het gehalte aan monomeren met formule 1 in polymeer P2 <10 gew.%, zeer in het bijzonder bij voorkeur 0 gew.%, en 15 het gehalte aan monomeren met formule 2 in polymeer PI eveneens < 10 gew.%, zeer in het bijzonder bij voorkeur 0 gew.%, bedraagt.It also depends on the technical application requirements whether polymer PI can also contain monomers of formula 2 or polymer P2 also monomers of formula 1. As a rule, it can be the case that the content of the monomers of formula 1 in polymer PI has at least 30% by weight should be higher than the content of the monomers of formula 1 in polymer P2. Similarly, the monomers of formula 2 in polymer P2 should be at least 30% by weight higher than the monomers of formula 2 in polymer PI. Particular preference is given to those polymer mixtures in which the content of monomers of formula 1 in polymer P2 <10 wt.%, Very particularly preferably 0 wt.%, And the content of monomers of formula 2 in polymer PI also <10 wt. %, very particularly preferably 0% by weight.
In het algemeen geldt, dat het gehalte aan monomeren met formule 1 in polymeer PI en het gehalte aan polymeren met formule 2 in polymeer P2 in het bijzonder dan gering kan zijn, wanneer de overige monomeer-20 bouwstenen in het polymeer PI en in het polymeer P2 chemisch aanzienlijk overeenstemmen.In general, it holds that the content of monomers of formula 1 in polymer PI and the content of polymers of formula 2 in polymer P2 can be especially low when the remaining monomer building blocks in polymer PI and in polymer P2 chemically similar.
De karakterisering van de monomeermengsels PM volgens de uitvinding als verenigbare mengsels heeft volgens de erkende kriteria plaats {zie Kirk-Othmer, loc.cit., deel 18, blz. 457-460).The characterization of the monomer mixtures PM according to the invention as compatible mixtures takes place according to the recognized criteria {see Kirk-Othmer, loc. Cit., Vol. 18, pp. 457-460).
25 a) Bij toepassing van optische werkwijzen neemt men bij polymeermeng-sels PM volgens de uitvinding een enkele brekingsindex waar, die tussen die van de beide polymeercomponenten PI en P2 ligt.A) When optical processes are used, polymer mixtures PM according to the invention observe a single refractive index which lies between that of the two polymer components P1 and P2.
b) De polymeermengsels PM bezitten een enkele glasovergangstempera- 30 tuur Tg {die tussen die van de polymeercomponenten ligt).b) The polymer blends PM have a single glass transition temperature Tg (which is between that of the polymer components).
Ter verdere karakterisering van de polymeermengsels PM volgens de uitvinding zie ook de bovengenoemde bijdrage van M.T. Shaw in “Polymer Blends and Mixtures." 35 De hiervoor geschetste verenigbaarheidskriteria zijn ook voor de toepassing volgens de uitvinding van de polymeren P2 als bekledings-middel voor de polymeren PI van betekenis.For further characterization of the polymer mixtures PM according to the invention see also the above contribution of M.T. Shaw in "Polymer Blends and Mixtures." 35 The compatibility criteria outlined above are also significant for the use according to the invention of the polymers P2 as a coating agent for the polymers PI.
De onderhavige uitvinding heeft zoals vermeld betrekking op voortbrengsels uit de verenigbare polymeermengsels PM met een bekleding uit 40 polymeer P2.The present invention, as mentioned, relates to articles of the compatible polymer blends PM with a coating of polymer P2.
.8802127 15.8802127 15
Bereiding van de polymeren PI en P2Preparation of the polymers PI and P2
De bereiding van de polymeren PI en P2 kan volgens de bekende regels van de polymerisatie en volgens bekende werkwijzen plaats hebben. De polymeren van het type PI kunnen bijvoorbeeld volgens Houben-Weyl, 5 Methoden der Organischen Chemie, 4de druk, deel XIV/I, blz. 761-841, George Thierne-Ver!ag (1961) worden bereid; zij zijn ten dele ook in geschikte vorm in de handel verkrijgbaar. Daarbij kan bij voorkeur het polymer!satieproces met radicalen, echter ook ionogene polymerisatie-werkwijzen toegepast worden. De molecuul gewichten M van de volgens de 10 uitvinding toegepaste polymeren PI liggen in de regel boven 3000, bij voorkeur in het traject van 5000 tot 1.000.000, bijzonder bij voorkeur in het traject van 20.000 tot 500.000 (bepaling door lichtverstrooiing). Er dient intussen te worden benadrukt, dat de molecuul gewichten de geschiktheid als component in de verenigbare polymeermengsels PM 15 niet kritisch lijken te beïnvloeden. Dit geldt zowel voor de homo- als de copolymeren van de typen PI en P2. Voor een verenigbaarheid van polymeer PI en polymeer P2 is de tacticiteit van de polymeren van bepaalde betekenis. In de regel verdient in het bijzonder een polymeer P2 met een gering gehalte aan isotactische triaden (zoals het bijvoorbeeld 20 door polymerisatie met radicalen wordt verkregen) tegenover polymeren met een hoog isotactisch gehalte, zoals door speciale ionogene polymerisatie wordt voortgebracht, de voorkeur. De bereiding van de homo-resp. copolymeren P2 heeft in de regel door polymerisatie met radicalen plaats. (Zie H. Rauch-Puntigam, Th. Völker, Acryl- und Methacryl-25 verbindungen, Springer-Verlag 1967). Wanneer ook in principe (bijvoorbeeld bij acrylzuur- of methacrylzuurderivaten) een bereiding door anionogene polymerisatie of polymerisatie met overdracht van groepen (zie ook O.W. Webster et al., J. Am. chem. Soc., 105, 5706 (1983)) mogelijk is, dan is toch de bereidingsvorm, die de voorkeur verdient, 30 de polymerisatie met radicalen.The polymers P1 and P2 can be prepared according to the known rules of polymerization and according to known methods. The PI type polymers can be prepared, for example, according to Houben-Weyl, 5 Methods of Organic Chemistry, 4th Edition, Vol. XIV / I, pp. 761-841, George Thierne-Verag (1961); some are also commercially available in suitable form. Preferably, the polymerization process with radicals, but also ionic polymerization processes, can be used. The molecular weights M of the polymers PI used according to the invention are generally above 3000, preferably in the range from 5,000 to 1,000,000, particularly preferably in the range from 20,000 to 500,000 (determination by light scattering). In the meantime, it should be emphasized that the molecular weights do not appear to critically influence the suitability as a component in the compatible polymer blends PM 15. This applies to both the homo- and the copolymers of the types PI and P2. The tacticity of the polymers is of particular significance for the compatibility of polymer PI and polymer P2. As a rule, in particular, a polymer P2 with a low content of isotactic triads (such as it is obtained by radical polymerization, for example), is preferred over polymers with a high isotactic content, such as is produced by special ionic polymerization. The preparation of the gay resp. copolymers P2 usually takes place by polymerization with radicals. (See H. Rauch-Puntigam, Th. Völker, Acryl- und Methacryl-25 Verbundungen, Springer-Verlag 1967). When in principle (for example with acrylic acid or methacrylic acid derivatives) a preparation by anionic polymerization or polymerization with transfer of groups is also possible (see also OW Webster et al., J. Am. Chem. Soc., 105, 5706 (1983)) However, the preferred preparation form is still the polymerization with radicals.
De molecuul gewichten M van de polymeren P2 liggen in de regel boven 3000, in het algemeen in het traject van 10.000 tot 1.000.000, bij voorkeur 20.000 tot 300.000. Bij de keuze van de monomeercomponenten, die als comonomeren bij P2 zullen worden toegepast, dient erop gelet te 35 worden, dat de glasovergangstemperatuur Tg van het resulterende polymeer de technische toepasbaarheid van het totale systeem PM niet beperkend beïnvloedt. Voor de bereiding van gevormde voortbrengsels dient tenminste een van de polymeren PI en P2 een glasovergangstemperatuur Tg> 70°C te bezitten; voor deze toepassing verdient de voorkeur,The molecular weights M of the polymers P2 are generally above 3000, generally in the range of 10,000 to 1,000,000, preferably 20,000 to 300,000. When choosing the monomer components to be used as comonomers at P2, care should be taken that the glass transition temperature Tg of the resulting polymer does not affect the technical utility of the total system PM. For the preparation of molded articles, at least one of the polymers P1 and P2 must have a glass transition temperature Tg> 70 ° C; for this application is preferable,
40 dat ook het polymeermengsel PM een glasovergangstemperatuur Tg > 70°C40 that the polymer mixture PM also has a glass transition temperature Tg> 70 ° C
.880*127 Μ 16 'i..880 * 127 Μ 16 'i.
bezit. Deze beperking geldt bij voorkeur voor de bereiding van door spuitgieten verkregen, geperste resp. geëxtrudeerde voortbrengsels. Voor andere toepassingsgebieden, bijvoorbeeld voor lakken, verdienen echter die polymeermengsels PM de voorkeur, die een polymeercomponent 5 P2 met een glasovergangstemperatuur Tg < 40°C of bij voorkeur 20eC bezitten.possession. This limitation preferably applies to the preparation of injection-molded, pressed or. extruded articles. However, for other fields of application, for example for lacquers, those polymer mixtures PM are preferred, which have a polymer component P2 with a glass transition temperature Tg <40 ° C or preferably 20 ° C.
De verenigbaarheid van de polymeermengsels PM maakt de overeenkomstige technische toepassingsmogelijkheden aannemelijk, waarbij PI resp. P2 telkens plaatsvervangend voor de onder de polymeren PI resp.The compatibility of the polymer blends PM makes the corresponding technical application possibilities plausible, whereby PI resp. P2 in each case deputizing for the polymers PI or.
10 P2 vallende mogelijkheden wordt vermeld.10 P2 options covered are listed.
1. Door omhullen van PI met P2 is de vervaardiging van een optische gradientenvezel mogelijk, bijvoorbeeld met de volgende configuratie: 15 kern: PI, mantel P2, overgang: continu in de regel is n^Opi > n20p2.1. By encapsulating PI with P2, it is possible to produce an optical gradient fiber, for example with the following configuration: core: PI, jacket P2, transition: as a rule, n ^ Opi> n20p2 is continuous.
Dergelijke vezels kunnen bijvoorbeeld als lichtgeleidingskabels toepassing vinden.Such fibers can, for example, be used as light guide cables.
2. Ook voortbrengsels uit PI met een dunne mantel uit P2, in het bij-20 zonder uit P2 met een (gecopolymeriseerde) UV-absorptiemiddel zijn toegankelijk. Zie R. GSchter, H. Mllller, Taschenbuch der Kunststoff-Additive, Hanser-Verlag 1979, blz. 90-143; GB-A-2.146.647; US-A-4.612.358). In tegenstelling tot niet-omhuld PI zijn dergelijke voortbrengsels bestand tegen weersgesteldhe-25 den. Het overigens ernstige probleem van de hertoepassing van heterogeen beklede kunststofafval valt weg, omdat afval op grond van de goede verenigbaarheid weer kan worden verwerkt. In de regel worden de voortbrengsels uit PI resp. uit het polymeermengsel PM door spuiten, persen, extruderen, walsen of gieten vervaardigd. De 30 mantel uit polymeer P2 wordt in de regel door lakken of door coextruderen opgebracht.2. Products of PI with a thin jacket of P2, in particular of P2 with a (copolymerized) UV absorber, are also accessible. See R. Gchter, H. Mllller, Taschenbuch der Kunststoff-Additive, Hanser-Verlag 1979, pp. 90-143; GB-A-2,146,647; US-A-4,612,358). Unlike non-enveloped PI, such articles are resistant to weathering. The otherwise serious problem of the re-use of heterogeneous coated plastic waste is eliminated, because waste can be processed again due to its good compatibility. As a rule, the products of PI or. manufactured from the polymer mixture PM by spraying, pressing, extruding, rolling or casting. The polymer P2 jacket is usually applied by lacquering or by coextruding.
3. Platen uit PI met een beklding uit P2 kunnen vervaardigd worden. Platen met een dergelijke opbouw bezitten ten opzichte van onbehandelde platen uit PI een tot 2% verbeterde lichtdoorlatendheid.3. PI plates with P2 cladding can be manufactured. Plates with such a structure have a 2% improved light transmission compared to untreated PI plates.
35 In de regel bezitten platen met een bekleding uit P2 ook een betere bestandheid tegen krassen en een veranderde bestandheid tegen corrosie. De nadruk verdient ook hier de goede hechting van het polymeer P2 op de platen uit PI. Dit maakt in het bijzonder de vervaardiging mogelijk uit platen PI met een bekleding uit P2 door 40 coextrusie. Bijzonder interessant zijn meervoudige verbindingspla- .8802127 f, 17 ten, zoals zij bijvoorbeeld voor het beglazen van kassen worden toegepast, die uit PI of een polymeermengsel P zijn vervaardigd en een bekleding uit P2 bezitten.As a rule, plates with P2 coating also have better scratch resistance and altered corrosion resistance. The emphasis here is also on the good adhesion of the polymer P2 to the PI plates. In particular, this allows the manufacture from plates PI with a coating from P2 by coextrusion. Particularly interesting are multiple connecting plates, 8802127 f, 17, as they are used, for example, for glazing greenhouses, which are made of PI or a polymer mixture P and have a coating of P2.
5 Voorts kunnen samenklevingen van gevormde voortbrengsels uit PI met het polymeer P2 of met voordeel met monomeer 2 bevattende monoraeer/initieermiddel-mengsels worden uitgevoerd. Hier kan de hoge polymerisatiesnelheid van het monomeer 2 (in het bijzonder in het geval R3 = H) met de goede polymeerverenigbaarheid worden 10 gecombineerd.Furthermore, cleavages of molded articles from PI with polymer P2 or advantageously with monomer 2 containing monomer / initiator mixtures can be performed. Here, the high polymerization rate of the monomer 2 (especially in the case of R3 = H) can be combined with the good polymer compatibility.
De hiernavolgende voorbeelden zullen de uitvinding toelichten zonder haar te beperken.The following examples will illustrate the invention without limiting it.
15 De bepaling van de verminderde viscositeit (T^spec/c) heeft steunend op DIN 1342, DIN 51562 en DIN 7745 plaats. De bepaling van de lichtdoorlatendheid kan - voorzover niet anders opgemerkt, volgens DIN 5036 worden uitgevoerd. De troebeling (haze) wordt in % (ASTM D 1003) aangegeven. De metingen worden in de regel bij een 3 mm dikke plaat 20 uitgevoerd. De aangegeven verhoudingen hebben betrekking op gewichtsverhoudingen.The determination of the reduced viscosity (T ^ spec / c) is based on DIN 1342, DIN 51562 and DIN 7745. The determination of the light transmittance can be carried out according to DIN 5036, unless stated otherwise. The haze (haze) is indicated in% (ASTM D 1003). The measurements are generally carried out on a 3 mm thick plate 20. The proportions indicated refer to weight ratios.
VoorbeeldenExamples
25 Voorbeeld IExample I
Een 3 mm dikke plaat uit poly-p-methylstyreen (J = 83 ml/g) wordt met een 20-procents oplossing van een polymeer P2 in een oplosmiddel-mengsel van 40 gew.% diacetonalcohol 30 40 gew.% 2-propanol 20 gew.5 methylethylketon bekleed en vervolgens bij 90eC gedroogd. Karakterisering van het polymeer P2: door polymerisatie met radikalen bereide copolymeren met de samenstelling 49 gew.% methylmethacrylaat, 49 gew.% cyclohexyl-35 methacrylaat, 2 gew.% cyclohexylacrylaat (J = 32 ml/g).A 3 mm thick poly-p-methylstyrene plate (J = 83 ml / g) is mixed with a 20% solution of a polymer P2 in a solvent mixture of 40% by weight diacetone alcohol 30 40% by weight 2-propanol 20 weight 5 methyl ethyl ketone coated and then dried at 90 ° C. Characterization of the polymer P2: Radolymers copolymer prepared with the composition 49 wt% methyl methacrylate, 49 wt% cyclohexyl-35 methacrylate, 2 wt% cyclohexyl acrylate (J = 32 ml / g).
Er resulteert een glasheldere plaat met een goed hechtende bekleding.A crystal clear plate with a well-adhering coating results.
Voorbeeld IIExample II
40 Op een 1 mm dikke plaat uit poly-p-methylstyreen (J = 83 ml/g) ‘880212.7 * 18 wordt een ongeveer 10 /urn dikke bekleding uit polycyclohexyl-methacrylaat ( J = 31 ral/g) opgebracht. De aldus verkregen, beklede plaat wordt gemalen, gegranuleerd en opnieuw tot een 1 mm dikke plaat geëxtrudeerd (simulering van het opnieuw erin verwerken van afval).40 An approximately 10 µm thick coating of polycyclohexyl methacrylate (J = 31 ral / g) is applied to a 1 mm thick plate of poly-p-methylstyrene (J = 83 ml / g) "880212.7 * 18. The coated plate thus obtained is milled, granulated and extruded into a 1 mm thick plate again (simulation of reprocessing waste).
5 De aldus verkregen platen zijn zoals de zuivere poly-p-methylstyreenplaten glashelder.The plates thus obtained, like the pure poly-p-methylstyrene plates, are crystal clear.
.8802127.8802127
Claims (4)
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
DE3731248 | 1987-09-17 | ||
DE19873731248 DE3731248A1 (en) | 1986-11-11 | 1987-09-17 | COMPATIBLE POLYMER BLENDS |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8802127A true NL8802127A (en) | 1989-04-17 |
Family
ID=6336239
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8802127A NL8802127A (en) | 1987-09-17 | 1988-08-29 | PRODUCTS CONSTRUCTED FROM COMPATIBLE POLYMER MIXTURES. |
Country Status (8)
Country | Link |
---|---|
JP (1) | JP2788259B2 (en) |
KR (1) | KR970001716B1 (en) |
BE (1) | BE1000983A3 (en) |
CA (1) | CA1332133C (en) |
FR (1) | FR2620716B1 (en) |
GB (1) | GB2209965B (en) |
IT (1) | IT1223834B (en) |
NL (1) | NL8802127A (en) |
Families Citing this family (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE10039966A1 (en) * | 2000-08-16 | 2002-03-07 | Siemens Ag | Lighting unit with at least one essentially U-shaped gas discharge lamp |
-
1988
- 1988-08-29 NL NL8802127A patent/NL8802127A/en not_active Application Discontinuation
- 1988-09-13 FR FR888811905A patent/FR2620716B1/en not_active Expired - Lifetime
- 1988-09-14 JP JP63228899A patent/JP2788259B2/en not_active Expired - Lifetime
- 1988-09-15 CA CA000577459A patent/CA1332133C/en not_active Expired - Fee Related
- 1988-09-16 BE BE8801068A patent/BE1000983A3/en not_active IP Right Cessation
- 1988-09-16 IT IT67830/88A patent/IT1223834B/en active
- 1988-09-16 GB GB8821784A patent/GB2209965B/en not_active Expired - Lifetime
- 1988-09-16 KR KR1019880011946A patent/KR970001716B1/en not_active IP Right Cessation
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
KR890005212A (en) | 1989-05-13 |
KR970001716B1 (en) | 1997-02-14 |
JPH01104643A (en) | 1989-04-21 |
FR2620716A1 (en) | 1989-03-24 |
GB8821784D0 (en) | 1988-10-19 |
GB2209965A (en) | 1989-06-01 |
BE1000983A3 (en) | 1989-05-30 |
IT8867830A0 (en) | 1988-09-16 |
JP2788259B2 (en) | 1998-08-20 |
CA1332133C (en) | 1994-09-27 |
FR2620716B1 (en) | 1991-04-19 |
IT1223834B (en) | 1990-09-29 |
GB2209965B (en) | 1991-06-05 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
CA1308831C (en) | Compatible polymer blends | |
US4849479A (en) | Compatible polymer blends | |
US5023123A (en) | Compatible polymer mixtures | |
US5446095A (en) | Compatible polymer blends | |
CA1335011C (en) | Compatible polymer blends | |
JP2758173B2 (en) | Compatible polymer mixture | |
KR960005631B1 (en) | Compatible polymer mixtures | |
US4952455A (en) | Compatible polymer mixtures | |
NL8802127A (en) | PRODUCTS CONSTRUCTED FROM COMPATIBLE POLYMER MIXTURES. | |
US4897441A (en) | Compatible polymer mixtures | |
US5237011A (en) | Compatible polymer mixtures of polystyrene and polycyclopentyl (meth)acrylate | |
US5109072A (en) | Compatible polymer mixtures | |
US5066718A (en) | Compatible polymer mixtures | |
CA1332038C (en) | Compatible polymer mixtures | |
CA2092620A1 (en) | Composite articles made of flame-resistant polymerizates | |
JPS63183948A (en) | Compatible polymer mixture composed of two kinds of polymer components and polymer composition containing the same |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
BA | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BB | A search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
BV | The patent application has lapsed |