NL8701374A - Verwarmingssysteem voorzien van een gesloten verwarmingsinrichting met gebalanceerde thermische trek en een mechanische aanvoer van verbrandingslucht en een afvoer van rookgassen. - Google Patents

Description

•f -1- VO 9186

Titel: Verwarmingssysteem voorzien van een gesloten verwarmingsinrichting met gebalanceerde thermische trek en een mechanische aanvoer van verbrandingslucht en een afvoer van rookgassen

De uitvinding heeft betrekking op een verwarmings-systeem voorzien van een gesloten verwarmingsinrichting met gebalanceerde thermische trek en een mechanische aanvoer van verbrandingslucht en afvoer van rookgassen, 5 waarbij de gesloten verwarmingsinrichting is voorzien van een, een brander e.d. geheel omsluitend huis met een aan- en eer. afvoerleiding die in eikaars directe nabijheid liggen en beide uitmonden in de buitenlucht, en waarbij in de aan- of afvoerleiding buiten het gesloten 10 huis een ventilator is opgenomen.

Een voorbeeld van een gesloten verwarmingsinrichting met gebalanceerde trek is een gevelkachel met in de buitenlucht uitmondende aan- en afvoer. In een dergelijke gesloten verwarmingsinrichting heeft de verbrandingslucht-15 toevoer en de rookgassenafvoer gebalanceerd plaats door thermische trek tengevolge van het verbranden van een brandstof. Naarmate er meer of minder brandstof wordt verbrand, wordt er meer of minder lucht aangezogen. Een beperking eigen aan dit systeem is dat de verwarmingsinrich-20 ting niet meer dan circa 50cm van de gevel verwijderd mag zijn teneinde de thermische trek op de gewenste wijze werkzaam te doen zijn.

Ingeval niet aan deze voorwaarde kan worden voldaan, dient op mechanische wijze, bijvoorbeeld met 25 een ventilator, de gewenste aan- en afvoer te worden gewaarborgd. Daartoe is het bekend in de aanvoerleiding van de verbrandingslucht een ventilator op te nemen, die de gewenste hoeveelheid verbrandingslucht toevoert.

Voor het verbrandingsrendement is het van belang, dat 8701374 4 -2- ;Λ bij de brander een optimale verhouding tussen brandstof en verbrandingslucht aanwezig is. Dit is te bewerkstelligen door de ventilator te sturen afhankelijk van de vraag naar warmte en zodoende van de toegevoerde brandstof.

5 Dit nu vereist dure en vaak gecompliceerde regelapparatuur voor de ventilator.

Met de uitvinding wordt beoogd het in de aanhef bedoelde verwarmingssysteem zodanig te verbeteren, dat een sturing van de ventilator voor het verkrijgen van 10 een optimaal verbrandingsrendement achterwege kan blijven, waardoor het systeem in zijn totaliteit eenvoudiger en goedkoper wordt.

Dit wordt overeenkomstig de uitvinding verwezenlijkt, doordat de aan- en afvoerleiding in de nabijheid 15 van, doch buiten het huis onderling zijn doorverbonden.

Door deze maatregel kan de ventilator onafhankelijk van de gewenste hoeveelheid verbrandingslucht constant blijven draaien, doordat van de aangevoerde lucht door de verwar-mingsinrichting via het gebalanceerde thermische treksysteem 20 dat deel van de lucht wordt aangezogen dat nodig is voor een optimale verbranding, terwijl het overige deel van de aangezogen lucht via de verbinding tussen aan- en afvoerleiding de verwarmingsinrichting passeert en via de afvoerleiding naar de buitenlucht wordt afgevoerd, 25 derhalve zonder voor de verbranding te zijn gebruikt.

Aldus wordt als het ware ter plaatse van de toe- en afvoer van de verwarmingsinrichting zelf een buitenluchtomgeving gecreëerd, waarvan de verwarmingsinrichting, net zoals de bekende gevelkachel, naar behoefte verbrandingslucht 30 aan onttrekt.

Evenals bij de bekende gevelkachel kan die "buitenluchf-omgeving zich op enige afstand van de verwarmingsinrichting zelf bevinden. Overeenkomstig een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt er evenwel een 35 voorkeur voor uitgesproken, dat de aan- en afvoerleiding ter plaatse waar aan- en afvoerleiding in eikaars directe 8701374

A

? -3- nabijheid het huis verlaten onderling zijn kortgesloten.

Teneinde het gebalanceerde treksysteem in bepaalde gevallen op de juiste, gewenste wijze te laten functioneren, wordt er overeenkomstig een verdere uitvoeringsvorm van 5 de uitvinding voorgesteld, dat een schot in de aanvoerleiding de directe stroombaan naar de aanvoerleiding die het huis in leidt, verspert, waardoor een gerichte luchtstroming naar de brander, en zodoende een luchtovermaat bij de brander, wordt voorkomen.

10 Overeenkomstig een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding kan het de voorkeur verdienen, dat in de directe verbinding tussen aan- en afvoerleiding een, een geringe hoek met de stromingsrichting door de verbinding insluitende plaat is aangebracht. Een dergelijke 15 plaat geeft een licht venturi-effect, dat zorgt voor een onderdruk die een voorkeurstroming door de verwarmings-inrichting bewerkstelligt zolang de verwarmingsinrichting nog niet op temperatuur is.

Als overeenkomstig een verdere uitvoeringsvorm 20 van de uitvinding de ventilator in de afvoerleiding is geplaatst, wordt in het gehele systeem een lichte onderdruk gecreëerd. Dit heeft het voordeel, dat er lagere eisen aan de gasdichtheid van het verwarmingssysteem kunnen worden gesteld, daar ingeval van lekkage lucht uit de 25 te verwarmen ruimte wordt afgezogen en het gevaar voor het ontsnappen van gassen uit het verwarmingssysteem naar de te verwarmen ruimte zodoende minimaal is.

Ingeval meerdere ruimten met afzonderlijke gesloten verwarmingsinrichtingen dienen te worden verwarmd, 30 kan voor elke verwarmingsinrichting een afzonderlijke aan- en afvoereenheid worden aangebracht, of in het geval van twee in twee verschillende ruimten opgestelde en ruggelings tegen elkaar aan weerszijden van een gemeenschappelijke muur geplaatste verwarmingsinrichtingen met een 35 enkele eenheid met dubbele aan- en afvoer, een voor elke verwarmingsinrichting, worden volstaan. Overeenkomstig een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding is het 87 0 1 374 f % -4- evenwel ook mogelijk, dat de in de buitenlucht uitmondende aan- en afvoerleidingen centrale leidingen vormen, die aftakkingen kennen naar een verwarmingsinrichting bestaande uit een aantal verwarmingseenheden, waarbij de ventilator 5 zich in een centrale leiding bevindt en bij elke verwar-mingseenheid een directe verbinding tussen een afgetakte aan- en een afgetakte afvoerleiding aanwezig is. In dat geval kan voor een aantal verwarmingsinrichtingen met een enkele ventilator worden volstaan.

10 De aan- en afvoereenheid met of zonder de ventilator kan als met de verwarmingsinrichting geïntegreerd geheel worden gebouwd. Daar echter niet steeds een dergelijke aan- en afvoereenheid vereist zal zijn, bijvoorbeeld bij opstelling van de gesloten verw’armings inrichting 15 in de directe omgeving van een gevel, kan het de voorkeur verdienen bedoelde eenheid al dan niet met ventilator als afzonderlijk element te bouwen en te verkopen. Een dergelijk afzonderlijk element heeft ook zijn voordelen bij het ombouwen en/of verplaatsen van bestaande gevelkachels 20 en tot dusverre niet gesloten uitgevoerde verwarmingsinrichtingen.

Onder verwijzing naar de enkele figuur van de tekening zal aan de hand van een schematisch weergegeven uitvoeringsvoorbeeld het verwarmingssysteem volgens de 25 uitvinding thans nader worden besproken en toegelicht.

Een gesloten verwarmingsinrichting 1 is voorzien van een huis 2 waarin een brander 3 is opgesteld, en dat voorzien is van een toevoer 4 voor verbrandingslucht en een afvoer 5 voor rookgassen. De toevoer 4 en de afvoer 30 5 zijn tot een eenheid gecombineerd, welke eenheid aansluit op een gecombineerde afvoer 6 voor verbrandingslucht en aanvoer 7 voor rookgassen van een aan/afvoereenheid met een omhulling 8 en verder voorzien van een toevoer 9 voor verbrandingslucht en een afvoer 10 voor rookgassen.

35 De toevoer 9 staat middels een leiding 11 in open verbinding met de buitenlucht, waartoe de leiding gevoerd is door 8701374 -5- 2 ^ ί een gevelwand 12. Op de afvoer 10 sluit een leiding 13 aan, die evenals de leiding 11 in de buitenlucht uitmondt en daartoe eveneens door de gevelwand 12 heen is gevoerd.

De leiding 13 had ook in een andere richting gelegd kunnen 5 zijn en op grotere afstand van de leiding 11, zo ook via een andere buitenmuur of het dak, in de buitenlucht kunnen uitmonden. In de leiding 13 is een ventilator 14 opgenomen.

Via de aanvoer 9 binnenkomende verbrandingslucht 10 kan via de afvoer 6, de toevoer 4, de verwarmingsinrichting 1, de afvoer 5 en de toevoer 7 naar de afvoer 10 stromen.

Daarnaast kan bedoelde lucht via een kortsluitleiding 15 binnen de omhulling 8 rechtstreeks naar de afvoer 10 stromen.

15 De werking van het beschreven en schematische weergegeven verwarmingssysteem is als volgt.

De gesloten verwarmingsinrichting 1 zal bij ontstoken brander 3 verbrandingslucht gaan aanzuigen via de aanvoer 4. Om er voor te zorgen, dat steeds de 20 gewenste hoeveelheid verbrandingslucht kan worden aangezogen, wordt middels de ventilator 14 van buitenaf via de leiding 11 en de aanvoer 9 lucht tot in de omhulling 8 aangezogen, waarbij de ventilator zodanig is ingesteld, dat bij elke behoefte van de brander 3 aan verbrandingslucht een overmaat 25 aan lucht in de omhulling 8 aanwezig is. De niet middels de branderwerking aan de omhulling 8 via de afvoer 6 onttrokken lucht stroomt via de kortsluiting 15 naar de afvoer 10 en komt via de leiding 13 weer in de buitenlucht terecht. Aldus wordt in de omhulling 8 als het ware een 30 "buitenlucht"-omgeving gecreëerd, waaraan de brander 3 middels het gebalanceerde thermische trekprincipe, d.w.z. eenzelfde druk bij in- en uitlaat van de gesloten verwarmingsinrichting 1 door het in eikaars directe nabijheid plaatsen van de aanvoer 4 en de afvoer 5, naar behoefte 35 verbrandingslucht onttrekt.

Om te voorkomen, dat aangezogen verbrandingslucht 8701374 f t -6- Λ bij binnenkomst in de omhulling 8 via de aanvoer 9 rechtstreeks via de afvoer 6 en de aanvoer A naar de brander 3 stroomt, is in de omhulling 8 een schot 16 geplaatst, dat die directe stroombaan verspert. Aldus wordt bewerk-5 stelligd, dat alleen door de brander 3 aangezogen lucht via de afvoer 6 de omhulling 8 verlaat.

In de kortsluitleiding 15 is een plaat 17 aangebracht, die licht hellend opgesteld de vrije doorlaat van de kortsluitleiding 15 iets verkleint. Hierdoor wordt 10 een gering venturi-effect verkregen, hetgeen een onderdruk bij de uitlaat 5 tot gevolg heeft en daardoor een voorkeursstroming door de verwarmingsinrichting 1 (van inlaat A naar uitlaat 5) wordt bewerkstelligd zolang de verwarmingsinrichting 1 nog niet op temperatuur is.

15 Zoals met een streeplijn is aangeduid, kunnen de omhulling 8, de ventilator IA en delen van de leidingen 11 en 13 binnen een kast 18 worden opgesteld en zodoende bij montage als een eenheid worden gehanteerd. Uiteraard kan de kast 18 verder één geheel vormen met het huis 20 2, dan wel daarin zijn geïntegreerd. Reeds eerder is vermeld, dat de leidingen 11 en 13 op grotere afstand van elkaar kunnen uitmonden dan in de tekening is weergegeven. Evenzeer is het mogelijk bijvoorbeeld leiding 13 uit te voeren als een de leiding 12 concentrisch omhullende 25 pijp·

Naast de bovenomschreven varianten op de in de tekening weergegeven uitvoeringsvorm zijn er binnen het kader van de uitvinding nog vele verdere wijzigingen mogelijk. Zo kan op de omhulling 8 nog een tweede verwar-30 mingsinrichting worden aangesloten, die bijvoorbeeld ruggelings ten opzichte van de eerste en in de directe nabijheid daarvan, althans van de omhulling 8, in een naast gelegen ruimte is opgesteld. Verder kunnen de leidingen 11 en 13 niet direct uitmonden in de buitenlucht, doch 35 aftakkingen zijn van een centrale aan- en een centrale afvoerleiding, waarvandaan nog meerdere aftakleidingen naar meerdere afzonderlijke verwarmingseenheden met elk

87 0 137 A

5 -7- een voorgeschakelde omhulling 8 lopen. Alsdan hoeft niet in elke omhulling 8 een ventilator 14 te worden geplaatst, doch kan worden volstaan met een enkele ventilator met geschikt vermogen en geplaatst in bijvoorbeeld de centrale afvoerleiding op een plaats na aansluiting van de laatst 5 daarin uitmondende afvoeraftakleiding.

8701374

Claims (8)

1. Verwarmingssysteem voorzien van een gesloten verwarmingsinrichting met gebalanceerde thermische trek en een mechanische aanvoer van verbrandingslucht en afvoer van rookgassen, waarbij de gesloten verwarmingsinrichting 5 is voorzien van een, een brander e.d. geheel omsluitend huis met een aan- en een afvoerleiding die in eikaars directe nabijheid liggen en beide uitmonden in de buitenlucht, en waarbij in de aan- of afvoerleiding buiten het gesloten huis een ventilator is opgenomen, met het 10 kenmerk, dat de aan- en afvoerleiding in de nabijheid van, doch buiten het huis onderling zijn doorverbonden.

2. Verwarmingssysteem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de aan- en afvoerleiding ter plaatse waar aan- en afvoerleiding in eikaars directe nabijheid 15 het huis verlaten onderling zijn kortgesloten.

3. Verwarmingssysteem volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat een schot in de aanvoerleiding de directe stroombaan naar de aanvoerleiding die het huis in leidt, verspert.

4. Verwarmingssysteem volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat in de directe verbinding tussen aan- en afvoerleiding een, een geringe hoek met de stromings-richting door de verbinding insluitende plaat is aangebracht.

5. Verwarmingssysteem volgens een der voorgaande 25 conclusies, met het kenmerk, dat de ventilator in de afvoerleiding is geplaatst.

6. Verwarmingssysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de in de buitenlucht uitmondende aan- en afvoerleidingen centrale leidingen 30 vormen, die aftakkingen kennen naar een verwarmingsinrichting bestaande uit een aantal verwarmingseenheden, waarbij de ventilator zich in een centrale leiding bevindt en bij elke verwarmingseenheid een directe verbinding tussen een afgetakte aan- en een afgetakte afvoerleiding aanwezig 8701374 i* -9- ί ' “V t is.

7. Eenheid bestaande uit een gesloten omhulling met een aanvoer voor verbrandingslucht en een afvoer voor rookgassen, met een afvoer voor verbrandingslucht 5 en een aanvoer voor rookgassen, welke laatste aan- en afvoer bedoeld zijn om te worden aangesloten op een gesloten verwarmingsinrichting met gebalanceerde thermische trek, en met een directe verbinding tussen eerstbedoelde aan-en afvoer, welke eenheid kennelijk bestemd is voor een verwarmingssysteem volgens een der voorgaande conclusies.

8. Eenheid volgens conclusie 7 en verder voorzien van een binnen de omhulling opgestelde ventilator. 87 0 1 37 4