NL8603235A - Inrichting voor het onderzoeken van een aardlaag bij proefboringen. - Google Patents

Description

NL 33.881—Vo/hp S 4 f . .. ' -«k * %

Inrichting voor het onderzoeken van een aardlaag bij proefboringen (afsplitsing van Nederlandse octrooiaanvrage 7316966)

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het onderzoeken van een aardformatie na een proefboring/ bestemd om in een in het boorgat neer te laten holle proef-boorketen te worden opgenomen, die is voorzien van een uit-5 zetbaar pakkerorgaan voor het afsluiten van de ringvormige putruimte tussen de putwand en de boorketen boven de te onderzoeken aardformatie, welke inrichting een in de boring van de holle boorketen geplaatste afsluiter b'évat, die door wijziging van de vloeistofdruk in de genoemde ringvormige putruim-10 te kan worden bediend. .

Een dergelijke inrichting is. bekend uit het Franse octrooischrift 2.160.581. De bekende inrichting bezit als nadeel, dat geen maatregelen zijn getroffen om te vermijden dat de afsluiter wordt geopend bij een te hoge druk in de putruim-15 te. Hierdoor kunnen gevaarlijke situaties ontstaan.

De uitvinding beoogt derhalve een inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, die dit nadeel niet bezit.

Hierbij is de inrichting volgens de uitvinding 20 gekenmerkt door een bedieningsinrichting voor de afsluiter, welke bedieningsinrichting is voorzien van een drukgevoelig uitschakelorgaan, dat de bedieningsinrichting onwerkzaam maakt als de druk in de ringvormige putruimte een bepaalde waarde overschrijdt.

25 Op deze wijze wordt er op betrouwbare wijze voor gezorgd, dat de afsluiter bij een te hoge druk in de ringvormige ruimte wordt gesloten en gesloten blijft.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld is weergege-30 ven.

Fig. 1 toont schematisch een inrichting volgens de uitvinding.

De fig. 2a en 2b tonen een verticale doorsnede door het afsluitergedeelte van de in fig. 1 weergegeven inrichting, s$03235 \ s’ , -¾ -2- r waarbij de afsluiter is gesloten,.

De fig... 3a en 3b tonen een verticale doorsnede door het afsluitergedeelte van de in fig. 1 weergegeven inrichting, waarbij de afsluiter is geopend.

5 Fig. 4a toont een doorsnede volgens de lijn 4-4 in fig. 2a, waarbij de afsluiter is gesloten.

Fig. 4b toont een doorsnede volgens de lijn 4-4 in fig. 2a, waarbij de afsluiter gedeeltelijk is geopend.

Fig. 4c toont een doorsnede volgens de lijn 4-4 in 10 fig. 2a, waarbij de afsluiter geheel is geopend.

In het navolgende zal eerst een opsomming worden gegeven van de verschillende onderdelen van de in fig. 1 weergegeven inrichting, aan de hand van de in fig. 1 aangebrachte: referentietekens.

15 1. boorvaartuig 2. zeebodem 3. boorput 4. mantelbuisketen in de boorput 3 5. te onderzoeken aardlaag 20 6 . ' hef inwendige van de boorput 3 7. eruptie-afsluiter op de zeebodem 2 8. mantelbuisketen die de eruptie-afsluiter 7 verbindt met het vaartuig 1 9. dek van het vaartuig 1 25 10. proefboorketen die in de mantelbuiske ten s is opgenomen en de te onderzoeken aardlaag 5 verbindt met het vaartuig 1 11. hijskabel, die de proefboorketen 10 draagt 30 12. hijsstelling, die de hijskabel 11 draagt 13. deksel, dat het bovenuiteinde van de mantelbuisketen 8 afsluit 14. toevoerleiding voor het aanbrengên van fluïda i. zoals een spoeling in het in wen- 35 dige 6 van de mantelbuisketen 4 onder de eruptie-afsluiter 7 15. pomp voor het verhogen van de druk in de leiding 14 8,6 0 3 2 3 5 3 _ *5 16. ringvormige ruimte tussen de mantelbuis-keten 4 en de proefboorketen 10 17. bovenste gedeelte van de proefboorketen in de mantelbuisketen 8 5 18. hydraulisch bediend spuitkruis 19. tussenleiding 20. koppeloverdragende schuifkoppeling 21. tussenleiding voor het bedienen van het afdichtingsorgaan 10 22. circulatieafsluiter 23. -- . tussenleiding 24. bovenste drukregistratieorgaari 25. af sluitergedee1te 26. onderste drukregistratieorgaan 15 27. afdichtingsorgaan 28. geperforeerde eindbuis die de aardlaag 5 met het inwendige van de proefboor-keten 10 verbindt.

De functie en de werking van de onderdelen 1-28 met 20 ‘uitzondering van het afsluitergedeelte 25, zijn uitvoerig beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3.664.415.

Alvorens over te gaan tot een beschrijving van de werking van hét afsluitergedeelte 25, dat in de fig. 2-4 met 100 is aangeduid, zal eerst een opsomming worden gegeven van 25 de verschillende onderdelen van dit afsluitergedeelte aan de hand van de in de fig. 2-4 aangebrachte referentietekens.

-De afsluiter 101.

102. Buisvormig huis dat is samengesteld uit in elkaar schroefbare buisvormige seg- 30 menten en is voorzien van een in de lengterichting verlopend, centraal door-laatkanaal 102a.

103. Kogelvormig afsluiterlichaam met een centrale doorlaatopening 103a.

35 104a en Excentrisch in het oppervlak 103b van 104b. het afsluiterlichaam 103 aangebrachte uitsparingen, die symmetrisch zijn ten Opzichte van de as van de doorlaatopening 103a.

'6503235 S -¾.

- 4 .- 105. Cilindrisch afsluiterhuis, dat is verbonden met het huis 102.

106. Bovenste, op het afsluiterlichaam 103 aangrijpende zitting van het afsluiter- 5 huis 105.

107. Onderste ringvormige zitting, die verti caal verschuifbaar in het afsluiterhuis 105 is aangebracht.

108. In het huis 102 opgenomen veer, die de 10 onderste zitting 107 tegen het afslui terlichaam 103 en het afsluiterlichaam 103 tegen de bovenste zitting 106 drukt.

109a en In de lengterichting verlopende bedie- ningsarmen, die met het af sluiterlichaam 15 103 zijn verbonden en symmetrisch ten opzichte van de as van het afsluiterhuis 105 zijn aangebracht.

110a en Nokken, die aan de uiteinden van de be- 1 1 Π Τλ dieningsarmen 109a en 109b zijn beves-20 tigd. De nokken 110a en 110b zijn kogel vormig uitgevoerd en verschuifbaar en draaibaar opgenomen in de excentrische uitsparingen 104a en 104b van het af-siuiterlichaam 103.

25 111. Ringvormige, uitwendige groef in het bovenuiteinde van een telescopische trek-huls 112. De onderuiteinden van de be-dieningsarmen 109a en 109b zijn voorzien van radiaal naar binnen uitstekende 30 flenzen 109c, die verschuifbaar in de groef 111 zijn opgenomen, zodanig dat de bedieningsarmen langs de omtrek van de huls 112 kunnen bewegen, terwijl zij axiaal door de huls 112 worden veris plaatst..

112. Buisvormige, cilindrische trekhuls, die telescopisch met het onderuiteinde van het huis 105 is verbonden. De huls 112 kan telescopisch zijn uitgevoerd en be- 8603235

3t94C3LC

< £ - 5 - staan uit een buitenhuis 113 en een binnenhuis 114, die met behulp van aanslagen 113a en 114a met enige speling met elkaar zijn verbonden.

5 113. Buitenhuis van de trekhuls 112.

T14. Binnenhuis van de trekhuls 112.

115. Telescopische verbinding tussen de buitenhuis 113 en de binnenhuis 114, die wordt gevormd door de aanslagen 113a en 10 114 a.

116. Shuntafsluiter, die bij het uit elkaar schuiven van de buitenhuis 113 en de binnenhuis 114 tijdelijk wordt geopend voor het nivelleren van het drukverschil 15 aan weerszijden van het afsluiterlichaam 103.

117. Radiaal gerichte doorlaatpoort van de binnenhuis 114.

118. Radiaal gerichte doorlaatpoort in het 20 gedeelte 102b van het huis 102, die te zamen met. de doorlaatpoort 117 de shuntafsluiter 116 vormt, die dient voor het openen en sluiten van het shuntkanaal_ ' 119.

25 119. Shuntkanaal-, dat vanaf de doorlaatpoort 188 langs de buitenzijde van de trekhuls 112, het afsluiterlichaam 103 en het af-sluiterhuis 105 loopt en is verbonden met een shuntkanaal 120, dat boven het 30 afsluiterlichaam 103 uitmondt in het doorlaatkanaal 102a.

120. Shuntkanaal in het huis 102, dat het shuntkanaal 119 met het inwendige 10a van de proefboorketen 10 verbindt.

35 Het bedieningsorgaan 121 122. Buisvormig huis, dat bestaat uit een aantal in elkaar geschroefde buisvormige segmenten en is voorzien van een centraal, in de lengterichting verlopend 40 doorlaatkanaal 122a.

8603235 ï t - 6 - 123. Bedienïngshuls, die verschuifbaar in het huis 122 is opgenomen.

124. Ringvormige zuiger, die op de bedienings-huls 123 is aangebracht, en verschuif- 5 baar is opgenomen in het cilindergedeel- te 125 van het huis 122.

125. Ringvormige cilinder, waarin de zuiger 124 verschuifbaar is opgenomen, welke cilinder is gevormd tussen de binnenwand 10 van het huis 122 en de bedienïngshuls 123.

126. Doorlaatpoort in de wand van het huis 122 via welke de ruimte in de cilinder T25 boven de zuiger 124 is verbonden met 15 de ringvormige ruimte 16.

127. Veer, die tussen de onderzijde van de zuiger 124 en het huis 122 is aangebracht en tracht de bedienïngshuls 123 naar boven te drukken.

20 128. Met gas gevulde kamer in het huis 122, die met het onder de zuiger 124 liggende gedeelte van de cilinder 125 is verbonden. De kamer 128 kan zijn gevuld met stikstofgas, dat vóór het neerlaten van 25 de proefboorketen de atmosferische of een betrekkelijk lage druk heeft.

129. Verticaal verschuifbare, ringvormige zuiger, die in een cilindervormig gedeelte van de gaskamer 128 is opgenomen, 30 welk cilindervormig gedeelte wordt be grensd door de gedeelten 122b en 122c van het huis 122.

130. Ringvormige drukkamêr, die in het huis 122 is opgenomen en aansluit op de onder- 35 zijde van de zuiger 129.

131. Verschuifbare afsluithuls met behulp waarvan -de kamer 130 met de ringvormige ruimte 16 kan worden verbonden.

132. Buitenhuis van de afsluithuls 131.

8 6 0 3 23 5 ‘ .......................'

50i40S;LC

- 7 - -* V

133. Binnenhuis van de afsluithuls 131, voorzien van een aanslag 133a, die samenwerkt met aanslagen 132a en 132b, die evenals de buitenhuis 132 vast zijn ver- 5 bonden met het huis 122.

134. Doorlaatpoort in de buitenhuis 132.

135. Doorlaatpoort in de binnenhuis 133, die bij het neerlaten van de proefboorketen in dekking is met de doorlaatpoort 134, 10 zodanig dat de drukkamer 130 is verbon den met de ringvormige ruimte 16.

136. Veer, die is aangebracht tussen de aanslagen 133a en 132b en tracht de binnenhuis 133 naar de bovenste, in fig. 2b 15 weergegeven stand te brengen, waarin de doorlaatpoorten 135 en 134 met elkaar in dekking zijn en waarin de aanslagen 133a en 132a met elkaar in aangrijping zijn.

20 137. Koppeloverdragende verbinding tussen de huls 133 en het huisgedeelte 122b. Op deze wijze kan de afsluithuls 131 worden verdraaid hetgeen noodzakelijk is voor de bediening van het afdichtings-25 orgaan 27.

138. ïJitschakelorgaan, dat bij een te hoge druk in de ringvormige ruimte 16 de over de doorlaatpoort 126 op de bovenzijde van de zuiger 124 uitgeoefende druk kan 30 compenseren of tegenwerken. Dit orgaan kan bestaan uit een veiligheidsafslui-ter, die de ringvormige ruimte 1.6 verbindt met de gaskamer 128 indien de druk in de ruimte 16 te groot wordt. Deze 35 veiligheidsafsluiter kan zijn uitge voerd als een verzwakt gedeelte van de de kamer 128 begrenzende wand van het huis 122.

«65 3 23 5.·· 9 «.

• - 8 -

De verbreekbare koppeling 139.

140. Verbreekbare schroefverbinding tussen de huizen 102 en 122.

141. Verbreekbare schroefverbinding tussen de 5 trekhuls 114 en de huls 123. De spoed van de verbindingen 141 en 140 is gelijk, zodanig dat de afsluiter 101 en het bedieningsorgaan 121 gelijktijdig kunnen worden losgemaakt.

10 De verschillende in het bovenstaande genoemde onder delen kunnen bestaan uit een aantal verschillende, bijvoorbeeld buisvormige segmenten, die met behulp van schroefverbindingen of op andere wijze met elkaar zijn verbonden, teneinde de montage, de demontage en het onderhoud van de inrich-15 ting te vergemakkelijken.

Zo bestaat het afsluiterhuis 105 uit een aantal segmenten, die losneembaar met het huis 102 zijn verbonden. Zoals in de tekening is aangegeven is het afsluiterhuis 105 voorzien van een in de omtreksrichting verlopende doorlaat-20 sleuf voor de nokken van de bedieningsarmen 109a en 109b·, teneinde de verplaatsing van de bedieningsarmen mogelijk te maken.

In de fig. 4a-4c is aangegeven, dat de sleuf 105a tussen de beide bedieningsarmen 109a en 109b doorloopt. Het 25 is echter ook mogelijk de sleuf 105a tussen de beide armen 109a en 109b te onderbreken.

In het navolgende zal nu de werking van de inrichting volgens de uitvinding worden beschreven.

Het neerlaten van de proefboorketen.

30 In de fig. 2a en 2b zijn de verschillende onderdelen van het afsluitergedeelte 100 weergegeven in de stand die zij innemen bij, het neerlaten van de proef boorketen 10 in de boorput 3 en voordat de druk in de ringvormige ruimte 16 wordt verhoogd teneinde de afsluiter 101 te openen.

35 Zoals in fig. 2a is weergegeven worden de hulzen 123 en 114 door de veer 127 omhoog geduwd, waarbij de aanslag 114a van de huls 114 aangrijpt op de aanslag 113b van de huls 113, zodanig dat de huls Tl 3 eveneens omhoog wordt gedrukt. Hierdoor nemen de bedieningsarmen 109a en 109b de . 860 323 5..........................”............: ”...... ................7..... “ ' ' '

oG3dQ9LC

... - 9 - * hoogste in de fig. 2a en 4a weergegeven stand in, waarin de nokken 110a en 110b van de bedieningsaritien zodanig samenwerken met de uitsparingen 104a en 104b van het afsluiterlichaam 103, dat het afsluiterlichaam de in fig. 2a weergegeven ge-5 sloten stand inneemt. Deze gesloten stand van het afsluiter-lichaam wordt bepaald door de aanslag 123a van de huls 123, die aangrijpt op de aanslag 122a van het huis 122. In deze stand van het afsluiterlichaam is de doorlaatopening 103a , loodrecht op het doorlaatkanaal 102a van het huis 102, gericht, 10 zodanig dat dit doorlaatkanaal is afgesloten.

Gedurende het neerlaten van de proefboorketen zijn de doorlaatpoorten 117 en 118 niet met elkaar in dekking, zodanig dat de shuntafsluiter 118 is gesloten.

Bij het neerlaten van de proefboorketen 10 neemt het 15 bedieningsorgaan 121 de in fig. 2b weergegeven stand in, waarin de zuiger.129 op de bodem van de gaskamer 128 rust, terwijl de afsluiter 131 is geopend, dat wil zeggen dat de doorlaatpoorten 134 en 135 met elkaar in dekking zijn, zodanig dat de ruimte 16 tussen de mantelbuisketen en de proefboor-20 keten is verbonden met de drukkamer 130. De afsluiterhuls 131 wordt in deze open stand vastgehouden door de veer 136, die ervoor zorgt, dat de beide doorlaatpoorten met elkaar in dekking zijn zolang de proefboorketen vrij in de boorput hangt.

Bij het neerlaten van de proefboorketen 10 wordt de 25 in de ruimte 16 heersende druk via de poort 126 uitgeoefend op de bovenzijde van de zuiger 124 in de cilinder 125 en via de poorten 134 en 135 op de onderzijde van de zuiger 129. De op de onderzijde van de zuiger 129 uitgeoefende druk wordt via het gas in de gaskamer 128 overgedragen op de onderzijde 30 van de zuiger 124,

Op deze wijze wordt de zuiger 124 bij het neerlaten van de proefboorketen 10 in evenwicht gehouden, waarbij echter de druk van het gas in de kamer 130 en 128 voortdurend toeneemt naarmate de hydrostatische druk met de diepte van de 35 afsluiter 101 toeneemt. Doordat de druk van het gas in de kamer 128 toeneemt wordt de zuiger 129 naar de in fig. 3b weergegeven tussenstand geschoven.

Wanneer de proefboorketen 10 de gewenste diepte heeft bereikt, wordt het afdichtingsorgaan 27 uitgezet op de 8603235 - 10 - in het Amerikaanse octrooischrift 3.664.415 beschreven wijze. Nadat het afdichtingsorgaan 27 is uitgezet, wordt de op de hijskabel 11 uitgeoefende kracht gereduceerd waardoor de door-laatpoorten 134 en 135 ten opzichte van elkaar naar de in 5 fig. 3b weergegeven stand worden verplaatst, waarin zij niet met elkaar in dekking zijn. Op deze wijze wordt de druk van de ruimte 16 in de kamer 130 vastgelegd, zodanig dat via de gaskamer 128 de bij de doorlaatpoorten 134 en 135 heersende hydrostatische druk op de onderzijde van de zuiver 124 wordt 10 uitgeoefend. Op deze wijze wordt de zuiger 124, nadat de proefboorketen 10 op de gewenste diepte is gebracht, omhoog gedrukt gehouden door de veer 127 en de hydrostatische druk.

De werking van de afsluiter 101.

Teneinde het afsluiterlichaam 103 naar de in fig. 3b 15 weergegeven open stand te brengen, moet de druk in de ruimte 16 ter hoogte van de poort 126 worden verhoogd. Dit kan geschieden door de pomp 15 in te schakelen waardoor de druk in de ruimte 16 over de leiding 14 wordt verhoogd.

Doordat de afsluiter 131 is gesloten zal de drukver-20 hoging in de ruimte 16 doorwerken op de bovenzijde van de zuiger 124 via de doorlaatpoort 126.

Op deze wijze zal door het verhogen van de druk in de ruimte 16 de zuiger 124 naar beneden worden gedrukt.

Hierdoor zal de binnenhuis 114 eveneens naar beneden 25 worden verplaatst, waardoor de poorten 117 en 118 met elkaar in dekking worden gebracht. Zodra de poorten 117 en 118 met elkaar in dekking zijn, zal de druk in het doorlaatkanaal 102a aan weerszijden van het afsluiterlichaam worden genivelleerd over de shuntkanalen 119, 120. Door het nivelleren van 30 de druk kan het afsluiterlichaam 103 gemakkelijk worden verdraaid aangezien een grote wrijving tussen het afsluiterlichaam en de zittingen 106 en 107 wordt vermeden.

Wanneer de binnenhuis 114 door de zuiger 124 nog verder naar beneden wordt getrokken, zal de aanslag 114a in 35 aangrijping komen met de aanslag 113a, zodanig dat de bedie-ningsarmen 109a en 109b naar beneden worden getrokken.

Door deze verplaatsing van de bedieningsarmen 109a en 109b wordt het afsluiterlichaam 103 door de in de uitsparingen 104a en 104 aangrijpende nokken 110a en 110b van de 86 0 3 2 3 5 - 11 - bedieningsarmen verdraaid.

Bij het verdraaien van het afsluiterlichaam 103 zullen de uitsparingen 104a en 104b zich in bovenaanzicht schijnbaar langs de omtrek van afsluiterlichaam verplaatsen 5 naar de in fig. 4b weergegeven stand. Hierdoor zullen de bedieningsarmen 109a en 109b naar elkaar toeschuiven totdat de uitsparingen 104a en 104b in het horizontale midenloodvlak van het afsluiterlichaam 103 liggen. Hierbij worden natuurlijk de nokken 110a en 110b in de uitsparingen 104a en 104b verscho-10 ven en verdraaid, hetgeen wordt vergemakkelijkt doordat de nokken 110a en 110b kogelvormig zijn uitgevoerd.

Wanneer nu de zuiger 124 nog verder naar beneden wordt verplaatst gaan de verschillende onderdelen van de afsluiter 101 de in de fig. 3a en 4c weergegeven stand inne-15 men. Hierbij komen de uitsparingen 104a en 104b onder het horizontale middenloodvlak van het afsluiterlichaam te liggen, terwijl de bedieningsarmen 109a en 109b weer van elkaar wegschuiven.

Bij deze verschuiving van de bedieningsarmen 109a 20 en 109b worden zij in verticale richting gestabiliseerd doordat de cilindrische buitenoppervlakken 109d en 109e van de armen aangrijpen op de cilindrische binnenwand 142 van het huis 102.

Wanneer het afsluiterlichaam de in fig. 3a weerge-25 geven, geheel geopende stand inneemt, grijpt de aanslag 113a aan op het bovenuiteinde van het huisgedeelte 102b, terwijl de doorlaatopening 103a van het afsluiterlichaam op ëén lijn ligt met het doorlaatkanaal 102a van het huis 102 en het doorlaatkanaal 100a van de proefboorketen 10. Op deze wijze 30 kunnen de uit de te onderzoeken aardlaag afkomstige fluïda ongehinderd door de proefboorketen 10, de afsluiter 101 en het bedieningsorgaan 121 stromen.

De grote doorlaatopening van het afsluiterlichaam, waarvan de diameter met die van het doorlaatkanaal 102a over-35 eenkomt, heeft niet alleen het voordeel van een grote door-laatcapaciteit en een grote stromingssnelheid voor de fluida, maar maakt bovendien het neerlaten van speciale werktuigen 8603235 - 12 - door de hele proefboorketen mogelijk. Bovendien is het mogelijk het onderste drukregistratieorgaan 26 via de afsluiter 101 naar boven te hijsen nadat de onderzoekingen zijn verricht.

5 Het zal duidelijk zijn dat de afsluiter 101 perio diek kan worden geopend en gesloten door de druk in de ringvormige ruimte 16 periodiek te verhogen en te verlagen.

De onderdelen 131, 130, 129, 128, 124, 123, 112, 109a en 109b dienen voor het sluiten van de afsluiter 101.

10 Hierbij wordt door de onderdelen 131, 130, 129, 128 en 124 in afhankelijkheid van de druk in de ruimte 16 een zodanige kracht uitgeoefend op de onderzijde van de zuiger 124 dat de onderdelen 123, 112, 109a en 109b het afsluiterlichaam naar de in fig. 2a weergegeven gesloten stand brengen.

15 De onderdelen 126, 125, 124, 123, 112, 109a en 109b dienen voor het openen van de afsluiter 101. Hierbij wordt door de onderdelen 126, 125 en 124 een zodanige kracht op de bovenzijde van de zuiger 124 uitgeoefend dat de onderdelen 123, 112, 109a en 109b het afsluiterlichaam 103 naar de open 20 stand verplaatst. De belangrijkste voordelen van de inrichting volgens de uitvinding schuilen in de grote doorlaatopening van de afsluiter 101 en de grote betrouwbaarheid van het be-dieningsorgaan voor het openen en sluiten van de afsluiter.

De druk van het gas in de gaskamer 128 kan geen ge-25 varen opleveren aangezien deze druk bij het neerlaten van de proefboorketen in de boorput vanzelf wordt verhoogd. Bij het terugtrekken van de proefboorketen uit de boorput worden de doorlaatpoorten van de afsluiter 131 vanzelf met elkaar in • dekking gebracht, zodanig dat de druk van het gas in de kamer 30 128 weer geleidelijk afneemt. Op deze wijze wordt vermeden dat na het terugtrekken van de proefboorketen uit de boorput in de gaskamer 128 een hogedruk heerst, die gevaren kan opleveren bij het demonteren en/of hanteren van de inrichting.

Doordat het bedieningsorgaan 121 gescheiden van en 35 onder de afsluiter 101 is aangebracht, is het mogelijk het gedeelte van de proefboorketen dat de uit de te onderzoeken aardlaag afkomstige fluxda bevat van het overige gedeelte te 8603235 - 13 - scheiden teneinde de fluïdia naar de plaats te kunnen brengen waar zij worden geanalyseerd.

De afsluiter 131 vormt een eerste uitschakelorgaan dat bij het terugtrekken van de proefboorketen uit de boor-5 put ervoor zorgt dat de op de bovenzijde van de zuiger 124 uitgeoefende druk wordt opgeheven, door de druk in de gaskamer 128 te verminderen. De inrichting is verder voorzien van een tweede uitschakelorgaan dat ervoor zorgt dat afsluiter bij een te hoge druk in de ringvormige ruimte 16 wordt gesloten 10 en gesloten blijft.

Verder is het mogelijk gebruik te maken van twee afsluiters 101 die op een afstand boven elkaar, maar tegengesteld gericht zijn aangebracht. Hierdoor is het mogelijk de uit de te onderzoeken aardlaag afkomstige flulda tussen de 15 beide afsluiters op te sluiten, waarna de afsluiters tezamen met het tussenliggende gedeelte van de boorketen van de bijbehorende bedieningsorganen kunnen worden gescheiden, zodanig dat een gesloten houder is verkregen die de te onderzoeken fluïda bevat.

5 * ' 0 1 X

=> tj u O 0

Claims (3)

1. Inrichting voor het onderzoeken van een aardforma-tie na een proefboring, bestemd om in een in het boorgat neer te laten holle proefboorketen te worden opgenomen, die is voorzien van een uitzetbaar pakkerorgaan voor het afsluiten 5 van de ringvormige putruimte tussen de putwand en de boorke-ten boven de te onderzoeken aardformatie, welke inrichting een in de boring van de holle boorketen geplaatste afsluiter bevat, die door wijziging van de vloeistofdruk in de genoemde ringvormige putruimte kan worden bediend, g e k e n -10 merkt door een bedieningsinrichting (121) voor de afsluiter (101), welke bedieningsinrichting is voorzien van een drukgevoelig uitschakelorgaan (138) , dat de bedieningsinrichting onwerkzaam maakt als de druk in de ringvormige putruimte een bepaalde waarde overschrijdt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het uitschakelorgaan (138) bestaat uit een veiligheidsafsluiter, die de ringvormige putruimte (16) kan verbinden met het inwendige van de inrichting.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het 20 kenmerk, dat de veiligheidsafsluiter is uitgevoerd als een verzwakt gedeelte in de wand van de inrichting, die de ringvormige putruimte (16) scheidt van het inwendige van de inrichting. 8603235