NL8601513A - Hoorapparaat, met een instelbare positie voor een omzetter van het hoorapparaat. - Google Patents

Description

* ·*ΐέϊ ' Ί» ΡΗΝ 11.778 1 N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.

Hoorapparaat, met een instelbare positie voor een omzetter van het hoorapparaat.

De uitvinding heeft betrekking op een hoorapparaat, voorzien van een behuizing, een elektroakoestische omzetter opgenomen in de behuizing en een onderdeel bevattende een kanaal voor het transporteren van akoestische golven, een eerste uiteinde waarvan is 5 gekoppeld met een akoestische opening van de omzetter en een tweede uiteinde waarvan is gekoppeld met een opening in de behuizing, waarbij het onderdeel tevens dienst doet als enige ophanging van de omzetter relatief ten opzichte van de behuizing. Een dergelijk hoorapparaat is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift nr. 4.440.982. Ondanks alle 10 maatregelen die men in het algemeen bij boorapparaten neemt, kan het toch nog voorkomen dat men last krijgt van een terugkoppelings-verschijnsel (rondzingen). Vooral door de steeds kleiner wordende afmetingen van hoorapparaten, bij voorbeeld in de toepassing bij in-het-oor hoorapparaten, waar de onderlinge afstand tussen de mikrofoon en de 15 telefoon (luidspreker) van het hoorapparaat dus steeds kleiner wordt, kan een dergelijk verschijnsel steeds vaker voorkomen.

De uitvinding beoogt nu maatregelen aan te geven waardoor op eenvoudige en effektieve wijze een bijdrage geleverd kan worden aan het tegengaan van deze terugkoppeling in hoorapparaten.

20 Het hoorapparaat volgens de uitvinding heeft daartoe het kenmerk, dat het onderdeel roteerbaar is ten opzichte van de behuizing.

Het hoorapparaat is verder daartoe aan de buitenzijde voorzien van middelen voor het realiseren van een rotatie van het onderdeel ten opzichte van de behuizing.

25 De uitvinding is gebaseerd op het volgende inzicht. Het is bekend dat het terugkoppelingsverschijnsel voornamelijk het gevolg is van een mechanisch-akoestische koppeling tussen telefoon en mikrofoon.

Door het opwekken van de geluidsgolven in de telefoon ontstaan reaktiekrachten die de wand van de telefoon in trilling brengen. Deze 30 mechanische trillingen worden overgebracht op de behuizing van het hoorapparaat. Deze trillingen van de behuizing kunnen via de ophanging van de mikrofoon deze mikrofoon in trilling brengen. Deze trillingen 8601513 PHN 11.778 2 worden gedetekteerd door de raikrofoon als zijnde akoestische golven, die na te zijn versterkt weer leiden tot een afgifte van een signaal door de telefoon, waarmee de keten gesloten is. Ten gevolge van het steeds kleiner worden van de afmetingen (en dus de behuizingen) van de 5 boorapparaten kan het echter voorkomen dat tijdens de montage van alle komponenten van het boorapparaat in de behuizing, de omzetter (bij voorbeeld de mikrofoon) tegen het binnenste van de behuizing komt aan te liggen. Dit is natuurlijk ongewenst, maar kan toch gebeuren, zeker in die gevallen waarbij de behuizing bedoeld is voor een “custom-made" in-10 het-oor hoorapparaat: dat wil zeggen dat de behuizing qua uitwendige vorm speciaal is aangepast aan het inwendige van het oor van de gebruiker van het hoorapparaat.

Daar deze behuizingen nu niet meer eenduidig van uitwendige, en daarom meestal ook van inwendige, vorm kan zijn is er ook 15 geen uniforme positionering van de omzetter in het hoorapparaat mogelijk. Het gevolg is dus zoals hiervoor al gemeld, dat de inbouw van alle komponenten in de behuizing zodanig is dat na de inbouw, de omzetter tegen de binnenwand van de behuizing kan aanliggen. Er is hierdoor een mechanische koppeling ontstaan tussen de omzetter en de 20 behuizing via welke koppeling de mechanische trillingen van de omzetter (in de vorm van een telefoon) makkelijk kunnen worden overgedragen op de behuizing respektievelijk de mechanische trillingen van de behuizing makkelijk kunnen worden overgedragen op de omzetter (in de vorm van een mikrofoon). Deze additionele mechanische koppeling tussen omzetter en 25 behuizing is een belangrijke oorzaak van het optreden van het eerder genoemde terugkoppelingsverschijnsel. Door het roteren van het onderdeel dat de enige ophanging van de omzetter vormt, wordt bereikt dat de omzetter zich op een andere positie binnen de behuizing bevindt, waarbij er geen mechanisch kontakt meer is tussen de omzetter en de behuizing.

30 Door het hoorapparaat bovendien aan de buitenzijde te voorzien van de voornoemde middelen, wordt bereikt dat, zonder dat het samengestelde apparaat gedemonteerd behoeft te worden, een gunstiger positie van de omzetter binnen de behuizing gerealiseerd kan worden.

Het hoorapparaat kan verder zijn gekenmerkt, doordat het 35 onderdeel roteerbaar is rond een as die in hoofdzaak ongeveer loodrecht staat op het oppervlak van de behuizing ter plaatse van de opening in de behuizing. Het hoorapparaat kan weer verder zijn gekenmerkt doordat het 8601513 * · PHN 11.778 3 daartoe is voorzien van een bus die roteerbaar is in de behuizing, dat de bus is voorzien van een kanaal, dat het onderdeel mechanisch is gekoppeld met de bus zodanig dat het tweede uiteinde van het kanaal in het onderdeel akoestisch is gekoppeld met een, naar het binnenste van de 5 behuizing toegekeerde eerste uiteinde van het kanaal in de bus, en dat de bus is voorzien van de middelen voor het realiseren van de rotatie van het onderdeel.

Het onderdeel, en in het laatste geval de bus, kan daarbij onder invloed van wrijving draaibaar zijn ten opzichte van de 10 behuizing, zodat een eenmaal ingestelde rotationele positie van het onderdeel respektievelijk de bus, ten opzichte van de behuizing, gehandhaafd blijft.

De voornoemde middelen kunnen zijn gerealiseerd doordat een naar het uitwendige van de behuizing gerichte tweede uiteinde van 15 het kanaal in de bus is voorzien van een zekere inwendige vorm, en dat deze inwendige vorm zodanig is dat dit tweede uiteinde kan samenwerken met een sleutel met een overeenkomstige uitwendige vorm, voor het realiseren van de rotatie van de bus. Hiermee wordt bereikt dat een ongewilde rotatie van de omzetter in de behuizing niet mogelijk is.

20 Daarbij kan men bij voorbeeld denken dat de sleutel een inbussleutel is met een zeskantige vorm en dat de inwendige vorm van het tweede uiteinde van het kanaal in de bus een daaraan aangepaste zeskantige opening bevat. Doch ook andere vormen zijn mogelijk, zoals vierkante sleutels.

De inwendige vorm van het tweede uiteinde van het kanaal in de bus is 25 dan eveneens vierkant. Het onderdeel kan een bocht van ongeveer 90° bevatten. Er is daardoor een grote variatie in posities voor de omzetter binnen de behuizing mogelijk.

De uitvinding zal hierna, aan de hand van de figuurbeschrijving nader worden uiteengezet. De figuurbeschrijving toont 30 in figuur 1 een gedeelte van een uitvoeringsvoorbeeld van een hoorapparaat in doorsnede, figuur 2 een andere doorsnede van het hoorapparaat in figuur 1, en 35 figuur 3 een ander uitvoeringsvoorbeeld van de bus in het hoorapparaat van figuur 1.

Figuur 1 toont een gedeelte van een uitvoeringsvoorbeeld 8601513 PHN 11.778 4 van een in-het-oor boorapparaat voorzien van een behuizing 1 en een elektroakoestische omzetter, hier de mikrofoon 2, opgenomen in de behuizing. De mikrofoon 2 is met zijn akoestische ingang 3 opgehangen aan een onderdeel 4, in de vorm van een rubberslang. De rubberslang 4 5 bevat een kanaal 5 voor het transporteren van akoestische golven. De ingang 3 van de mikrofoon 2 is gekoppeld met het ene uiteinde van het kanaal 5. Het andere uiteinde van het kanaal is gekoppeld met een opening 6 in een tot de behuizing 1 behorende afsluitplaat 7. Op de naar het inwendige van de behuizing toegerichte zijde van de afsluitplaat 7 10 zijn de elektronische komponenten (niet getoond) aangebracht, die zich in de met het referentienummer 8 aangegeven ruimte binnen de behuizing bevinden. De mikrofoon 2 ligt vrij van deze komponenten.

In de afsluitplaat 7 bevindt zich een bus 9 die onder wrijving roteerbaar is in de afsluitplaat 7. De bus 9 bevat een kanaal 15 6, waarvan het naar het binnenste van de behuizing 1 toegerichte uiteinde is gekoppeld met het uiteinde 10 van de rubberslang 4. Het andere uiteinde is voorzien van middelen 11 voor het realiseren van een rotatie van de rubberen slang 4 met de mikrofoon 2. Deze middelen zijn zodanig uitgevoerd dat het inwendige van dit uiteinde van het kanaal 6 20 een aan bij voorbeeld een zeskantige imbussleutel aangepaste vorm heeft, die kan samenwerken met deze imbussleutel. De imbussleutel (niet getoond) past dus in de aangepaste opening van het kanaal 6, dat hier bovendien als mikrofoonopening dienst doet. Door het draaien van de bus 9 met behulp van de imbussleutel wordt de slang 4 verdraaid, zodat de 25 mikrofoon 2 in een andere positie binnen de behuizing 1 komt te liggen. Dit toont schematisch figuur 2. Ligt de mikrofoon, na het monteren van de mikrofoon en de elektronische komponenten in de behuizing, tegen de binnenwand van de behuizing 1 aan, zoals figuur 2 toont, dan kan door het draaien van de bus 9 de mikrofoon 2 in de richting van de pijl 12 30 verplaatst worden naar een positie waarin de mikrofoon geen kontakt meer maakt met de behuizing 1.

De rotatie van de bus 9 ten opzichte van de behuizing 1 en de tot de behuizing behorende afsluitplaat 7 is langs een as 13 die ter plaatse van de opening 6 in de behuizing ongeveer loodrecht staat op 35 het oppervlak van de behuizing 1 (de afsluitplaat 7). Door de rubberslang 4 een bocht van 90° te laten maken realiseert men door de rotatie van de bus 9 een beweging van de mikrofoon 2 in een vlak 8601513 % ' PHN 11.778 5 loodrecht op de as 13.

Het zij hier vermeld dat de uitvinding niet is beperkt tot het getoonde uitvoeringsvoorbeeld. De uitvinding is eveneens van toepassing op die uitvoeringsvoorbeelden die op niet op de uitvinding 5 betrekking hebbende punten van het getoonde uitvoeringsvoorbeeld verschillen.

Zo kan de maatregel volgens de uitvinding ook zijn toegepast op (eventueel alleen) de telefoon. Verder kunnen de middelen voor het realiseren van een rotatie van het onderdeel 4 met de mikrofoon 10 2 ook gescheiden van de geluidsopening 6 in de bus 9 zijn aangebracht.

In dat geval is er additioneel een zeskantige verdieping in de (dan breder uitgevoerde) bus 9, waarin de imbussleutel past. De verdieping kan ook een andere dan een zeskantige vorm hebben, denk bij voorbeeld aan een vierkant.

15 Figuur 3 toont weer een andere manier waarop middelen in de bus 9' gerealiseerd zijn. In de bus 9' zijn vier kanalen 14 aangebracht voor het transport van de akoestische golven. Voor het realiseren van een rotatie van de bus 9' dient men een speciale sleutel te hebben die dan past in de vier kanalen 14. In plaats van 20 één of meer verdiepingen kan men de middelen voor het realiseren van de rotatie ook hebben in de vorm van een uitstulping. De te gebruiken sleutel is dan voorzien van een gat met een inwendige vorm die overeenkomt met de uitwendige vorm van de uitstulping.

860 1 5 1 3

Claims (8)

1. Hoorapparaat, voorzien van een behuizing, een elektroakoestische omzetter opgenomen in de behuizing en een onderdeel bevattende een kanaal voor het transporteren van akoestische golven, een eerste uiteinde waarvan is gekoppeld met een akoestische opening van de 5 omzetter en een tweede uiteinde waarvan is gekoppeld met een opening in de behuizing, waarbij het onderdeel tevens dienst doet als enige ophanging van de omzetter relatief ten opzichte van de behuizing, met het kenmerk, dat het onderdeel roteerbaar is ten opzichte van de behuizing.

2. Hoorapparaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het daartoe aan de buitenzijde is voorzien van middelen voor het realiseren van een rotatie van het onderdeel ten opzichte van de behuizing.

3. Hoorapparaat volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, 15 dat het onderdeel roteerbaar is rond een as die in hoofdzaak ongeveer loodrecht staat op het oppervlak van de behuizing ter plaatse van de opening in de behuizing.

4. Hoorapparaat volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat het daartoe is voorzien van een bus die roteerbaar is in de 20 behuizing, dat de bus is voorzien van een kanaal, dat het onderdeel mechanisch is gekoppeld met de bus zodanig dat het tweede uiteinde van het kanaal in het onderdeel akoestisch is gekoppeld met een, naar het binnenste van de behuizing toegekeerde eerste uiteinde van het kanaal in de bus, en dat de bus is voorzien van de middelen voor het realiseren 25 van de rotatie van het onderdeel.

5. Hoorapparaat volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de voornoemde middelen zijn gerealiseerd doordat een naar het uitwendige van de behuizing gerichte tweede uiteinde van het kanaal in de bus is voorzien van een zekere inwendige vorm, en dat deze inwendige vorm 30 zodanig is dat dit tweede uiteinde kan samenwerken met een sleutel met een overeenkomstige uitwendige vorm, voor het realiseren van de rotatie van de bus.

6. Hoorapparaat volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de sleutel een inbussleutel is met een zeskantige vorm en dat de inwendige 35 vorm van het tweede uiteinde van het kanaal in de bus een daaraan aangepaste zeskantige opening bevat.

7. Hoorapparaat volgens één der voorgaande conclusies, 1601513 PHN 11.778 7 met het kenmerk, dat het onderdeel een bocht van ongeveer 90° bevat.

8. Hoorapparaat volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de omzetter een mikrofoon is. 860 1 5 1 3