NL8600275A

NL8600275A - Hoge-drukslang.

Info

Publication number: NL8600275A
Application number: NL8600275A
Authority: NL
Original assignee: Vredestein Icopro Bv
Priority date: 1986-02-05
Filing date: 1986-02-05
Publication date: 1987-09-01

Description

r*—,-,, w r

Hoge-drukslang

De uitvinding heeft betrekking op een hogedrukslang met een lichaamswand van rubberachtig materiaal dat versterkt is met schroeflijnvormig aangebrachte groepen van filamentvormige wikkelingen, en een 5 koppeling aan beide einden van de slang voor het koppelen met andere slangen of pijpen, waarbij de wikkelingen rond in een cirkel op de koppeling geplaatste wikkelvasthoud-delen lopen teneinde zich a ditereenvolgens naar voren en naar achteren door de lichaamswand uit te strekken in 10 achtereenvolgende slagen onder gelijke doch tegengestelde hoeken ten opzichte van de hartlijn van de slang.

Een dergelijke slang is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 77-04070 en heeft ten opzichte van andere bekende slangen als voordeel dat hij 15 homogeen is, omdat hij wordt vervaardigd uit een continu wikkelproces. Die continuïteit van het wikkelproces heeft natuurlijk ook een gunstige invloed op de vervaardigings-kosten.

Toch blijken aan deze bekende slang in 20 de praktijk een aantal nadelen te kleven. In de eerste plaats kan de bekende slang slechts met behulp van verloop-koppelingen met andere bekende slangen worden gekoppeld, omdat de steekcirkeldiameter van de boutgaten van de koppelingen tengevolge van de vervaardigingswijze groter is dgn

, Λ ' > X

» , / ) - 2.- IN ^ i | de genormaliseerde steekcirkeldiameter van andere bekende slangen. Het toepassen van verloopkoppelingen van opzichzelf wellicht niet zo’n probleem, ware het niet dat hierdoor een grotere kans op hydrostatische druk, en dus lekkage tussen de flenzen wordt geïntroduceerd.

|

Een verder nadeel van de uit de ' ( Nederlandse octrooiaanvrage 77-04070 bekende slang is, dat er een zeer abrupte overgang is van het flensdeel ! van de koppeling naar de flexibele slang en . deze overgang ‘ ligt dan ook nog precies op het punt waar de spanning in de filamenten van de wikkelingen tengevolge van het ^ werken met twee zogenaamde koppelingshelften het hoogst is. In dat overgangsgebied kan dus breuk optreden van de filamenten en dat is vrijwel niet door het toevoegen van inlagen te voorkomen. Een juiste positionering hiervan is niet haalbaar door de grote onderlinge bewegingen van de 15 filamenten bij het in de uiteindelijke stand brengen van de twee bovengenoemde koppelingshelften. ‘

Tenslotte heeft de wikkelingshoek van ; de onderling tegengesteld gerichte wikkelingen bij buiging van de slang de neiging om ook op onderling tegengestelde 20 wijze te vervormen. De buitenbocht van een gekromde slang wordt hierdoor ter plaatse van de overgang tussen koppeling en lichaamswand nog extra belast, en de binnenbocht i vervormt zich ter plaatse van de overgang dan zodanig dat de vrije doorstroomdoorsnede van de slang wordt verkleind, i 25 ! t De uitvinding beoogt in het voorgaande ; i i verbetering te brengen. Volgens de uitvinding is dit in ! hoofdzaak bereikt, doordat de koppelingen een bus bevatten ; waarvan de wikkelvasthouddelen in radiale richting buiten waarts uitsteken.

De wikkelvasthouddelen kunnen hierbij bestaan uit ongeveer op halve buslengte geplaatste cilindrische of prismatische pennen.

De samenwerking tussen slang en ,-fj* λ λ “i; 'ff

Yi» 9y --J J

#·· — % -3- koppeling kan nog verder worden verbeterd door aan het ene einde van de bus een koppelingsflens en aan het andere einde een ring aan te brengen, waarbij door een in omtreksrichting gewikkelde draad aan de filament-^ wikkelingen tussen deze ring en de pennen een insnoereffect wordt gegeven.

De soepele overgang tussen stijve koppeling en flexibele slang kan nog verder worden verbeterd door ter plastse van en aan weerszijden van de ring tussen de filament-wikkelingen een aantal weefsellagen met relatief lage rek te plaatsen. Bij voorkeur lopen de draden van de weefsellagen evenwijdig aan en loodrecht op de lengtehartlijn van de slang.

Als hulpmiddel bij het vervaardigings-^ proces is het tenslotte nog nuttig indien op een geschikte plaats tussen de pennen en de flens op de bus een aanslagring is aangebracht.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin bij 20 wijze van voorbeeld een uitvoeringsvorm van een slang volgens de uitvinding is weergegeven. In de tekening toont: figuur 1 in perspectief en gedeeltelijk doorgesneden een slang volgens de uitvinding, figuur 2 een langsdoorsnede, gedeel-25 telijk in langsaanzicht van de bus die in de slang van figuur 1 is toegepast, en figuur 3 een zijaanzicht, gecombineerd met dwarsdoorsneden volgens de lijnen lila - lila en

Illb - Illb van figuur 2.

30

De in figuur 1 weergegeven hogedruk- . slang bestaat in hoofdzaak uit een tweetal koppelingen 1, waarvan er slechts één is weergegeven, en een lichaams-wand 2 van rubberachtig materiaal.

-Τ-Γ ··* ·.* & . ^ 'Si -4-

De koppeling 1 besaat uit een bus 3 waarvan de inwendige diameter in hoofdzaak gelijk is aan de inwendige diameter van de lichaamswand 2 tussen de beide bussen.

5 Van links naar rechts in de figuren 1 en 2 zijn op de bus achtereenvolgens aangebracht: - een koppelflens 4 met boutgaten 5 die zich op genormaliseerde hoekafstand bevinden op de eveneens genormaliseerde steekcirkeldiameter die bij de 10 betreffende slangdiameter behoort, - een aanslagring 6 die niet alleen als nader toe te lichten hulpmiddel dienst doet bij het vervaardigingsproces maar ook als een afwerkingsonderdeel kan worden beschouwd om aan de slang een aantrekkelijk uiter- 15 lijk te geven, - ongeveer halverwege de lengte van de bus een cirkelvormige reeks van pennen 7 die radiaal buitenwaarts stekend op de bus zijn vastgelast, - in de buurt van het rechter einde 20 van de bus een ring 8 die alleen in figuur 2 zichtbaar is en waarvan het doel eveneens nog later zal -worden toegelicht, en - een aantal van hijsgaten 9 voorziene in lengterichting lopende versterkingsplaten 10 (figuur 1) 25 voor het versterken van de lasverbinding tussen de bus 3 en de koppelflens 4.

De lichaamswand 2 wordt opgebouwd op een wijze die enige overeenkomst vertoont met de werkwijze die beschreven is in de Nederlandse octrooiaanvrage 77-04070, 30 want er wordt ook hier gebruik gemaakt van een (niet weer gegeven) wikkeldoorn, waarop op de gewenste onderlinge afstand de koppelingen 1 worden bevestigd waarna een continue rubberlaag 11 op het oppervlak van de doorn wordt gelegd, - .5*1 ^ a -a : · · / ‘ *“·, *' V J V - ·.-> 3r ΐ -5- hetzij met de hand of door het wikkelen van de rubberlaag bij roterende doorn totdat de gewenste dikte is bereikt. Blijkens figuur 2 strekt deze rubberlaag 11 zich uit tot juist over de ring 8, zodat ter plaatse 5 van de binnendiameter een goede aansluiting wordt bereikt tussen de bus 3 en de lichaamswand 2.

Op deze rubberlaag worden bij boterende doorn en translerende wikkelmateriaaltoevoer op schroeflijnvormige wijze groepen van filamentvormige wikkelingen 10 12 aangebracht en de tegengesteldespoed van de verschillende lagen van deze wikkelingen wordt verkregen door het materiaal in een gekozen patroon rond één of een aantal van de pennen 7 te leiden.

De wikkelingen 12 bestaan zoals uit 15 de doorsnede van figuur 1 moge blijken, uit een strip of band van vulkaniseerbare rubbersamenstelling met een breedte van bijvoorbeeld 20 cm en 2 1/2 mm dik, waarin een aantal evenwijde draden, filamenten of koorden 13 zijn opgenomen. Indien een degelijke strip of band rond een pen 20 7 wordt geslagen, kan men zich voorstellen dat de strip of band zich vervormt tot een op een driehoek gelijkende doorsnede zoals bij 14 in figuur 2 is weergegeven. De handeling van het rond de pennen slaan kan een aantal keren worden herhaald tot de ruimte tussen de pennen 1 en de aanslagring 25 6 nagenoeg geheel is opgevuld.

Aansluitend wordt een draad 15 rond de wikkelingen 12 aangebracht en door de kracht waarmee dat aanbrengen wordt uitgevoerd, worden de wikkelingen op het gedeelte van de bus tussen de pennen 7 en de ring 8 30 ingesnoerd. Deze insnoering geeft als het ware een voor- spanning waardoor de "zetting" van de slang na het voor de eerste keer belasten, wordt geminimaliseerd. Tenslotte wordt dan nog een buitenste afwerking 16 van rubber aange- Λ J < / *za · -6- bracht, waarna de slang gereed is om gevulkaniseerd te worden.

Teneinde de overgang van de stijve bus 3 naar de relatief soepele slang 2 nog geleiderlijker 5 te maken, kan men tussen de wikkelingen 12 ter plaatse van de ring 8 nog weefsellagen met relatief lage rek toevoegen, die in figuur 2 door de stippellijn 17 worden aangeduid. Indien men de draden van dat weefsel zich juist evenwijdig en loodrecht op de lengterichting van 10 de slang laat uitstrekken, is dit voor de genoemde over gang het gunstigst.

Binnen het kader van de conclusies vallen ook andere uitvoeringsvormen dan in de tekening zijn weergegeven.

**> Λ ^ Ύ «Ff «» ; v v ^ / 0

Claims

1. Hogedrukslang met een lichaamswand van rubberachtig materiaal dat versterkt is met schroeflij nvormig aangebrachte groepen van filamentvormige wikkelingen en een koppeling aan beicte einden van de slang voor het 5 koppelen met andere slangen of pijpen, waarbij de wikkelin gen rond in een cirkel op de koppeling geplaatste wikkelvasthouddelen lopen teneinde zich achtereenvolgens naar voren en naar achteren door de lichaamswand uit te strekken in achtereenvolgens slagen.' onder gelijke doch tegengestelde 10 hoeken ten opzichte van de hartlijn van de slang, met het kenmerk, dat de koppelingen een bus (3) bevatten waarvan de wikkelvasthouddelen in radiale richting buitenwaarts uitsteken.

2. Slang volgens conclusie 1, met het 15 kenmerk, dat de wikkelvasthouddelen uit ongeveer op halve buslengte aangebrachte cilindrische of prismatische pennen (7) bestaan.

3.Slang volgens conclusie 1 of 2. met het kenmerk, dat aan het ene einde van de bus een koppel-20 flens (4) is aangebracht en aan het andere einde een ring (8) , waarbij door een in omtreksrichting gewikkelde draad (15) aan de filamentwikkelingen tussen deze ring en de pennen een insnoereffect wordt gegeven.

4. Slang volgens één der conclusies 25 1-3, met het kenmerk, dat ter plaatse van en aan weers zijden van de ring (8) tussen de wikkelingen (12) een aantal weefsellagen (17) met relatief lage rek zijn geplaatst. ' \ Λ la * V •ï -t

5. Slang volgens conclusie 4, met het kenmerk,dat de draden van de weefsellagen evenwijdig aan en loodrecht op de lengtehartlijn van de slang lopen.

6. Slang volgens één der conclusies 5 1 - 5, met het kenmerk, dat op een geschikte plaats tussen de pennen en de flens op de bus een aanslagring (6) is aangebracht.

7. Slang zoals weergegeven in de tekening en/of besproken aan de hand daarvan. -o-o-o-o-o-o-o-o- *"> ,5 ^ Λ ·) .1 ' -V --1-1 J