NL8501915A - Vloeistofweeginrichting voor het tijdens het overpompen wegen van een te verpompen hoeveelheid vloeistof. - Google Patents

Vloeistofweeginrichting voor het tijdens het overpompen wegen van een te verpompen hoeveelheid vloeistof. Download PDF

Info

Publication number
NL8501915A
NL8501915A NL8501915A NL8501915A NL8501915A NL 8501915 A NL8501915 A NL 8501915A NL 8501915 A NL8501915 A NL 8501915A NL 8501915 A NL8501915 A NL 8501915A NL 8501915 A NL8501915 A NL 8501915A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
level
vessel
measuring
liquid
weighing device
Prior art date
Application number
NL8501915A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Roestvrijstaalindustrie Jan D
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Roestvrijstaalindustrie Jan D filed Critical Roestvrijstaalindustrie Jan D
Priority to NL8501915A priority Critical patent/NL8501915A/nl
Publication of NL8501915A publication Critical patent/NL8501915A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01GWEIGHING
    • G01G17/00Apparatus for or methods of weighing material of special form or property
    • G01G17/04Apparatus for or methods of weighing material of special form or property for weighing fluids, e.g. gases, pastes
    • G01G17/06Apparatus for or methods of weighing material of special form or property for weighing fluids, e.g. gases, pastes having means for controlling the supply or discharge

Landscapes

  • Physics & Mathematics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Loading And Unloading Of Fuel Tanks Or Ships (AREA)

Description

• 1 .....
• \ .....-;.....* * VO 7276
Titel: Vloeistofweeginrichting voor het tijdens het overpompen wegen van een te verpompen hoeveelheid vloeistof.
De uitvinding heeft betrekking op een vloeistofweeginrichting voor het tijdens het overpompen wegen van een uit een eerste reservoir in een tweede reservoir over te pompen hoeveelheid vloeistof, in het bijzonder geschikt voor 5 het wegen van melk.
Voor het bepalen van hoeveelheden vloeistof wordt tot nu toe veelal gebruik gemaakt van doorstroomvolumemeters. Uit het doorgestroomde volume kan dan het gewicht van de doorgestroomde vloeistof berekend worden als het soortgelijk gewicht 10 bekend is.
Indien op deze wijze het gewicht van een hoeveelheid vloeistof wordt bepaald treden onnauwkeurigheden op als de vloeistof niet homogeen is en/of gas bevat.
Zo is melk in het algemeen niet homogeen, terwijl bo-15 vendien schuim aanwezig kan zijn. Aangezien echer het door de melkfabriek aan de boer voor geleverde melk te betalen bedrag wordt berekend aan de hand van het geleverde aantal kilogrammen melk, is het van belang het gewicht van de vanuit een boerderij reservoir in het reservoir 20 van een rijdende melkontvangst overgepompte hoeveelheid melk zo nauwkeurig mogelijk te kunnen bepalen.
Echter ook in andere situaties kan het van belang zijn het gewicht van een over te pompen hoeveelheid vloeistof nauwkeurig te kunnen bepalen.
25 De uitvinding beoogt een inrichting waarmee zulks mogelijk is. Hiertoe wordt volgens de uitvinding een inrichting van de in de aanhef beschreven soort gekenmerkt door een aantal meetvaten, die elk via een weeg- <; Lt : ' z 1 ï
\.. o ^ ~ KJ
p ** -2- inrichting vrij aan een frame zijn opgehangen; middelen om vloeistof vanuit het eerste reservoir over te brengen naar éénvan de meetvaten; besturingsmiddelen, die bewerkstelligen, dat een gevuld meetvat wordt gewogen, het meetresultaat 5 wordt opgeslagen en de vloeistofstroom naar een ander meetvat wordt geleid; en middelen, die vloeistof vanuit een gewogen meetvat aan het tweede reservoir kunnen toevoeren.
In het volgende zal de uitvinding nader worden 10 beschreven met verwijzing naar de bijgevoegde tekening van een uitvoeringsvoorbeeld.
Figuur 1 toont schematisch een vloeistofweeginrichting volgens de uitvinding; en figuur 2 toont een tijddiagram ter verduidelijking 15 van de werking van de inrichting van figuur 1.
Figuur 1 toont schematisch een inrichting volgens de uitvinding. De inrichting omvat een frame 1, dat een stationair opgesteld frame of een op een rijdend onderstel, bijvoorbeeld een vrachtwagen of een speciale 20 aanhangwagen, gemonteerd frame kan zijn. In het frame zijn in het getoonde voorbeeld drie meetvaten , V ^ en opgehangen, terwijl tevens een niveauvat NV aanwezig is. Het niveauvat is voorzien van een zuigleiding 2, via welke de te verpompen vloeistof vanuit een voorraad-25 tank, bijvoorbeeld een boerderijtank met melk, aan het niveauvat kan worden toegevoerd.
Hiertoe zou een pomp kunnen worden gebruikt, die de vloeistof in het niveauvat pompt of een onderdruk in het niveauvat creëert, waardoor de vloeistof in 30 het niveauvat wordt gezogen.
In de afgebeelde uitvoeringsvorm is echter een ejecteur 3 toegepast die enerzijds via een boven in het niveauvat uitmondende leiding 4, waarin zich een elektrisch of elektromagnetisch bedienbare afsluiter o rz -4 _| r* K* · · j| .«/ J i 2 O' * * * -3- L2 bevindt, met het niveauvat en anderzijds via een afsluiter met een persluchtaansluiting P is verbonden.
Als de afsluiters en L2 geopend zijn creëert de ejecteur een onderdruk in het niveauvat, zodat via 5 de zuigleiding 2 vloeistof in het niveauvat stroomt.
De uit de ejecteur stromende gebruikte perslucht wordt via een daartoe aangebrachte leiding afgevoerd en neemt daarbij tevens de lucht uit het niveauvat mee.
De afvoerleiding van de ejecteur kan, zoals bij 3a aangegeven 10 zijn verbonden met een vulleiding 5 voor de meetvaten of kan zoals bij 3b aangegeven, open zijn. Dit hangt ook samen met de uitvoering van de rest van de inrichting.
Indien de leiding 3a wordt toegepast is deze nabij het verbindingspunt met de vulleiding voorzien van een terugslag-15 klep of een bestuurbare afsluiter zoals aangegeven bij 3c. Als bij 3c een bestuurbare afsluiter wordt toegepast kan deze de functie van de afsluiter overnemen en kan L^ vervallen.
Bovenin het niveauvat bevindt zich een niveauschakelaar 20 NS^, die door de vloeistof in het niveauvat wordt geactiveerd, zodra een corresponderend bedrijfsniveau wordt • bereikt.
Het niveauvat is voorts verbonden met een onderin het niveauvat uitmondende vulleiding 5, die verbonden 25 is met bovenin de meetvaten , V en uitmondende toevoerleidingen 51, 52 en 53. Voorts bevinden zich in de leiding 5 een geschikte pomp, bijvoorbeeld een centrifugaalpomp CP^ en een direkt na de pomp geplaatste afsluiter L^. in de toevoerleidingen 51, 52 en 53 bevinden 30 zich afsluiters L., L_ en L_.
4 d 6
Als de niveauschakelaar NS^ wordt geactiveerd geeft deze elektrische signalen af, die de pomp CP^ doen starten en die tenminste de afsluiters en Lj, die bij het inschakelen van de inrichting ü * i *·» » *· . * -4- geopend werden, doen sluiten. Voorts wordt op dat moment de afsluiter L^, die oorspronkelijk gesloten was, geopend en worden voor zover nodig de afsluiters L<. en Lg gesloten. Afhankelijk van de ruststand van de 5 afsluiters L^ t/m Lg blijft of wordt de afsluiter L^ geopend. De pomp CP^ kan dan vloeistof vanuit het niveauvat in het eerste meetvat pompen. Hierbij blijft in het niveauvat een onderdruk heersen, die bewerkstelligt, dat via de zuigleiding gelijktijdig vloeistof aan het 10 niveauvat wordt toegevoerd.
Bovenin het meetvat V^ bevindt zich een niveauschakelaar NS^· Evenzo bevinden zich in de meetvaten V2 en niveau-schakelaars NS^ en NS^.
Als het eerste meetvat tot het niveau van de niveau-15 schakelaar NS^ is gevuld, wordt deze niveauschakelaar geactiveerd tot het afgeven van een elektrisch signaal, dat wordt toegevoerd aan een elektronische verwerkings-en registratie-eenheid 8 en aan de afsluiter Lg in de toevoerleiding van het tweede meetvat V2 , zodat deze 20 afsluiter wordt geopend. Tevens wordt de afsluiter L^ gesloten. De voor de besturing van en Lg benodigde stuursignalen kunnen ofwel direkt door de niveauschakelaar NS2 ofwel door de elektronische verwerkings- en registratie-eenheid worden verschaft. In het laatste geval is de 25 elektronische verwerkings- en registratie-eenheid dus ook werkzaam als besturingsinrichting.
Elk meetvat is aan een geschikte weeginrichting 61, respectievelijk 62, respectievelijk 63 opgehangen.
De weeginrichtingen zijn momentvrij aan het frame 1 30 opgehangen. Dergelijke weeginrichtingen zijn in de handel verkrijgbaar. De weeginrichting geeft na van de elektronische verwerkingsinrichting een activeringssignaal te hebben ontvangen via een niet getoonde leiding een elektrisch signaal af aan de elektronische verwerkingsinrich-35 ting, welk signaal het gewicht van de in het meetvat aanwezige % Λ 1 \S i 3 ‘a* -5- φ : vloeistof representeert. Het activeringssignaal voor de weeginrichting wordt enige tijd na het van de niveauschake-laar van het meetvat afkomstige signaal gegeven, zodat de vloeistof tot rust kan komen. De eigenlijke gewichtsbe-5 paling vindt dus plaats terwijl het volgende meetvat gevuld wordt.
Teneinde een nauwkeurige gewichtsmeting mogelijk te maken zijn de toevoerleidingen van de meetvaten via een ruime opening in de bovenwand van de vaten tot in 10 de vaten gevoerd. Als alternatief zou een vaste verbinding met een soepele slang kunnen worden toegepast, zoals met onderbroken lijnen bij SL1 is aangegeven. In dat geval kan de afvoerleiding van de ejecteur 3 niet met de vulleiding zijn verbonden, tenzij de meetvaten van 15 ontluchtopeningen zijn voorzien.
Voorts is elk meetvat voorzien van een kleminrichting 9, althans indien de weeginrichting mobiel is, om de meetvaten tijdens transport vast te zetten.
Elk meetvat is voorzien van een onderuitloop 20 10, 11, 12 en een bijbehorende afsluiter L_, LQ, L .
/89
Elke onderuitloop hangt boven een corresponderende trechter 13, 14, 15 die via een tweede afsluiter ^ll' L12 weer uitmondt in een afvoerleiding 16. De afvoerleiding 16 is verbonden met een pomp CP^, 25 bijvoorbeeld een centrifugaalpomp, welke via een leiding 17 vloeistof uit de leiding 15 naar een ontvangreservoir kan pompen.
Nadat een meetvat is gevuld en gewogen geeft de elektronische verwerkings- en registratie-eenheid 30 een elektrisch signaal af, dat de corresponderende afsluiters L?, respectievelijk Lg, Lj , respectie velijk Lg, L^2 doet openen, zodat de vloeistof in de bijbehorende trechter kan stromen. Gelijktijdig wordt de pomp CP2 ingeschakeld.
·: /*i o ‘ · - - at*
» V
-6-
Als alternatief kan dit signaal door de niveau-schakelaar van het volgende vat in de cyclus worden afgegeven zodra deze wordt geactiveerd door het stijgende vloeistofniveau in dit volgende vat..
5 Vanzelfsprekend dient de onderuitloop van het desbetreffende vat zich daarbij boven de trechter te bevinden. Teneinde te kunnen detecteren of dit inderdaad het geval is, is elk meetvat voorzien van een aantal uitslagsensoren 18, die bij een te grote uitslag 10 van het meetvat ten opzichte van de vertikale positie een alarmsignaal afgeven, dat tevens de afsluiter in de onderuitloop doet sluiten of, indien deze afsluiter nog niet geopend is, de gewichtsmeting doet onderbreken, of althans voorkomt dat aan het 15 einde van de meting de afsluiter in de onderuitloop geopend wordt.
Opgemerkt wordt, dat in plaats van een trechter weer een soepele slang, zoals met onderbroken lijnen SI^ aangegeven, zou kunnen worden toegepast 20 om de vloeistof uit een meetvat toe te voeren aan de leiding 16. In dat geval is het toch nuttig om uitslagsensoren toe te passen, omdat dan een zodanige schommeling van de meetvaten, dat de nauwkeurigheid van de meting beïnvloed zou kunnen worden, kan worden 25 gedetecteerd. Een dergelijke schommeling kan bijvoorbeeld optreden onder invloed van windbelasting.
De inrichting volgens de uitvinding is zoals uit het voorgaande moge blijken zodanig ontworpen, dat de meetvaten één voor één worden gevuld, gewogen 30 en leeggepompt. Nadat meetvat is gevuld wordt meetvat 9 ? 3 >» -¼ -7- weer gevuld, enzovoorts.
Indien tijdens een meetcyclus een mengsel van vloeistof en lucht wordt aangezogen via de zuigleiding 2 daalt het vloeistofniveau in het niveauvat en wordt 5 niveauschakelaar NS^ gedeactiveerd. De niveauschakelaar NS^ geeft dan een elektrisch signaal af, dat de pomp CP^ doet stoppen, de afsluiter doet sluiten en de afsluiters en L^ doet openen, zodat de ejecteur 3 weer in werking treedt. Voorts wordt een elektrisch 10 signaal toegevoerd aan een niet getoond tijdvertragingsorgaan met een vooraf bepaalde vertragingstijd.
Indien onder invloed van de werking van de ejecteur het vloeistofniveau in het niveauvat weer stijgt tot het niveau van de niveauschakelaar NS^, wordt de meet-15 cyclus op de reeds beschreven wijze weer opnieuw gestart en voortgezet.
Indien echter niveauschakelaar NS^ binnen de voorafbepaalde vertragingstijd niet opnieuw wordt geactiveerd, schakelt het vertragingsorgaan de pomp CP^ in, die 20 dan het niveauvat verder leeg pompt tot een minimumniveau, dat bepaald wordt door een lager in het niveauvat geplaatste niveauschakelaar NS,-- Bij het bereiken van het minimumniveau schakelt de schakelaar NS^ de pomp CP^ uit. Vervolgens wordt na het verlopen van een voorafbepaalde vertragingstijd 25 gedurende welke de vloeistof tot rust kan komen het desbetreffende vat gewogen en leeggepompt door de pomp CP^· Welk meetvat gewogen en leeggepompt dient te worden, kan worden afgeleid van bijvoorbeeld de het laatst geactiveerde niveauschakelaar NS^, NS^ of NS^.
o Λ ~ V_ ^ <t/ * λ.
-8-
Het is mogelijk dat de te verpompen hoeveelheid vbeistof zo klein is, dat het eerste meetvat niet volledig gevuld kan worden en derhalve niveauschakelaar NS2 niet geactiveerd kan worden. In dat geval wordt 5 op een zeker moment niveauschakelaar NS^ in het niveauvat gedeactiveerd en de pomp CP^ uitgeschakeld, na de vooraf ingestelde tijdvertraging weer ingeschakeld, en tenslotte door niveauschakelaar NS^ weer uitgeschakeld. Vervolgens wordt weer na een vertragingstijd meetvat 10 V^ gewogen en leeggepompt.
Aan het eind van de meting wordt de zich in de vulleiding 5 bevindende afsluiter gesloten en een afsluiter geopend, via welke perslucht kan worden toegevoerd aan de vulleiding om deze leeg te blazen. Om de gehele 15 vulleiding leeg te kunnen blazen dient tenminste de afsluiter in de naar het verst geplaatste meetvat leidende toevoerleiding geopend te zijn. Indien de afsluiters in de toevoerleidingen voor de andere meetvaten op dat moment gesloten zijn is het op eenvoudige wijze 20 desgewenst mogelijk ook deze laatste rest vloeistof nog te wegen. Bij een voortdurend in gebruik zijnde installatie van bijvoorbeeld een rijdende melkontvangst is dit echter niet noodzakelijk omdat deze rest steeds even groot is.
25 Figuur 2 toont een tijddiagram van een weegcyclus van een inrichting volgens de uitvinding. Voor elk vat is met v de vulcyclus, met w de weegcyclus en met L de leegpompcyclus aangegeven. Voorts zijn de door de diverse niveauschakelaars aangegeven signalen aangegeven 30 en zijn de pompcycli van de pompen CP^ en CP^ getoond. Tenslotte toont figuur 2 de stand van de verschillende afsluiters op verschillende tijdstippen.
Op tijdstip t^ wordt de installatie gestart door een startknop. De kleppen z, worden dan geopend 8501515 * .* -9- en het niveauvat NV wordt als gevolg van de werking van de ejecteur gevuld. Op tijdstip t2 wordt de niveau-schakelaar NS^ geactiveerd, zodat deze een puls afgeeft, die de afsluiters Lg, opent en de pomp CP^ start, zodat 5 meetvat wordt gevuld. Op tijdstip tg is het eerste meetvat V^ vol en geeft niveauschakelaar NS^ een puls af, die de afsluiter sluit en de afsluiter Lg °Pent zodat het tweede meetvat V2 kan worden gevuld.
Tevens begint een vertragingsti jd r*t^ , ciie bijvoor-10 beeld 12 seconden kan zijn en die op tijdstip t^ eindigt.
Op tijdstip t^ wordt het gevulde meetvat gewogen.
Op tijdstip tj is het tweede meetvat gevuld en geeft niveauschakelaar NSg een puls af, die afsluiter Lg sluit en afsluiter Lg opent, zodat het derde meetvat Vg gevuld 15 kan worden. In het interval tussen t4 en tg is tevens het gewicht van meetvat opgeslagen in de elektronische verwerkings- en registratieeenheid 8, zodat de puls van niveauschakelaar NSg tevens gebruikt kan worden om de afsluiters L^ en L^ te openen, zodat het eerste meetvat 20 gelost kan worden met behulp van de op dat moment inge-schakelde pomp CP2.
Deze cyclus zet zich voort totdat op tijdstip tg het niveau in het niveauvat daalt, doordat met de vloeistof lucht is meegezogen. Niveauschakelaar NS^ wordt daardoor 25 gedeactiveerd, afsluiters en L2 worden geopend en afsluiter Lg wordt gesloten, terwijl tevens pomp CP^ wordt uitgeschakeld. De ejecteur treedt door het openen van de afsluiters L^ en L2 in werking. Tevens begint een vertragingstijd nt^, die bijvoorbeeld 7 sec. kan 30 bedragen.
Indien gedurende at2 het niveau in het niveauvat weer zodanig stijgt, dat niveauschakelaar NS^ weer wordt geactiveerd, worden na afloop van £t2 op tijdstip tj de afsluiters L^ en Ι·2 gesloten, wordt afsluiter Lg geopend 35 en wordt de pomp CP^ weer gestart.
•ί T Λ *ί « * ~ -- * i i ίί i Li -10-
In het tijddiagram is de situatie weergegeven waarin het niveau in het niveauvat niet voldoende meer stijgt, zodat niveauschakelaar NS^ niet meer wordt geactiveerd.
Ook in dat geval wordt op tijdstip t^ de pomp CP^ gestart, 5 zodat het niveauvat verder wordt leeggepompt totdat niveauschakelaar NSg gedeactiveerd wordt op tijdstip tg. Op dat moment wordt de pomp CP^ uitgeschakeld en begint een vertragingstijd Λt^, aan het einde waarvan het meetvat, dat op dat moment gevuld werd, in dit voorbeeld meetvat 10 Vj, wordt gewogen en daarna geleegd. Vervolgens schakelt de installatie uit op tijdstip t .
Het leegpersen van de vulleiding via afsluiter L^g is in het tijddiagram niet getoond, doch dit kan automatisch voor tijdstip t of met de hand na tijdstip 0 15 t^ worden bewerkstelligd.
Het niveauvat NV dient als voorraadreservoir bij het aanzuigen van de vloeistof, zodat de werking van pomp CP^ niet door met de vloeistof meegevoerde lucht wordt verstoord. Tevens dient het ni"eauvat als vacuum-20 reservoir, via welk de aan te zuigen vloeistof indirekt door de pomp CP^ wordt aangezogen. Voorts kan'middels het niveauvat en de zich daarin bevindende niveauschakelaar NSg het begin- en eindniveau nauwkeurig worden vastgelegd, zoals door de IJkwet is voorgeschreven.
25 Indien de toevoer- en afvoerleidingen van de meetvaten door soepele slangen worden gevormd, zouden de meetvaten ook met behulp van perslucht kunnen worden geleegd. In figuur 1 is deze mogelijkheid aangegeven door boven in elk meetvat uitmondende, met onderbroken lijnen aangegeven 30 leidingen, die op een persluchtaansluiting P zijn aangesloten en waarin zich afsluiters L^, respectievelijk bevinden. De pomp CP^ is dan overbodig.
Ook is het mogelijk de meetvaten met perslucht vol te zuigen onder toepassing van ejecteurs. In dat .η* n i q -}3 4 « -11- geval is de pomp CP^ overbodig.
Tenslotte zouden de meetvaten zowel gevuld als geleegd kunnen worden met perslucht in welk geval beide pompen overbodig zijn.
5 Eén en ander is echter alleen mogelijk indien de meetvaten via vast verbonden soepele slangen met de toevoer- en afvoerleidingen zijn verbonden. Daar de kans bestaat, dat dergelijke slangen de vrije ophanging van de meetvaten verstoren en tot een onnauwkeurig meet-10 resultaat leiden, is echter de toepassing van slangen in bepaalde gevallen niet aan te bevelen.
Tijdens het meten en in elk geval tijdens het ledigen (indien geen slangen zijn toegepast) dienen de meetvaten bij voorkeur zo goed mogelijk vertikaal 15 te hangen. Dat wil zeggen dat de uitlopen zich centraal boven de trechters bevinden teneinde te voorkomen dat reeds bij een kleine schommeling van de vaten de vloeistof buiten de trechters valt. Hiertoe kan het frame van de inrichting zijn voorzien van op zichzelf bekende 20 instelmiddelen om de stand daarvan in te stellen. Als het frame op een rijdend onderstel is geplaatst kunnen voorts stempels 20 zijn aangebracht om het frame op de bodem af te stempelen. De stempels zijn bij voorkeur voorzien van op zichzelf bekende middelen om het frame 25 automatisch of met de hand horizontaal te stellen.
Opgemerkt wordt, na het voorgaande diverse modificaties voor de deskundige voor de hand liggen. Zo kunnen de diverse stuursignalen, die van de niveauschake-laars afkomstig zijn, direkt aan de op een bepaald moment 30 te bedienen afsluiters worden toegevoerd. Het is echter ook mogelijk om de besturing van de inrichting geheel door de elektronische verwerkings- en registratieinrichting te doen plaatsvinden, uitgaande van de door de niveau-schakelaars daaraan toegevoerde signalen.
; ·Λ .4 «{ * J ^ Λ - Li * * -12- *
Voorts kan de inrichting met meer of minder meet-vaten zijn uitgerust en kunnen bepaalde afsluiters, in bepaalde uitvoeringsvormen een open ruststand in plaats van een gesloten ruststand hebben, of zelfs in beginsel 5 geheel worden weggelaten.
Voor het ledigen van de meetvaten kan in beginsel als alternatief gebruik worden gemaakt van één of meer ej ecteurs.
Indien een storing optreedt, zoals bijvoorbeeld 10 het uitvallen van pomp CP2 of indien gedetecteerd wordt, dat de meetvaten een te grote uitslag vertonen, zodat de uitlopen zich niet meer boven de trechters bevinden, kunnen diverse maatregelen worden genomen. Het eenvoudigst is het om dan de hele installatie uit te (doen) schakelen 15 tot de storing verholpen is. Het is ook mogelijk om slechts het lossen van de reeds gevulde vaten op te schorten, doch door te gaan met het vullen en wegen van de nog niet gevulde respectievelijk gèwogen meetvaten.
De situatie kan zich dan voordoen, dat alle meetvaten .20 gevuld en gewogen zijn voordat de storing verholpen is. Verdere toevoer vdn vloeistof aan de vulleiding dient dan voorkomen te worden, hetgeen bijvoorbeeld kan geschieden door uitgaande van de stand van de niveau-schakelaars NS2 r NS^ , NS^ pomp CP^ uit te schakelen.
25 Na het opheffen van de storing kunnen de meetvaten dan afhankelijk van de capaciteit van pomp CP2 gelijktijdig of één voor één gelost worden. Bij toepassing van soepele slangen SL2 is dit minder kritisch.
Voor de besturing van het in volgorde ledigen 30 van de meetvaten kan een op zichzelf bekende logische volgordeschakeling aanwezig zijn, die al dan niet deel kan uitmaken van de elektronische verwerkings- en registratie-eenheid 8, of kan de eenheid 8 op geschikte wijze geprogrammeerd zijn.
'F\ ** Λ Λ *A ο3 — qö u J 9 1 ο J9 ' -13-
Voorts kan in de uitvoeringsvorm met trechters 13, 14, 15 elke trechter voorzien zijn van een sensor, die een te hoog vloeistofniveau in de trechter detecteert en vervolgens de bijbehorende afsluiter Lj, Lg of Lg 5 doet sluiten. Op deze wijze kan een storing in de werking van de pomp CP of van de afsluiters L^q, L^ of L^ worden ondervangen.
Opgemerkt wordt, dat in het voorgaande steeds is uitgegaan van een inrichting die een niveauvat omvat. Dit 10 niveauvat zou echter ook kunnen worden weggelaten. De pomp CPi dient in dat geval een zelfaanzuigende pomp te zijn, die achtereenvolgens de vloeistof in de verschillende meetvaten pompt.
De inrichting is dan zodanig uitgevoerd, dat bij 15 het in werking stellen van de inrichting de pomp CPi automatisch start en de afsluiter L^ geopend is, terwijl de afsluiters L5, Lg en de afsluiters L7 t/m L12 gesloten zijn. Het verloop van de meetcyclus kan in beginsel op dezelfde wijze plaatsvinden als in het voorgaande werd 20 beschreven. Teneinde te kunnen bepalen op welk tijdstip geen vloeistof meer wordt toegevoerd aan de meetvaten . zijn echter extra detectors nodig. Met voordeel kan hiertoe gebruik worden gemaakt van een onderin elk meetvat geplaatste sensor of niveauschakelaar, die, zodra een minimale hoeveel-25 heid vloeistof in een meetvat is gepompt een signaal afgeeft aan een vertragingsinrichting, bijvoorbeeld een tijdrelais, welke na een vooraf bepaalde tijd, die langer is dan de normaliter voor het vullen van een meetvat benodigde tijd, een signaal kan afgeven, dat de pomp CP^ doet uitschakelen 30 en de weeg- en loscyclus voor het desbetreffende meetvat dcetstarten. Dit signaal dient slechts te worden doorgegeven als binnen de vooraf bepaalde vertragingstijd de zich boven in het meetvat bevindende niveauschakelaar niet is geactiveerd. Zulks kan op eenvoudige wijze worden 35 bewerkstelligd met behulp van een EN-poort of door een £ 7 Π 1 >: ' * ** Φ · ___... _ -14- geschikte programmering van de in dat geval tevens als besturingsinrichting werkzame elektronische verwerkings- en registratie-eenheid 8.
Als alternatief is het mogelijk om aan de vertragings-5 inrichting als ingangssignaal een signaal toe te voeren, dat wordt opgewekt op het moment, dat de zich in de toevoer-leiding van het desbetreffende meetvat bevindende afsluiter wordt geopend. De extra detectoren zijn dan niet nodig.
Deze en soortgelijke modificaties worden geacht 10 binnen het kader van de uitvinding te vallen.
£5019 13

Claims (27)

1. Vloeistofweeginrichting voor het tijdens het overpompen wegen van een uit een eerste reservoir in een tweede reservoir over te pompen hoeveelheid vloeistof, in het bijzonder geschikt voor het wegen van melk, geken-5 m e r k t door een aantal meetvaten, die elk via een weeg-inrichting momentvrij aan een frame zijn opgehangen; middelen om vloeistof vanuit het eerste reservoir over te "brengen naar één van de meetvaten; besturingsmiddelen, die bewerkstelligen, dat een gevuld meetvat wordt gewogen, het meet-10 resultaat wordt opgeslagen en de vloeistofstroom naar een ander meetvat wordt geleid; en middelen, die vloeistof vanuit een gewogen meetvat aan het tweede reservoir kunnen toevoeren.
2. Vloeistofweeginrichting volgens conclusie 1, m e t 15 het kenmerk, dat elk meetvat via een individuele toevoerleiding (51 , 52, 53) is verbonden met een .gemeenschappelijke vulleiding (5), waarbij in elke individuele vulleiding een bestuurbare afsluiter (L^, f Lg) is opgenomen; en dat elk meetvat is voorzien van een met een maximaal 20 vloeistofniveau in het meetvat corresponderende niveau-schakelaar (NS2/ NS^, NS^), die bij het bereiken van het maximale niveau in een meetvat een elektrisch signaal afgeeft, dat de bij het desbetreffende meetvat behorende afsluiter (L^, 1*5/ Lg) doet sluiten en de afsluiter van 25 een volgend meetvat doet openen.
3. Vloeistofweeginrichting volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat het signaal van de niveauschakelaar van het meetvat tevens een vertragingsorgaan bekrachtigt, dat na een voorafbepaalde vertragingstijd de bij het 30 desbetreffende meetvat behorende weeginrichting (61, 62, 63. inschakelt, die daarop het meetresultaat doorgeeft 35 0-1515 -16- aan een verwerkings- en registratie-eenheid (8).
4. Vloeistofweeginrichting volgens conclusie 2 of 3 , met het kenmerk, dat elk meetvat is voorzien van een door een bestuurbare afsluiter (L^ , Lg, Lg) afsluit- 5 bare, onder in het meetvat uitmondende afvoerleiding, en dat de bestuurbare afsluiter wordt bestuurd door van de niveauschakelaar van het meetvat, dat op dat moment gevuld wordt, afkomstige signalen.
5. Vloeistofweeginrichting volgens één der conclusies 10 2 t/m 4, met het kenmerk, dat de individuele toevoerleiding van elk meetvat door een ruime opening in het meetvat reikt, en dat de afvoerleiding van elk meetvat uitmondt boven een trechter (13, 14, 15), die met een gemeenschappelijke afvoerleiding (16) is verbonden.
6. Vloeistofweeginrichting volgens één der conclusies 2 t/m 4,met het kenmerk, dat de individuele toevoerleiding van elk meetvat wordt gevormd door een soepele slang {SL^) en dat elk meetvat via een soepele afvoerleiding (SLj) is verbonden met een gemeenschappelijke 20 afvoerleiding.
7. Vloeistofweeginrichting volgens één der conclusies 2 t/m 6,met het kenmerk, dat de door de niveauschakelaar verschafte signalen worden toegevoerd aan een elektronische verwerkingsinrichting, die in 25 reactie op deze signalen stuursignalen aan de afsluiters en de weeginrichting toevoert.
8. Vloeistofweeginrichting volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt door een aantal storings-detectors die situaties kunnen detecteren die althans 30 het ledigen van een gevuld meetvat ongewenst of onmogelijk maken en die bij detectie van een dergelijke situatie een elektrisch signaal afgeven.
9. Vloeistofweeginrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elk 3501^10 -17- meet vat is voorzien van een kleminrichting voor het vastzetten van het vat tijdens transport van de inrichting.
10. Vloeistofweeginrichting volgens één der voorgaande conclusies 7 t/m 9 en 5,met het kenmerk, 5 dat het frame is voorzien van instelmiddelen om een zodanige stand van het frame in te stellen, dat de afvoerleidingen van de meetvaten in hoofdzaak centraal boven de bijbehorende trechters hangen.
11. Vloeistofweeginrichting volgens één der voorgaande 10 conclusies waarbij het frame op een rijdend onderstel is geplaatst, met het kenmerk, dat het frame is voorzien van instelbare stempels waarmee het frame op de vaste bodem kan worden afgestempeld.
12. Vloeistofweeginrichting volgens één der conclusies 15 6 t/m 11,met het kenmerk, dat elk meetvat voor het vullen daarvan is voorzien van eenejecteur.
13. Vloeistofweeginrichting volgens één der conclusies 6 t/m 12,met het kenmerk, dat elk meetvat via een bestuurbare afsluiter (L^, L^, L^g) is verbonden 20 met een persluchtaansluiting (P) voor het ledigen van een gevuld meetvat nadat dit is gewogen.
14. Vloeistofweeginrichting volgens één der conclusies 2 t/m 13,met het kenmerk, dat de gemeenschappelijke toevoerleiding (5) van de meetvaten nabij 25 het niveauvat via een bestuurbare afsluiter (L^) is verbonden met een persluchtaansluiting (P) om aan het einde van een meetcyclus de gemeenschappelijke toevoerleiding leeg te blazen.
15. Vloeistofweeginrichting volgens, conclusie 8, 30 met het kenmerk, dat de storingsdetectors een bij elk meetvat behorend aantal uitslagsensoren omvatten, die een afwijking van de vertikale positie van het meetvat kunnen detecteren en bij een vooraf bepaalde afwijking een elektrisch signaal afgeven. Λ Q 1 ? -y \J l 3 l V" ΐ* V -18-
16. Vloeistofweeginrichting volgens conclusie 8 en conclusie 5,met het kenmerk, dat de storingsdetectors een in of nabij elke trechter (13, 14, 15) aangebrachte sensor omvatten, die bij het bereiken 5 van een vooraf bepaald vloeistofniveau in één der trechters een elektrisch signaal afgeven.
17. Vloeistofweeginrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het van een storings-detector afkomstige signaal de vloeistofweeginrichting 10 doet uitschakelen.
18. Vloeistofweeginrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het van een storings- detector afkomstige signaal de afsluiters (L , L , 7 o Lfl) in de afvoerleidingen van de meetvaten gesloten y 15 houdt of doet sluiten.
19. Vloeistofweeginrichting volgens conclusie 8, gekenmerkt door een inrichting, die in responsie op het gelijktijdige optreden van van de niveauschakelaars (NS^ - NS^) van alle meetvaten afkomstige signalen 20 de vloeistofweeginrichting uitschakelt.
20. Vloeistofweeginrichting volgens conclusie 19, gekenmerkt door een volgordebesturingsinrichting, die in responsie op het gelijktijdig optreden van van twee of meer niveauschakelaars (NS2~NS^) afkomstige 25 signalen tesamen met het wegvallen van een een storing vertegenwoordigend signaal, stuursignalen verschaft, die gevulde en reeds gewogen meetvaten één voor één doen ledigen.
21. Vloeistofweeginrichting volgens één der voorgaande 30 conclusies, met het kenmerk, dat de middelen om vloeistof over te brengen van het eerste reservoir naar één der meetvaten een niveauvat omvatten, dat is voorzien van een met een bedrijfsniveau corresponderende eerste niveauschakelaar (NS^) die zodra het bedrijfsniveau 35 is bereikt een elektrisch signaal afgeeft, dat middelen 83 3 1 3 1 5 * > -19- om vloeistof uit het niveauvat over te brengen naar een eerste meetvat activeert, en van een tweede niveau-schakelaar (NS5) , die zodra het vloeistofniveau in het niveauvat een minimumniveau bereikt een elektrisch 5 signaal afgeeft, dat de inrichting doet uitschakelen.
22. Vloeistofweeginrichting volgens conclusie 21, m et het kenmerk, dat de middelen om het niveauvat te vullen een ejecteur (3) omvatten, die via een bovenin het niveauvat uitmondende leiding, 10 waarin zich een door elektrische signalen bestuurbare afsluiter (L^) bevindt, is verbonden met het niveauvat en daarin bij geopende afsluiter een onderdruk kan opwekken.
23. Vloeistofweeginrichting volgens conclusies 21 15 of 22, met het kenmerk, dat de afsluiter (L^) wordt gesloten als gevolg van het door de eerste niveauschakelaar (NS^ bij het bereiken van het bedrijfsniveau afgegeven elektrische signaal.
24. Vloeistofweeginrichting volgens één der conclusies 20 21 t/m 23,met het kenmerk, dat de middelen om vloeistof vanuit het niveauvat over te brengen naar één dér meetvaten een in een gemeenschappelijke vulleiding (5) voor de meetvaten aangebrachte pomp (CP^) omvatten, die wordt bestuurd uitgaande van door de eerste niveau-25 schakelaar (NS^) verschafte signalen.
25. Vloeistofweeginrichting volgens één der conclusies 21 t/m 24, met het kenmerk, dat de eerste niveauschakelaar (NS^) is ingericht om bij onder het bedrijfsniveau dalend niveau in het niveauvat een signaal 30 af te geven dat de middelen om vloeistof uit het niveauvat over te brengen naar een meetvat doet stoppen, de middelen om het niveauvat te vullen weer in werking stelt, en een vertragingsorgaan bekrachtigt, dat na een vooraf bepaalde vertragingstijd een signaal afgeeft om de λ rr λ '· a * • ' 5J * * 1 W Nr' V · > - -20- middelen voor het overbrengen van vloeistof vanuit het niveauvat naar een meetvat weer te activeren.
26. Vloeistofweeginrichting volgens één der conclusies 2 t/m 20, waarbij de gemeenschappelijk vulleiding is 5 verbonden met een zelfaanzuigende pomp, g e k e n- m e r kt door een bij elk meetvat behorende vertragings-inrichting, die een voorafbepaalde tijd na bekrachtiging dooreen ingangssignaal, dat tijdens het begin van de vulcyclus van het meetvat wordt opgewekt, een uitgangs-10 signaal afgeeft dat de pomp doet uitschakelen, tenzij binnen de voorafbepaalde tijd de met een maximaal vloeistofniveau corresponderende niveauschakelaar is geactiveerd.
27. Vloeistofweeginrichting volgens conclusie 26, met het kenmerk, dat het ingangssignaal 15 voor de vertragingsinrichting wordt verschaft door een zich onderin elk meetvat bevindende detector, die bij het bereiken van een voorafbepaald minimaal vloeistofniveau in het meetvat een signal afgeeft. 85 0 1 Ö 1 3
NL8501915A 1985-07-04 1985-07-04 Vloeistofweeginrichting voor het tijdens het overpompen wegen van een te verpompen hoeveelheid vloeistof. NL8501915A (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8501915A NL8501915A (nl) 1985-07-04 1985-07-04 Vloeistofweeginrichting voor het tijdens het overpompen wegen van een te verpompen hoeveelheid vloeistof.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8501915 1985-07-04
NL8501915A NL8501915A (nl) 1985-07-04 1985-07-04 Vloeistofweeginrichting voor het tijdens het overpompen wegen van een te verpompen hoeveelheid vloeistof.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8501915A true NL8501915A (nl) 1987-02-02

Family

ID=19846245

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8501915A NL8501915A (nl) 1985-07-04 1985-07-04 Vloeistofweeginrichting voor het tijdens het overpompen wegen van een te verpompen hoeveelheid vloeistof.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL8501915A (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0416495A2 (en) * 1989-09-05 1991-03-13 Terumo Kabushiki Kaisha Solution separating apparatus

Cited By (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0416495A2 (en) * 1989-09-05 1991-03-13 Terumo Kabushiki Kaisha Solution separating apparatus
EP0416495A3 (en) * 1989-09-05 1991-11-21 Terumo Kabushiki Kaisha Solution separating apparatus
US5124030A (en) * 1989-09-05 1992-06-23 Terumo Kabushiki Kaisha Solution separating apparatus
EP0611579A1 (en) * 1989-09-05 1994-08-24 Terumo Kabushiki Kaisha Solution suspension separating apparatus for blood and plasma

Similar Documents

Publication Publication Date Title
KR0154118B1 (ko) 포장하지 않은 재료성분들의 중력에 의한 분리를 위한 공기흡입콘베이어시설
US5294022A (en) Fluid dispenser with a magnetically operable discharge opening
FI70332B (fi) Foerfarande och anordning foer maetning reglering och blandning av vaetskestroemningar
CA2738192C (en) Dispenser for liquids
AU2007302610B2 (en) Dispensing apparatus and weighing process with control unit
US20090294469A1 (en) Mass-Based Powder Dispensing
US4485762A (en) Milk metering method and apparatus
US4222496A (en) Continuous outflow, weight-measuring blender
US20040256022A1 (en) Automatic portion control system using strain gauge technology
NL8501915A (nl) Vloeistofweeginrichting voor het tijdens het overpompen wegen van een te verpompen hoeveelheid vloeistof.
US3538937A (en) Liquid transfer apparatus
CN101952692A (zh) 用于求取装填时间的方法
US4880039A (en) Increasing the accuracy of liquid volume measurements utilizing liquid level sensing
GB2154007A (en) Air elimination in a flow measuring system
US6364545B1 (en) Photographic processor having an improved replenishment delivery system
EP0228100B1 (en) Milkmeter for determining the weight of the quantity of milk issued by a cow during milking
GB2240764A (en) An apparatus for batch metering of milk
JPH03114524A (ja) 流体供給装置の供給切替方法
FI71094C (fi) Anordning foer transport och dosering av kornigt material
CS213923B1 (cs) Zařízení k ukončení vyprazdňování nádoby
JPS62251623A (ja) はかり
SU823886A1 (ru) Устройство дл дистанционногоКОНТРОл BECA ВЕщЕСТВ B ЕМКОСТи
JP2010193820A (ja) 乳量計
JPH08304140A (ja) 液量測定装置
EP0050664A1 (en) Method and apparatus for dosing liquid

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BN A decision not to publish the application has become irrevocable