NL8403831A

NL8403831A - Inrichting voor armspieroefeningen.

Info

Publication number: NL8403831A
Application number: NL8403831A
Authority: NL
Original assignee: Mandhy Prod Bv
Priority date: 1984-12-18
Filing date: 1984-12-18
Publication date: 1986-07-16
Also published as: EP0186928A1; US4720100A

Description

HdB/gw/60.90.507

Heco Pharma B.V. te Qiyck

INRICHTING VOOR AEMSPIE5QEFENINGM

5 De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het oefenen van armspieren van het mensenlijk lichaam.

Ir bestaan talrijke toestellen voor het oefenen van de armspieren, zoals bruggen, bokken, boksballen, hometrainers, halters, knijpveren, trekvaren en expanders.

10 De meeste toestellen zijn gericht op het trainen van een of meer spieren.

Het oefenen van een zestal onderarmspierbewegingen, zoals suppinatie (het naar buiten draaien van de duim) en pronatie (het naar binnen draaien van de duim) al dan niet in combinatie met biceps en triceps (de hoofdbuigers en strekkers van de armen) evenals radiale adductie (de 15 armen gestrekt met de duimen naar binnen, waarbij de hand d.m.v. bewegingen in het polsgewricht in het horizontale vlak, naar elkaar toe worden bewogen), ulnaire adductie (de armen gestrekt met de duimen naar buiten, waarbij de hand d.m.v. bewegingen in het polsgewricht in het horizontale vlak, naar elkaar toe naar binnen worden bewogen), radiale 20 abductie (de armen gestrekt met de duimen naar buiten, waarbij de hand d.m.v. bewegingen in het polsgewricht in het horizontale vlak van elkaar af (= "ab") naar buiten worden bewogen) en ulnaire abductie (de armen gestrekt met de duimen naar binnen, waarbij de hand d.m.v. bewegingen in het polsgewricht in het horizontale vlak van elkaar af naar buiten 25 worden bewogen) is van groot belang voor de krachtsport, de body-buil-ding, het polstokspringen, het oefenen met het paard het oefenen in de ringen, het cp de handen lopen, het roeien, het kanovaren, het turnen en voorts kunnen genoemde oefeningen van onderarmspierbewegingen ook gébruikt worden in de revalidatie.

30 Voor het specifiek oefenen van suppinatie- en pronatie- bewegingen, waarbij overbelasten is uitgesloten, zijn geen geschikte inrichtingen voorhanden.

84 0 3 83 1 » . 'i ,., -2-

Bij de suppinatie- en pronatiebewegingen in de onderarm vindt training van de volgende spieren plaats:

Musculus flexor carpi radialis, algemene handbuiger en geeft ondersteuning bij de pronatie; 5 - Musculus brachioradialis,

Armspaakbeenspier en kan proneren en suppineren afhankelijk van de stand;

Masculus pronator teres,

Vooroverkantelaar voor de pronatiebeweging; 10 - Musculus brachialis,

Inwendige armspier voor het kapselspannen van het ellebooggewricht; - Masculus biceps brachi,

Tweehoofdige armspier, welke de onderarm suppineert.

Qn de onderarmen te versterken in hun draaifunctie (b.v. bij het in- of 15 uitdraaien van een schroef), waarbij de suppinatie- en pronatiebeweging van de onderarm wordt getraind, is een oefening met halters mogelijk. Hiertoe staat men rechtop en houdt daarbij in iedere hand een handhalter, waarbij de armen iets van het lichaam hangen.

Wanneer men nu de halters on het massazwaartepunt cm de as van de armen 20 laat draaien en dit met gestrekte armen, dan kan men de suppinatie- en pronatiebeweging oefenen. Dus draaiing van spaakbeen rond ellepijp, radius cm ulna, heen en terug.

Een bezwaar van deze oefening met de handhalters is, het zogenaamde doorschieten (vliegwieleffekt), cmdat de spieren niet even sterk ontwikkeld 25 zijn, zodat de ene spier al wordt overbelast terwijl de andere spier nog meer kan hebben.

Het kapsel heeft de afremming te verduren. Blessurevorming in articulus cubiti (elleboog gewricht) en ontzetting van de ligamenten collaterale ulnaire en/of radiale.

30 Het gevolg kan onder andere zijn, een aanzienlijke schade aan het kapsel van het ellebooggewricht.

8403831 • · ? -3- Vöor het apart oefenen van de radiale adductie, ulnaire adductie, radiale abductie en ulnaire abductie zijn stangzwaaibewegingen mogelijk. Ook deze bewegingen brengen gevaren roet zich mee, cndat de massa van de zwaaistang kan doorschieten.

5 De uitvinding beoogt een inrichting van de in aanhef vermelde soort te verschaffen, waarop het zestal onderarrospierbewegingen met beide armen tegelijk of per arm afzonderlijk kan worden geoefend. Daartoe is een dergelijke inrichting zodanig uitgevoerd, dat deze een onderstel met daarboven een hellend werkvlak onvat, waarvan de hoogte instelbaar is en 10 waarbij het werkvlak aan weerszijden ervan middels bussen assen αητ- sluiten, welke assen on hun langassen roteerbaar onder weerstand aan het onderstel zijn bevestigd en waarbij de assen nabij het boveneinde boven het werkvlak voorzien zijn van dwars eraan gemonteerde handgrepen, waarmee de assen met een torsiemanent an hun langsassen belastbaar zijn.

15 Het voordeel van de inrichting is, dat het nu mogelijk is in een spier of stel spieren de spierspanning langzaam en continu op te voeren en daarna weer af te laten zakken, hetgeen veiliger en aanzienlijk prettiger werkt dan de onganakkelijke halterdraai- en zwaaistangbewegingen.

Ben nadere uitwerking van de uitvinding wordt voorgesteld, doordat de 20 roteerbare bevestiging van elke verticale as aan het onderstel een dwarsarm onvat, waarvan het uiteinde voorzien is van een kruisend met de as geplaatste spiraalveer.

Ook is het mogelijk, dat de roteerbare bevestiging van elke verticale as aan het onderstel een on de as of in het verlengde ervan gemonteerde 25 torsieveer onvat.

Het voordeel hiervan is, dat de spierspanningen langzaam en instelbaar voor de beoefenaar opgevoerd kannen worden door het laten toenemen van de veerspanningen, hetgeen geen vliegwieleffekt kan opleveren.

Voorts is genoemd voordeel ook te behalen, doordat de weerstand van de 30 roteerbare bevestiging van de verticale assen aan het onderstel als 8403831 J 'J j , , -4- luchtvering is uitgevoerd, waarbij voorzien is in een begrenzing met behulp van een instelbaar ventiel.

Opgemerkt wordt, dat uit het Amerikaanse octrooischrift nr. 3,428,311 een met behulp van een handvat roteerbare staaf bekend is. De staaf cm-5 vat aan het ene uiteinde het genoemde handvat en is aan het andere uiteinde voorzien van een bal, welke onder een zeer globaal instelbare wrijving kan roteren in een aan de bodem bevestigde zitting.

Het bezwaar van deze inrichting is, dat alleen de suppinatie- en pronatiebewegingen geoefend kunnen worden, met een minder eenvoudig op 10 de beoefenaar instelbare wrijving tussen bal en zitting. Het meten van het torsiemcment op de staaf uitgeoefend is met deze inrichting capricieus, zodat een persoonlijke aanpassing van de inrichting eveneens nauwelijks mogelijk is.

Overigens is er bij genoemde inrichting geen mogelijkheid cm spier-15 bewegingen te combineren, waarbij gedacht wordt aan een combinatie van biceps en triceps met pronatie of suppinatie.

Ter verduidelijking van de uitvinding, zal onder verwijzing naar de tekening een tweetal uitvoeringsvoorbeelden worden beschreven.

In de tekening toont: 20 fig 1. in scheve projectie de inrichting overeenkomstig de uitvinding, uitgerust met spiraalveren; fig 2. in scheve projectie de inrichting overeenkomstig de uitvinding, uitgerust met torsieveren; fig 3. de suppinatie- en de pronatiebeweging van de onderarm tra-25 ditioneel geoefend met handhalters; fig 4. de radiale adductiebeweging van de onderarm traditioneel uitgevoerd met een zwaaistang; 8403831 -5- fig 5. de ulnaire adductiebeweging van de onderarm traditioneel uitgevoerd net een zwaaistang; fig 6. de radiale abductiebeweging van de onderarm traditioneel uitgevoerd met een zwaaistang; r 5 fig 7. de ulnaire abductiebeweging van de onderarm traditioneel uitgevoerd met een zwaaistang.

Zoals in figuur 1 is aangegeven, bestaat de inrichting uit een onderstel 1, dat kan zijn qpgebouwd uit een drietal ronde of vierkante buizen met een diameter van circa 20 nm en een lengte liggend tussen 30 en 50 10 cm. loodrecht qp het onderstel zijn verticale assen 5 aangebracht en een uitschuifbare staander 2 voor de ondersteuning van het werkvlak 3, waarop de ellebogen kunnen worden geplaatst.

Coder het werkvlak 3 zijn de steunen 4 aangebracht voorzien van de holle bussen 12, welke zijn geschoven cm de verticale assen 5. Aan de 15 bovenzijde van de staanders zijn de handgrepen 10 aangebracht, welke vastgezet worden met de schroefbouten 11. Aan de onderzijde van de verticale assen zijn dwarsarmen 6 getenteerd, waarvan de lengte ligt tussen 30 en 60 cm.ai de diameter circa 25 itm bedraagt, met aan de uiteinde de kruisend met de verticale assen 5 op pennen 7 aangebrachte 20 spiraalveren 8. De spiraalveerkarakteristiek kan aan de mogelijkheden van de beoefenaar worden aangepast.

De beoefenaar traint zittend achter 16 de inrichting door de handgrepen 10 roet de handpalmen te cmsluiten de onderaraspierbewegingen: - suppinatie + flexie biceps 25 - pronatie + extensie triceps (alleen bij deze beweging dient de veer- werking cmgedraaid te worden)

De beoefenaar traint staand achter 16 de inrichting door de handgrepen 10 met de handpalmen naar boven dan wel naar beneden te cmsluiten de de onderarmspierbewagingen: 30 - ulnaire adductie + biceps + triceps radiale adductie + biceps 8403831 » * * t* -6-

De beoefenaar traint staand voor 17 de inrichting door de handgrepen 10 met de handpalmen naar boven dan wel naar beneden te cmsluiten de onder-antispierbewegingen: ulnaire abductie + triceps 5 - radiale abductie + triceps + biceps

In figuur 2 wordt het onder weerstand roteren van assen 5 uitgewerkt door het aanbrengen van torsieveren 13. Vanzelfsprekend kan de torsieveerkarak-teristiek aan de mogelijkheden van de beoefenaar worden aangepast.

In figuur 3 wordt met behulp van een traditioneel draaien met handhalters 10 volgens 14 de suppinatie- en volgens 15 de pronatiebeweging weergegeven.

In figuur 4 is roet behulp van een traditionele zwaaistang de radiale adductie-, in figuur 5 de ulnaire adductie-, in figuur 6 de radiale abductie- en in figuur 7 de ulnaire abductiebewegingen van de onderarm-spieren weergegeven.

8403831

Claims

1. Inrichting voor het oefenen van armspieren van het menselijk lichaam, met het kenmerk, dat de inrichting een onderstel met daarboven een hellend werkvlak onvat, waarvan de hoogte instelbaar is en waar- 5 bij het werkvlak aan weerszijden ervan middels bussen assen onr- sluiten, welke assen on hun langsassen roteerbaar onder weerstand aan het onderstel zijn bevestigd en waarbij de assen nabij het boveneinde boven het werkvlak voorzien zijn van dwars eraan gemonteerde handgrepen, waarmee de assen met een torsiemanent an hun langsassen . 10 belastbaar zijn.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de roteerbare bevestiging van elke verticale as aan het onderstel een dwarsarm onvat, waarvan het uiteinde voorzien is van een kruisend met de as geplaatste spiraalveer.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de roteerbare bevestiging van elke as aan het onderstel een on de as of in het verlengde ervan gemonteerde torsieveer onvat.

4. Inrichting volgens conclusie l,met het kenmerk, dat de on hun langsassen roteerbare assen nagenoeg verticaal zijn.

5. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de roteerbare bevestiging van de as een dwarsarm boven het onderstel onvat, waaraan aan het uiteinde een met de as kruisende kabel is bevestigd welke over een katrol is geslagen en welke kabel aan het uiteinde is voorzien van een gewricht.

6. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de roteerbare bevestiging van de as een dwarsarm boven het onderstel onvat, waaraan aan het uiteinde een met de as kruisende ketting is bevestigd 8403831 -8- - C - l > W welke over een kettingwiel is geslagen en welke ketting aan het uiteinde is voorzien van een gewicht.

7. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de katrol een elipsvormige ontrek heeft.

8. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het ketting wiel een ellipsvormige ontrek heeft.

9. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de inrichting voorzien is van een meetinrichting cm de verrichte spierarbeid te meten.

10. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk/ dat de weerstand van de roteerbare bevestiging van de assen aan het onderstel als luchtvering is uitgevoerd, waarbij voorzien is in een begrenzing met behulp van een instelbaar ventiel.

11. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de weerstand 15 van de roteerbare bevestiging van de assen aan het onderstel als vloeistofvering is uitgevoerd, waarbij voorzien is in een begrenzing met behulp van een instelbaar ventiel. 8403831