NL8401218A - Wiel-ophanginrichting. - Google Patents

Description

Hw/Mv/1 Spijkstaal Wiel-ophanginrichting

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het ophangen van een wiel bij een wegvoertuig, in het bijzonder bus, ambulance en dergelijke.

De uitvinding beoogt een zodanige wielophan-5 ging te verschaffen, dat een daarmee uitgerust voertuig zover omlaag kan worden gebracht dat de ingang daarvan op straatniveau terechtkomt. Dit is vooral bij het gebruik van een transportbus voor invaliden, bijvoorbeeld rolstoelgebruikers van groot belang omdat zij zonder hulp de bus kunnen ingaan. 10 Ook bij ambulances is het plezierig om een bed in de bus te kunnen rollen. Ook voor transport van goederen, die bijvoorbeeld op transportpellets met zwenkwielen zijn opgeslagen kan het laden en lossen van het voertuig aanzienlijk worden vereenvoudigd.

15 De inrichting volgens de uitvinding onder scheidt zich door een gestel, een in het vertikale vlak zwenkbaar aan het gestel aangebrachte wielarm voorzien van een astap voor het draaibaar ondersteunen van het wiel, een tussen zwenkarm en gestel werkzame schokdemper met veermidde-20 len, waarbij de veermiddelen ontspanbaar zijn uitgevoerd teneinde de wielarm vanuit een wegstand, waarin de wielarm de normale veerbeweging ondergaat naar een ten opzichte van het gestel hoger gelegen knielstand te kunnen brengen.

De uitvinding berust op de gedachte om de 25 veermiddelen te ontspannen. Deze veermiddelen kunnen van willekeurige aard zijn, bijvoorbeeld pneumatisch, hydraulisch of mechanisch.

In een voorkeursuitvoeringsvorm echter zijn de veermiddelen gevormd door een luchtveer, bestaande uit een 30 pot, een daarin opneembaar stempel en een tussen pot en stempel luchtdicht aangebracht membraan.

Dankzij de toepassing van een dergelijke luchtveer wordt het comport van de inzittenden verhoogd, 8401218 -2- vooral omdat een rolstoel niet op zichzelf is afgeveerd. Ook voor schokgevoelige produkten is dit van belang.

In een uitvoeringsvorm is de veerpot in een ten opzichte van de zwenktap van de wielarm en de veerstempel 5 in een ten opzichte van de zwenkarm vaste positie aangebracht. Deze uitvoering vermindert het aantal draaipunten aanzienlijk waardoor de konstruktie eenvoudig kan worden gehouden en daardoor de kostprijs laag. -

Het verdient de voorkeur dat de veerpot ten 10 opzichte van de rijrichting voor en hoger dan de zwenktap is aangebracht, waarbij de veerarm is voorzien van een vast daaraan bevestigde steun voor de veerstempel. Hiermee worden de buitenafmetingen van de totale inrichting verkleind, zodat de inrichting gemakkelijk in bestaande bestel- of vrachtwa-15 gens als vervangingseenheid kan worden ingebouwd zonder de nuttige laadruimte beduidend te verminderen.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een voertuig voorzien van een hierboven beschreven inrichting voor een wielophanging.

20 Een dergelijk voertuig is bij voorkeur zodanig uitgevoerd dat een uitklapbaar carrosseriedeel daarvan, zoals klep, deur enzovoort gebruikt kan worden voor het aansturen van een pneumatische regelklep voor het vullen van de lucht-veer.

25 Op deze wijze kan de bediening van de gehele inrichting afhankelijk worden gemaakt van een bepaalde stand, bijvoorbeeld de gesloten stand van de deuren of kleppen.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld.

30 In de tekening toont:

Fig. 1 een perspektivisch achteraanzicht van een bestelwagen, voorzien van een wiel-ophanginrichting volgens de uitvinding,

Fig. 2 een bovenaanzicht gedeeltelijk in 35 doorsnede van de bestelwagen uit fig. 1,

Fig. 3 een perspektivisch achteraanzicht van de wielophanging met luchtveer volgens de uitvinding, 8401218 -3-

Fig. 4 een zijaanzicht van de wielophanging uit fig. 3,

Fig. 5 een schema van de pneumatisch, elektrische bedieningsketen van de luchtveer uit fig. 3 en 4.

5 het in fig. 1 getoonde wegvoertuig is een be stelwagen, welke bijvoorbeeld geschikt is voor het transport van rolstoelgebruikers. Voor deze mensen is het van belang om via de achterzijde de bus te kunnen binnenrollen, waartoe aan de achterzijde van de carrosserie 1 een tweetal deuren 2 met 10 oprijklep 3 is aangebracht. De carrosserie is gedragen door een chassis 4 van willekeurige aard, zie fig.2. de bestelbus is hier voorzien van een aandrijfeenheid aan de voorzijde die de voorwielen 5 aandrijven.

Volgens de uitvinding zijn de achterwielen 6 15 zover in de carrosserie respectievelijk om de wielen aangebrachte wielkasten intrekbaar, dat de achterzijde van de carrosserie 1 vrijwel op het wegdek zakt. Daarmee wordt verzekerd dat de klep 3 een geringe hellingshoek vertoont hetgeen het naar binnen rollen van rolstoelen respectievelijk het 20 naar binnen brengen van verrijdbare produkten vergemakkelijkt.

De fig. 3 en 4 tonen een uitvoeringsvoorbeeld van een wielophanging waarmee het wiel 6 op en neer beweegbaar is. De getoonde inrichting heeft een gestel 7, dat be-25 staat uit kokerbalken en/of plaatwerkprofielen. Aan de voorzijde is bij de balk 8 een steun 9 aangebracht, waarin zwenk-baar een as 10 is opgenomen. Het andere einde van de as 10 is draaibaar gelagerd in een lagerpot 11 die is bevestigd aan een langsbalk 12 van het gestel. De as is nabij de buitenzij-30 de uitgevoerd met een vast daaraan bevestigde zwenkarm 13. De zwenkarm 13 is aan het vrije einde voorzien van een astap 14, waaromheen het wiel 6 vrij draaibaar is gelagerd. Het vrije einde van de zwenkarm 13 is tevens uitgevoerd met een steun 15, voor het zwenkbaar opnemen van het ene einde van een 35 schokdemper 16. De schokdemper is aan het andere einde draaibaar afgesteund in een hoekbalk 17 van het gestel. De voorzijde van het gestel is met een steunplaat 18 uitgevoerd, waartegen een veerpot 19 van een luchtveer is geplaatst, zie 8401218 -4- ook fig. 4. De wielarm 13 is aan de bovenzijde ongeveer in het midden daarvan uitgevoerd met een vast daarop geplaatste geknikte steunarm 20, aan het vrije einde waarvan een veer-stempel 21 is afgesteund. Tussen het veerstempel 21 en de 5 veerpot 19 is een flexibel membraan 22 aangebracht, en wel zodanig dat het membraan met het eindvlak van het stempel 21 en de veerpot 19 een luchtkamer vormt. Deze luchtkamer is door een niet getoonde aansluitnippel verbonden met een pneumatisch voedingssysteem, dat hieronder aan de hand van fig. 5 10 nader wordt toegelicht.

De plaatsing van de veerpot 19 is ten opzichte van de zwenkas 10 van de wielarm 13 boven en ten opzichte van de rijrichting, aangegeven met de pijl P1 in fig. 4, voor de zwenkarm 10V aangebracht. Tevens is de langsas van de veerpot 15 19 in achterwaartse zin enigszins omhooghellend, waarbij de veerstempel 21 in de normale rijstand in achterwaartse zin schuin omhoogloopt, één en ander zodanig dat bij de draaiende beweging om de astap 10 de veerstempel 21 exact in de veerpot 19 wordt opgenomen.

20 De werking van de veerinrichting is als volgt:

De in fig. 4 met volle lijn getekende stand is de normale rijstand van het wiel, waarin de vering wordt verzorgd door een hoeveelheid druklucht in de veerpot 19. De wielarm 13 respectievelijk het wiel kunnen hier een beperkte 25 verende uitslag ondergaan voldoende om een gewenst comfort in het wegvoertuig te realiseren.

Zodra het wegvoertuig moet worden geladen of gelost, dan wordt de lucht in de veerpot 18 ontlaten, waardoor het veerstempel 21 tegen de wijzers van de klok in in de 30 veerpot wordt opgenomen. Deze stand komt overeen met de onderbroken lijnen in fig. 4 hetgeen betekent dat het wiel 6 over een afstand, h ten opzichte van de carrosserie omhoog wordt bewogen, hetgeen in werkelijkheid resulteert dat de achterzijde van de carrosserie 1 op de grond kan zakken vol-35 gens fig. 1.

Fig. 5 toont een mogelijke uitvoering voor de besturing van de luchtveren in fig. 3 en 4. het systeem is uitgerust met een tweetal in serie geschakelde druktanks 25, 8401218 -5- > ► die worden gevoed door een luchtpomp 26, welke via een druk-regelaar 27 een vorstbeveiliger 28 en een veiligheidsklep 29 met de druktanks 25 is verbonden. Deze elementen vallen verder buiten het kader van de uitvinding. De lucht uit de druk-5 tank 25 wordt via lijn 30 gevoerd naar de aan weerszijden van het voertuig aangebrachte luchtkamer 31 van de luchtveer 19, 21 en 22 uit fig. 3 en 4. In de leiding 32 tussen de hoofdleiding 30 en de luchtkamer 31 is een eerste ventiel 33 opgenomen en een daarachter geschakelde tweede ventiel 34.

10 Het ventiel 33 is mechanisch gestuurd, bij voorbeeld door een klapbaar deel van de carrosserie 1 in fig. 1. Dit kan bijvoorbeeld de deur 2 respectievelijk de klep 3 zijn. Het tweede ventiel 34 is elektrisch gestuurd via de elektrische keten 35 en de daarmee verbonden solenoide 36. De 15 werking van het pneumatisch bedieningssysteem is als volgt.

Bij toegeklapte deuren 2 respectievelijk de klep 3 van het wegvoertuig, wordt het ventiel 33 zodanig gesteld dat een doorvoer van druklucht daardoorheen mogelijk is Voorts wordt door de bestuurder de elektrische keten 35 zo-20 danig bekrachtigd dat klep 34 eveneens doorvoer van druklucht toelaat. Hiermee wordt de luchtkamer 31 gevuld met lucht, zal het wegvoertuig zich opheffen en kan gaan rijden. Bij het bereiken van een bepaalde wegstand respectievelijk opgeblazen stand van de luchtkamer 31, wordt een elektrisch signaal ge-25 geven, die de tweede ventiel 34 zodanig versteld dat de toevoer wordt afgesloten en de luchtkamer 31 in verbinding komt met een ontlastklep 37. Hiermee wordt een overmaat aan druk in de luchtkamer 31 voorkomen. Zodra het voertuig gelost moet worden kan opnieuw door het bekrachtigen van de solenoide 36 30 een verbinding tot stand worden gebracht door de luchtkamer 31 en het eerste ventiel 33, die echter nog steeds ten gevolge van de dichte deuren in de voedingstand staat. Door het openklappen van de deuren respectievelijk de klep wordt echter het ventiel 33 omgesteld en kan de luchtkamer 31 zich 35 ledigen, waardoor de carrosserie zakt.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen. Zo kan de luchtveer ook een hydro-pneumatische luchtveer zijn en zelfs een mechanische, zoals een schroef of bladveer, die door externe middelen ont-40 spanbaar is.

8401218

Claims (6)

1. Inrichting voor het ophangen van een wiel bij een wegvoertuig, in het bijzonder bus, ambulance en dergelijke, gekenmerkt door een gestel, een in het ver-tikale vlak zwenkbaar aan het gestel aangebrachte wielarm 5 voorzien van astap voor het draaibaar ondersteunen van het wiel, een tussen zwenkarm en gestel werkzame schokdemper met veermiddelen, waarbij de veermiddelen ontspanbaar zijn uitgevoerd, teneinde wielarm vanuit een wegstand waarin de wielarm de normale veerbeweging ondervindt naar een ten opzichte van 10 het gestel hoger gelegen knielstand te kunnen brengen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de veermiddelen zijn gevormd door een luchtveer, bestaande uit een pot, een daarin opneembaar stempel en tussen pot en stempel luchtdicht aangebracht membraan.

3. Inrichting volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat de veerpot in een ten opzichte van de zwenktappen van de wielarm vaste positie en de veerstempel in een ten opzichte van de wielarm vaste positie is aangebracht. 2o

4. Inrichting volgens conclusie 1-3, met het kenmerk, dat de veerpot ten opzichte van de rijrichting voor en hoger dan de zwenktap is aangebracht, waarbij de veerarm is voorzien van een vast daaran bevestigde steun voor de veerstempel.

5. Wegvoertuig voorzien van een inrichting volgens één der voorgaande conclusies 1-4.

6. Wegvoertuig volgens conclusie 4, voorzien van een uitklapbaar carrosseriedeel, zoals klep, deur enz. met het kenmerk, dat het uitklapbare carrosseriedeel 30 een pneumatisch regelventiel voor het vullen respectievelijk ledigen van de luchtveer bediend. 8401218