NL8304372A - Digitale codeleesinrichting. - Google Patents

Description

4 *

I X

C/Ca/ar/1604

Digitale codeleesinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een digitale codeleesinrichting, en meer in het bijzonder op een dergelijke codeleesinrichting voor weergave van digitale informatie uit een met storing ontvangen signaal.

5 Bij bepaalde vormen van televisie- omroepdistributie, zoals "Pay-TV", wordt een te distrihueren videosignaal voorafgaande aan transmissie aan een wel als "scrambling" aangeduide, andere dan normale rangschikking onderworpen. Zo kan bijvoorbeeld de fase van een bepaald 10 deel van het signaal op een vooraf bepaald punt gedurende ieder beeldregelaftastinterval aan omkering worden onderworpen. Indien het schema, volgens hetwelk deze speciale rangschikking is uitgevoerd, bekend is, kan het door een ontvanger ontvangen signaal aan herrangschikking tot het oor-15 spronkelijke videosignaal worden onderworpen. Aangezien het aan de speciale rangschikking onderworpen videosignaal zonder kennis van het toegepaste rangschikkingsschema en zonder beschikking over een in aanmerking komende herrangschikkings-inrichting onbruikbaar is, biedt de toepassing van een der-20 gelijke signaalbewerking de mogelijkheid om onbevoegd gebruik van het videosignaal door niet bij het desbetreffende distributiestelsel aangesloten personen te verhinderen.

De voor decodering of herrangschikking van het aan een dergelijke speciale rangschikking onderworpen 25 signaal benodigde informatie wordt gewoonlijk in de vorm van een digitale sleutelcode als onderdeel van het uitgezonden videosignaal mee-uitgezonden. In de televisie-ontvanger wordt deze sleutelcode uitgelezen en voor herrangschikking van het videosignaal gebruikt. Daarbij is het echter mogelijk, dat 30 bij de ontvangst van een dergelijk videosignaal optredende storing een niveauverandering van het signaal teweegbrengt, waardoor de desbetreffende sleutelcode wordt gemaskeerd en de beoogde herrangschikking van het ontvangen videosignaal onmogelijk wordt. Een bijzonder hardnekkig probleem bij de 35 correcte uitlezing van dergelijke sleutelcodes wordt in dit opzicht gevormd door het optreden van een wel als echosignaal 8304372 .

V . _________ i '* -2- aangeduid verschijnsel bij de transmissie van video-informa-tie.

De uitvinding stelt zich ten doel, hierin verbetering te brengen.

5 Voorts stelt de uitvinding zich ten doel, de correcte uitlezing van digitale informatie uit een met storing, welke de informatie'maskeert, ontvangen signaal mogelijk te maken.

Een ander doel van de uitvinding is 10 het verschaffen van een inrichting voor lezing van een digitale sleutelcode in een aan herrangschikking onderworpen videosignaal.

Daartoe wordt volgens de uitvinding uit een ontvangen signaal, dat is uitgezonden met ten minste 15 twee een digitale uitzendinformatie bepalende niveaus en wordt ontvangen met een stoorsignaal, dat een verandering in een voorafbepaalde eigenschap van het uitgezonden signaal teweegbrengt en de twee niveaus in overeenstemming met die verandering zodanig wijzigt, dat de digitale uitzendinformatie 20 wordt gemaskeerd, de digitale informatie uitgelezen ter verkrijging van een digitale code. Vervolgens wordt de door interferentie in de voorafbepaalde eigenschap van het uitgezonden signaal teweeggebrachte verandering bepaald en op grond daarvan een stuursignaal gevormd. De digitale informatie wordt 25 uit het ontvangen signaal afgescheiden door de in het ontvangen signaal optredende niveaus te vergelijken met het niveau van een drempelsignaal, dat afzonderlijk wordt opgewekt en waarvan het niveau op basis van het genoemde stuursignaal zodanig wordt ingesteld, dat de afgescheiden digitale 30 informatie met de oorspronkelijk uitgezonden digitale informatie in overeenstemming komt.

De uitvinding zal worden verduidelijkt in de nu volgende beschrijving aan de hand van de bijbehorende tekening van enige uitvoeringsvormen, waartoe de uitvin-35 ding zich echter niet beperkt. In de tekening tonen: 8, A , - .- Λ fig. 1 een blokschema van een voor her- 304372 * a -3- rangschikking van een aan speciale rangschikking onderworpen videosignaal geschikte televisie-ontvanger van bekend type, fig. 2A-2C enige golfvormen van videosignalen met voor herrangschikking van het videosignaal be-5 stemde, digitale sleutelcode, waarbij fig. 2A een desbetreffend videosignaal zonder storing en de fig. 2B en 2C derge-lijke videosignalen met een echosignaal van respectievelijk positieve en negatieve fase laten zien, fig. 3A-3C een grafische weergave, 10 welke laat zien op welke wijze de in de respectieve videosignalen volgens de fig. 2A-2C aanwezige, digitale sleutelcode door een bekende televisie-ontvanger foutief en onder toepassing van de onderhavige uitvinding op correcte wijze wordt uitgelezen, 15 fig. 4 een blokschema van een uitvoe ringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding voor correcte uitlezing van een digitale sleutelcode uit een videosignaal, fig. 5 een blokschema van een andere 20 uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding, fig. 6 een blokschema van nog een andere uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding, :iï

fig. 7A en 7B de golfvorm van een ont- I

25 vangen videosignaal tijdens het verticale onderdrukkingsinterval daarvan onder respectievelijk normale omstandigheden en in geval van beïnvloeding door een echosignaal en fig. 8 een blokschema van een inrich--ting volgens de uitvinding voor correcte uitlezing van een 30 digitale sleutelcode uit het videosignaal volgens fig. 7B.

Bij de televisie-ontvanger van bekend type volgens het in fig. 1 weergegeven blokschema is sprake van een antenne 1, welke een aan speciale rangschikking van het type "scrambling" onderworpen videosignaal ontvangt, een 35 afstemeenheid 2, een videomiddenfrequentversterker 3 en een demodulator 4, welke een gedemoduleerd, aan de genoemde speciale 8304372 . j -4- rangschikking onderworpen videosignaal afgeeft, dat vervolgens aan een herrangschikkingseenheid 5 wordt toegevoerd.

Bovendien wordt het uit de demodulatie resulterende videosignaal toegevoerd aan een sleutelcode-5 lezer 6, welke dient voor afscheiding van de sleutelcode uit het ontvangen signaal en voor afgifte van een uit deze afscheiding resulterend sleutelcodesignaal KC. Dit sleutelcode-signaal KC wordt opgeslagen in een geheugen 7, dat het signaal op een geschikt tijdstip toevoert aan een decodeereen-10 heid 8; deze laatstgenoemde levert een decodeersignaal S aan w de herrangschikkingseenheid 5 voor herrangschikking van het videosignaal tot het oorspronkelijke, normaal gerangschikte videosignaal Sg. Dit oorspronkelijke videosignaal Sg wordt door een beeldscherminrichting 9 in een zichtbaar televisie-15 beeld omgezet. De aard en inhoud van het decodeersignaal Sc is uiteraard afhankelijk van de aangetroffen sleutelcode. Wanneer deze onjuist wordt uitgelezen, wordt geen correcte herrangschikking van het videosignaal verkregen.

De fig. 2A en 3A tonen de reactie van 20 de sleutelcodelezer 6 op de ontvangst van een videosignaal zonder stoorverschijnselen. Fig. 2A toont het aan speciale rangschikking onderworpen deel van het videosignaal S^. Daarin vormt de impuls Η3^ησ een horizontale synchronisatie-impuls van het videosignaal, terwijl het daarop volgende signaaldeel 25 de digitale sleutelcode bevat.

Deze digitale sleutelcode wordt uitgelezen met behulp van een drempelsignaal van het niveau V^· Wanneer het niveau van het videosignaal gedurende het desbetreffende signaalinterval boven het drempelsignaalniveau 30 ligt, wordt als uitleesresultaat de digitale waarde "1" verkregen; wanneer het videosignaalniveau gedurende het beschouwde interval onder het drempelniveau ligt, wordt bij uit-lezing de digitale waarde "0" verkregen. Voor het drempelsignaalniveau wordt een bepaalde waarde ten opzichte van het 35 door niveaufixatie verkregen gelijkspanningsniveau Vc£ gekozen. Zoals fig. 3A laat zien, wordt bij storingsvrije ont- 1304372 -5- 9 * vangst van het videosignaal een correcte uitlezing van de sleutelcode 1,0,1 verkregen, resulterend in een daarmede overeenkomend sleutelcodesignaal KC.

Indien bij ontvangst van het videosig-5 naai tevens sprake van een echoverschijnsel is, kan foutieve uitlezing van de digitale sleutelcode optreden. Pig. 2B heeft betrekking op het geval, waarin het videosignaal met een echosignaal van positieve fase wordt ontvangen. Daarbij wordt de uitdrukking "positieve fase" gebruikt in de gebruikelijke 10 betekenis, volgens welke sprake van een echosignaal met een positieve fase is, wanneer het echoverschijnsel dezelfde polariteit heeft als het signaaldeel, waarvan het de echo vormt. In het samengestelde signaal Si, dat het videosignaal en het echosignaal bevat, vormt de impuls Hs^nc weer de hori-15 zontale synchronisatie-impuls (zie fig. 2B). Het in fig. 2B zichtbare echosignaal heeft dezelfde breedte als de synchro-nisatie-impuls Hgync. Indien het onmiddellijk op deze synchro-nisatie-impuls volgende deel p^ van het signaal het reeds genoemde fixatieniveau Vc£ vertoont, zal het niveau van 20 het drempelsignaal op de in fig. 2B met een volle lijn getekende rechte liggen. Als gevolg van de aanwezigheid van het echosignaal zal het signaaldeel met de sleutelcode de verder in fig. 2B zichtbare gedaante hebben. In de voor detectie van de sleutelcode dienende detectiepunten, welke in fig. 2B op 25 de gebroken verticale lijnen liggen, worden nu zodanige video-signaalniveaus aangetroffen, dat een foutief sleutelcodesignaal KC van de gedaante 1,1,1, als met volle lijnen in fig.

3B weergegeven, wordt uitgelezen.

De fig. 2C en 3C hebben betrekking op 30 de foutieve uitlezing van de sleutelcode in geval van een echosignaal van negatieve fase. Bij de situatie volgens fig.

2C heeft dit echosignaal een breedte, welke in geringe mate kleiner is dan die van de horizontale synchronisatie-impuls Hsync’ Het P2 bepaalt het fixatieniveau V^,

35 zodat het niveau van het drempelsignaal op de volle horizontale lijn in fig. 2C ligt. De volle lijnen in fig. 3C

830437; -6- « » tonen het bij uitlezing verkregen, foutieve sleutelcodesig-naal KC, dat in dit geval de gedaante 0,0,0 in plaats van de gedaante 1,0,1 heeft.

Volgens de onderhavige uitvinding wordt 5 een voorafbepaalde eigenschap van het uitgezonden videosignaal gebruikt voor bijregeling van het niveau van het drem-pelsignaal; deze speciale eigenschap van het signaal ondergaat in geval van storing van het signaal een verandering, welke aan de ontvangstzijde kan worden gedetecteerd. Meer in 10 het bijzonder wordt de gedetecteerde verandering gebruikt voor zodanige bijregeling van het niveau van het drempel-signaal, dat de sleutelcode op correcte wijze uit een ontvangen videosignaal wordt uitgelezen.

Fig. 4 toont het blokschema van een 15 eerste uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding voor correcte uitlezing van de sleutelcode uit.een ontvangen videosignaal. Daarbij wordt de reeds genoemde, voorafbepaalde eigenschap van een uitgezonden videosignaal, welke als gevolg van storing een aan de ontvangstzijde detecteer-20 bare verandering ondergaat, gevormd door aanvullende digitale informatie, welke als een aanvullingscode bij de instelling van de spanningswaarde van het drempelsignaal wordt gebruikt. Deze aanvullingscode is opgenomen in een voorafbepaald horizontaal onderdrukkingsinterval van het uitgezonden 25 televisie-signaal, dat wil zeggen op een voorafbepaalde tijdsduur na de horizontale synchronisatie-impuls HSync· Indien de uitgezonden aanvullingscode zelf en het voorafbepaalde horizontale onderdrukkingsinterval van deze code bekend zijn, kan het voor verkrijging van deze aanvullingscode juiste 30 niveau van het drempelsignaal bij ontvangst van het videosignaal wordenbepaald. Indien nu voor het drempelsignaalniveau een zowel voor de aanvullingscode als voor de sleutelcode dezelfde waarde wordt gekozen, is correcte uitlezing van de uitgezonden sleutelcode bij ontvangst mogelijk.

35 Meer in het bijzonder wordt volgens fig. 4 het uit de demodulatie resulterende videosignaal S.

8304372 W « -7- via een ingangsaansluiting 10 enerzijds toegevoerd aan een signaalbaan met een niveaufixatieschakeling 11, welke het ge-lijkspanningsniveau van het signaal bepaalt. Het aan niveaufixatie onderworpen signaal gaat vervolgens via een 5 laagdoorlaatfilter 12 naar een afsnijdschakeling 13, welke het niveau van het doorgelaten signaal vergelijkt met het niveau van het van een spanningsregelaar 14 afkomstige drempel-signaal. Het uit deze vergelijking resulterende, digitale uitgangssignaal van de afsnijdschakeling 13 komt ter beschik-10 king aan een uitgangsaansluiting 15.

Binnen een tweede signaalbaan wordt het uit de demodulatie resulterende videosignaal toegevoerd aan een impulsafscheidingsschakeling 16 voor detectie van de horizontale en verticale synchronisatie-impulsen in het signaal 15 S^. Een tijdsritmesignaalopwekschakeling 17 levert een tijd-ritmesignaal aan een coïncidentiedetector 18. Dit tijd-ritmesignaal wijst de plaats van de aanvullingscode binnen het signaal aan.

De coïncidentiedetector 18 krijgt 20 bovendien van een referentiesignaalgenerator 19 een referentie-signaal toegevoerd, evenals het uitgangssignaal van de afsnijdschakeling 13.

Tijdens bedrijf van de uitleesinrichting volgens fig. 4 wordt het niveau van het door de spannings-25 regelaar 14 geleverde drempelsignaal zodanig gevariëerd, dat het uitgangssignaal van de afsnijdschakeling 13 een wijziging ondergaat. De referentiesignaalgenerator 19 levert een digitaal signaal, dat aan de in het ontvangen videosignaal voorkomende aanvullingscode identiek gekozen is. Door gebruik te 30 maken van het tijdritmesignaal kan de coïncidentiedetector 18 het uitgangssignaal van de afsnijdinrichting 13 ter plaatse van het speciale signaaldeel, waaraan de aanvullingscode is toegevoegd, met dit referentiesignaal vergelijken.

De in het niveau van het drempelsignaal 35 teweeggebrachte variatie maakt het mogelijk een door stoorver-schijnselen in de uitgezonden aanvullingscode teweeggebrachte 8304372 -8- wijziging te detecteren en op basis daarvan het niveau van het drempelsignaal op een zodanige waarde in te stellen, dat de ontvangen aanvullingscode in overeenstemming komt met de door de referentiegenerator 19 geleverde, werkelijk bij het 5 desbetreffende videosignaal behorende aanvullingscode. Wanneer het uitgangssignaal van de afsnijdschakeling 13 aanwijst, dat het niveau van het door de spanningsregelaar 14 geleverde drempelsignaal coïncidentie tussen de referentiewaarde voor de 'aanvullingscode, zoals deze in het ontvangen videosignaal 10 dient voor te komen, en de door de afsnijdschakeling 13 werkelijk gevonden waarde teweegbrengt, geeft de coïncidentie-detector 18 een detectiesignaal af, waardoor de spanningsregelaar 14 op afgifte van een drempelsignaal van het desbetreffende niveau wordt ingesteld. Wanneer dit niveau voor 15 correcte detectie van de aanvullingscode is ingesteld, is het tevens voor correcte detectie van de bijbehorende sleutelcode ingesteld, zodat het detectiesignaal het karakter van een stuursignaal heeft, dat een zodanige instelling van het drempelsignaalniveau teweegbrengt, dat de uitgelezen digitale 20 informatie overeenstemt met de uitgezonden digitale informatie.

Het aan de uitgangsaansluiting 15 verschijnende uitgangssignaal bevat het gehele videosignaal S^. Vervolgens kan een niet in de tekening weergegeven bemonster-schakeling worden gebruikt om slechts dat signaaldeel, dat 25 de sleutelcode bevat en een bekende tijdsduur na de horizontale synchronisatie-impuls HSync begint, voor uitlezing van het sleutelcodesignaal KC te bemonsteren.

De fig. 2B,2C,3B en 3C laten de werking en het effect van de uitvoeringsvorm volgens fig. 4 zien. 30 In de zojuist eerstgenoemde figuren tonen de gebroken lijnen op welke wijze het niveau van het drempelsignaal wordt gewijzigd ter verkrijging van correcte sleutelcode-informatie in plaats van de bij toepassing van een bekende inrichting verkregen, foutieve informatie.

35 Fig. 5 heeft betrekking op een andere uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de onderhavige 8304372 -.Λ -9- « * uitvinding, waarbij over de met die volgens fig. 4 overeenkomende componenten weer met dezelfde verwijzingssymbolen zijn aangeduid. De door het uit demodulatie verkregen videosignaal Si gevolgde signaalbaan via de ingangsaansluiting 10, 5 de niveaufixatieschakeling 11, het laagdoorlaatfilter 12, de afsnijdschakeling 13 en de uitgangsaansluiting 15 komt met die volgens fig. 4 overeen.

In de andere signaalbaan gaat het videosignaal eerst naar de impulsafscheidingsschakeling 16, 10 waarna een tijdritmesignaalopwekschakelng 17' een tijdritme-signaal levert, dat de plaats van een speciaal deel van de sleutelcode-informatie in het videosignaal aanwijst.

In het kader van de onderhavige beschrijving zal nu worden aangenomen, dat het tijdsritmesignaal St2 de plaats van het 15 eerste bit met de digitale waarde "1" in de sleutelcode aanwijst.

De genoemde andere baan bevat voorts een analoog/digitaal-omzetter 20, waaraan tevens het uitgangssignaal van het tot de eerste signaalbaan behorende laagdoor-20 laatfilter 12 wordt toegevoerd. Het tijdritmesignaal St2 bepaalt, welk deel van het uitgangssignaal van het laagdoorlaatfilter 12 in digitale vorm wordt gebracht. Bij het hier veronderstelde geval betreft dit het bij de eerste digitale bitwaarde "1" van de sleutelcode behorende signaaldeel.

25 Het uitgangssignaal van de analoog/ digitaal-omzetter 20 wordt toegevoerd aan een patroondetectie-schakeling 21, welke de in het niveau van de digitale bitwaarde "1" door de omzetter 20 teweeggebrachte variaties detecteert. Dit wil zeggen, dat de voorafbepaalde eigenschap 30 van het uitgezonden signaal bij de hier beschreven uitvoeringsvorm wordt gevormd door de golfvorm van de digitale bitwaarde "1" van de tot het videosignaal behorende sleutelcode.

Zoals de fig. 2B en 2C laten zien, is de in het golfvorm-patroon van een digitale bitwaarde ”1" van een ontvangen 35 sleutelcode teweeggebrachte verandering afhankelijk van de aard van het bij ontvangst opgetreden echoverschijnsel. Het 8304372 — * 4 Ί < ·ψ -10- door de patroondetectieschakeling 21 afgegeven patroonsig-naal wordt toegevoerd aan een vergelijkingssschakeling, waaraan eveneens een aantal referentiesignalen wordt toegevoerd door een patroongeheugen 23? deze verschillende referentie-5 signalen hebben betrekking op de bij bekende storingstypen optredende golfvormpatronen. De vergelijkingsschakeling 22 geeft een stuursignaal af, waarvan de aard afhankelijk is van het van het patroongeheugen 23 afkomstige referentiesig-naal of patroon, dat met het patroon van de werkelijk ont-10 vangen golfvorm overeenstemt. Zo kan bijvoorbeeld het stuursignaal met de verschillende in aanmerking komende referentiesignalen variëren of een digitaal signaal zijn.

Het door de vergelijkingsschakeling 22 geleverde stuursignaal wordt door een tussenspanningsgenera-15 tor 24 gebruikt voor vorming van een signaal, waarop de spanningsregelaar 14 reageert door levering van een drempel-signaal van in aanmerking komend niveau aan de afsnijdschake-ling 13. Zoals met gebroken lijnen in de fig. 2B en 2C is aangeduid, wordt het niveau van het drempelsignaal bij de 20 hier beschreven uitvoeringsvorm gevarieerd met de door de vergelijkingsschakeling 22 uitgevoerde detectie van een echo-signaal van positieve fase of een echosignaal van negatieve fase.

Evenals bij de uitvoeringsvorm volgens 25 fig. 4 dient het aan de uitgangsaansluiting 15 in fig. 5 verschijnende signaal, dat door het volledige videosignaal wordt gevormd, ter verkrijging van het werkelijke sleutelcode signaal KC verder te worden bewerkt.

Fig. 6 toont nog een andere uitvoerings-30 vorm van een digitale code-uitleesinrichting volgens de uitvinding. Ook in dit geval bestaat de ene signaalbaan uit de ingangsaansluiting 10, de niveaufixatieschakeling 11, het laagdoorlaatfilter 12 en de afsnijdschakeling 13. De laatstgenoemde werkt met een door een spanningsregelaar 14 gele-35 verd drempelsignaal om een digitaal signaal aan de uitgangsaansluiting 15 te laten verschijnen.

8304372 -11- « »

Het via de ingangsaansluiting 10 verschijnende videosignaal wordt in de andere signaalbaan weer aan een impulsafscheidingsschakeling 16 toegevoerd, waarna een tijdritmesignaalopwekschakeling 17" een tijdritme-5 signaal St3 vormt, dat de plaats van het onmiddellijk op de horizontale synchronisatie-impuls HSync volgende signaaldeel van het videosignaal identificeert. Dit tijdritmesignaal St3 worc^t a^s bemonster signaal toegevoerd aan een bemonster-en-houdschakeling 25.

10 Het door het laagdoorlaatfilter 12 doorgelaten signaal gaat eveneens naar de bemonster-en-houd-schakeling 25, welke op basis van het tijdritmesignaal St3 het niveau van het onmiddellijk op de synchronisatie-impuls Hsync v°l?en(^e videosignaaldeel bepaalt. Zoals fig. 2 laat 15 zien, vertoont het desbetreffende signaaldeel, afhankelijk van de aanwezigheid van een echosignaal van positieve fase (p.j), een echosignaal van negatieve fase (p2) of de afwezigheid van een echosignaal, steeds verschillende niveaus ten opzichte van het niveau van de synchronisatie-impuls. Het 20 voor de schakeling 25 vastgehouden niveau wordt aangeboden aan de spanningsregelaar 14, welke dan het drempelsignaal voor de afsnijdschakeling 13 vormt. Aangezien het bemonsterde en vastgehouden niveau van het videosignaal bepalend is voor de door eventuele echoverschijnselen in het ontvangen signaal 25 teweeggebrachte veranderingen, kan het niveau als stuursignaal voor instelling van het juiste niveau van het drempel-signaal worden gebruikt. De verschillende niveaus van het drempelsignaal, bestemd voor de verschillende genoemde signaal-, omstandigheden, zijn in fig. 2A met volle lijnen en in de 30 fig. 2B en 2C met gebroken lijnen weergegeven. Zoals uit de fig. 3B en 3C naar voren komt, kan een correct sleutelcode-signaal KC worden verkregen.

Bemonstering van een ander deel van het videosignaal is uiteraard eveneens mogelijk. Zo is het 35 bijvoorbeeld mogelijk, een deel van de eerste digitale bit-waarde "1" van de sleutelcode van het signaal aan de bemonster- 8304372 _ : -12-

* V

en-houdbewerking te onderwerpen. Ook is het mogelijk een op een bekende plaats aan het videosignaal toegevoegd referentie-niveausignaal toe te passen. Wanneer dit laatstgenoemde signaal een amplitude heeft, waarvan de relatie tot die van een 5 digitale bitwaarde "1” van de sleutelcode bekend is, kan een juist drempelsignaalniveau worden verkregen.

Bij nog een andere uitvoeringsvorm kan het gemiddelde niveau van de signaalcomponenten van de sleutelcode worden bepaald en de daarin opgetreden verande-10 ring worden gebruikt als aanwijzing voor het type van een eventueel opgetreden storing. Een dergelijk gemiddeld niveau kan bijvoorbeeld worden bepaald met behulp van een integrerende schakeling, welke het oppervlak onder de golfvormen in de fig. 2A-2C bepaalt.

15 Volgens weer een andere uitvoerings vorm van de uitvinding kan een referentiesignaal worden toegepast, dat een zodanige amplitude heeft, dat het uit bemonstering en vasthouden daarvan resulterende signaal rechtstreeks als drempelsignaal kan worden gebruikt.

20 Tijdens de verticale onderdrukkings- intervallen van een videosignaal kan het gelijkspannings-niveau van het signaal bij het optreden van echoverschijn-selen stijgen wanneer de toegepaste middenfrequentversterker 3 onder automatische versterkingsregeling staat. De daaruit 25 resulterende golfvorm van het videosignaal is in fig. 7B voor de digitale sleutelcode weergegeven, zulks in vergelijking met een van dergelijke verschijnselen vrije sleutelcode volgens fig. 7A. Duidelijk zal zijn, dat de digitale sleutelcode in een videosignaal volgens fig. 7B niet kan 30 worden gedetecteerd met behulp van een drempelsignaal, dat het voor fig. 7A geschikte niveau vertoont.

Pig. 8 toont een schakeling voor zodanige bijregeling van het niveau van het drempelsignaal, dat correcte detectie van de sleutelcode in een videosignaal 35 volgens fig. 7B mogelijk is. In het laatstgenoemde geval zullen door de impulsafscheidingsschakeling 16 namelijk geen 8304372

_,_J

* * -13- > /* 4 r horizon tale synchronisatie-impulsen worden afgegeven; de schakeling volgens fig. 8 maakt van dit bij videosignalen optredende verschijnsel gebruik voor bijregeling van het drempelsignaalniveau.

5 Bij de inrichting volgens fig. 8 be vat de ene signaalbaan weer de ingangsaansluiting 10, de niveaufixatieschakeling 11, het laagdoorlaatfilter 12, de afsnijdschakeling 13 en de uitgangsaansluiting 15.

Tot de andere signaalbaan behoort weer 10 de impulsafscheidingsschakeling 16, welke de horizontale synchronisatie-impulsen Hgync detecteert. Wanneer een videosignaal met de golfvormgedaante volgens fig. 7B verschijnt, zal de schakeling 16 geen uitgangssignaal afgeven, hetgeen aan een daarop volgende detectieschakeling 26 de aanwezig-15 heid van een dergelijke "verlopen" golfvorm verraadt. Het uitgangssignaal van de detectieschakeling 26 vormt een regel-signaal voor bijregeling van het niveau van het door de spanningsregelaar 14 afgegeven drempelsignaal, zoals in fig.

7B met een gebroken lijn is weergegeven.

20 De schakeling volgens fig. 8 kan ook bij de inrichtingen volgens de fig. 4-6 ter verhoging van de betrouwbaarheid worden toegepast. Zo kan de detector 26 bijvoorbeeld bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 4 worden opgenomen tussen de uitgangsaansluiting van de synchronisatie-25 impulsafscheidingsschakeling 16 en de spanningsregelaar 14, dat wil zeggen parallel aan de serieschakeling van de tijd-ritmesignaalopwekgenerator 17 en de coxncidentiedetector 18.

In dat geval wordt de inwerking van een echosignaal op de sleutelcode en op het gehele videosignaal volledig geëlimi-30 neerd.

Bij de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvormen van de uitvinding werden ter verduidelijking echosignalen van positieve en negatieve fase als stoor-signalen beschouwd. Duidelijk zal echter zijn, dat de onder-35 havige uitvinding eveneens kan worden toegepast in geval van echosignalen van afwijkende fase of van stoorsignalen van ander type.

8304372 ' —* -14-

De uitvinding beperkt zich niet tot de in het voorgaande beschreven en in de tekening weergegeven uitvoeringsvormen. Verschillende wijzigingen kunnen in de beschreven details en in hun onderlinge samenhang worden aan-5 gebracht, zonder dat daarbij het kader van de uitvinding wordt overschreden.

83 0 4 3.7 2 %

Claims (16)

1. Digitale codeleesinrichting voor weergave van digitale informatie uit een ontvangen signaal, dat is uitgezonden met ten minste twee een digitale uitzendin-formatie bepalende niveaus en mogelijkerwijs wordt ontvangen 5 met een stoorsignaal, dat een verandering in een voorafbe-paalde parameter van het uitgezonden signaal teweegbrengt en de twee niveaus in overeenstemming met die verandering zodanig wijzigt, dat de digitale uitzendinformatie wordt gemaskeerd, welke codeleesinrichting is voorzien van middelen voor 10 afscheiding van digitale informatie uit een ontvangen signaal door niveauvergelijking van het ontvangen signaal met een drempelsignaal, gekenmerkt door een detectieschake-ling (16-19;16,17‘,20-24;16,17”,25;16,26) voor detectie van een verandering in de voorafbepaalde parameter van het uit-15 gezonden signaal en voor afgifte van een op het detectieresul-taat gebaseerd stuursignaal, en door een drempelsignaalgenera tor (14) voor afgifte van een drempelsignaal, waarvan het niveau(Vth) op basis van het stuursignaal zodanig wordt ingesteld, dat de afgescheiden digitale informatie met de uitge-20 zonden digitale informatie overeenstemt.

2. Codeleesinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de digitale informatie van het uitgezonden signaal wordt gevormd door een sleutelcode, welke een bekende mogelijke toestand van het uitgezonden sig- 25 naai identificeert.

3. Codeleesinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het uitgezonden signaal wordt gevormd door een aan speciale rangschikking onderworpen videosignaal (S^) met een sleutelcode, welke door een video- 30 ontvanger voor herrangschikking van het ontvangen signaal bruikbaar is.

4. Codeleesinrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de voorafbepaalde parameter van het uitgezonden signaal de aanwezigheid omvat van voor- 35 afbepaalde digitale aanvullingsinformatie van bekende waarde, waarbij de detectieschakeling een coïncidentiedetector (18) 8304372 ♦ -16- bevat voor vergelijking van de digitale aanvullingsinformatie-waarden, welke door toepassing van verschillende niveaus voor het drempelsignaal worden verkregen in de vergelijking daarvan met een referentiesignaal, dat overeenkomt met de waarde 5 van de voorafbepaalde digitale aanvullingsinformatie, en voor afgifte van het genoemde stuursignaal (S^) in geval van coïncidentie, waarbij het niveau (V^) van het drempelsignaal op zijn bij afgifte van het stuursignaal (S^) bereikte waarde wordt ingesteld.

5. Codeleesinrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de digitale aanvullingsinformatie zich op een bekende plaats in het videosignaal (S^) bevindt, waarbij de detectieschakeling een tijdritmesignaal-generator (17) bevat voor levering van een tijdritmesignaal 15 (S^), dat de digitale aanvullingsinformatie aan de coïnci- dentiedetector (18) toevoert.

6. Codeleesinrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de bekende plaats in relatie tot een tijdritme-impuls (Hgync) van het videosignaal (S^ 20 is gekozen en dat een impulsafscheidingsschakeling (16) deze tijdritme-impuls (HSync) aan d® tijdritmesignaalgenerator (17) levert.

7. Codeleesinrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de voorafbepaalde parameter 25 van het uitgezonden signaal de golfvorm van een, de sleutelcode bevattend deel van het uitgezonden signaal omvat, waarbij de detectieschakeling een vergelijkingsschakeling (22) bevat voor vergelijking van de golfvorm van een desbetreffend deel van het ontvangen signaal met een aantal referentiegolf-30 vormen, welke respectievelijk overeenkomen met de in geval van superpositie van een stoorsignaal van bekend type op het ontvangen signaal optredende golfvormen, en voor afgifte van het stuursignaal met een waarde, welke een aanwijzing vormt van de speciale referentiegolfvorm, welke in overeenstemming 35 is met de ontvangen golfvorm, waarbij het niveau (v^) van het toegepaste drempelsignaal door de waarde van het stuursignaal wordt bepaald. 8304372 -17-

8. Codeleesinrichting volgens conclusie 7, I met het kenmerk, dat de sleutelcode zich op een I bepaalde plaats ten opzichte van een tijdritme-impuls I in het videosignaal (S^) bevindt en dat de detectieschake- I 5 ling is voorzien van een impulsafscheidingsschakeling (16) voor detectie van de tijdritme-impuls in een ontvangen videosignaal, een tijdritmesignaalopwekschakeling (17') voor afgifte van een tijdritmesignaal (St2) in, reactie op het uitgangssignaal van de impulsafscheidingsschakeling (16), welk 10 tijdritmesignaal (S^) een aanwijzing van de bekende plaats in het videosignaal (S.) van de sleutelcode, een patroondetec- I tieschakeling (21) voor afgifte van een patroonsignaal, dat I de variaties in het niveau van een in reactie op het tijd- I ritmesignaal (S^) aan de patroondetectieschakeling (21) I 15 toegevoerd deel van het videosignaal (S^) vertegenwoordigt, I en voor toevoer van dit patroonsignaal aan de vergelijkings-schakeling (22), en van een geheugen (23) voor toevoer aan I de vergelijkingsschakeling (22) van een aantal referentie-signalen, welke ieder ëên van de in aanmerking komende refe-20 rentiegolfvormen vertegenwoordigen. I

9. Codeleesinrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het aan de patroondetectieschakeling (21) toegevoerde deel van het videosignaal (S^) een bit met de digitale waarde "1" van de sleutelcode bevat.

10. Codeleesinrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de voorafbepaalde parameter van het uitgezonden signaal een bekend verschil bevat tussen de niveaus, welke het signaaldeel met de sleutelcode kan vertonen, waarbij de detectieschakeling een bemonsterschakeling 30 (25) voor bemonstering van het niveau van een voorafbepaald deel van een ontvangen signaal bevat, terwijl het stuursig- I naai het bemonsterde deel van het ontvangen signaal omvat.

11. Codeleesinrichting volgens conclusie 10, waarbij het videosignaal een tijdritme-impuls (HSync) met 35 ten opzichte van het gelijkspanningsniveau (Vc<g) van het signaal bekende grootte bevat, waarbij het optreden van een stoor- I 8304372 - -18- signaal in de grootte (p-j ,p2) van het juist op de tijdritme-impuls volgende videosignaaldeel een verandering van bekende, van de aard van een stoorsignaal afhankelijke omvang teweegbrengt, terwijl het bemonsterde signaaldeel dat laatstgenoem-5 de videosignaaldeel (p^,p2) omvat.

12. Codeleesinrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het videosignaal (S^) een referentiesignaal van ten opzichte van het gelijkspannings-niveau (V,^) van het videosignaal bekende grootte bevat en 10 dat het stoorsignaal in de. grootte van het referentiesignaal een verandering teweegbrengt, waarvan het bedrag afhankelijk van de aard van het stoorsignaal is, waarbij het bemonsterde signaaldeel het ontvangen- referentiesignaal bevat.

13. Codeleesinrichting volgens conclusie 12, 15 met het kenmerk, dat de grootte van het referentiesignaal een voorafbepaalde waarde ten opzichte van de eerste digitale bitwaarde "1" van de sleutelcode heeft en dat deze voorafbepaalde waarde zodanig is gekozen, dat het bemonsterde signaaldeel een althans ten minste nagenoeg zelfde niveau ver-20 toont als het niveau (V^) van het voor reproductie van de sleutelcode noodzakelijke drempelsignaal.

14. Codeleesinrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de voorafbepaalde parameter van het uitgezonden signaal het gemiddelde niveau van het, 25 de sleutelcode bevattende deel van het uitgezonden signaal omvat, en dat de detectieschakeling een bemonsterschakeling (25) bevat voor detectie van het gemiddelde niveau van het desbetreffende deel van een ontvangen signaal, terwijl het stuursignaal in afhankelijkheid van een gedetecteerde ver-30 andering van het gemiddelde niveau wordt ingesteld.

15. Codeleesinrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de bemonsterschakeling van het integrerende type is.

16. Codeleesinrichting volgens conclusie 3, 35 met het kenmerk, dat de voorafbepaalde parameter van het uitgezonden signaal het gelijkspanningsniveau (Vc^) 8304372 *t ^ — -19- van het signaal bevat en dat de detectieschakeling is voorzien van een impulsafscheidingsschakeling (16) voor detectie van tijdritme-impulsen (HSync). in een ontvangen signaal en van een detector (26) voor afgifte van het stuursignaal 5 wanneer de tijdritme-impulsen als gevolg van een verandering in het gelijkspanningsniveau van het ontvangen signaal onontdekt blijven, welk stuursignaal het niveau van het drempel-signaal in overeenstemming met de in het gelijkspanningsniveau van het ontvangen signaal opgetreden verandering 10 wijzigt. % 8304372