NL8303579A

NL8303579A - Inrichting voor het automatisch bevochtigen van planten.

Info

Publication number: NL8303579A
Application number: NL8303579A
Authority: NL
Original assignee: Agrotherm B V
Priority date: 1983-10-17
Filing date: 1983-10-17
Publication date: 1983-12-01
Also published as: ATE32161T1; EP0140443A1; EP0140443B1; DE3468966D1

Description

« · VO 5127

Titel: Inrichting voor het automatisch bevochtigen van planten.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het automatisch bevochtigen van planten, opgesteld op een substraat, waarbij een vloeistoftoevoerleiding, uitgerust met een klep bediend door een signaal van een regelinrichting, bestuurd door tasters opgesteld 5 in een meetgedeelte van :de inrichting.

Bij een.dergelijke uit b.v. de Nederlandse octrooiaanvrage 77.04535 bekende inrichting bestaat het substraat uit steenwol, dat bij het daaruit verdampen van vlöèistof aan de onderzijde eerst uitdroogt en daarna aan de bovenzijde.

10 Het is bij dergelijke inrichtingen gewenst om een beheerste overdosering te doen plaatsvinden: overtollig fluidum wordt afgevoerd en kan niet opnieuw worden gebruikt, dit in verband met het overbrengen van eventuele ziektekiemen. Het is dus van belang om de overdosering nauwkeurig te beheersen, daar met behulp van de in de aanhef 15 beschreven inrichting een groot aantal planten van fluidum wordt voorzien.

Zo wordt een kas van gebruikelijke afmetingen, met betreJcking tot de fluidumtoevoer verdeeld in b.v. 4 delen, die elk zijn voorzien van één enkele regelinrichting. Stelt menmude regelinrichting op, op de 20 plaats waar het fluidumverbruik naar verwachting het hoogste is, dan is gewaarborgd, dat alle planten in dit deel van de kas voldoende worden bevochtigd.

Een nadeel van de uit genoemde Nederlandse octrooiaanvrage bekende inrichting is dat daarmee niet nauwkeurig de verbruikte hoe-25 veelheid fluidum kan worden vastgesteld, hetgeen daarbij proefondervindelijk moet plaatsvinden. Het is bijgevolg nog moeilijker om een juiste overdosering te geven, met als gevolg, dat aan de plant te veel of te weinig fluidum wordt toegevoerd. Daar de verbruikte hoeveelheid water proefondervindelijk moet worden vastgesteld, speelt 8303579 --------j

I X

-2- genoemd probleem vooral bij weeromslag.

De uitvinding beoogt genoemd nadeel op te heffen.

Hiertoe vertoont de inrichting volgens de uitvinding het kenmerk, dat het substraat is opgesteld in een bak, die via een vernauwing 5 is verbonden met een goot, waarbij tussen het substraat en de bodem van de goot een mat met capillaire werking is opgesteld, waarvan een uitstekend gedeelte reikt door genoemde vernauwing tot in de goot, op welke laatste rechtstreeks het meetgedeelte aansluit, waarin de tasters van de regelinrichting reiken.

10 Door opstelling van het meetelement in een vernauwd gedeelte kan, gelet ook op de meniscus van de vloeistofspiegel, nauwkeurig worden bepaald hoeveel fluïdum overgedoseerd wordt, welk overgedoseerd fluïdum wordt afgegeven aan het substraat waarop zich de overige planten van de door genoemd meetelement te bedienen planten bevinden.

15 Dit kan nog worden verbeterd door de taster die de gewenste maximale vloeistofstand aanduidt, op te stellen nabij een in het meetgedeelte aangebrachte overloopopening.

Ter verduidelijking van de uitvinding zal thans, onder verwijzing naar de tekening, een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting 20 voor het regelen van de bevochtiging van planten worden beschreven. In de tekening toont: fig. 1 een zijaanzicht, deels in doorsnede van een inrichting voor het regelen vein de bevochtiging van planten; fig. 2 een zijaanzicht van de inrichting volgens fig. 1 en 25 fig. 3 een doorsnede volgens de lijn III-XII in fig. 1.

Volgens de tekening is een inrichting voor het bevochtigen van planten voorzien van een frame 9, waarin een roestvrij stalen bak 1 is opgenomen, die aan de onderzijde is uitgerust met een, zich over de lengte van de bak uitstrekkende watertoevoergoot 2. De toevoergoot 2 is 30 via een vernauwing 3 met de bak 1 verbonden. Op de bodem van de bak bevindt zich een katoenen mat 4, welke ten minste deels is omgeven door een niet-weergegeven folie. De mat is voorzien van een benedenwaarts uitstekend deel 5, dat zich via de vernauwing 3 uitstrekt tot onder in de goot 2. Op de goot 2 sluit het meetgedeelte 6 aan, dat is voorzien van' 35 een overloopopening 7. Onder de opening bevindt zich aan de buitenzijde van het meetgedeelte een druiprand 8.

Aan het frame 9 is verder een regelinrichting 10 bevestigd, 8303579______________ -3- die is uitgerust met een drietal tasters 11, 12 en 13. Een der ge lijke re-gelinrichting met tasters is op zich bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 70.06427 en de hiervoor genoemde Nederlandse octrooiaanvrage 77.04535. De taster 11 strekt zich uit tot nabij de onderrand van de 5 overloopopening 7 en geeft een maximale fluidumstand aan, terwijl de taster 12 zich tot het niveau van de goot 2 uitstrekt en een minimum-stand aangeeft. De elektrode 13 tenslotte strekt zich uit tot onder de goot en geeft een alarmstand asm.

In de bak 1 bevindt zich op de katoenmat 4 een steenwolmat 14, 10 ook wel substraat genoemd, omgeven door een niet-weergegeven folie, die aan de bovenzijde is uitgerust met een opening voor het daarop plaatsen van een plantpot 15 met plant 16. De plant 16 kan worden bevochtigd via een in de tekening schematisch weergegeven vloeistoftoevoerleiding 17, waarin een niet-weergegeven klep is opgenomen bediend door de regelin-15 richting 10.

De werking van de inrichting is als volgt: Zodra het vloeistofniveau in het meetgedeelte 6 zakt tot onder de elektrode 12, wordt vloeistof toegevoerd via de leiding 17. Zodra het vloeistofniveau weer de elektrode 11 raakt, begint de gewenste overdosering die afgevoerd wordt 20 via de opening 7.

De' inrichting biedt de mogelijkheid om nauwkeurig de gebruikte hoeveelheid water te meten, zodat ook de gewenste hoeveelheid overdosering nauwkeurig kan worden vastgesteld. Een gevolg hiervan is, dat het verlies aan al of niet van voedingsstoffen voorziene vloeistof tot een 25 minimum beperkt blijft.

Een andere mogelijkheid tot het nauwkeurig meten van de hoeveelheid verbruikt fluïdum bestaat daaruit, dat de pot met plant voortdurend wordt gewogen en via een computerbesturing wordt bevochtigd.

Uiteraard ligt binnen het raam van de uitvindingsgedachte ook 30 de mogelijkheid van toepassen van verdere varianten. Zo kan ook elke plant i.c. groep van planten zijn opgesteld in een bak 4, of kan, zoals bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, een plant in de bak 4 zijn opgesteld en de overige planten van de groep op afzonderlijke d'irekt. op de bodem gelegen substraatmatten.

-----i 8303579

Claims

1. Inrichting voor het automatisch bevochtigen van planten, opgesteld op een substraat, welke inrichting is voorzien van een vloeistof toevoer leiding, uitgerust met een klep, bediend door een regelinrich-ting bestuurd door tasters, opgesteld in een meetgedeelte van de inrich- 5 ting, met het kenmerk, dat het substraat is opgesteld in een bak, die via een vernauwing is verbonden met een goot, waarbij tussen het substraat en de bodem van de goot een mat met capillaire werkingixs op-gesteld, waarvan een uitstekend gedeelte reikt door genoemde vernauwing tot in de goot, op welke laatste rechtstreeks het meetgedeelte aan-10 sluit, waarin de tasters van de regelinrichting reiken.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het meetgedeelte is voorzien van een overloopopening.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de, de gewenste maximale vloeistofstand aanduidende taster zich uitstrekt tot 15 nabij de overloopopening.

4. Werkwijze voor het automatisch bevochtigen van planten, waarbij vocht wordt toegevoerd in afhankelijkheid van het gewicht van de plant met pot.

5. Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het wegen 20 van de plant met pot en het toevoeren, van vocht plaatsvindt middels een computerbe sturing. 8303579