NL8303451A - Inrichting voor het uitvoeren van werkzaamheden onder water. - Google Patents

Inrichting voor het uitvoeren van werkzaamheden onder water. Download PDF

Info

Publication number
NL8303451A
NL8303451A NL8303451A NL8303451A NL8303451A NL 8303451 A NL8303451 A NL 8303451A NL 8303451 A NL8303451 A NL 8303451A NL 8303451 A NL8303451 A NL 8303451A NL 8303451 A NL8303451 A NL 8303451A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
yoke
auxiliary
chains
main
pump
Prior art date
Application number
NL8303451A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Rsv Gusto Eng Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Rsv Gusto Eng Bv filed Critical Rsv Gusto Eng Bv
Priority to NL8303451A priority Critical patent/NL8303451A/nl
Priority to PCT/NL1984/000032 priority patent/WO1985001775A1/en
Priority to EP84903767A priority patent/EP0157864B1/en
Priority to DE8484903767T priority patent/DE3461944D1/de
Publication of NL8303451A publication Critical patent/NL8303451A/nl
Priority to FI852295A priority patent/FI852295A0/fi
Priority to NO852310A priority patent/NO852310L/no

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B19/00Handling rods, casings, tubes or the like outside the borehole, e.g. in the derrick; Apparatus for feeding the rods or cables
    • E21B19/08Apparatus for feeding the rods or cables; Apparatus for increasing or decreasing the pressure on the drilling tool; Apparatus for counterbalancing the weight of the rods
    • E21B19/09Apparatus for feeding the rods or cables; Apparatus for increasing or decreasing the pressure on the drilling tool; Apparatus for counterbalancing the weight of the rods specially adapted for drilling underwater formations from a floating support using heave compensators supporting the drill string
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02FDREDGING; SOIL-SHIFTING
    • E02F9/00Component parts of dredgers or soil-shifting machines, not restricted to one of the kinds covered by groups E02F3/00 - E02F7/00
    • E02F9/06Floating substructures as supports
    • E02F9/067Floating substructures as supports with arrangements for heave compensation

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Geology (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Environmental & Geological Engineering (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Geochemistry & Mineralogy (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Fluid Mechanics (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Earth Drilling (AREA)
  • Medicines Containing Material From Animals Or Micro-Organisms (AREA)
  • Pipeline Systems (AREA)
  • Rigid Pipes And Flexible Pipes (AREA)
  • Fluid-Pressure Circuits (AREA)

Description

1 '* N.0. 31.824
Inrichting voor het uitvoeren van werkzaamheden onder water.
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het uitvoeren van werkzaamheden op een diep onder water gelegen plaats, zoals het uit*· 5 voeren van baggerwerkzaamheden op een zeebodem, bestaande uit een drij* vende inrichting met daarop een ophangingssysteem met hijsmiddelen voor het neerlaten respektievelijk ophalen van een pijpenstreng, welke middel len zijn gekombineerd met een passieve en een aktieve deiningskompensa* tie van het type waarbij het aktieve deel de veerwerking van het passie-10 ve deel stuurt.
Een dergelijke inrichting is bekend bijvoorbeeld uit de ter inzage gelegde Nederlandse octrooiaanvrage 7413233* Deze bekende inrichting be*· treft in het bijzonder een drijvend boorstation waarbij de aan het op* hangsysteem opgehangen boorstreng is gekoppeld met een passieve dei-13 ningskompensator, waaraan een aktief kompensatiedeel is toegevoegd ten* einde wijziging mogelijk te maken van de kracht die onder tussenkomst van het kompensatiesysteem naar boven toe op de boorstreng werkt, waar*· door aanpassing mogelijk is aan de deiningsuitslag en aan het gewicht van de streng. Bij een boorinstallatie wordt een deel van het gewicht 20 van de streng opgenomen door de bodem en levert de voor het boren nodige naar beneden gerichte vertikale kracht.
Bij drijvende boorinrichtingen is de boortoren verder voorzien van hijsmiddelen in de vorm van een takel met behulp waarvan de boorstreng kan worden neergelaten respektievelijk opgehaald en met behulp waarvan 25 buissekties aan de boorstreng kunnen worden toegevoegd respektievelijk worden weggenomen.
Doel van de uitvinding is een inrichting te verschaffen waarmee het mogelijk is de voor het uitvoeren van de werkzaamheden nodige bewegingen uit te voeren in kombinatie met de deiningskompensatie en waarmee het in 30 het bijzonder mogelijk is werkzaamheden uit te voeren waarbij aan het ophangsysteera een zeer grote massa hangt, waaraan bovendien nog een aparte beweging moet kunnen worden gegeven die onafhankelijk is van de bodem, dat wil zeggen waarbij steunen op de bodem voor het opnemen van een deel van de massa niet plaatsvindt.
35 Dit doel wordt overeenkomstig de uitvinding in de eerste plaats be* reikt doordat de toren van het ophangingssysteem een aantal op afstand van elkaar geplaatste vertikale geleidingsbanen heeft, waarop een tussen de geleidingsbanen geplaatst horizontaal juk is geleid, dat in vertikale richting in de geleidingen op en neer beweegbaar is met behulp van door 40 hydromotoren aandrijfbare tandrondsels, die aangrijpen op een aantal het ^ xy "j <j i ' 0 2 juk en de daaraan hangende lastdragende trekorganen en het hydraulisch systeem van de hydromotoren zowel het passieve als ook het aktieve deel van de deiningskompensatie omvat, alsmede de mogelijkheid aan het juk vertikale bewegingen te geven waarop de deiningskompensatie is gesuper-5 poneerd. Het op vertikale geleidingsbanen geleide juk kan gemakkelijk zodanig worden uitgevoerd in kombinatie met een dienovereenkomstige uitvoering van de delen van de toren, dat zware lasten kunnen worden gedragen. Dit juk is in vertikale zin beweegbaar door hydraulische aandrijvingen, bestaande uit tandwielkasten met hydromotoren, die 10 aangrijpen op trekorganen en deze hydromotoren verzorgen enerzijds de vertikale bewegingen die het juk voor het uitvoeren van de werkzaamheden binnen de toren moet uitvoeren en verzorgen tegelijkertijd de passieve en aktieve deiningskompensatie.
De uitvinding is in het bijzonder bestemd voor een inrichting waar-15 mee vanaf een drijvende inrichting baggerwerkzaamheden op grote diepte kunnen worden uitgevoerd in welk geval de pijpenstreng aan het ondereinde een zuig-persbaggerpompeenheid draagt, waarop de pijpenstreng als persleiding aansluit. Aan de streng hangt dan een op zichzelf zware bag-gerinrichting, die met de streng, in het bijzonder wanneer deze gevuld 20 is met baggerspecie, een grote massa voorstelt.
Daarbij is denkbaar dat zich baggeromstandigheden voordoen, bijvoorbeeld voor het baggeren van vrij dikke modderlagen van grote dikte, dat aan deze zware streng met baggerinrichting een bepaalde beweging in vertikale zin moet worden gegeven, omdat de te baggeren laag een ten 25 dele vertikale baggerbeweging wenselijk maakt. Deze beweging kan bijvoorbeeld een zaagtandvormige beweging zijn.
Met de ophanging volgens de uitvinding met de op de trekorganen aangrijpende hydromotoren is het nu tevens mogelijk aan de streng en daarmede aan de baggerinrichting een vertikale baggerbeweging te geven 30 waarop de deiningskompensatie is gesuperponeerd. Alle bewegingen kunnen daarmede vanuit ëën hydraulisch systeem worden bestuurd.
Opgemerkt wordt, dat uit de ter inzage gelegde Nederlandse octrooiaanvrage 7201218 een drijvende inrichting bekend is voorzien van een aktieve en passieve deiningskompensatie in de hijsinrichting, die een 35 hijskabel heeft aan het ondereinde waarvan een in vertikale richting werkzame en beweegbare baggerinrichting hangt. Hierbij gaat het echter in hoofdzaak om het verschaffen van een deiningskompensatie ten opzichte van een baggerinrichting, die zelf met betrekking tot de zeebodem stil staan dan wel met behulp van de hijskabel omhoog wordt gehaald om op een 40 andere plaats weer te worden neergelaten en waarbij de persleiding niet ~7 Γ*1 *"* ’ rJ*. *} J "··' V ' s “V V'* ^ 3 e, · omhoog naar de drijvende inrichting loopt.
De trekorganen kunnen bestaan uit kettingen, die lopen over in de toren gelegerde en met de hydromotoren gekoppelde rondsels. De trekorganen kunnen echter ook bestaan uit tandstangen zijn die in de toren 5 zijn opgehangen in welk geval dan de hydromotoren met de op de tandstangen aangrijpende rondsels zijn gelegerd in het juk.
De voorkeur gaat uit naar een konstruktie waarbij de toren vier ge-leidingsbanen heeft, in welk geval het juk nabij de hoeken van een in wezen in bovenaanzicht rechthoekig juk op de geleidingsbanen steunt.
10 Een doeltreffende konstruktie ontstaat wanneer men de geleidings banen iaat bestaan uit buizen, die uiteraard deel uit kunnen maken van de konstruktie van de toren. Bij toepassing van kettingen kunnen deze worden gekoppeld met kontragewichten die gezamenlijk althans het gewicht van het juk kompenseren. Kompensatie van de eraan hangende last is zeker 15 in volledige mate niet gewenst omdat bij afwezigheid van de last de kontragewichten dan een onhandelbare toplest voor de drijvende inrichting vormen.
Deze kontragewichten kan men geleiden in de geleidingsbuizen en daarin kan men op eenvoudige wijze middelen aanbrengen voor het smeren 20 van de kettingen. Zo kunnen de buizen zijn gevuld met olie, dan wel kan olie op de kettingen druipen.
Als extra maatregel om schranken of verkanten van het juk in de geleidingen tegen te gaan kunnen de vrije ondereinden van de kettingen via omleidwielen zijn gekoppeld met de onderzijde van het juk, bijvoorbeeld 25 door middel van lichtere kettingen of kabels, die bijdragen tot het in de juiste stand houden van het juk.
De voorkeur gaat uit naar een uitvoeringsvorm waarbij het juk ter plaatse van elke hoek is opgehangen aan tenminste twee kettingen, elk lopend over een afzonderlijk kettingwiel met bijbehorende hydromotor met 30 tandwielkast en de vrije einden van elk stel kettingen zijn bevestigd aan éên of meer kontragewichten. Kwaliteit en aantal kettingen moet zodanig zijndat een reëel uit te voeren systeem ontstaat.
Bij voorkeur worden voor elke hoek drie kettingen toegepast met drie kettingwielen met bijbehorende hydromotoren. Bij breuk van een van de 35 kettingen blijven voldoende kettingen aanwezig om het systeem veilig door te kunnen laten werken en blijven de kontragewichten in volle omvang werkzaam.
Volgens de uitvinding kan verder het hydraulische systeem van elke hydromotor bestaan uit een hoofdcircuit met hoofdpomp en 40 hoofdhydromotor, een eeste h JLpcircuit met hulppomp, welke hulppomp een 8 3 Γ 3 -i ö 1 4 9 i grotere hoeveelheid vloeistof per tijdseenheid kan leveren dan bij de hoofdpomp en deze via aansluiting van het hulpcircuit op het hoofdcircuit aan de hoofdhydromotor kan toevoeren, alsmede uit een tweede hulpcircuit met hulppomp en hulphydromotor van welke hydromotor 5 de uitgaande as aangrijpt op hetzelfde tandrondseldrijfwerk als de hoofdhydromotor. Het hoofdcircuit dient daarbij voor het teweegbrengen van de bewegingen die nodig zijn voor de uit te voeren werkzaamheden, zoals het baggeren, welke bewegingen kunnen bestaan uit verticale bewegingen nodig voor het verkrijgen van de vereiste produktie met 10 behulp van de baggerinrichting op of in de te bewerken laag. Verder dient dit hoofdcircuit voor de passieve deiningscompensatie waartoe dit hoofdcircuit op bekende wijze is gekoppeld met accumulatoren, die werken als veren.
Het eerste hulpsysteem maakt het mogelijk om aan de hoofdmotor 15 tijdelijk in veel grotere hoeveelheid vloeistof toe te voeren. Daardoor kan het juk met grotere snelheden worden bewogen dan met het hoofdcircuit het geval is . Deze grotere snelheden zijn van belang bij het opbouwen respectievelijk afbreken van de pijpenstreng.
Het tweede hulpsysteem dient voor de actieve deiningscompensatie. 20 Door met behulp van dit tweede systeem de hulpmotor een bepaald gewenst koppel te laten uitvoeren kunnen de wrijvingsverliezen in de gehele inrichting, welke wrijvingsverliezen optreden bijvoorbeeld in de geleidingsbanen voor het juk, in de lagers van rondsel en drijfwerk enz. volledig worden geëlimineerd. De passieve deiningscompensatie wordt dan 25 niet meer geremd door wrijvingsverliezen want deze worden door de actieve deiningscompensatie verschaft door het tweede hulpcircuit geëlimineerd. Omdat de wrijvingsverliezen veelal een constante waarde zullen hebben kan dit tweede hulpcircuit veelal ook met constante druk werken.
30 De deining is een op- en neergaande beweging, die dus telkens van richting verandert. De werkrichting van het tweede hulpcircuit moet daar dus telkens aan worden aangepast. Om een snelle werking van het tweede hulpcircuit te verzekeren en de actieve deiningscompensatie dus inderdaad ook van meet af aan ter beschikking te hebben kan het tweede hulp-35 circuit een regelinrichting hebben van de grootte van het koppel en de draairichting van de hulpmotoren, welke regelinrichting is gekoppeld aan een versnellingsmeter, die de versnelling van de deining meet.
Het is noodzakelijk dat het juk op de juiste wijze in de geleidingen beweegt, dat wil zeggen loodrecht op de geleidingsbanen 40 blijft staan, hetgeen in het algemeen horizontaal zal zijn. Afwijkingen ^ r ~ * j v i ** * 5 van deze gewengte stan(j leiden tot verkanten, verhogen van de wrijving en eventueel vastlopen.
Met kan dit op verschillende manieren bereiken bijvoorbeeld mechanisch door de tandrondsels door assen en tandwielen met elkaar te 5 koppelen.
Volgens de uitvinding verdient het de voorkeur dat de tandrondsels zijn gekoppeld met tachometers en de gegevens van de tachometers in een regelinrichting de hulpmotoren zodanig sturen, dat het juk horizontaal blijft. De hulpmotoren van de actieve deiningscompensatie worden dus 10 volgens de uitvinding tevens gebruikt voor het horizontaal houden van het juk. Door deze maatregel is het verder mogelijk de constructie lichter uit te voeren, in het bijzonder met betrekking tot de geleidingsmiddelen voor het juk.
Het is van belang dat knikken van de lange pijpenstreng wordt 15 vermeden. Dit knikken zou kunnen optreden wanneer het ondereinde van de pijpenstreng in verticale richting op een weerstand stoot. Men kan daarin voorzien door in het ondergedeelte een telescoperend gedeelte aan te brengen, zodat het ondergedeelte van de pijpenstreng ineen kan schuiven. Men kan dit echter volgens de uitviding ook bereiken doordat 20 de tandrondsels zijn verbonden met inrichtingen, die het koppel meten en waarvan de meetwaarden zodanig op de regeling van de hoofdmotoren inwerken, dat de spanning in de pijpenstreng in wezen constant blijft.
Men bereikt dan dat de hoofdmotoren de pijpenstreng onmiddellijk verder ophijsen wanneer tijdens de verticale baggerbewegingen een voor de 25 pijpenstreng niet toelaatbare en knikgevaar inhoudende weerstand op gaat treden. Dit opstoten behoeft immers niet hard te zijn, maar kan bestaan uit een geleidelijk groter respectievelijk te groot wordende wrijvingsweerstand.
Het hydraulische systeem kan verder zodanig zijn uitgevoerd, dat 30 alle pompen op de aandrijfas van dezelfde aandrijfmotor zijn geplaatst waarbij dan de hoofdpomp van het hoofdcircuit een variabele pomp is, de hulppomp van het hulpcircuit kan een pomp zijn, die een constante hoeveelheid per tijdseenheid levert en die via een regelschuif kan worden kortgesloten danwel in de een of andere richting toevoer kan 35 leveren aan het hoofdcircuit. De pomp van het tweede hulpcircuit is eveneens een pomp met variabele opbrengst en werkrichting*
Tenslotte kan nog een pomp aanwezig zijn, die eveneens door de motor wordt aangedreven en die een voedingscircuit verzorgt.
Λ "* * '? 'j 6
4 I
De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen.
Fig. 1 toont schematisch een mogelijke toepassing van de inrichting volgens de uitvinding.
5 Fig. 2 is een vooraanzicht van een uitvoeringsvorm van de inrichting.
Fig. 3 is een zijaanzicht van de inrichting van fig. 2.
Fig. 4 toont op grotere schaal een uitvoeringsvorm van het bovengedeelte van de inrichting volgens de uitvinding.
10 Fig. 5 toont schematisch een variant met parallelgeleiding.
Fig. 6 toont schematisch een variant op het ophangsysteem.
Fig. 7 toont een hydraulisch schema.
Fig. 8 toont een blokschema ter toelichting van de werking.
Fig. 1 toont een drijvende inrichting 1 met toren 2 aan welke 15 drijvende inrichting is opgehangen een uit buisstukken samengestelde streng 3, die op een grote diepte van bijvoorbeeld meer dan 2000 m is voorzien van een zuigkop 4 en een zuigperspomp 5. Bij 6 kunnen zich stuworganen bevinden met behulp waarvan de gehele streng kan worden verplaatst vanuit een vertikale stand naar een schuine stand, zoals 20 getekend. De zuigkop 4 bevindt zich hierbij in een te bewerken laag 7. Boven deze laag bevindt zich een dikkere laag 8 met een soortelijke massa van bijvoorbeeld 1. 2, liggende tussen die van het zeewater en die van de te bewerken laag.
Het boveneinde van de streng 3 steekt in de toren 2 van de drijven-25 de inrichting 1.
Deze drijvende inrichting bestaat zoals getoond in de fig. 2 en 3 uit een ponton, waarop de toren 2 is geplaatst. Onder de toren is de ponton voorzien van een doorgaande opening of moonpool voor het doorlaten van bijvoorbeeld een buizenstreng.
30 De toren 2 staat op een brug 10 en deze toren bestaat uit twee hoofdvakwerkdelen 2a respektievelijk 2b, die aan het boveneinde door een kop 11 met elkaar zijn verbonden.
De toren heeft vier geleidingsbanen waarvan fig. 2 de banen 12 en 14 laat zien en fig. 3 de banen 12 en 13.
35 Tussen deze geleidingsbanen is een juk 15 geplaatst dat op de ge leidingsbanen is geleid, bijvoorbeeld met wielen 16. Deze geleidingsbanen hebben de vorm van buizen van voldoende grote binnendiameter, welke buizen deel uitmaken van de vakwerkkonstruktie van de torendelen 2a en 2b.
40 Het juk 15 is nabij elke hoek opgehangen aan meerdere kettingen 17, 18 ö ~ f; λ i KJ t ? } * ·.* *J i 7
Boven op de kap 11 van de toren zijn meerdere hydromotoren 19, 20, 21 en 22 geplaatst, één voor elke ketting.De hydraulische aandrijvingen bestaan uit een tandwielkast met twee hydraulische motoren en één rem.
In de getoonde uitvoeringsvorm zijn bij elke hoek van het juk twee 5 kettingen aangebracht zodat boven op de kap 11 zich in het totaal acht hydromotoren bevinden, elk voorzien van een rondsel waaroverheen een ketting loopt waarvan het vrije einde loopt in de buizen 12, 13, 14 en daar is bevestigd aan het met onderbroken lijnen aangegeven kontrage-wicht 23.
10 Aan het juk 15 hangt de buizenstreng 3.
De inrichting is verder voorzien van niet meer in detail getoonde en op zichzelf bekende middelen met behulp waarvan een buizensektie in de streng kan worden geplaatst respektievelijk daaruit kan worden verwijderd en waarmee de buizenstreng tijdelijk kan worden vastgehouden 15 wanneer de verbinding met het juk verbroken is.
Bij 24 bevinden zich cilinders van de accumulator van de inrichting voor deiningskompensatie.
Fig. 4 laat het bovengedeelte zien van een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, waarbij de toren weer is opgebouwd uit 20 een vakwerk met buizen 25, 26, die de geleidingsbanen vormen en waarbij het juk 27 nabij elke hoek is opgehangen aan drie kettingen 28, 29 en 30, die elk lopen over rondsels 31, 32 respektievelijk 33.
De vrije einden van deze kettingen, dat wil zeggen de delen die over de rondsels naar buiten toe naar beneden lopen in een geleiding 34 25 zijn gekoppeld met eenzelfde kontragewicht 35. De inrichting heeft derhalve vier kontragewichten die gezamenlijk het gewicht van het juk 27 kompenseren.
De kettingen kunnen kettingen zijn van het type Gallse ketting, al of niet met rollen.
30 Fig. 5 toont schematisch dat elke ketting zoals ketting 36 aan zijn vrije einde is verbonden aan een trekorgaan of ketting 36’, die via om-loopwielen 37, 38 is verbonden met het ondereinde van het juk 27 op een plaats gelegen op afstand van de plaats waar het juk 27 aan de ketting 36 is opgehangen. Het juk kan daardoor beter in de juiste horizontale 35 stand tussen de geleidingen worden gehouden.
Fig. 6 toont een geheel andere uitvoeringsvorm waarbij in de toren 39 een aantal tandstangen 40, 41 is opgehangen. Het tussen de geleidingen zoals 42 en 43 geleide juk 44 draagt hydromotoren met een aantal rondsels 45, 46, die aan weerszijden op de tandstroken 41, 40 aan-40 grijpen.
Fig. 7 toont het hydraulisch schema.
8:. I
' ' * 8
Het in fig. 7 getoonde hydraulische systeem bestaat uit een hoofdcircuit met een regelbare hoofdmotor 47, die via de leiding 48,49 de hoofdmotor 50 aandrijft waarvan de uitgaande as 51 werkt op het rondseldrijfwerk, dat in algemene zin met 52 is aangeduid. Dit hoofdcircuit bestaat verder 5 de retourleiding 53,54 naar pomp 47. Werkt de pomp in omgekeerde richting dan verloopt de stroming via de leidingen 53,54, 49 en 48. Bij 55 is een hogedrukaccumulator aangeduid met regelinrichting 56 en met 57 een lagedrukaccumulator met regelinrichting 58. Beide zorgen voor de passieve deiningscompensatie waarbij de hogedrukaccumulator in hoofdzaak 10 zorgt voor de deiningscompensatie en de lagedrukaccumulator zorgt voor de vereiste olietoevoer tijdens de compensatie.
De hoofdpomp 47 wordt aangedreven door een motor 59, die tevens aandrijft de hulpmotor 60 van een hulpcircuit bestaande uit de heengaande leiding 61 en de retourleiding 62 en een schuif 63. Deze 15 schuif 63 sluit de pomp 60 kort in de getoonde stand. Wordt de verbinding gecreëerd getoond in het rechter gedeelte van de schuif door deze naar links te verplaatsen dan wordt drukvloeistof via de leiding 64 toegevoerd aan de leiding 48 en daarmee aan de hoofdmotor 50. In de andere stand van de schuif 63 vindt deze toevoer plaats aan de leiding 20 54.
Leveren beide pompen 47 en 60 vloeistof aan de hoofdmotor 50 dan kan deze sneller roteren zodat het juk sneller kan worden bewogen. Dit is van belang, bijvoorbeeld om het lege juk tijdens het samenstellen of afbreken van een pijpenstreng naar zijn andere uitgangsstand te 25 bewegen.
De motor 59 drijft verder een hulppomp 65 aan waarvan de opbrengst eveneens variabel respectievelijk omkeerbaar is en die vloeistof kan leveren aan een hulpmotor 66 waarvan de uitgaande as 67 eveneens is verbonden met het rondseldri jfwerk 52. De pomp 65 voert 30 de vloeistof via de leiding 68 naar de motor 66 en terug via de leiding 69 of omgekeerd. Dit circuit 68, 69 met pomp 65 en motor 66 vormt het tweede hulpcircuit.
Fig. 7 toont uiteraard slechts het circuit voor één tandrondsel aandrijving en bij 70,71 en 72 zijn dan ook aansluitingen aangeduid met 35 ringleidingen voor vergelijkbare circuits.
De motor 59 drijft verder via een tandwieloverbrenging 73 een pomp 74 van een voedingscircuit, dat bestaat uit een reservoir 75, waaruit de pomp vloeistof aanzuigt via de leiding 76.
Deze voedingspomp 74 kan via de leiding 77, 78 regelinrichting 79 40 en leiding 80 respectievelijk vloeistof suppleren aan het hoofdcircuit ; ; ' i 9 t* r -% waarbij het teveel via de leiding 82 en de conditioneringsinrichting 83 teruggaat naar het reservoir 75. Via de leiding 84, regelinrichting 85 en leidingen 86 respectievelijk 87, vindt vloeistofsuppletie plaats aan het tweede hulpcircuit met terugvoer van het teveel via de leiding 88 en 5 conditioneringsinrichting 89 naar het reservoir 75. Verder kan de pomp 74 via de leiding 90 en de terugslagklep 91 vloeistof suppleren aan het eerste hulpcircuit, dat via de leiding 92 en een overbelastingsklep 93 is verbonden met het reservoir 75.
De werking zal nu verder worden toegelicht aan de hand van fig.8, 10 welke figuur een blokschema toont bestemd voor de inrichting getoond in de fig. 2 en 3, waarbij de toren op elke hoek is voorzien van twee kettingen en dus van twee tandrondsels met bijbehorende drijfwerken en hydromotoren. De hoofdmotoren zijn aangeduid met 50.1., 50.2 enz. tot en met 50.8 en de hulpmotoren met 66.1, 66.2 tot en met 66.8.
15 Het regelsysteem dient de volgende functies te omvatten: 1. Het baggeren in de vorm van een op- en neergaande zaagtandvormige beweging; 2. De deiningscompensatie; 3. Het synchroniseren van de aandrijvingen om het juk horizontaal te 20 houden; 4. Het constant houden van de spanning in de pijpenstreng en 5. Het omhoog en omlaag bewegen van het juk tijdens het opbouwen ** respectievelijk afbreken van de pijpenstreng.
Het baggerproces vindt plaats vanuit een regelkamer of 25 regelinrichting 100 vanwaaruit hetzij met de hand danwel automatisch volgens een bepaald programma de hoofdmotoren 50.1 tot en met 50.8 worden bestuurd. Bij 101 tot en met 108 zijn meetinrichtingen aangegeven, die het koppel meten dat zich ter plaatse van het tandrondseldrijfwerk voordoet. De gegevens van deze meetinrichtingen 30 zijn van belang voor het constant houden van de spanning in de pijpenstreng en gaan dus via de regelkamer of regelinrichting 100 naar de hoofdmotoren.
Verder dienen zij als veiligheidsinrichtingen want zij leveren een signaal bij onderbelasting of overbelasting van de kettingen, wanneer te 35 grote weerstanden optreden of wanneer er een ketting breekt.
Voor de actieve deiningscompensatie dienen de hulpmotoren 66.1 tot en met 66.8, die worden gestuurd door een regelinrichting 109 afhankelijk van de metingen van een versnellingsmeter 110.
Voor het synchroniseren van de bewegingen teneinde het juk 40 horizontaal te houden zijn ter plaatse van de rondselassen tachometers, S " 0v4 5 1 • * 10 zoals 111, 113, 115 en 117, aangebracht, die via een regelinrlchting 118 eveneens de hulpmotoren 66·1 tot en met 66»8 sturen. De aanwijzingen van de tachometers 111 t/m 117 kunnen bovendien nog als waarde worden gebruikt in de besturing van de hoofdmotoren, zoals aangegeven met de 5 onderbroken lijn 120.
In plaats van de tachometers voor het sturen van de synchronisatie kan men ook gebruik maken van hellingsmeters op het juk of doorstroommeters in de leidingen van de hydraulische motoren.
In plaats van de koppelmeters 101 t/m 108 kan men ook sensoren 10 gebruiken, die de bodemweerstand meten of die de belasting aan het juk | meten.
9 o Λ ’ ·:λ i

Claims (16)

1. Inrichting voor het uitvoeren van werkzaamheden op een diep onder water gelegen plaats, zoals het uitvoeren van baggerwerkzaamheden 5 op een zeebodem, bestaande uit een drijvende inrichting met daarop een ophangingssysteem met hijsmiddelen voor het neerlaten respektievelijk ophalen van een pijpenstreng, welke middelen zijn gekombineerd met een passieve en een aktieve deiningskompensatie van het type waarbij het ak* tieve deel de veerwetking van het passieve deel stuurt, met het 10 kenmerk, dat de toren van het ophangingssysteem een aantal op af*· stand van elkaar geplaatste vertikale geleidingsbanen heeft, waarop een tussen de geleidingsbanen geplaatst horizontaal juk is geleid, dat in vertikale richting in de geleidingen op en neer beweegbaar is met behulp van door hydromotoren aandrijfbare tandrondsels, die aangrijpen op een 15 aantal het juk en de daaraan hangende lastdragende trekorganen en het hydraulisch systeem van de hydromotoren zowel het passieve als ook het aktieve deel van de deiningskompensatie omvat, alsmede de mogelijkheid aan het juk vertikale bewegingen te geven waarop de deiningskompensatie is gesuperponeerd.
2. Inrichting volgens conclusie l,met het kenmerk, dat de pijpenstreng aan het ondereinde een zuigpersbaggerpompeenheid draagt, waarop de pijpenstreng als persleiding aansluit.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de trekorganen bestaan uit kettingen, die lopen over in de 25 toren gelegerde en met de hydromotoren gekoppelde rondsels.
4. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het ken** merk, dat de trekorganen tandstangen zijn die in de toren zijn opgehangen en dat de hydromotoren met de op de tandstangen aangrijpende rondsels zijn gelegerd in het juk.
5. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de toren vier geleidingsbanen heeft.
6. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de geleidingsbanen bestaan uit buizen.
7. Inrichting volgens conclusie 3, 5 of 6, met het ken* 35. ee r k, dat de kettingen kontragewichten dragen die gezamenlijk althans het gewicht van het juk kompenseren.
8. Inrichting volgens conclusie 6 en 7, met het ken* merk, dat de kontragewichten zijn geleid in de buizen.
9. Inrichting volgens conclusie 3 en een of meer der conclusies 5 40 t/m 8, met het kenmerk, dat de vrije ondereinden van de . J . 12 kettingen vla omleidwielen zijn gekoppeld met de onderzijde van het juk.
10. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de buizen zijn voorzien van middelen voor het smeren van de kettingen.
11. Inrichting volgens conclusie 3, 5, 6, 7, 8 of 10, met het kenmerk, dat het juk ter plaatse van elke hoek is opgehangen aan tenminste twee kettingen, elk lopend over een afzonderlijk kettingwiel met bijbehorende tandwielkast met hydromotor en de vrije einden van elk stel kettingen zijn bevestigd aan één of meer kontragewichten. ·
12. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies 1 t/m 11, met het kenmerk, dat het hydraulische systeem van elke hydromotor bestaat uit een hoofdcircuit met hoofdpomp en hoofdhydromotor, een eerste hulpcircuit met hulppomp, welke hulppomp een grotere hoeveelheid vloeistof per tijdseenheid kan leveren dan de 15 hoofdpomp en deze via aansluiting van het hulpcircuit op het hoofdcircuit aan de hoofdhydromotor kan toevoeren, alsmede uit een tweede hulpcircuit met hulppomp en hulphydromotor van welke de uitgaande as aangrijpt op hetzelfde tandrondseldrijfwerk als de hoofdhydromotor.
13. Inrichting volgens conclusie 12,met het ken merk, dat alle pompen aan dezelfde aandrijfmotoras zijn gekoppeld.
14. Inrichting volgens conclusie 12 of 13, m e t het kenmerk, dat het tweede hulpcircuit een regelinrichting heeft ter regeling van de grootte van het koppel en de draairichting van de 25 hulpmotoren, welke regelinrichting is gekoppeld aan een versnellingsmeter, die de versnelling van de deining meet.
15. Inrichting volgens conclusie 12,13 of 14, m e t het kenmerk, dat de tandrondsels zijn gekoppeld met tachometers en de gegevens van de tachometers in een regelinrichting de hulpmotoren 30 zodanig sturen dat het juk horizontaal blijft.
16. Inrichting volgens conclusie 12,13,14 of 15, met het kenmerk, dat de tandrondsels zijn verbonden met inrichtingen, die het koppel meten en waarvan de meetwaarden zodanig op de regeling van de hoofdmotoren inwerken dat de spanning in de pijpenstreng in wezen 35 constant blijft.
NL8303451A 1983-10-07 1983-10-07 Inrichting voor het uitvoeren van werkzaamheden onder water. NL8303451A (nl)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8303451A NL8303451A (nl) 1983-10-07 1983-10-07 Inrichting voor het uitvoeren van werkzaamheden onder water.
PCT/NL1984/000032 WO1985001775A1 (en) 1983-10-07 1984-10-08 Heave compensation for a pipeline hoisting system
EP84903767A EP0157864B1 (en) 1983-10-07 1984-10-08 Heave compensation for a pipeline hoisting system
DE8484903767T DE3461944D1 (en) 1983-10-07 1984-10-08 Heave compensation for a pipeline hoisting system
FI852295A FI852295A0 (fi) 1983-10-07 1985-06-07 Kompensation av vaogbildning foer lyftsystem foer roerledning.
NO852310A NO852310L (no) 1983-10-07 1985-06-07 Hivkompensering for en roerlednings heisesystem

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8303451A NL8303451A (nl) 1983-10-07 1983-10-07 Inrichting voor het uitvoeren van werkzaamheden onder water.
NL8303451 1983-10-07

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8303451A true NL8303451A (nl) 1985-05-01

Family

ID=19842521

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8303451A NL8303451A (nl) 1983-10-07 1983-10-07 Inrichting voor het uitvoeren van werkzaamheden onder water.

Country Status (6)

Country Link
EP (1) EP0157864B1 (nl)
DE (1) DE3461944D1 (nl)
FI (1) FI852295A0 (nl)
NL (1) NL8303451A (nl)
NO (1) NO852310L (nl)
WO (1) WO1985001775A1 (nl)

Families Citing this family (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NO975344D0 (no) * 1997-11-21 1997-11-21 Mercur Subsea Products Asa Anordning ved brönn, spesielt ved tilhörende rigg
NO311374B1 (no) 1998-09-25 2001-11-19 Eng & Drilling Machinery As Fremgangsmate ved holding av stigeror under strekk og anordning for a sette stigeror under strekk
RU2630062C2 (ru) * 2012-03-09 2017-09-05 Стоун Хейдж Инвестментс Инк. Станок-качалка с противовесом и реверсивными двигателями
CA2971126A1 (en) * 2014-12-23 2016-06-30 National Oilwell Varco Norway As System for hoisting a load on an offshore drilling rig
WO2018031624A1 (en) * 2016-08-09 2018-02-15 Transocean Sedco Forex Ventures Limited Redundant or combination traversing and rhc systems for derrick structures

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4175342A (en) * 1972-01-28 1979-11-27 Goyo Ballast Company Ltd. Suction dredger
US3834672A (en) * 1973-04-30 1974-09-10 Western Gear Corp Drill string heave compensator and latching apparatus
GB1397880A (en) * 1973-10-09 1975-06-18 Brown Brothers & Co Ltd Heave compensating device for marine
US4250973A (en) * 1979-03-05 1981-02-17 Hall James D Rock drilling apparatus
FR2491449B1 (fr) * 1980-10-08 1985-07-12 Ppm Sa Treuil de levage

Also Published As

Publication number Publication date
WO1985001775A1 (en) 1985-04-25
FI852295L (fi) 1985-06-07
NO852310L (no) 1985-06-07
EP0157864A1 (en) 1985-10-16
FI852295A0 (fi) 1985-06-07
EP0157864B1 (en) 1987-01-07
DE3461944D1 (en) 1987-02-12

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US10711523B2 (en) Automated drilling/service rig apparatus
US3719238A (en) Compact rotary well drilling rig with hydraulic swivel pull down mechanism
AU2007231803B2 (en) Electronically Controlled Earth Drilling Rig
US3585806A (en) Apparatus for controlling pipeline laying operations
US3653635A (en) Wave motion compensating apparatus for use with floating hoisting systems
US3313346A (en) Continuous tubing well working system
AU2011255632B2 (en) Apparatus and methods for providing tubing into a subsea well
US3189093A (en) Well drilling platform
CN101225845A (zh) 用于液压系统的能量回收与再利用方法
US3266256A (en) Method for laying submarine pipe lines
CN103741787A (zh) 地下管道清淤机构及其管道清淤的方法
DE2448813A1 (de) Verfahren und system zur bewegungskompensation und/oder gewichtssteuerung fuer eine lasttragende vorrichtung, insbesondere eine erdbohrvorrichtung
KR100508009B1 (ko) 타워
NL8403859A (nl) Boortoren.
DE2447593A1 (de) Ausgleichsvorrichtung fuer hub- und senkbewegungen, insbesondere eines bohrschiffes
NL8303451A (nl) Inrichting voor het uitvoeren van werkzaamheden onder water.
CN107654200A (zh) 一种液压驱动杠杆举升式自动钻杆盒
US3949883A (en) Hydraulically operated heavy lift system for vertically moving a string of pipe
US4119297A (en) Snubbing apparatus
US10301890B1 (en) Method and apparatus for salvaging an oil well tubulars
US6247534B1 (en) Wellbore cable system
US2527255A (en) Well rig
US3794125A (en) Apparatus and method of maneuver and sustain
CN210216388U (zh) 履带式排水板卡固密封防堵螺旋插板机
CN112709538A (zh) 一种孔底动力钻进双层隔离套管跟管系统及工艺

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed