NL8303200A - Haymaking machine with hinging mounting - has driving shafts coupled together by double universal joint - Google Patents

Haymaking machine with hinging mounting - has driving shafts coupled together by double universal joint Download PDF

Info

Publication number
NL8303200A
NL8303200A NL8303200A NL8303200A NL8303200A NL 8303200 A NL8303200 A NL 8303200A NL 8303200 A NL8303200 A NL 8303200A NL 8303200 A NL8303200 A NL 8303200A NL 8303200 A NL8303200 A NL 8303200A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
machine according
carriers
carrier
hay
frame beam
Prior art date
Application number
NL8303200A
Other languages
Dutch (nl)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL8303200A priority Critical patent/NL8303200A/en
Publication of NL8303200A publication Critical patent/NL8303200A/en

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D78/00Haymakers with tines moving with respect to the machine
    • A01D78/08Haymakers with tines moving with respect to the machine with tine-carrying rotary heads or wheels
    • A01D78/10Haymakers with tines moving with respect to the machine with tine-carrying rotary heads or wheels the tines rotating about a substantially vertical axis
    • A01D78/1007Arrangements to facilitate transportation specially adapted therefor
    • A01D78/1014Folding frames

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Agricultural Machines (AREA)

Abstract

The machine has two or more driving shafts supported by a beam on the frame and a mounting swinging upwards on the beam. The two shafts are coupled together by a double universal joint. The latter can incorporate an intermediate piece with fork ends hinging on the shaft fork ends. The support can be arranged to swing up through 90 deg. from the beam into the transport position, and about an axis clear of a horizontal plane through the centre line of the shaft, which line it intersects.

Description

f * r C. van der Lely N.V., Maasland.f * r C. van der Lely N.V., Maasland.

"Hooibouwmachine""Hay construction machine"

De uitvinding betreft een hooibouwmachine met een aan een trekker bevestigbare gestelbalk waarbij aan elk der beide uiteinden van de gestelbalk een ten minste één bewer-kingsorgaan legerende drager is aangebracht, die ten opzichte 5 van de gestelbalk vanuit een eerste stand met behulp van hydraulische middelen om een zwenkas in een tweede stand ver-zwenkbaar is.The invention relates to a hay-making machine with a frame beam which can be attached to a tractor, wherein at each of both ends of the frame beam an at least one processing member bearing carrier is arranged, which is mounted relative to the frame beam from a first position by means of hydraulic means. a pivot shaft is pivotable in a second position.

Het is bekend om elk der dragers van een dergelijke machine met een afzonderlijke hydraulische cylinder opwaarts 10 in een transportstand te verzwenken. De hiervoor benodigde onderdelen zijn relatief duur, en veroorzaken tevens een gecompliceerde constructie en schakeling. De gestelbalk moet bovendien op de door de cylinders veroorzaakte krachten worden gedimensioneerd.It is known to pivot each of the carriers of such a machine upwards into a transport position with a separate hydraulic cylinder. The parts required for this are relatively expensive, and also cause a complicated construction and circuit. The frame beam must also be dimensioned for the forces caused by the cylinders.

15 Het is een doel van de uitvinding om deze nadelen te vermijden.It is an object of the invention to avoid these drawbacks.

Volgens de uitvinding is slechts één hydraulische cylinder aangebracht, waarvan een uiteinde met de ene drager en het andere uiteinde met de andere drager is gekoppeld.According to the invention, only one hydraulic cylinder is provided, one end of which is coupled to one carrier and the other end to the other carrier.

0 \ 4 8303200 - 2 -0 \ 4 8303200 - 2 -

De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van de volgende figuren :The invention will be elucidated on the basis of the following figures:

Figuur 1 is een bovenaanzicht van een hooibouw-machine volgens de uitvinding.Figure 1 is a top view of a hay-making machine according to the invention.

5 Figuur 2 is een bovenaanzicht van een buitenste deel van de machine volgens figuur 1, waarbij duidelijkheids-havle een harkorgaan is weggelaten.Figure 2 is a top plan view of an outer part of the machine of Figure 1, with clarity havle omitted a rake member.

Figuur 3 is gedeeltelijk een aanzich en gedeeltelijk een'doorsnede volgens de lijnen III - III in figuur 2.Figure 3 is partly a view and partly a section according to the lines III-III in figure 2.

10 Figuur 4 is gedeeltelijk een aanzicht en gedeel telijk een doorsnede volgens de lijnen IV - IV in figuur 2.Figure 4 is partly a view and partly a section according to lines IV - IV in figure 2.

• · Figuur 5 is een bovenaanzicht analoog aan dat volgens figuur 2 en toont een alternatief uitvoeringsvoor-beeld van de constructie volgens figuur 2.Figure 5 is a plan view analogous to that of figure 2 and shows an alternative embodiment of the construction according to figure 2.

15 Figuur 6 is een achteraanzicht van een deel van de machine volgens de lijnen VI - VI in figuur 1.Figure 6 is a rear view of a part of the machine according to the lines VI - VI in figure 1.

Figuur 7 is een bovenaanzicht volgens de pijl VII in figuur 5.Figure 7 is a top view according to the arrow VII in Figure 5.

Figuur 8 is een aanzicht en gedeeltelijk een door-20 snede van een laternatieve uitvoeringsvorm volgens de pijl VIII in figuur 7.Figure 8 is a partial cross-sectional view of a laterative embodiment of the arrow VIII in Figure 7.

Figuur 9 toont een aanzicht van een alternatieve uitvoeringsvorm volgens de lijnen VI - VI in figuur 1.Figure 9 shows a view of an alternative embodiment along lines VI - VI in Figure 1.

Figuur 10 is een achteraanzicht van de machine in 25 een transportstand en tevens in een schudstand.Figure 10 is a rear view of the machine in a transport position and also in a shaking position.

De in figuur 1 in bovenaanzicht getekendeThe drawing shown in top view in figure 1

OO

- hooibouwmachine - \ 8303200 * * 3 hooibouwmachine omvat een gestelbalk 1 die in dit uitvoe-ringsvoor beeld dwars op de rijrichting A Tan de machine is gericht, maar die tijdens bedrijf ook onder een scherpe hoek met de rijrichting A kan worden ingesteld. De gestel-5 balk 1 strekt zich bijna over de gehele werkbreedte van de machine uit. De gestelbalk 1 omvat een middendeel in de vorm van een starre hoofdgestelbalk 2. Aan beide uiteinden van de hoofdgestelbalk 2 zijn dragers 3 bevestigd, die ten opzichte van de hoof gestelbalk 2 om ongeveer horizontale, 10 in de rijrichting A gerichte zwenkassen 4 verzwenkbaar zijn.- hay construction machine - \ 8303200 * * 3 hay construction machine comprises a frame beam 1, which in this embodiment is oriented transversely to the direction of travel A to the machine, but which can also be set at an acute angle to the direction of travel A during operation. The frame beam 1 extends almost over the entire working width of the machine. The frame beam 1 comprises a central part in the form of a rigid main frame beam 2. At both ends of the main frame beam 2 are mounted carriers 3, which are pivotable relative to the main frame beam 2 about approximately horizontal pivot axes 4 oriented in the direction of travel A.

Aan de voorzijde van de gestelbalk 2 is een verbindingsconstructie 5 bevestigd, die een bok 6 op starre wijze met de hoofdgestelbalk 2 verbindt. De bok 6 wordt gevormd door een opwaarts gerichte gebogen pijp die, gezien 15 in de rijrichting A, de vorm heeft van een omgekeerde ü.A connecting construction 5 is fixed to the front of the frame beam 2, which rigidly connects a trestle 6 to the main frame beam 2. The trestle 6 is formed by an upwardly directed curved pipe which, viewed in the direction of travel A, has the shape of an inverted ü.

Aan de bovenzijde en aan de beide onderste uiteinden van deze bok 6 zijn op bekende wijze aansluitmiddelen aangebracht, door middel waarvan de machine aan de driepuntshef-inrichting van een trekker kan worden bevestigd.In the known manner, connecting means are provided on the top and at the two lower ends of this trestle 6, by means of which the machine can be attached to the three-point lifting device of a tractor.

20 ÏTabij de beide uiteinden van de hoofdgestel balk 2 en derhalve nabij elk der zwenkassen 4, is in de hoofdgestelbalk 2 een harkorgaan 7 resp. 8 gelegerd. Elk der hark-organen 7 en 8 is draaibaar om draaiingsassen 9 resp. 10, die tijdens bedrijf opwaarts zijn gericht en daarbij op bë-25 kende wijze iets naar voren hellend zijn opgesteld. In het midden van de hoofdgestelbalk 2 is een tandwielkast 11 aangebracht, die een ingaande as 12 bezit die door middel van een tussenas op aandrijfbare wijze kan worden aangesloten op de af takas van de trekker. De tandwielkast 11 bezit op 30 bekende wijze twee uitgaande assen, die aan weerszijden van de tandwielkast 11 uitsteken. Deze uitgaande assen drijven aandrijfassen voor de harkorganen aan, welke aandrijfassen in de buisvormige hoofdgestelbalk 2 zijn gelegen. Deze aandrijfassen zijn door middel van nabij de zwenkassen 4 gele-35 gen universele koppelingen 13 aandrijfbaar bevestigd aan 8303200 * · . 4 binnen de buisvormige dragers'3 gelegen aandrijfassen die op bekende wijze harkorganen 14 resp. 15 kunnen aandrijven·At the two ends of the main frame beam 2 and therefore near each of the pivot axes 4, in the main frame beam 2 there is a rake member 7 resp. 8 alloyed. Each of the rake members 7 and 8 is rotatable about rotary axes 9 and 8 respectively. 10, which are directed upwards during operation and are thereby inclined slightly forwardly in a known manner. In the center of the main frame beam 2 a gear box 11 is provided, which has an input shaft 12 which can be connected in a drivable manner to the power take-off shaft of the tractor by means of an intermediate shaft. The gearbox 11 has, in a known manner, two output shafts which protrude on either side of the gearbox 11. These output shafts drive drive shafts for the rake members, which drive shafts are located in the tubular main frame beam 2. These drive shafts are connected to 8303200 * · by means of universal couplings 13 located near the pivot shafts 4. 4 drive shafts located within the tubular carriers 3, which in a known manner rake members 14 and 10 15 can power

De draaiingsassen 16 resp. 17 van de harkorganen 14 en 15 zijn evenwijdig aan de draaiingsassen 9 en 10 opgesteld.The rotary axes 16 resp. 17 of the rake members 14 and 15 are arranged parallel to the rotary axes 9 and 10.

5 De harkorganen 14 en 15 zijn elk aan een buitenste uiteinde van een drager 3 bevestigd. Elke drager 3 ondersteunt slechts één harkorgaan 14 resp. 15*The rake members 14 and 15 are each attached to an outer end of a carrier 3. Each carrier 3 supports only one rake member 14, respectively. 15 *

Elk der harkorganen 7> 8, 15, 14 wordt door een in hoogterichting instelbaar loopwiel 18 tijdens bedrijf 10 op de grond af gesteund. De machine is geschikt voor een werkbreedte van ongeveer 6 meter, bewerkstelligd door vier harkorganen. Elk harkorgaan bezit een diameter van ongeveer 1,75 m. in een voor schudden geschikte stand (waarbij de harkorganen elkaar overlappen) en ongeveer 1,50 m. in een 15 zwadvormende stand (waarbij de tandenbanen van twee harkorganen elkaar ongeveer raken).Each of the rake members 7> 8, 15, 14 is supported on the ground during operation 10 by a height-adjustable running wheel 18. The machine is suitable for a working width of approximately 6 meters, achieved by four rake members. Each rake member has a diameter of about 1.75 m in a shaking-capable position (with the rake members overlapping each other) and about 1.50 m in a swath-forming position (with the tooth tracks of two rake members touching approximately).

Elk der vier harkorganen omvat een aantal aan een aandrijf bare naaf bevestigde, in radiale richting uitstekende spaken 19 (fig. 1 en6), aan de uiteinden waar-20 van verstelbare tandengroepen 20 zijn bevestigd. Windingen van een tweetal tot een tandengroep 20 behorende tanden zijn om een houder 21 geslagen en daaraan bevestigd. Elke houder 21 is vanaf het spaakeinde onder een hoek van ongeveer 45° schuin neerwaarts en, in de draaizin van een hark-25 orgaan, schuin voorwaarts gericht (fig. 6). Aan de windingen sluiten tandendragers 22 aan die ongeveer loodrecht op de hartlijn van de bijbehorende windingen zijn gericht en die in bovenaanzicht tegen de draaizin in ongeveer in tangen tiale richting achterwaarts kunnen zijn gericht. Aan de 30 onderste uiteinden van de tandendragers 22 sluiten tanden 23 aan, die in buitenwaartse richting uitsteken en ongeveer evenwijdig aan een vlak zijn opgesteld dat loodrecht op de draaiingsas van het desbetreffende harkorgaan is gericht.Each of the four rake members includes a plurality of radially protruding spokes 19 (Figs. 1 and 6) mounted on a drivable hub, at the ends of which adjustable teeth groups 20 are attached. Windings of two teeth belonging to a group of teeth 20 are wrapped around a holder 21 and attached thereto. Each holder 21 is inclined downward from the spoke end at an angle of about 45 ° and, in the sense of rotation of a rake member, directed obliquely forward (Fig. 6). Connected to the windings are tooth carriers 22 which are oriented approximately perpendicular to the center line of the associated windings and which can be directed backwards in an approximately tangential direction against the direction of rotation. Connect to the lower ends of the tooth carriers 22 are teeth 23 which protrude outwardly and are disposed approximately parallel to a plane perpendicular to the axis of rotation of the respective rake member.

De tandendragers 22 en de tanden 23 zijl in hoofdzaak boven 35 elkaar gelegen en zijn, samen met de windingen, uit 6én 8303200 w~ 5 κ · stuk verenstaaldraad vervaardigd. De houder 21 kan zodanig worden verzwenkt en in meerdere standen worden vastgezet, dat de tanden 23 in een voor het schudden van gewas geschikte stand ongeveer radiaal naar buiten zijn gericht en 5 anderzijds in een voor zwadvorming geschikte stand, waarin de tanden, gerekend ten opzichte van de draai zin, achter een radiale lijn door het overgangspunt tussen de bijbehorende tandendrager en de tand zijn gelegen. In de laatstgenoemde stand zijn de tandendragers 22 ongeveer in tangentiale rich-10 ting achterwaarts gericht*The tine carriers 22 and the tines 23 are located substantially one above the other and, together with the windings, are made of 6-8303200 w ~ 5 stuk piece of spring steel wire. The holder 21 can be pivoted and fixed in several positions, so that the tines 23 in a position suitable for shaking the crop are directed approximately radially outwards and on the other hand in a position suitable for swathing, in which the tines, calculated relative to of the sense of rotation, located behind a radial line through the transition point between the associated tine carrier and the tine. In the latter position, the tooth carriers 22 are directed backwards approximately in tangential direction *

De machine volgens de uitvinding is eveneens geschikt voor harkorganen met andere tanden. Hierbij zijn de niet-getekende tanden tijdens bedrijf eveneens buitenwaarts en ongeveer loodrecht op de bijbehorende draaiingsas 15 gericht. Deze tanden zijn echter in groepen verzwenkbaar om in bovenaanzicht ongeveer tangentiaal gerichte zwenkassen, die zich op korte afstand (0,10 & 0,25 m.) vanaf de draaiingsas bevinden zodat het vaste deel van het harkorgaan in verhouding tot de totale hoogte van het harkorgaan (0,70 k 20 0,75 m.) relatief gering is. De tanden zijn in deze tweede uitvoeringsvorm tijdens bedrijf om de zwenkassen verzwenkbaar en in een transportstand opklapbaar.The machine according to the invention is also suitable for rake members with other teeth. During operation, the teeth (not shown) are also directed outwards and approximately perpendicular to the associated axis of rotation. However, these tines are pivotable in groups around a tangentially oriented pivot axes in plan view, which are located a short distance (0.10 & 0.25 m.) From the axis of rotation, so that the fixed part of the rake element is in proportion to the total height of the rake organ (0.70 k 20 0.75 m.) is relatively small. In this second embodiment the tines are pivotable about the pivot axes during operation and can be folded into a transport position.

De aandrijv-ing van de harkorganen is zodanig, dat de aan één zijde van de machine naast elkaar gelegen 25 harkorganen 7 en 14 in tegengestelde draaizin volgens de pijlen B worden aangedreven en het aan de andere zijde van de machine gelegen paar harkorganen 8 en 15 eveneens in tegengestelde draaizin volgens de pijlen C worden aangedreven.The drive of the rake members is such that the rake members 7 and 14 adjacent to one another of the machine are driven in opposite directions of rotation according to arrows B and the pair of rake members 8 and 15 located on the other side of the machine also be driven in the opposite direction of rotation according to arrows C.

30 Aan elk der beide dragers 3 zijn twee gelei- dingsorganen voor het geleiden van het door de bijbehorende harkorganen verplaatste gewas bevestigd (fig. 1 en 2). Een eerste geleiding orgaan 24 is, gezien in de rijrichting A, tussen de harkorganen 8 en 15 opgesteld en bevindt zich, 35 gezien in dezelfde richting, nabij de draaiingsas 10 resp.Two guide members for guiding the crop displaced by the associated rake members are attached to each of the two carriers 3 (fig. 1 and 2). Seen in the direction of travel A, a first guide member 24 is arranged between the rake members 8 and 15 and, seen in the same direction, is located near the axis of rotation 10 and 15, respectively.

8303200 β de zwenkas 4. Het geleidingsorgaan 24 is door middel van een uithouder 25, die aan de voor- en bovenzijde van het gelei-dingsorgaan 24 is bevestigd, aan de drager 3 bevestigd. Het voorste deel van de uithouder 25 vormt een bevestigingsdeel 5 van het geleidingsorgaan en is vrij verzwenkbaar aangebracht om een bevestigingsmiddel of pen 26, die zich evenwijdig aan de drager 3 uit strekt. De pen 26 is star bevestigd in een verticaal opgestelde steunplaat 27, waarvan het voorste einde aan de drager 3 is vastgelast. De pen 26 steekt aan weérs-10 zijden van de steunplaat 27 uit. Het voorste einde van de uithouder 25 is op het deel van de pen 26 geschoven, dat in de richting van het midden van de machine buiten de steunplaat 27 uitsteekt (fig. 2). Het geleidingsorgaan 24 en de uithouder 25 zijn te zamen om de pen 26 vrij verzwenkbaar. Aan de uithouder 15 25 is een I-voimig gebogen lip 28 bevestigd (fig. 2 en 4), terwijl nabij de onder- en achterzijde van de steunplaat 27 een naar achteren uitstekende nok 29 is aangebracht. Op deze wijze wordt de vrije verzwenkbaarheid van het geleidingsorgaan 24 in neerwaartse richting begrensd doordat de lip 28 op 20 de nok 29 van de steunplaat 27 kan aanliggen. In de steunplaat 27 zijn verder een tweetal gaten 30 en 31 aangebracht (fig. 4), die op gelijke afstand van de hartlijn van de pen 26 (welke hartlijn de zwenkas voor het geleidingsorgaan vormt) zijn gelegen. Op dezelfde afstand van de hartlijn 26 is in .8303200 β the pivot shaft 4. The guide member 24 is attached to the carrier 3 by means of a bracket 25, which is attached to the front and top of the guide member 24. The front part of the bracket 25 forms a fastening part 5 of the guide member and is freely pivotally arranged about a fastening means or pin 26 which extends parallel to the carrier 3. The pin 26 is rigidly mounted in a vertically arranged support plate 27, the front end of which is welded to the carrier 3. The pin 26 protrudes on both sides of the support plate 27. The front end of the bracket 25 is slid onto the portion of the pin 26 which protrudes beyond the support plate 27 toward the center of the machine (Fig. 2). The guide member 24 and the jib 25 are freely pivotable together about the pin 26. Attached to the bracket 15 is a curved lip 28 (Figures 2 and 4), while a projecting projection 29 is provided near the bottom and rear of the support plate 27. In this way, the free pivotability of the guide member 24 in the downward direction is limited because the lip 28 can abut the cam 29 of the support plate 27. Two holes 30 and 31 are further arranged in the support plate 27 (fig. 4), which are equidistant from the center line of the pin 26 (which center line forms the pivot axis for the guide member). At the same distance from the centerline 26 is in.

25 het bevestigingsdeel van de uithouder 25 een gat aangebracht, zodat door dit gat en één van de gaten 30 of 31 een grendel-pen kan worden gestoken ten einde het geleidingsorgaan 24 resp. een nog hierna te noemen geleidingsorgaan ten opzichte van de drager 3 te kunnen vastzetten in een tweetal standen, 30 waarbij het geleidingsorgaan ten opzichte van de drager 3 hoger is gelegen dan in de werkstand. Gezien in fig. 2, is de uithouder 25 vanaf zijn bevestiging aan de steunplaat 27 in achterwaartse richting onder een geringe hoek schuin binnenwaarts gericht, zodat het geleidings-35 orgaan, gezien in de rijrichting A., ongeveer ter 8303200 ' ê 7 hoogte van de zwenkas 4 is opgesteld. De steunplaat 27 is direct tegen de buitenzijde van een gaffelvormig deel 32 aangebracht, dat de hiervoor genoemde universele koppeling 13 ten dele omsluit, welke koppeling de aandrijfas in de 5 hoofdgestelbalk 2 en die in de drager 3 verbindt.The fastening part of the bracket 25 is provided with a hole, so that a locking pin can be inserted through this hole and one of the holes 30 or 31 in order to guide the guide member 24 and 24 respectively. to be able to fix a guiding member, referred to hereinafter, with respect to the carrier 3 in two positions, wherein the guiding member with respect to the carrier 3 is situated higher than in the working position. As seen in FIG. 2, the bracket 25 is angled inwardly at a slight angle inwardly from its attachment to the support plate 27 so that the guide member, viewed in the direction of travel A., is approximately at 8303200 ° height. the pivot axis 4 is arranged. The support plate 27 is arranged directly against the outside of a fork-shaped part 32, which partially encloses the aforementioned universal coupling 13, which coupling connects the drive shaft in the main frame beam 2 and that in the carrier 3.

De hartlijn 26 is, gerekend in de rijrichting, op een afstand achter de hartlijn van de drager 3 gelegen, die in fig. 4 met het verwijzingscijfer 33 is aangeduid.The centerline 26, calculated in the direction of travel, is located at a distance behind the centerline of the carrier 3, which is indicated by the reference numeral 33 in Fig. 4.

Tegen de binnenzijde van een tot de aandrijving 10 van het harkwiel 15 behorende tandwielkast 34 (fig. 2) is op analoge wijze een steunplaat 35 star bevestigd, waaraan een pen 36 star is aangebracht, die aan de buitenzijde van de plaatvormige steunplaat 35 uitsteekt. De hartlijn van de pen 36 vormt een zwenkas voor een buitenste aan de dra-15 ger 3 aangebracht geleidingsorgaan 37* Het geleidingsorgaan 37 is aan zijn voor- en bovenzijde star bevestigd aan een uithouder 38» waarvan het voorste, een bevestigingsdeel van het geleidingsorgaan vormend uiteinde verzwenkbaar is om de pen 36. De uithouder 38 is weer voorzien van een L-vormig 20 gebogen lip 39 die, analoog aan de opstelling nabij de steunplaat 27» de vrije verzwenkbaarheid van het geleidingsorgaan 37 om de zwenkas 36 in neerwaartse richting begrenst doordat deze lip kan gaan aanliggen op een nok 39A die aan de onder- en achterzijde van de steunplaat 35 is gevormd.An support plate 35 is rigidly secured to the inside of a gearbox 34 belonging to the drive 10 of the rake wheel 15 (fig. 2), to which a pin 36 is rigidly mounted, which protrudes on the outside of the plate-shaped support plate 35. The axis of the pin 36 forms a pivot axis for an outer guide member 37 mounted on the carrier 3. The guide member 37 is rigidly fastened at its front and top to a bracket 38, the front of which forming a fixing part of the guide member. the end is pivotable about the pin 36. The jib 38 is again provided with an L-shaped curved lip 39 which, analogous to the arrangement near the support plate 27, limits the free pivotability of the guide member 37 about the pivot axis 36 in the downward direction by this lip can abut on a cam 39A which is formed on the bottom and rear of the support plate 35.

25 Habij de bovenzijde van de steunplaat 35 is een gat 40 aangebracht; door dit gat 40 en een in de uithouder 38 aangebracht gat kan een pen worden gestoken. Tijdens bedrijf is het geleidingsorgaan 37 vrij verzwenkbaar om de hartlijn 36.A hole 40 is provided at the top of the support plate 35; a pin can be inserted through this hole 40 and a hole provided in the bracket 38. During operation, the guide member 37 is freely pivotable about the axis 36.

De hartlijn 36 is op een afstand achter de 30 hartlijn van de drager 3 gelegen, die in fig. 3 met het verwijzingscijfer 41 is aangeduid. De pen 36 is evenwijdig aan de pen 26 opgesteld, maar ligt, gerekend in de rijrichting A, op grotere afstand achter de drager 3· De afstand 41 (fig. 3) is derhalve groter dan de afstand 33 (fig· 4).The centerline 36 is located at a distance behind the centerline of the carrier 3, which is indicated by the reference numeral 41 in Fig. 3. The pin 36 is arranged parallel to the pin 26, but, calculated in the direction of travel A, lies at a greater distance behind the carrier 3. The distance 41 (fig. 3) is therefore greater than the distance 33 (fig. 4).

35 Het bevestigingsdeel van de uithouder 38 is 8303200 # * δ evenwijdig aan de steunplaat 35 en derhalve loodrecht op de drager 3 gericht, maar. het tussen dit bevestigingsdeel en het geleidingsorgaan 37 gelegen deel van de uithouder 38 is in bovenaanzicht (fig. 2)3 onder een hoek van 50 - 60° 5 in buitenwaartse richting af gebogen. Gezien in de rijrichting is de afstand tussen het geleidingsorgaan 37 en zijn bevestigingsdeel dan ook aanmerkelijk groter dan de afstand tussen het geleidingsorgaan 24 en het daarbij behorende bevestigingsdeel, welke laatste afstand zeer gering is. Het ge-10 leidingsorgaan 37 kan met de hand in buitenwaartse richting (met getrokken lijnen aangegeven stand) van de pen 38 worden afgenomen door het geleidingsorgaan 37 opwaarts te verzwen-ken; de lip 39 verlaat dan de buitenomtrek van de steunplaat 35 (fig. 3). Het geleidingsorgaan 37 kan daarna te zamen 15 met de uithouder 38 op het naar de buitenzijde van de machine buiten de steunplaat 27 uitstekende deel van de pen 36 worden geschoven en daarna neerwaarts worden verzwenkt, zodanig dat de haakvormig gebogen lip 39 om de buitenomtrek van de steunplaat 27 grijpt (met stippellijnen aangegeven 20 stand van het geleidingsorgaan 37 in fig. 2). De achterste uiteinden van de geleidingsorganen 24 en 37 zijn dan op dezelfde afstand achter de drager 3 gelegen. In de met getrokken lijnen aangegeven stand van het geleidingsorgaan 37 ligt het achterste punt van dit geleidingsorgaan op grotere 25 · afstand achter de hartlijn van de drager 3 dan het achterste punt van het geleidingsorgaan 24. In de met stippellijnen aangegeven stand van het geleidingsorgaan 37 is de afstand tussen dit geleidingsorgaan en het geleidingsorgaan 24, welke afstand met het verwijzingscijfer 42 is aangegeven, ge-30 lijk aan de breedte van een te vormen zwad.The mounting part of the bracket 38 is 8303200 # * δ parallel to the support plate 35 and therefore oriented perpendicular to the carrier 3, but. the part of the jib 38 situated between this fixing part and the guide member 37 is bent outward in top view (fig. 2) 3 at an angle of 50-60 ° 5. Seen in the direction of travel, the distance between the guide member 37 and its fastening part is therefore considerably larger than the distance between the guide member 24 and the associated fastening part, the latter distance being very small. The guide member 37 can be removed manually from the pin 38 in the outward direction (shown in solid lines) by pivoting the guide member 37 upwardly; the lip 39 then exits the outer periphery of the support plate 35 (Fig. 3). The guide member 37 can then be slid together with the bracket 38 on the part of the pin 36 projecting outwardly from the support plate 27 outside the support plate 27 and then pivoted downwards such that the hook-shaped curved lip 39 surrounds the outer circumference of the support plate 27 (position of the guide member 37 in fig. 2 indicated by dotted lines). The rear ends of the guide members 24 and 37 are then located at the same distance behind the carrier 3. In the position of the guide member 37, drawn in solid lines, the rear point of this guide member lies at a greater distance behind the center line of the carrier 3 than the rear point of the guide member 24. In the position of the guide member 37 indicated by dotted lines the distance between this guide member and the guide member 24, which distance is indicated by the reference numeral 42, equal to the width of a swath to be formed.

In fig. 5 is een alternatieve oplossing getekend voor het verplaatsen van het geleidingsorgaan 37. De steunplaten 27 en 35 zijn, hoewel in bovenaanzicht iets anders gevormd, met hetzelfde verwi jzingsci jfer aangegeven.Fig. 5 shows an alternative solution for moving the guide member 37. The support plates 27 and 35, although shaped slightly different in plan view, are indicated with the same reference numeral.

35 Tussen deze beide steunplaten is in dit uitvoeringsvoorbeeld 8303200 9 een as 43 aangebr acht, die aan zijn beide uiteinden in de steunplaten 27 en 35 is bevestigd. Het voorste uiteinde van de uithouder 38 is in tegenstelling tot het uitvoeringsvoor-beeld volgens fig. 2 aan de binnenzijde van de steunplaat 5 35 opgesteld. Behalve de in het voorgaande genoemde lip 39 is in dit uitvoeringsvoorbeeld eveneens een lip 44 aangebracht die in de met getrokken lijien aangegeven stand van de uithouder 38 verhindert dat deze uithouder en het ge-leidingsorgaan 37 zich in een werkstand in binnenwaartse 10 richting kunnen verplaatsen. Door opwaartse verzwenking van het geleidingsorgaan 37 en de uithouder 38 om de as 43 wordt de lip 44 in een stand gebracht, waarin hij niet meer om de steunplaat 35 grijpt, zodat de uithouder 38 langs de as 43 in de richting van de steunplaat 27 kan worden ver-15 schoven totdat de lip 39 van de uithouder 38 boven de steunplaat 27 is gebracht. Door neerwaartse verzwenking van de uithouder 38 en geleidingsorgaan 37 wordt de lip 39 in een stand gebracht, waarin hij om het materiaal van de steunplaat 27 grijpt, zodat de uithouder 38 in deze neerwaartse 20 stand, waartoe ook de werkstand van het geleidingsorgaan 37 behoort, niet meer op ongewènste wijze terug kan schuiven.In this exemplary embodiment 8303200 9 a shaft 43 is fitted between these two support plates, which is fastened at both ends in the support plates 27 and 35. Contrary to the exemplary embodiment according to Fig. 2, the front end of the bracket 38 is arranged on the inside of the support plate. In addition to the lip 39 mentioned above, in this exemplary embodiment a lip 44 is also provided which, in the position indicated by drawn lines, prevents the jib 38 and the guide member 37 from moving inwardly in a working position. By upward pivoting of the guide member 37 and the bracket 38 about the axis 43, the lip 44 is brought into a position in which it no longer engages around the support plate 35, so that the bracket 38 can move along the axis 43 in the direction of the support plate 27 are moved until the lip 39 of the bracket 38 is brought above the support plate 27. By pivoting the boom 38 and guide member 37 downwards, the lip 39 is brought into a position in which it grips the material of the support plate 27, so that the boom 38 is in this downward position, which also includes the working position of the guide member 37, can no longer unintentionally slide back.

De lip 39 ligt in de met stippellijnen aangegeven stand van de uithouder 38 boven de lip 28 van de uithouder 25·The lip 39 is in the dotted line position of the bracket 38 above the lip 28 of the bracket 25

De constructie van de zwadborden, die aan de 25 andere drager 3 zijn bevestigd, is analoog en spiegelbeeldig ten opzichte van de in de fig. 2-5 weergegeven constructie uitgevoerd.The construction of the swath boards, which are attached to the other carrier 3, is analogous and mirror-like to the construction shown in Figs. 2-5.

Zoals uit de fig. 1, 6 en 7 blijkt, is aan een uiteinde van de hoofdgestelbalk 2 een tandwielkast 45 30 aangebracht, die een tandwieloverbrenging omsluit voor de aandrijving van het harkorgaan 7 resp. 8. Aan de buitenzijde van de tandwielkast 45 is een gaffelvormig deel 46 star bevestigd, dat door middel van asstompen 47 verzwenkbaar verbonden is met het gaffelvormige deel 32 dat aan de binnen-35 zijde van de drager <5 is bevestigd. Beide dragers 3 zijn om 8303200 10.As can be seen from Figs. 1, 6 and 7, a gear box 45 is provided at one end of the main frame beam 2, which encloses a gear transmission for the drive of the rake member 7, respectively. 8. A fork-shaped part 46 is rigidly mounted on the outside of the gearbox 45, which is pivotally connected to the fork-shaped part 32 which is fixed on the inside of the carrier <5 by means of shaft stubs 47. Both carriers 3 are at 8303 200 10.

de asstorapen 47 in hoogterichting verzwehkbaar ten opzichte van de hoofdgestelbalk 2. De in eikaars verlengde liggende hartlijnen van de asstompen 47 vormen de zwenkas 4· De gaffelvormige delen 32 en 46 omsluiten een universele koppe-5 ling die in fig. 7 met' een verwijzingscijfer 48 is aangegeven en die de in de hoofdgestelbalk 2 gelegen aandrijfas en de in de drager 3 gelegen aandrijfas voor het harkorgaan 14 resp. 15 met elkaar koppelt.the axle stubs 47 are movable in height direction with respect to the main frame beam 2. The mutually elongated centerlines of the axle stubs 47 form the pivot axis 4. The fork-shaped parts 32 and 46 enclose a universal coupling which is referenced in FIG. 48 and the drive shaft located in the main frame beam 2 and the drive shaft located in the carrier 3 for the rake member 14, respectively. 15 together.

Zoals uit de fig. 1, 6 en 7 blijkt, is op de 10 bovenzijden van elk der dragers 3 een steun 49 star bevestigd, welke steunen nabij de zwenkassen 4 zijn opgesteld.As can be seen from Figs. 1, 6 and 7, a support 49 is rigidly mounted on the top sides of each of the supports 3, which supports are arranged near the pivot axes 4.

De bovenste uiteinden van de steunen 49 zijn verbanden met een zuigerstang resp. met de cilinderwand van een hydraulische cilinder 50, die zich in hoofdzaak boven de hoofdgestelbalk 15 2 uitstrekt. De hydraulische cilinder 50 is door middel van hydraulische leidingen koppelbaar met het hydraulische systeem van de trekker en kan vanaf de bestuurderszitplaats van de trekker worden bediend. De beide dragers 3 kunnen ten opzichte van de hoofdgestelbalk 2 derhalve in opwaartse 20 richting in een transports tand worden verzwenkt door bekrachtiging van één enkele hydraulische cilinder 50. De transports tand van de dragers 3 is in fig. 6 met stippellijnen aangegeven.The upper ends of the supports 49 are connected with a piston rod resp. with the cylinder wall of a hydraulic cylinder 50 extending substantially above the main frame beam 15. The hydraulic cylinder 50 is connectable to the tractor hydraulic system by hydraulic lines and can be operated from the driver's seat of the tractor. The two carriers 3 can therefore be pivoted in an upward direction relative to the main frame beam 2 by transporting a single hydraulic cylinder 50. The transporting tooth of the carriers 3 is indicated in broken lines in Fig. 6.

Aan de buitenzijde van elk van de beide tand-25 wielkasten 45 is een zwenkas 51 aangebracht die zich ongeveer in de rijrichting A uitstrekt. Om de zwenkas 51 is een plaatvormige grendel 52 verzwenkbaar, die aan zijn onderzijde een uitholling bezit welke tijdens het opzwenken van de drager 3 kan samenwerken met een gr end elpen 53 die nabij de 30 steun 49 aan de drager 3 is bevestigd. Aan de vrije uiteinden van de beide grendels 52 is het uiteinde van een koord 54 bevestigd, dat via geleidingen naar de bok 6 is gevoerd. Indien de machine is aangekoppeld, bevindt het voorste uiteinde van het koord zich nabij de bestuurder. Nabij de 35 grendelpen 53 is op de drager 3 een elastische buffer 55 8303200 11 aangebracht, die in de transportstand van de desbetreffende drager 3 met kracht op een nabij de zwenkas 51 aangebrachte steun 56 rust. Indien de hydraulische cilinder 50 in een werkstand van de machine wordt bekrachtigd, 5 ver zwenken de beide dragers 3 opwaarts, waarbij elke grendelpen 53 langs de onderzijde van de grendel 52 glijdt, totdat de grendelpen 53 in de uitholling in de grendel 52 valt. De laatstgenoemde stand wordt onder bekrachtiging van de hydraulische cilinder 50 bereikt, zodat de buffer 55 op 10 de steun 56 wordt samengedrukt. Hierdoor ligt de grendelpen 53 met kracht in de uitholling in de grendel 52 opgesloten, zodat indien de hydraulische cilinder 50 niet met het hydraulische systeem van de trekker is gekoppeld, geen gevaar bestaat dat de dragers 3 op ongewenste wijze zouden 15 worden ontgrendeld. Indien de dubbel werkende cilinder 50 wèl op het hydraulische systeem van de trekker is aangesloten, kunnen de grendels 52 door middel van het koord 54 worden weggezwenkt na een korte bekrachtiging van de hydraulische cilinder in de richting van een opwaartse 20 verzwenking van de dragers alvorens de gewenste neerwaartse verzwenking te volvoeren. Ten einde de mechanische krachten, die ontstaan door bekrachtiging van de hydraulische cilinder 50, te beperken, is het gewenst om in het hydraulische systeem dat de cilinder 50 voedt, een overdrukventiel 25 aan te brengen dat op een veilige waarde is afgesteld.A pivot shaft 51 which extends approximately in the direction of travel A is arranged on the outside of each of the two gear wheel arches 45. A plate-shaped latch 52 is pivotable about the pivot axis 51, which has a recess on its underside which, during pivoting of the carrier 3, can cooperate with a locking elp 53 which is fastened to the carrier 3 near the support 49. Attached to the free ends of the two latches 52 is the end of a cord 54, which is guided to the trestle 6 via guides. When the machine is hitched, the front end of the cord is near the operator. Near the locking pin 53, an elastic buffer 55 8303200 11 is mounted on the carrier 3, which in the transport position of the carrier 3 concerned rests forcefully on a support 56 arranged close to the pivot axis 51. When the hydraulic cylinder 50 is actuated in a working position of the machine, the two carriers 3 pivot upward, each locking pin 53 sliding along the bottom of the locking 52 until the locking pin 53 falls into the recess 52 in the locking 52. The latter position is achieved with the actuation of the hydraulic cylinder 50, so that the buffer 55 is compressed on the support 56. As a result, the locking pin 53 is forcibly enclosed in the recess in the lock 52, so that if the hydraulic cylinder 50 is not coupled to the hydraulic system of the tractor, there is no risk that the carriers 3 would be unlocked undesirably. If the double-acting cylinder 50 is connected to the hydraulic system of the tractor, the locks 52 can be pivoted away by means of the cord 54 after a short actuation of the hydraulic cylinder in the direction of an upward pivoting of the carriers before the desired downward swing. In order to limit the mechanical forces arising from actuation of the hydraulic cylinder 50, it is desirable to provide a relief valve 25 in the hydraulic system feeding the cylinder 50 which is set to a safe value.

Tussen een punt nabij het boveneinde van de steunen 49 en een punt dat bevestigd is aan de verbindings-constructie 5 is aan elke zijde van laatstgenoemde constructie een staalkabel of ketting 57 aangebracht die 30 tijdens bedrijf een begrenzing vormt voor de neerwaartse bewegingen van de dragees 3 ten opzichte van de hoofdgestel-balk 2 en die een zodanige lengte bezit, dat de dragers 3 ten opzichte van de hoofdgestelbalk 2 ten opzichte van een stand, waarin de dragers in het verlengde van de hoofd-35 gestelbalk 2 liggen, bijvoorbeeld tot een hoek van maximaal 8303200 12 ongeveer 7 & 10°‘ neerwaarts kunnen verzwenken.Between a point near the top end of the supports 49 and a point which is attached to the connecting construction 5, a steel cable or chain 57 is provided on each side of the latter construction, which during operation forms a boundary for the downward movements of the dragees 3 with respect to the main frame beam 2 and of such a length that the carriers 3 with respect to the main frame beam 2 with respect to a position in which the carriers lie in line with the main frame beam 2, for instance to an angle of up to 8303200 12 can pivot about 7 & 10 ° 'down.

In fig. 8 is een alternatieve uitvoeringsvorm getekend voor de aandrijvende koppeling tussen de in de hoofdgestelbalk 2 en in de drager 3 gelegen aandrijf-5 assen in afwijking van.· de in de fig. 1 en 7 getekende universele koppeling 13 resp. 48. Een koppeling tussen deze aandrijfassen wordt volgens fig. 8 gevormd door een dubbele universele koppeling of dubbele kruiskoppeling 58. Een op de in de hoofdgestelbalk 2 gelegen aandrijfas 10 aangebracht gaffelstuk 59 is met een aan een tussenstuk 60 star bevestigd gaf f elstuk 61 gekoppeld door middel van een tweetal loodrecht op elkaar staande, in de desbetreffende gaf f elstukken schamierbare pennen of zwenkassen 62 en 63, waarvan de hartlijnen elkaar snijden. De constructie is 15 aan de naar de drager 3 toegekeerde zijde van het tussenstuk 60 op analoge wijze spiegelbeeldig uitgevoerd. De dubbele universele koppeling 58 wordt om nog nader uiteen te zetten redenen toegepast. Het gaffelstuk 59 is door middel van een paspen 64 in axiale richting onverschuifbaar 20 op de in de hoofdgestelbalk 2 gelegen aandrijfas bevestigd, terwijl het op de in de drager 3 gelegen aandrijfas bevestigde gaffelstuk van inwendige axiale spiebanen is voorzien, die passend zijn op axiale spiebanen die nabij het uiteinde op de buitenzijde van de desbetreffende 25 aandrijfas zijn aangebracht, ζοθn.-fe het laatstgenoemde gaffelstuk op zijn aandrijfas in axiale richting enigszins verschuifbaar is. De zwenkas 4, waarom de hoofdgestelbalk 2 en een drager 3 ten opzichte van elkaar verzwenkbaar zijn, snijdt de hartlijn van de in de hoofdgestelbalk 2 gelegen 30 aandrijfas niet, maar kruist laatstgenoemde hartlijn op afstand boven een vlak door de hartlijn van de aandrijfas dat evenwijdig loopt aan de hartlijn van de zwenkas 4.Fig. 8 shows an alternative embodiment for the driving coupling between the drive shafts located in the main frame beam 2 and in the carrier 3, in deviation from the universal coupling 13 and 7 shown in Figs. 1 and 7, respectively. 48. A coupling between these drive shafts is, according to Fig. 8, formed by a double universal coupling or double universal joint 58. A fork piece 59 mounted on the main shaft beam 2 in the main frame beam 2 is coupled with a piece 61 fixed to an intermediate piece 60. by means of two mutually perpendicular pins or pivot axes 62 and 63 pivotable in the respective shaped pieces, the center lines of which intersect. The construction is analogously mirror-mirrored on the side of the intermediate piece 60 facing the carrier 3. The dual universal coupling 58 is used for reasons to be explained hereinafter. The yoke piece 59 is fixed in an axial direction by means of a locating pin 64 on the drive shaft located in the main frame beam 2, while the yoke piece fixed on the drive shaft located in the carrier 3 is provided with internal axial keyways, which fit on axial keyways which are arranged near the outer end of the relevant drive shaft, the latter fork piece on its drive shaft is slightly displaceable in axial direction. The pivot axis 4, about which the main frame beam 2 and a carrier 3 are pivotable relative to each other, does not intersect the center line of the drive shaft located in the main frame beam 2, but crosses the latter center line at a distance above a plane through the center line of the drive shaft runs on the axis of the swivel axis 4.

In fig. 9 is een vergrendelinrichting tussen de hoofdgestelbalk 2 en elk der dragers 3 getekend, die een 35 dubbele functie bezit. Een plaatvormige grendel 64 is weer 8303200 13 verzwenkbaar aangebracht om een ongeveer in de rijrichting A gelegen zwenkas 65, die star bevestigd is ten opzichte van de tandwielkast 45· De met de grendelpen 53 samenwerkende grendel 64 bezit aan zijn onderzijde een 5 uitholling 66 waarin de grendelpen 53 kan vallen indien de betreffende drager 3 in zijn gestippeld aangegeven uransportstand opwaarts is verzwenkt, analoog aan de in de onderzijde van de grendel 52 aangebrachte uitholling volgens fig. 6· De plaatvormige grendel 64 is echter langer uit-10 gevoerd dan de grendel 52 en bezit aan zijn vrije uiteinde en aan zijn onderzijde een tweede uitholling 67 die zodanig is gevormd, dat, zoals uit fig. 9 blijkt, tijdens normaal bedrijf de grendelpen 53 in de uitholling is gelegen, waarbij de grendel 64 vrij verschuifbaar op de grendel-15 pen 53 rust maar, na een opwaartse verzwenking van de drager 3 ten opzichte van de hoofdgestelbalk 2 van bijvoorbeeld ongeveer 20° , de grendelpen tegen de naar de zwenk-as 65 toegekeerde begrenzing van de uitholling 67 stoot. Zonder ingrijpen van de bestuurder kunnen de dragers 3 na 20 bekrachtiging van de hydraulische cilinder 50 slechts over ongeveer 20° opwaarts verzwehken en niet verder.Fig. 9 shows a locking device between the main frame beam 2 and each of the carriers 3, which has a double function. A plate-shaped latch 64 is again pivotally mounted about a pivot shaft 65 located approximately in the direction of travel A, which is rigidly fixed relative to the gearbox 45. The latch 64 co-operating with the latch pin 53 has a recess 66 on its underside in which the locking pin 53 can fall if the carrier 3 in question is pivoted upwards in its dotted outline position, analogous to the recess provided in the underside of the latch 52 according to fig. 6. However, the plate-shaped latch 64 is longer than the latch 52 and has a second recess 67 at its free end and at its bottom which is formed such that, as shown in FIG. 9, during normal operation, the locking pin 53 is located in the recess, with the latch 64 freely slidable on the latch Pin 53 rests but, after an upward pivoting of the carrier 3 relative to the main frame beam 2 of, for example, approximately 20 °, the locking pin rests against the The limitation of the recess 67 facing the swivel axis 65. Without the intervention of the driver, after the hydraulic cylinder 50 has been energized, the carriers 3 can only soften upwards by about 20 ° and no further.

De werking van de hooibouwmachine volgens de uitvinding is als volgt, De machine wordt met behulp van de op de bok 6 aangebrachte aansluitmiddelen bevestigd aan 25 de driepuntshefinrichting van de trekker. De ingaande as 12 van de tandwielkast 11 wordt door middel van een tussenas in aandrijvende verbinding gebracht met de aftakas van de trekker, waarbij het paar harkorganen 7 en 14 resp. het naastgelegen paar harkorganen 8 en 15 in tegengestelde 30 draaizin B resp. C in draaiing worden gebracht. De machine wordt op de grond afgesteund door middel van de loopwielen 18, zodat tijdens het rijden over oneffen terrein de buitenste harkorganen 14 en 15 door de bijbehorende loopwielen 18 op- en neerwaarts worden geleid, waarbij de 35 dragers 3 ten opzichte van de gestelbalk 2 verzwehken om de 8303200 0 14 bijbehorende zwenkassen 4. De machine volgens de uitvinding is niet beperkt tot machines, waarbij de gestelbalk 2 en de dragers 3, gezien in bovenaanzicht, loodrecht op de rijrichting A zijn gelegen, maar deze balken kunnen in dit 5 aanzicht ook een scherpe hoek met deze rijrichting insluiten,The operation of the hay-making machine according to the invention is as follows. The machine is attached to the three-point lifting device of the tractor by means of the connecting means arranged on the trestle 6. The input shaft 12 of the gearbox 11 is connected to the power take-off shaft of the tractor by means of an intermediate shaft, the pair of rake members 7 and 14, respectively. the adjacent pair of rake members 8 and 15 in opposite rotary sense B resp. Be rotated. The machine is supported on the ground by means of the running wheels 18, so that during driving over uneven terrain the outer rake members 14 and 15 are guided up and down by the associated running wheels 18, the 35 carriers 3 with respect to the frame beam 2 attenuated every 8303200 0 14 associated pivot axes 4. The machine according to the invention is not limited to machines, in which the frame beam 2 and the carriers 3, viewed in plan view, are perpendicular to the direction of travel A, but these beams can be seen in this view also enclose a sharp angle with this direction of travel,

Voor het schudden van gewas wordt de machine gebruikt in de in fig. 1 getekende stand, die overeenkomt met de in de fig. 2 en 5 met getrokken lijnen aangegeven 10 stand voor de geleidingsorganen. Hierbij worden de geleidingsorganen 24 ten opzichte van de steunplaat 27 en daarmee ten opzichte van de drager 3 vastgezet door het geleidingsorgaan 24 en de bijbehorende uithouder 25 om de zwenkas 26 enigszins opwaarts te verzwenken en door het 15 gat 31 en een overeenkomstig, in de uithouder 25 aangebracht gat een grendelpen te steken. De geleidingsorganen 24 bevinden zich tijdens het schudden van gewas dus op afstand boven de grond. Het geleidingsorgaan 15 is in de schud-stand vrij zwenkbaar om de zwenkas 36* Tijdens bedrijf 20 glijdt de (versterkte) onderzijde van het geleidingsorgaan 37 over de grondf waarbij de lip 39 steeds op afstand boven de bovenzijde van de nok 33A (fig. 3) is gelegen. De nok 39& vormt een neerwaartse begrenzing van de uithouder 38 en het geleidingsorgaan 37 indien de 25 machine door de hefinrichting wordt geheven. De in tegengestelde draaizin draaiende harkorganen 7 en 14 resp. 8 en 15 verplaatsen het op de grond liggende gewas door middel van de tanden 23 van de aan de spaken 19 bevestigde tanden-groëpen 20 en verplaatsen het gewas in het gebied tussen 30 de beide harkorganen door in achterwaartse richting, waarna het gewas luchtig wordt verspreid. De opstelling van het geleidingsorgaan 24 door middel van de keuze van de plaats van het gat 31 in de steunplaat 27 (fig· 4) is % zodanig, dat het door het bijbehorende paar harkorganen 1 35 naar achteren geworpen gewas onder het geleidingsorgaan 24 8303200 15 doorvliegt, zonder door dit geleidingsorgaan te worden gehinderd. Een deel van het gewas komt in aanraking met de "beide geleidingsorganen 37 die over de grond glijdend de "bodemoneffenbeden volgen. De geleidingsorganen 37 vormen 5 "buitenste begrenzingsvlakken voor het verspreide gewas dat op deze wijze langs beide randen scherp wordt begrensd.For shaking crop, the machine is used in the position shown in Fig. 1, which corresponds to the position for the guide members shown in solid lines in Figs. 2 and 5. Here, the guide members 24 are fixed relative to the support plate 27 and thus relative to the carrier 3 by the guide member 24 and the associated bracket 25 to pivot the pivot shaft 26 slightly upwards and through the hole 31 and a corresponding one in the bracket 25 hole to insert a locking pin. The guiding members 24 are thus spaced above the ground during the shaking of crop. In the rocking position, the guide member 15 is freely pivotable about the pivot axis 36 * During operation 20, the (reinforced) underside of the guide member 37 slides over the ground, with the lip 39 always spaced above the top of the cam 33A (fig. 3). ) is located. The cam 39 & forms a downward boundary of the jib 38 and the guide 37 when the machine is lifted by the lifting device. Rotary rake members 7 and 14 resp. 8 and 15 move the crop lying on the ground by means of the tines 23 of the tine groups 20 attached to the spokes 19 and move the crop backwards in the area between the two rake members, after which the crop is spread airily . The arrangement of the guide member 24 by selection of the location of the hole 31 in the support plate 27 (fig. 4) is such that the crop thrown backwards by the associated pair of rake members 1 under the guide member 24 8303200 15 flies through without being hindered by this guiding member. A part of the crop comes into contact with the "two guide members 37 which slide along the soil" following the soil uneven beds. The guide members 37 form 5 "outer boundary surfaces for the dispersed crop which is thus sharply defined along both edges.

De geleidingsorganen 37 zijn, gerekend in de rijrichting A, in hun geheel meer naar achteren geplaatst dan de geleidingsorganen 24 in hun voor zwadvorming geschik-10 te stand. Dit wordt bereikt, doordat de afstand 41 (fig. 3) groter is dan de afstand 33 (fig· 4). Door deze achterwaartse opstelling van de geleidingsorganen 37 kan ook gewas dat in betrekkelijk geringe mate buitenwaarts wordt geslingerd, nog door de achterste delen van de geleidings-15 organen 37 worden opgevangen, terwijl er in de schudstand geen behoefte blijkt te zijn om de voorzijde van de geleidingsorganen 37 ormiddellijk aan de achterzijde van de tandenbaan te doen aansluiten.The guiding members 37, in the direction of travel A, are as a whole more rearward than the guiding members 24 in their position for swathing. This is achieved in that the distance 41 (fig. 3) is greater than the distance 33 (fig. 4). As a result of this rearward arrangement of the guide members 37, crop which is thrown outward to a relatively small extent can still be collected by the rear parts of the guide members 37, while in the shaking position there appears to be no need for the front side of the guide members 37 to connect immediately to the rear of the tooth track.

In de stand die geschikt is voor zwadvorming 20 zijn de tandengroepen 20 in een hiervoor geschikte stand geplaatst, waarbij de tanden, gerekend in de draaizin, schuin naar achteren zijn opgesteld. In dit geval worden de geleidingsorganen 37 met hun uithouders 3<3 verplaatst van de in de fig. 2 en 5 met getrokken lijnen getekende 25 stand naar de in deze figuren met stippellijnen aangegeven stand. Hiertoe wordt elk der geleidingsorganen 37 om de bijbehorende zwenkas 36 opgezwenkt, totdat de lip 39 de. omtrek van de steunplaat 35 verlaat, waarna de uithouder 38 van de pen 36 è.f kan worden geschoven. Het geleidings-30 orgaan 37 en de uithouder 33 worden daarna in ongeveer dezelfde opwaarts verzwenkte stand op het naar de buiten- G zijde van de machine uitstekende deel van de pen 26 geschoven en aansluitend neerwaarts verzwenkt, waarbij de V lip 39 weer nauw om de buitenomtrek van de steunplaat 37 135 sluit. De om liet andere deel van de pen 26 verzwenkbare 8303200 16 uithouder'25 en het daaraan star bevestigde geleidings-orgaan 2& alsmede het verplaatste geleidingsorgaan 37 zijn in de voor zwadvorming geschikte stand beide tijdens bedrijf om de pen 26 vrij verzwenkbaar en volgen over de 5 grond glijdend de bodemoneffenheden. De lip 28 ligt tijdens bedrijf op afstand boven de nok 29 en de nok 39 ligt tijdens bedrijf op afstand boven de lip 28, zodat de uithouders 25 en 38 elkaar tijdens bedrijf niet hinderen. Indien de machine wordt geheven, ligt de lip 28 op de 10 nok 29 aan en de lip 39 op de lip 28, zodat verhinderd wordt dat de geleidingsorganen 24 en 37 op ongewenste wijze neerwaarts verzwenken. Zoals hiervoor reéds tot uitdrukking is gebracht, bevindt de achterzijde van het geleidingsorgaan 37 zich in de zwadvormende stand op 15 dezelfde afstand achter de drager 3 als de achterzijde van het geleidingsorgaan 24, doordat de pen 26 dichter bij de drager 3 ligt dan de ;en 36· Deze opstelling is zodanig, dat de voorzijden van de beide geleidingsorganen 24 en 37 nauw aansluiten aan de achterzijden van de tandenbanen van 20 de bijbehorende harkorganen. Gezien in de rijrichting A., liggen de geleidingsorganen 24 en 37 pussen de draaiings-assen van de bijbehorende harkorganen en is de afstand tussen het geleidingsorgaan 24 en de draaiingsas van het bijbehorende harkorgaan 7 resp. 8 gelijk aan de afstand 25 tussen het geleidingsorgaan 37 en de draaiingsas van het bijbehorende harkorgaan 14 resp. 15. Ten gevolge van de sterke buitenwaartse afbuiging van de uithouder 38 komt de afstand 42 (fig. 2) overeen met de gewenste zwadbreedte. Tegelijkertijd bewerkstelligt deze opstelling van het 30 achterste deel van de uithouder 38 in de voor schudden geschikte stand een afstand tussen de beide geleidingsorganen 37 die ongeveer overeenkomt met de werkbreedte van de gehele machine. In het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 5 worden dezelfde opstellingen van het geleidings-35 orgaan 37 bereikt door de uithouder 38 zover op te zwenken, 8303200 17 dat de lip 44 de buitenomtrek van de steunplaat 35 verlaat, waarna het bevestigingsdeel van de uithouder 38 langs de as 43 in de richting van de steunplaat 27 wordt geschoven, totdat dit deel nabij de steunplaat 27 een aanslag vindt, 5 waarna de uithouder 3S neerwaarts wordt verzwenkt, waarbij de lip 39 nauwsluitend om de buitenomtrek van de steunplaat 27 valt, zodat een ongewenste verschuiving langs de as 43 wordt vermeden. Ook in deze stand ligt de lip 39 tijdens bedrijf op afstand boven de lip 28 van de uithouder 10 25, terwijl de lip 28 op afstand boven de nok 29 ligt, zodat beide geleidingsorganen 24 en 37 zich in de zwad-vormende stand vrij verzwenkbaar over de bodemoneffenheden kunnen bewegen. In de uitvoeringsvorm volgens fig. 5 behoeft het samenstel van uithouder 38 en geleidingsorgaan 37 f5 niet naar de steunplaat 27 te worden gedragen; dit kan op eenvoudige wijze door verschuiving langs de as 43 worden bewerkstelligd. Doordat de as 43 in bovenaanzicht een scherpe hoek insluit met de drager 3» verplaatst het geleidingsorgaan 37 zich als geheel in voorwaartse richting 20 ten opzichte van de drager 3 voor het instellen van een zwad vormende stand resp. in achterwaartse richting voor het instellen van een voor schudden geschikte stand. De in de fig. 2 en 5 getoonde uitvoeringsworbeélden bewerkstelligen dus een verplaatsing van het bevestigingsdeel van het 25 geleidingsorgaan 37 in de richting van de bevestiging van het naastliggende geleidingsorgaan, waarbij het verplaatste geleidingsorgaan evenwijdig aan zichzelf blijft, en het niet-verplaatste geleidingsorgaan uiteraard eveneens.In the position suitable for swath formation 20, the tooth groups 20 are placed in a suitable position, the teeth, counting in the direction of rotation, being disposed obliquely to the rear. In this case, the guide members 37 with their brackets 3 <3 are moved from the position drawn in full lines in FIGS. 2 and 5 to the position shown in broken lines in these figures. For this purpose, each of the guide members 37 is pivoted about the associated pivot axis 36 until the lip 39 d. circumference of the support plate 35, after which the jib 38 of the pin 36 can be slid. The guide member 37 and the jib 33 are then slid onto the part of the pin 26 projecting to the outside of the machine in approximately the same upwardly pivoted position and subsequently pivoted downwards, the V lip 39 again tightly around the outer circumference of the support plate 37 135. The other part of the pin 26 pivotable 8303200 16 bracket 25 and the guide member 2 & rigidly attached thereto as well as the displaced guide member 37 are in the position suitable for swathing both freely pivotable about the pin 26 during operation and follow over the sliding the soil uneven ground. The lip 28 is spaced above the cam 29 during operation and the cam 39 is spaced above the lip 28 during operation, so that the brackets 25 and 38 do not interfere with each other during operation. When the machine is lifted, the lip 28 rests on the cam 29 and the lip 39 rests on the lip 28, thereby preventing the guides 24 and 37 from pivoting downward undesirably. As previously stated, the rear of the guide member 37 is in the swath-forming position the same distance behind the carrier 3 as the rear of the guide member 24, in that the pin 26 is closer to the carrier 3 than the carrier 3, and This arrangement is such that the front sides of the two guide members 24 and 37 closely match the rear sides of the tooth tracks of the associated rake members. Viewed in the direction of travel A., the guiding members 24 and 37 are located between the axes of rotation of the associated rake members and the distance between the guiding member 24 and the axis of rotation of the associated raking member is 7 and 10, respectively. 8 equal to the distance 25 between the guide member 37 and the axis of rotation of the associated rake member 14 and 15. Due to the strong outward deflection of the jib 38, the distance 42 (fig. 2) corresponds to the desired swath width. At the same time, this arrangement of the rear part of the jib 38 in the suitable position for shaking causes a distance between the two guide members 37 which corresponds approximately to the working width of the entire machine. In the exemplary embodiment according to Fig. 5, the same arrangements of the guide member 37 are achieved by pivoting the jib 38 so far that the lip 44 leaves the outer circumference of the support plate 35, after which the fixing part of the jib 38 along the shaft 43 is pushed in the direction of the support plate 27 until this part finds a stop near the support plate 27, after which the bracket 3S is pivoted downwards, whereby the lip 39 fits snugly around the outer circumference of the support plate 27, so that an undesired shift along the axis 43 is avoided. In this position too, the lip 39 lies at a distance above the lip 28 of the boom 10 during operation, while the lip 28 lies at a distance above the cam 29, so that both guide members 24 and 37 are freely pivotable in the swath-forming position. the ground irregularities can move. In the embodiment of Figure 5, the assembly of bracket 38 and guide member 37f5 need not be carried to the support plate 27; this can be accomplished in a simple manner by sliding along the axis 43. Because the shaft 43 encloses an acute angle with the carrier 3 in top view, the guide member 37 as a whole moves in the forward direction 20 relative to the carrier 3 for setting a swath-forming position, respectively. backward to set a suitable shaking position. Thus, the embodiments shown in FIGS. 2 and 5 effect displacement of the mounting portion of the guide member 37 toward the attachment of the adjacent guide member, the displaced guide member remaining parallel to itself, and the non-displaced guide member of course also .

Indien het buitenste geleidingsorgaan op 30 bekende wijze vanuit een stand die geschikt is als begrenzingsorgaan voor gewasverspreiding tijdens het schudden van gewas, om een nabij de gestelbalk gelegen opwaarts gerichte as naar de stand zou worden verzwenkt, die geschikt is voor zwadvorming, treedt, gezien in boven-35 aanzicht, een aanzienlijke verzwenking van het geleidings- 8303200 18 orgaan ten opzichte van de rijrichting op, terwijl het andere, daarmee samenwerkende geleidingsorgaan hij bekende machines eveneens een hoek insluit met de rijrichting A.If the outer guide member were to be pivoted in a known manner from a position which is suitable as a limiting member for crop spreading during shaking of crop, about an upwardly directed axis located near the frame beam to the position which is suitable for swath formation, top view, a considerable pivotal movement of the guide 8303200 18 relative to the direction of travel, while the other machines co-operating with the known guide member also enclose an angle with the direction of travel A.

Bij een dergelijke bekende verzwenking treedt een relatief 5 grote convergentie tussen de geleidingsorganen in achterwaartse richting op, die bij grote hoeveelheden te verwerken gewas tot verstoppingen kan leiden. Door een verplaatsing van het bevestigingsdeel van ééider geleidingsorganen ten opzichte van het bevestigingsdeel van 10 het andere geleidingsorgaan wordt dit nadeel volgens de uitvinding op eenvoudige wijze vermeden, doordat in de zwad-vormende stand geen of een geringe convergentie van de geleidingsorganen in achterwaartse richting, aangepast aan de zwadbreedte 42, vanuit een voor schudden geschikte stand 15 van het buitenste geleidingsorgaan kan worden ingesteld.In such a known pivoting, a relatively large convergence between the guide members occurs in the rearward direction, which can lead to blockages with large quantities of crop to be processed. By displacing the fastening part of one of the guiding members relative to the fastening part of the other guiding member, this drawback according to the invention is avoided in a simple manner, because in the swath-forming position no or little convergence of the guiding members in the rearward direction is adapted can be adjusted to the swath width 42 from a position of the outer guide member suitable for shaking.

Bij bekende constructies zijn in de voor schudden bedoelde stand de buitenste geleidingsorganen na een verzwenking om de genoemde opwaartse as schuin buitenwaarts en achterwaarts gericht, welke richting in aanzienlijke mate overeen-20 komt met die van het buitenwaarts geslingerde gewas, zodat deze stand weinig effektief is. Bij de hier voorgestelde opstelling blijft het geleidingsorgaan zijn achterwaartse richting behouden.In known constructions, in the shaking position, the outer guide members, after pivoting about the said upward axis, are inclined outwardly and backward, which direction corresponds substantially to that of the crop thrown outward, so that this position is not very effective . In the arrangement proposed here, the guide member maintains its rearward direction.

Het zal duidelijk zijn dat een analoge 25 verplaatsing van het bevestigingsdeel van één of meer geleidingsorganen (in plaats van de bekende verzwenking om een opwaarts gerichte as) eveneens kan worden toegepast voor het instellen van verschillende zwadbreedten door het aanbrengen van meerdere steunplaten 27.It will be clear that an analogous displacement of the fastening part of one or more guide members (instead of the known pivoting about an upwardly directed axis) can also be used for adjusting different swath widths by arranging several supporting plates 27.

30 Ten einde de machine in een transportstand te kunnen brengen, waarbij de totale breedte aanzienlijk geringer is dan in de werkstand, wordt de met het hydraulische systeem van de trekker gekoppelde hydraulische cilinder 50 bekrachtigd. Deze hydraulische cilinder, die 35 de hoofdgestelbalk 2 overbrugt en aan beide einden direct 8303200 19 met één der dragers 3 is gekoppeld, werkt bij voorkeur samen met een smoorventiel dat in de hydraulische voeding van de dubbelwerkende hydraulische cilinder is opgenomen, ten einde te vermijden dat het opzwenken van de dragers 3 te snel 5 verloopt, waardoor schokkende belastingen zouden ontstaan. Zoals reeds is vermeld, wordt eveneens bij voorkeur een overdrukventiel toegepast, ten einde de bovenwaarde van de hydraulische druk te beperken.In order to be able to bring the machine into a transport position, the total width of which is considerably smaller than in the working position, the hydraulic cylinder 50 coupled to the tractor's hydraulic system is actuated. This hydraulic cylinder, which bridges the main frame beam 2 and is directly coupled to one of the carriers 3 at both ends, preferably cooperates with a throttle valve included in the hydraulic feed of the double-acting hydraulic cylinder, in order to avoid the pivoting of the carriers 3 proceeds too quickly, which would result in shocking loads. As already mentioned, a pressure relief valve is also preferably used in order to limit the upper value of the hydraulic pressure.

In het uitvoeringsvoorbeeld volgens de fig. 6 10 en 7 is een normale universele koppeling 48 toegepast, In de transportstand (gestippelde stand in fig. 6 en fig. 10) sluit de in de drager 3 gelegen aandrijfas een hoek van 90° of meer in met de aandrijfas die in de hoofdgestelbalk 2 is gelegen.In the exemplary embodiment according to Figs. 6 10 and 7, a normal universal coupling 48 is used. In the transport position (dotted position in Fig. 6 and Fig. 10), the drive shaft located in the carrier 3 encloses an angle of 90 ° or more with the drive shaft located in the main frame beam 2.

15 Het gevaar bestaat dat de bestuurder bij in de transportstand gebrachte dragers 3 per vergissing de aandrijving van de machine via de ingaande as 12 in werking stelt. In dit geval is de normale universele koppeling 48 niet in staat om de draaiende beweging van de in de hoofd-20 gestelbalk 2 gelegen aandrijfas over te brengen op de in de dragers 3 gelegen aandrijfassen, zodat de ingaande as 12 is geblokkeerd en beschadiging van de machine kan optreden.There is a danger that the drivers in the transport position 3 brought into the transport position by mistake actuate the drive of the machine via the input shaft 12. In this case, the normal universal coupling 48 is unable to transmit the rotational movement of the drive shaft located in the main frame beam 2 to the drive shafts located in the carriers 3, so that the input shaft 12 is blocked and damage to the machine can occur.

Het is wel mogelijk om bijvoorbeeld in de tussenas, die de ingaande as 12 met de trekker verbindt, een slipkoppeling 25 aan te brengen, maar een dergelijke koppeling zal in het algemeen op een andere waarde worden afgesteld.It is possible, for example, to provide a slip clutch 25 in the intermediate shaft connecting the input shaft 12 to the tractor, but such a clutch will generally be set to a different value.

Volgens een aspect van de uitvinding’is tussen de aandrijfas in de hoofdgestelbalk 2 en de aandrijfas in de dragers 3 een dubbele universele koppeling 58 volgens 30 fig. 8 toegepast, die een draaiing van de in de dragers 3 gelegen aandrijfassen bij aandrijving van de in de hoofdgestelbalk 2 gelegen aandrijfas wèl kan bewerkstelligen, zodat schade in het aandrij fmechanisme wordt vermeden. De zwenkas 4 ligt in dit geval op afstand van een evenwijdig 35 aan de zwenkas 4 gelegen vlak door de hartlijn van de in de 8303200 20 hoofdgestelbalk 2 gelegen aandrijfas; deze plaats van de in het symmetrievlak van het tussenstuk 60 gelegen zwenk-as 4 is zodanig, dat in de werkstand van de machine en in de transportstand van de machine geen axiale verschuiving 5 van de in de drager 3 gelegen aandrijfas resp. de in de hoofdgestelbalk 2 gelegen aandrijfas ten opzichte van het tussenstuk 60 optreedt* De ligging van de zwenkas 4 kan zodanig worden vastgesteld, dat in tussenstanden tussen de werkstand en de transportstand slechts een zeer geringe 10 axiale verschuiving optreedt, zodat de afmetingen van de gaffelvormige delen 32 en 46 ongeveer dezelfde zijn als in het geval van het toepassen van een enkele universele koppeling 48*According to an aspect of the invention, between the drive shaft in the main frame beam 2 and the drive shaft in the carriers 3, a double universal coupling 58 according to Fig. 8 is used, which rotates the drive shafts located in the carriers 3 when driving the the drive shaft located in the main frame beam 2 can effect this, so that damage in the drive mechanism is avoided. The pivot axis 4 in this case is spaced from a plane parallel to the pivot axis 4 through the centerline of the drive shaft located in the main frame beam 2; this location of the pivot axis 4 located in the plane of symmetry of the intermediate piece 60 is such that in the working position of the machine and in the transport position of the machine there is no axial displacement 5 of the drive shaft located in the carrier 3, respectively. the drive shaft located in the main frame beam 2 relative to the intermediate piece 60 * The position of the pivot shaft 4 can be determined such that in intermediate positions between the working position and the transport position only a very slight axial displacement occurs, so that the dimensions of the fork-shaped parts 32 and 46 are approximately the same as in the case of using a single universal coupling 48 *

In het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 9 is 15 een voorziening getroffen, waarbij voorkomen wordt dat de dragers 3 met de daaraan bevestigde harkorganen tijdens bedrijf per ongeluk worden opgeklapt in de met stippellijnen aangegeven transportstand van de dragers 3» doordat de bestuurder tijdens bedrijf bij vergissing de verkeerde 20 hefboom bedient. In dit geval is de enkele universele koppeling 48 toegepast zodat, indien de dragers 3 door middel van de hydraulische cilinder 50 over een hoek van ongeveer 90° zouden worden verzwenkt, ernstige beschadiging van de aandrijving zou kunnen optreden. De 25 grendelpen 53 gaat volgens fig. 9 aanliggen tegen de naar de zwenkas 65 toegekeerde begrenzing van de uitholling 67* De dragers 3 zijn in de laatstbedoelde stand over een hoek van bijvoorbeeld ongeveer 20° opgezwenkt en kunnen ten gevolge van de aanwezigheid van de uitholling 67 niet 30 verder opzwenken. Bij een dergelijke kleine verzwenkings-hoek van de dragers 3 treden bij toepassing van een enkele universele koppeling geen moeilijkheden op. Indien de dragers 3 in de transportstand en derhalve over een hoek van 90° of meer moeten worden opgeklapt, dient de 35 bestuurder bewust het koord 54 te bedienen, waardoor elke 8303200 ί ,ν 21 grendel 64 om de "bijbehorende zwenkas 65 zodanig wordt opgeklapt, dat de grendelpen 53 niet in de uitholling 67 komt te liggen, maar ongestoord de uitholling 66 kan bereiken, welke laatste uitholling bestemd is voor het 5 vergrendelen in de transportstand, zoals hiervoor is beschreven aan de hand van de grendel 52 in fig. 6.In the exemplary embodiment according to Fig. 9, a provision has been made, whereby the carriers 3 with the rake members attached thereto are prevented from being accidentally folded up into the transport position of the carriers 3, indicated by dotted lines, during operation, because the driver mistakenly wrong 20 leverage. In this case, the single universal coupling 48 is applied so that if the carriers 3 were pivoted by an angle of approximately 90 ° by means of the hydraulic cylinder 50, serious damage to the drive could occur. The locking pin 53, according to Fig. 9, abuts against the boundary of the recess 67 facing the pivot axis 65 *. In the latter position, the carriers 3 are pivoted through an angle of, for example, approximately 20 ° and may, due to the presence of the recess 67 do not swing 30 further. With such a small angle of pivoting of the carriers 3 no difficulties arise with the use of a single universal coupling. If the carriers 3 are to be folded in the transport position and therefore over an angle of 90 ° or more, the driver must consciously operate the cord 54, whereby each latch 64 about the associated pivot axis 65 is folded up. that the locking pin 53 does not come into recess 67, but can reach the recess 66 without any disturbance, the latter recess being intended for locking in the transport position, as described above with reference to the latch 52 in fig. 6 .

Uit de in fig. 10 getekende transportstand blijkt, dat de geleidingsorganen 37 vanuit de voor schudden geschikte stand zover zijn opgeklapt (grendelpen 10 in gat 40, fig. 3)» dat de buitenzijden van de machine worden gevormd door de luchtbanden van de buitenste loopwielen 18. Indien de dragers 3 vanuit' een voor zwad vorming geschikte stand in de transportstand worden verzwenkt, worden de geleidingsorganen 37 door middel van een 15 grendelpen in het gat 31 (fig· 4) vastgezet en de geleidingsorganen 24 met behulp van een grendelpen in het gat 30 van de steunplaat 27.It can be seen from the transport position shown in Fig. 10 that the guide members 37 are folded up from the position suitable for shaking (locking pin 10 in hole 40, Fig. 3) »that the outer sides of the machine are formed by the pneumatic tires of the outer running wheels 18. If the carriers 3 are pivoted into a transport position from a position suitable for swath formation, the guiding members 37 are fixed in the hole 31 (fig. 4) by means of a locking pin and the guiding members 24 in a locking pin. the hole 30 of the support plate 27.

De uitvinding is niet beperkt tot datgene wat in de beschrijving en/of in de conclusies is vermeld, 20 maar heeft ook betrekking op de details -«n de figuren al dan niet beschreven.The invention is not limited to what is stated in the description and / or in the claims, but also relates to the details - whether or not the figures are described.

83032008303200

Claims (13)

1. Hooibouwmachine met een aan een trekker bevestig- bare gestelbalk, waarbij aan elk der beide uiteinden van de gestelbalk een ten minste één bewerkingsorgaan legerende drager is aangebracht, die ten opzichte van de gestelbalk van-5 uit een eerste stand met behulp van hydraulische middelen om een zwenkas in een tweede stand verzwenkbaar is, met het kenmerk, dat slechts één hydraulische cylinder is aangebracht waarvan een uiteinde met de ene drager en het andere uiteinde met de andere drager is gekoppeld. 10 .A hay-making machine having a tractor beam attachable to a tractor, wherein at each end of the frame beam there is arranged a carrier bearing at least one processing member, which is from a first position relative to the frame beam by hydraulic means. is pivotable about a pivot axis in a second position, characterized in that only one hydraulic cylinder is provided, one end of which is coupled to one carrier and the other end to the other carrier. 10. 2. „ Hooibouwmachine volgens conclusie 1, met het ken merk, dat de beide zwenkassen een hoek insluiten met een vertikaal vlak.Haymaking machine according to claim 1, characterized in that the two pivot axes enclose an angle with a vertical plane. 3. Hooibouwmachine volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de dragers in de eerste stand ongeveer in 15 het verlengde van de gestelbalk en dwars op de rijrichting van de trekker zijn gelegen.Hay construction machine according to claim 1 or 2, characterized in that the carriers in the first position are approximately in line with the frame beam and transverse to the direction of travel of the tractor. 4. Hooibouwmachine volgens conclusie 2 of.3, met het kenmerk, dat de dragers in de tweede stand opwaarts zijn gericht.Hay construction machine according to claim 2 or 3, characterized in that the carriers are directed upwards in the second position. 5. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande con clusies, met het kenmerk, dat het bewerkingsorgaan zich in de eerste stand onder de bijbehorende drager bevindt.Hay construction machine according to any one of the preceding claims, characterized in that the processing member is located in the first position under the associated carrier. 6. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hydraulische cylinder dubbel- 25 werkend is uitgevoerd.Hay construction machine according to any one of the preceding claims, characterized in that the hydraulic cylinder is double-acting. 7. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hydraulische cylinder zich onder hydraulische druk verkort bij verstelling naar de tweede stand van de dragers.Hay-building machine according to any one of the preceding claims, characterized in that the hydraulic cylinder shortens under hydraulic pressure when the carriers are moved to the second position. 8. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande con clusies, met het kenmerk, dat elk der dragers zich in de tweede stand tegen een aanslag aanlegt, die aan de gestelbalk is bevestigd.Hay construction machine according to any one of the preceding claims, characterized in that each of the carriers rests in the second position against a stop which is fastened to the frame beam. 9. Hooibouwmachine volgens conclusie 8, met het 35 kenmerk, dat elk der dragers zich in de tweede stand met kracht en verend tegen de aanslag aanligt..9. A hay-making machine according to claim 8, characterized in that each of the carriers rests in the second position with force and resilience against the stop. 10. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elk der dragers in de tweede 8303200 , # -23- stand zodanig opwaarts is gericht, dat het eigen gewicht van drager en bewerkingsorgaan de drager in de richting van de eerste stand tracht te verzwenken.Hay construction machine according to any one of the preceding claims, characterized in that each of the carriers in the second 8303200, # -23 position is oriented upwards such that the own weight of the carrier and processing member tries to move the carrier in the direction of the first position. to pivot. 11. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande con-5 clusies, met het kenmerk, dat in de hydraulische voeding van de cylinder een smoorventiel is opgenomen.A hay-making machine according to any one of the preceding claims, characterized in that a throttle valve is included in the hydraulic feed of the cylinder. 12. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in de hydraulische voeding van de cylinder een overdrukventiel is opgenomen.Hay construction machine according to any one of the preceding claims, characterized in that a pressure relief valve is included in the hydraulic feed of the cylinder. 13. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande con clusies, met het kenmerk, dat de uiteinden van de hydraulische cylinder rechtstreeks met de dragers zijn verbonden. -o-o-o-o-o- 9 8303200Hay construction machine according to any one of the preceding claims, characterized in that the ends of the hydraulic cylinder are directly connected to the carriers. -o-o-o-o-o- 9 8303200
NL8303200A 1983-09-16 1983-09-16 Haymaking machine with hinging mounting - has driving shafts coupled together by double universal joint NL8303200A (en)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8303200A NL8303200A (en) 1983-09-16 1983-09-16 Haymaking machine with hinging mounting - has driving shafts coupled together by double universal joint

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8303200 1983-09-16
NL8303200A NL8303200A (en) 1983-09-16 1983-09-16 Haymaking machine with hinging mounting - has driving shafts coupled together by double universal joint

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8303200A true NL8303200A (en) 1984-01-02

Family

ID=19842412

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8303200A NL8303200A (en) 1983-09-16 1983-09-16 Haymaking machine with hinging mounting - has driving shafts coupled together by double universal joint

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL8303200A (en)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3716927A1 (en) * 1987-05-20 1988-12-08 Kloeckner Humboldt Deutz Ag HAY ADVERTISING MACHINE

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3716927A1 (en) * 1987-05-20 1988-12-08 Kloeckner Humboldt Deutz Ag HAY ADVERTISING MACHINE
DE3716927C3 (en) * 1987-05-20 1998-12-10 Greenland Gmbh & Co Kg Haymaking machine

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8303201A (en) Haymaking machine with hinging mounting - has driving shafts coupled together by double universal joint
US4202160A (en) Crop working machine
AU2006200430A1 (en) Tongue swing cylinder arrangement for rotary side-pull mower-conditioner
US3776327A (en) Power-takeoff assembly for connecting farm implements to a vehicle
US4166352A (en) Hay-making machine
EP0217436B1 (en) Machine for working grass, hay or other crops on the field
US5862659A (en) Haymaking machine with at least one windrowing rotor
US6467249B2 (en) Hay making machine comprising at least one raking wheel articulated to a carrying arm
US2929187A (en) Central delivery hay rake
US4641491A (en) Agricultural machine
US4346549A (en) Agricultural machine for tedding and windrowing fodder crops
NL8303200A (en) Haymaking machine with hinging mounting - has driving shafts coupled together by double universal joint
EP0507408B1 (en) An agricultural machine
NL8303199A (en) Haymaking machine with hinging mounting - has driving shafts coupled together by double universal joint
GB1583983A (en) Harvesting machines
EP1668977A2 (en) A hay-making machine
US2370355A (en) Side delivery rake
US2305967A (en) Sweep rake stacker
US3217481A (en) Implements for the lateral displacement of crop or like material lying on the ground
US20220377984A1 (en) Agricultural apparatus
EP0713640A1 (en) A hay-making machine
NL8602066A (en) MACHINE FOR CROP PROCESSING.
NZ204657A (en) Swathe former:gearbox drive for opposite raking directions
NL9300974A (en) Hay construction machine.
EP0958731B1 (en) An implement for laterally displacing crop lying on the soil

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
A85 Still pending on 85-01-01
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BN A decision not to publish the application has become irrevocable