NL8300645A - Werkwijze en inrichting voor het verwerken van mest. - Google Patents

Description

VO 4000 ^

Titel: Werkwijze en inrichting voor het verwerken van mest.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het verwerken van mest, in het bijzonder van door vee in een loopstal geproduceerde mest, die naar een zich onder de loopstal bevindende mestkelder wordt afgevoerd, alsmede op een inrichting voor uitvoeren van de werk-5 wijze.

Volgens de bekende techniek wordt de mest vanuit de mestkelder in een rijdende giertank gepompt, waarna de giertank middels een trekker over het land wordt gereden, terwijl de mest via een sproeimondstuk aan de achterzijde van de giertank over het land wordt uitgeworpen.

10 Een bezwaar van deze bekende werkwijze is dat de trekker en de giertank door het grote gezamenlijke gewicht diepe sporen in het land achterlaten en het gewas beschadigen.

Om dit bezwaar te ondervangen wordt derhalve het land veelal bemest als het land bevroren is, bijvoorbeeld in november en december.

15 Bovendien wenst de boer op dat tijdstip de mestkelder(s) leeg te maken.

Duidelijk is echter, dat bemestiging van het land in de genoemde periode zeer weinig effect heeft, terwijl ook in die periode het land vaak nat is, zodat toch beschadiging optreedt.

Voorts is voor de bekende werkwijze te allen tijde een rijdende 2G giertank nodig, welke onderhoud en stallingsruimte vergt.

De uitvinding beoogt de geschetste bezwaren te ondervangen.

Hiertoe wordt volgens de uitvinding een werkwijze van de beschreven soort daardoor gekenmerkt, dat de mest in een afzonderlijke mest-mengtank met water wordt gemengd en vervolgens via een vaste mesttransport-25 leiding wordt toegevoerd aan de te bemesten percelen land, om aldaar middels tenminste één met een aftakpunt van de mesttransportleiding gekoppelde sproeier de mest uit te werpen.

In het volgende zal de uitvinding nader worden toegelicht met verwijzing naar de bijgevoegde tekening van een uitvoeringsvoorbeeld 30 van een inrichting volgens de uitvinding.

De tekening toont een overzicht van een agrarisch bedrijf met 8300645 x -2- een loopstal 1, waaronder zich een mestkelder bevindt. In het erf is een, bij voorkeur ondergrondse, mestmengtank 2 gebouwd, die bijvoorbeeld van beton kan zijn gemaakt.

Tussen de mestkelder en de mestmengtank is een verbindingslei-5 ding 3 aangebracht, via welke mest uit de mestkelder naar de mestmengtank kan worden gepompt. Hiertoe kan in de leiding een pomp 4 zijn geplaatst, die op geschikte wijze, bijvoorbeeld door de aftakas van een trekker 5, zoals in de tekening getoond, kan worden aangedreven.

De mestmengtank is voorts via een leiding 6 verbonden met een 10 sloot of vaart of regenput, via welke water in de mestmengtank kan worden gepompt middels een pomp 7. Op deze wijze kan een mengsel worden bereid, dat geschikt is om over grote afstand door een leiding te worden verpompt. Teneinde een goede menging van het water en de mest te bewerkstelligen kan de mestmengtank zijn voorzien van een roerinstallatie, 15 welke bijvoorbeeld een in de tank geplaatste transportschroef of ander roerorgaan kan omvatten, of kan een uitwendige leiding zijn voorzien via velke het mengsel kan worden rondgepompt. Een dergelijke leiding is in de tekening bij 8 aangegeven.

De mestmengtank is verder bij voorkeur voorzien van een bezink-20 put 9, waarin te grove delen kunnen bezinken.

De bezinkput bevindt zich onder het in de mestmengtank reikende uiteinde van een mesttransportleiding 10, via welke de mest uit de mestmengtank naar het land kan worden gepompt. Dit uiteinde van de afvoer-1eiding is voorzien van een zeef.

25 In de mesttransportleiding 10 is een pomp 11 geplaatst. De mest transportleiding voert, bij voorkeur ondergronds,zoals aangegeven met onderbroken lijnen, naar de te bemesten percelen land.

Op elk perceel Tand 19 is volgens een eerste uitvoeringsvorm een aftakpunt 12 aangebracht, waaraan een slang 13 met een sproeier 14 kan worden 30 gekoppeld om de mest over het perceel land te verspreiden.

Volgens de werkwijze volgens de uitvinding kan nu op elk gewenst tijdstip het land worden bemest zonder gebruik te maken van een rijdende giertank, door een hoeveelheid mest van de mestkelder naar de mestmengtank te pompen en gelijktijdig of later een hoeveelheid water naar de mest- 8300645 -3- mengtank te pompen. De inhoud van de mestmengtank wordt vervolgens goed gemengd. Indien hiertoe de leiding 8 en de pomp 11 worden gebruikt, dient op het aansluitpunt van de leiding 8 op de mesttransportleiding 10 een klep 15 aanwezig te zijn, die in de juiste stand dient te worden 5 gezet. Nadat een voldoende menging is verkregen wordt het mestmengsel via de mesttransportleiding 10 toegevoerd aan het gewenste perceel land, zonodig nadat eerst de klep 15 tussen leiding 8 en de afvoerleiding is omgezet.

Op het te bemesten perceel land is de slang 13 met het desbetreffende aftakpunt gekoppeld. Het uiteinde van de slang is gekoppeld met 10 de sproeier 14, die op een licht wagentje of een slede 16 kan zijn geplaatst en die op eenvoudige wijze over het perceel land kan worden getrokken. Hiertoe kan bijvoorbeeld een kleine trekker worden gebruikt, die het wagentje of de slede met de sproeier voortsleept.

Bij voorkeur wordt echter gebruik gemaakt van een nabij het af-15 takpunt geplaatste lier 17, waarvan de kabel 18 is bevestigd aan de slede of het wagentje. De lier kan elektrisch worden aangedreven of door . de aftakas van een kleine trekker. Het wagentje of de slede met de sproeier wordt bij het begin van de bemesting van het perceel geplaatst aan de tegenover het aftakpunt gelegen zijde van het perceel, dan wordt 20 de slang met het aftakpunt gekoppeld, zodat de mest door de sproeier wordt uitgeworpen en wordt het wagentje of de slede met een geschikte snelheid door de lier naar het aftakpunt getrokken.

Vervolgens kan op dezelfde wijze een volgend perceel worden bemest.

25 Volgens een verdere uitwerking van de uitvindingsgedachte kan in plaats van een slang, die met een verplaatsbare sproeier is verbonden, gebruik worden gemaakt van een aantal, op elk perceel aangebrachte af-takpunten, die bij voorkeur in putten onder het maaiveld zijn aangebracht.

Eên en ander is in de tekening schematisch voor een enkel perceel 30 19 getoond.

In het perceel 19 is een bij voorkeur ondergrondse dwarsleiding 20 aangebracht, die aansluit op de leiding 10 en die zich langs een aantal putten, in het voorbeeld twee putten 21, 22 uitstrekt, waarbij in elke put een vast aftakpunt is aangebracht, dat zodanig is uitgevoerd dat 8300645 -4- \ Ζ· » daarop een sproeier kan worden geplaatst. Hiertoe kan het aftakpunt zijn voorzien van een tot boven het maaiveld reikende buisstomp 23, welke is voorzien van een koppeling voor de sproeier. De buisstomp kan echter ook onder het maaiveld reeds eindigen. Op één van de buis-5 stompen 23 is in de getoonde situatie een sproeier 24 geplaatst.

Het aantal dwars!eidingen per perceel, alsmede, het aantal aftakpun-ten per perceel hangen af van de grootte van het perceel.

Een extra voordeel van de beschreven installatie is, dat met dezelfde installatie kan worden beregend. Dit kan bijvoorbeeld na het 10 bemesten geschieden om te bevorderen dat de mest in de grond dringt. Een aparte beregeningsinstallatie met grote slanghaspels is dus niet meer nodig.

Doordat de mest op elk gewenst moment over het land kan worden verspreid, wordt het rendement van de bemesting hoger, hetgeen leidt 15 tot een mindere behoefte aan kunstmest.

Voorts vergt de werkwijze volgens de uitvinding minder arbeidstijd dan de conventionele wijze van bemesting.

Opgemerkt wordt, dat diverse modificaties en aanvullingen van de getoonde inrichting mogelijk zijn. Zo kan in beginsel ook indien geen 20 loopstal met mestkelderaanwezig is, toch mest worden bereid in de mest-mengtank en op de beschreven wijze over het land worden verspreid.

Voorts kan de pomp 11 nog zijn voorzien van een ontlastleiding met een ontlastklep, teneinde overbelasting van de pomp en van het leiding-stelsel te voorkomen op momenten, dat op geen der aftakpunten een slang is 25 bevestigd en de pomp wel in werking is.

Bij een nieuw te bouwen loopstal met mestkelder is het voorts mogelijk de mestmengtank uit te voeren als een compartiment van de mest-kelder, waarbij de mestmengtank via een afsluitbare opening in verbinding staat met de mestkelder en gevuld kan worden. Hiertoe kan eventueel ge-30 bruik worden gemaakt van de normaliter toch al in de mestkelder aanwezige rondpompinstallatie, welke dient om ontmenging van de mest te voorkomen.

Deze en dergelijke modificaties worden geacht binnen het kader van de uitvinding te vallen.

8300645

Claims (17)

1. Werkwijze voor het verwerken van mest, in het bijzonder van door vee in een loopstal geproduceerde mest, die naar een zich onder de loopstal bevindende mestkelder wordt af gevoerd, met het kenmerk, dat de mest in een afzonderlijke mestmengtank met water wordt gemengd en 5 vervolgens via een vaste mesttransportleiding wordt toegevoerd aan de te bemesten percelen land, om aldaar middels tenminste één met een aftakpunt van de mesttransportleiding gekoppelde sproeier de mest uit te werpen.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de sprcser op een licht, verplaatsbaar voertuig wordt geplaatst 10 en via een slang met het aftakpunt van de mesttransportleiding wordt gekoppeld en dat het voertuig in bedrijf over het te bemesten perceel land wordt getrokken.

3. Werkwijze vólgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat na het bemesten van één of meer percelen land, deze percelen land 15 worden beregend met water, dat via de mesttransportleiding wordt toegevoerd en door de sprcö'er wordt uitgeworpen.

4. Inrichting voor het verwerken van mest, in het bijzonder van door vee in een loopstal geproduceerde mest, die naar een zich onder de loopstal bevindende mestkelder wordt afgevoerd, gekenmerkt door een 20 mestmengtank, waaraan mest kan worden toegevoerd en welke is voorzien van een watertoevoerleiding, waarbij de mestmengtank is verbonden met een vaste, van een pomp voorziene, mesttransportleiding welke zich langs de te bemesten percelen land uitstrekt en bij elk perceel land is voorzien van tenminste één vast aftakpunt, dat is ingericht om met een sproeier 25 te worden gekoppeld.

5. Inrichting volgens conclusie 4,inet het kenmerk, dat de mesttransportleiding op een geschikte diepte ondergronds is aangebracht. 8300645 -6-

6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat de mestmengtank is voorzien van een bezinkput.

7. Inrichting volgens conclusie 6, m e t .het kenmerk, dat de bezinkput zich onder het in de mestmengtank eindigende einde van de mest-5 transportleiding bevindt en dat dit einde van de mesttransportleiding is voorzien van een zeef.

8. Inrichting volgens één der conclusies 4 t/m 7, m e t het kenmerk, dat de mestmengtank is voorzien van middelen om de toegevoerde mest te mengen met het via de watertoevoerleiding toegevoerde 10 water.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de middelen voor het mengen een in de mestmengtank geplaatste transport-schroef omvatten.

10. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat 15 de middelen voor het mengen een uitwendige rondpompleiding voorzien van pompmiddelen omvatten.

11. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 4 t/m 10, met het kenmerk, dat elk aftakpunt is gekoppeld met tenminste één vaste, het bijbehorende perceel land doorkruisende, leiding, die is voorzien 20 van één of meer vaste sproeiers.

12. Inrichting volgens één der conclusies 4 t/m 10, m e t het kenmerk, dat elk aftakpunt is ingericht om met een slang te worden gekoppeld, welke is verbonden met een of een licht voertuig geplaatste sproeier.

13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het voertuig met een kabel van een op een geschikte plaats op het te bemesten perceel land opgestelde lier is verbonden, die in bedrijf het voertuig over het perceel land trekt.

14. Inrichting volgens conclusie 12 of 13, m e t h e t k e n-30 m e r k, dat het voertuig een slede is.

15. Inrichting volgens één der conclusies 4 t/m 14, m e t het kenmerk, dat de mestmengtank via een van pompmiddelen voorziene mesttoevoerleiding is gekoppeld met een mestkelder. 8300645 \ -7- 9 %. I

16. Inrichting volgens één der conclusies 4 t/m 14, m e t het kenmerk, dat de mestmengtank een compartiment is van een mest-kelder en daarmee via een afsluitbare opening in verbinding staat.

17. Inrichting volgens êên der conclusies 11 t/m 16, met het 5 kenmerk, dat elke een perceel land doorkruisende leiding ondergronds is aangebracht en zich uitstrekt langs ëên of meer putten, waarin een aftakpunt is aangebracht, waarmee een sproeier kan worden gekoppeld. 8300645