NL8204574A - Slangkoppeling. - Google Patents

Description

«.-- * .» Ν.Ο. 31514 1

Slangkoppeling

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een slangkoppeling en meer in het bljzonder op een snelkoppeling, die het mogelijk maakt de delen te koppelen door het ene deel slechts te steken in het andere deel en gemakkelijk te ontkoppelen door een drukkracht uit te oefenen 5 op een gedeelte van een van de koppelorganen.

Vele uitvoeringsvormen van koppelingen voor het verbinden van slangen zijn algemeen bekend en deze zijn meestal vervaardigd uit me-taal met een greet aantal onderdelen, waarbij veren nodig zijn om het samenwerken van de grendelende delen van de koppeling tot stand te 10 brengen.

Een andere uitvoering van een koppeling omvat een insteekeinde met een afdichtende 0-ring aan zijn einde en op afstand daarvan een omr treksgroef, waarbij het andere koppelorgaan wordt gevormd door een mof met een aantal radiaal beweegbare grendeltanden of nokken, die naar 15 binnen worden gedrukt door een huls, die axiaal op het orgaan beweeg-baar is, waarbij een veer aanwezig is om de huls in de grendelstand voor te spannen.

Hoewel Mj vele van deze bekende slangkoppelingen de grendelwer-king in het algemeen bevredigend is, vereist het koppelen een groot 20 aantal onderdelen, die afzonderlljk vervaardigd moeten worden en moeten worden samexigevoegd om de koppeling te vormen.

De uitvinding heeft tot doel een slangkoppeling te verschaffen, die eenvoudig werkt, een positieve vergrendeling en afdichting ver-schaft en die slechts een minimaal aantal onderdelen vereist.

25 Volgens de uitvinding wordt een slangkoppeling verschaft, bestaan- de uit een deel met een insteekeinde, die gestoken kan worden in een mof van een tweede deel, welk insteekeinde een afdichtring heeft en een ringvoraige groef, waarbij de afdichtring kan afdichten in de mof van het tweede deel, welk tweede deel een dwarssleuf heeft en een grendel-30 orgaan dat samenwerkt met de sleuf, welk grendelorgaan bestaat uit een paar benen, die bevestlgd zijn aan een gedeeltelijk cilindrisch deel, welke benen zodaaig bevestlgd zijn aan het gedeeltelijk cilindrische deel, dat bij het rechtmaken van het gedeeltelijk cilindrische deel de benen divergeren, welke benen kunnen grijpen in de omtreksgroef in het 35 insteekdeel.

Teneinde de uitvinding duidelijker weer te geven, zal deze be-schreven worden aan de hand van de tekeningen, waarin:

Fig. 1 is een perspectivisch aanzicht van een niet-gekoppelde kop- 8204574 2 5 peling,

Fig. 2 is een zijaanzicht van de koppeling

Fig. 3 is een dwarsdoorsnede over de lijn III-III van fig. 2, waarin het grendelorgaan in de vergrendelde stand is getoond, en 5 Fig. 4 is een overeenkomstig aanzicht, dat het grendelorgaan in de vrije stand toont.

Het een mof vormende koppelorgaan heeft een lichaam 1, dat voor-zien is van een sleuf 2 door het lichaam, terwijl er ook uitsnij-dingen 3 en 4 aanwezig zijn om aanslagen 5 over te laten, die de twee 10 delen van het lichaam verbinden. De sleuf 2 is gevormd als een tapse sleuf, zodat ieder van de aanslagen 5 een hellend vlak heeft.

Het grendelorgaan 7 is voorzien van een gedeeltelijk cilindrische basis 8 waaraan een paar op afstand van elkaar gelegen benen 9 zijn be-vestigd. De benen 9 liggen op een kleine afstand van elkaar en strekken 15 zich onder een ingesloten hoek 10 vanaf de basis 8 uit. De benen strekken zich in het algemeen uit in de lijn van het vlak 6, maar nemen ook toe in dikte naar een deel 11 met een haak 12.

Het grendelorgaan is gevormd uit een geschikt kunststofmateriaal en in de ontspannen toestand van het grendelorgaan liggen de zijden 13 20 van de benen onder dezelfde hoek van de oppervlakken 6 aan op de aanslagen, zodat wanneer het grendelorgaan in de vergrendelde stand wordt gestoken, het zich in een vrije ontspannen toestand bevindt, wanneer het insteekeinde van het andere deel niet is ingestoken.

De bevestiging van de benen 9 aan het basisdeel 8, de ingesloten 25 hoek 10 tussen de benen en de dikte van het basisdeel 8 zijn zodanig, dat wanneer het midden van het basisdeel wordt neergedrukt met de ein-den 17 van het basisdeel in aangrijping met het lichaam 1, het basisdeel wordt gebogen en uitgeweken om te trachten de basis recht te ma-ken, waarbij de benen automatisch wegbuigen van elkaar om de ingesloten 30 hoek tussen de benen te vergroten, waarbij de benen door de sleuf naar de stand volgens fig. 4 bewegen, op welk moment de binnenopppervlak-ken 14 van de benen ten minste op dezelfde afstand liggen als de diameter van het insteekeinde.

De benen kunnen ook voorzien zijn van een hellend verdiept of af-35 geschuind deel, zodat wanneer het insteekeinde wordt ingestoken, het insteekeinde uitsluitend op zijn plaats wordt vastgegrepen.

Het insteekeinde 16 is voorzien van de gebruikelijke afdichting-ring 18 en de grendelgroef 19 waarin de benen 9 kunnen grijpen.

Wanneer het insteekeinde op zijn plaats moet worden vastgegrepen, 40 wordt het insteekeinde in het lichaam geduwd met het tapse einde van 8204574

..... " V

3 ' het insteekeinde in samenwerking met het tapse of afgeschuinde deel van de benen, zodat deze dan worden gespreid en door de sleuf bewegen, waardoor de basis recht wordt gemaakt totdat de benen grijpen in de om-trekssleuf op het insteekeinde, wanneer de veerkracht van de basis er-5 voor zorgt dat de basis weer terugkeert naar zijn gebogen vorm, waarbij de benen veiiig in de Gmtrekssleuf op het insteekeinde worden gehou-den.

Om het insteekeinde vrlj te maken is het slechts noodzakelijk te drukken op het gebogen deal van de basis, waardoor deze de neiging 10 krijgt recht te worden waardoor de benen door de sleuf bewegen en de benen worden gespreid om de ingesloten hoek tussen de benen te vergro-ten.

Het zal dus duidelijk zijn, dat slechts de drukkracht op de basis ervoor zorgt dat de benen worden gespreid en dat in de niet-samenge-15 voegde toestand van het insteekeinde en het huis de benen uitsluitend rusten op de zijdan van de sleuf, met het haakvormig deel van de benen grijpend over het aanslagdeel van de sleuf om de benen en het grendel-orgaan op hun plants te houden in de sleuf.

De hoek van de vlakken op de aanslagen wordt zodanig gekozen, dat 20 wanneer de basis wordt neergedrukt, de benen door de sleuf bewegen langs deze hoek en de werkzaaiaheid van de eenheid wordt dus blijkbaar verkregen door de hoek tussen de benen, de geringe afstand van de benen en de hoek op de aanslagen.

Het zal duidelijk dat eea koppeling wordt verschaft, waarbij 25 slechts Sen grendelorgaan aanwezig is, dat gemafckelijk in de sleuf ge-stoken kan worden en dat geen andere organen, beweegbare hulzen, hefbo-men of veren of dergelijke nodig zijn maar slechts het ene grendelorgaan zoals beschreven.

Het zal duidelijk zijn dat een of beide organen van de koppeling 30 voorzien zijn van middelen voor het bevestigen van de koppeling aan een slang, sproei-inrichting of dergelijke en het slangkoppelorgaan zelf voorzien kan zijn van een schroefdraaddeel, dat uitgevoerd is met een taps gedeelte en dat in een slang geschroefd kan worden. Om de buiten-zijde van de slang zou een ringetje of dergelijke kunnen worden aange-35 bracht, zodat wanneer het orgaan in de slang is geschroefd, de slang wordt vergrendeld tussen het schroefdraaddeel en het ringetje.

Ofschoon §§n uitvoeringsvorm van de uitvinding in detail is beschreven, zal het duidelijk zijn dat de uitvinding niet daartoe is be-perkt maar verschillende wijzigingen binnen het kader van de uitvinding 40 kan omvatten.

8204574

Claims (5)

1. Slangkoppeling, bestaande uit een eerste deel met een insteek-einde, dat in een mof in een tweede deel gestoken kan worden, welk in-steekdeel voorzien is van een afdichtring en een ringvormige groef, 5 waarbij de afdichtring een afdichting kan vormen in de mof van het tweede deel, met het kenmerk, dat het tweede deel voorzien is van een dwarssleuf, een grendelorgaan dat verschuifbaar is in deze sleuf, welk grendelorgaan bestaat uit een paar benen, die bevestigd zijn aan een gedeeltelijk cilindrisch deel, welke benen zodanig bevestigd zijn aan 10 het gedeeltelijk cilindrische deel, dat bij het rechtmaken van het gedeeltelijk cilindrische deel de benen divergeren, welke benen kunnen grijpen in de omtreksgroef in het insteekdeel.

2. Slangkoppeling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de sleuf divergeert vanaf een smal deel naast het gedeeltelijk cilindri- 15 sche deel van het grendelorgaan naar een breder deel daartegenover om geleidevlakken te vormen voor de benen, welke benen oppervlakken hebben die samenwerken met de geleidevlakken.

3. Slangkoppeling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het gedeeltelijk cilindrische deel een voortzetting vormt van het buiten- 20 vlak van het genoemde deel, een uitgesneden deel over het tweede deel, welk gedeeltelijk cilindrische deel geplaatst is in de uitsnijding waarbij de einden van het gedeeltelijk cilindrische deel aanliggen te-gen de randen van de uitsnijding, zodat wanneer het midden van het gedeeltelijk cilindrische deel wordt neergedrukt, het gedeeltelijk cilin-25 drische deel recht wordt om ervoor te zorgen dat de benen door de sleuf bewegen en divergeren.

4. Slangkoppeling volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de benen έέη geheel vormen met het gedeeltelijk cilindrische deel en op af-stand van elkaar liggen aan beide zijden van het midden daarvan, welke 30 benen zich evenwijdig aan elkaar uitstrekken en dan divergeren, waarbij ieder been een radiaal buitenvlak heeft, om een samenwerkend oppervlak aan te grijpen, dat gevormd wordt door de sleuf en een radiaal binnen-oppervlak om de ringvormige groef op het insteekeinde aan te grijpen.

5. Slangkoppeling volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat ieder 35 been toeneemt in dimensie radiaal vanaf het gedeeltelijk cilindrische deel naar het buiteneinde van de delen, waarbij ieder been voorzien is van een haak aan zijn radiale buitenvlak aan het buiteneinde om een door een uitsnijding over de sleuf gevormde rand aan te grijpoen, ten-einde het grendelorgaan in zijn niet-aangrijpende stand te houden. 8204574