NL8201756A - Beproevingsinrichting voor een onder water gelegen boorput. - Google Patents

Beproevingsinrichting voor een onder water gelegen boorput. Download PDF

Info

Publication number
NL8201756A
NL8201756A NL8201756A NL8201756A NL8201756A NL 8201756 A NL8201756 A NL 8201756A NL 8201756 A NL8201756 A NL 8201756A NL 8201756 A NL8201756 A NL 8201756A NL 8201756 A NL8201756 A NL 8201756A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
valve
channel
pressure
piston
housing
Prior art date
Application number
NL8201756A
Other languages
English (en)
Other versions
NL190732B (nl
NL190732C (nl
Original Assignee
Otis Eng Co
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Otis Eng Co filed Critical Otis Eng Co
Publication of NL8201756A publication Critical patent/NL8201756A/nl
Publication of NL190732B publication Critical patent/NL190732B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL190732C publication Critical patent/NL190732C/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B17/00Drilling rods or pipes; Flexible drill strings; Kellies; Drill collars; Sucker rods; Cables; Casings; Tubings
    • E21B17/02Couplings; joints
    • E21B17/04Couplings; joints between rod or the like and bit or between rod and rod or the like
    • E21B17/06Releasing-joints, e.g. safety joints
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B34/00Valve arrangements for boreholes or wells
    • E21B34/02Valve arrangements for boreholes or wells in well heads
    • E21B34/04Valve arrangements for boreholes or wells in well heads in underwater well heads
    • E21B34/045Valve arrangements for boreholes or wells in well heads in underwater well heads adapted to be lowered on a tubular string into position within a blow-out preventer stack, e.g. so-called test trees
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B34/00Valve arrangements for boreholes or wells
    • E21B34/06Valve arrangements for boreholes or wells in wells
    • E21B34/10Valve arrangements for boreholes or wells in wells operated by control fluid supplied from outside the borehole
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B2200/00Special features related to earth drilling for obtaining oil, gas or water
    • E21B2200/04Ball valves
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B2200/00Special features related to earth drilling for obtaining oil, gas or water
    • E21B2200/05Flapper valves

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Geology (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Fluid Mechanics (AREA)
  • Environmental & Geological Engineering (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Geochemistry & Mineralogy (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Safety Valves (AREA)
  • Filtering Of Dispersed Particles In Gases (AREA)
  • Solid-Sorbent Or Filter-Aiding Compositions (AREA)
  • Testing Of Devices, Machine Parts, Or Other Structures Thereof (AREA)
  • Cigarettes, Filters, And Manufacturing Of Filters (AREA)
  • Investigating Strength Of Materials By Application Of Mechanical Stress (AREA)
  • Quick-Acting Or Multi-Walled Pipe Joints (AREA)
  • Organic Insulating Materials (AREA)

Description

V' .... ....... .
. N/3 0.8 3 3-S t/id
Beproevingsinrichting voor een onder water gelegen boorput,
De uitvinding heeft betrekking op een beproevingsinrichting en een systeem voor de beproeving van de produk-tie van een onderzeese boorput.
Bij het produktieonderzoek van onderzeese boorputten 5 is het gewenst, dat in geval van nood, zoals bij slechte weersomstandigheden, de voor de produktieproef dienende pijpkolom snel kan worden losgemaakt. Bij deze snelle ontkoppeling moeten tevens voorzieningen worden getroffen om de put af te -sluiten.
10 In het Amerikaanse octrooischrift 3,411.576 is een geschikte apparatuur voor dit doel beschreven. Volgens dit octrooischrift worden meervoudige kleppen met meervoudige klepbedieningsorganen in de put achtergelaten en wordt de produktiekolom boven de eruptieafsluiterserie van de beproe-15 vingsinrichting losgemaakt, die in deze serie wordt achtergelaten als bijvoorbeeld bij slechte weersomstandigheden een. ontkoppeling nodig is. De beproevingsinrichting is daarbij in de putkop opgehangen en. de eruptieafsluiters bewaken de mediumstroom. langs de buitenzijde van de beproevingsinrich— 20 ting, terwijl de kleppen in deze inrichting de stroming door de inrichting zelf besturen.
Latere versies van dergelljke beproevingsinrichtin-gen zijn beschreven in de Amerikaanse octrooischriften 3.955,623, 3.967.647 en 3.870.101. Volgens het Amerikaanse 25 octrooischrift 3.955.623 zijn dubbele terugslagkleppen aangebracht, waarbij het bedieningsorgaan voor het openen van deze kleppen in een koppelstuk is aangebracht, dat wordt losgemaakt en dan de beide terugslagkleppen in de put achterlaat. Het Amerikaanse octrooischrift 3.967.647 beschrijft 30 de combinatie van een kogelafsluiter en een terugslagklep, die in de put worden achtergelaten, waarbij dubbele klepbedieningsorganen in het koppelstuk zijn aangebracht en verwijderd worden als het koppelstuk omhoog wordt gehaald onder achterlating van de dubbele kleppen in de put.
35 In de commerciële uitvoering van de beproevingsin richting volgens deze beide octrooischriften kan na verwijdering van het koppelstuk het klephuis onder de blinde ram- 8201756 V * -2- 4.
men van een eruptieafsluiterserie liggen.
Het Amerikaanse octrooi 3.870.101 toont een andere uitvoering van een dergelijke beproevingsinrichting, waarbij dubbele afsluiters en hun bedieningsorganen in een put 5 achterblijven nadat het koppelstuk is verwijderd.
In de publikatie OEC 5229 van Otis Engineering Corporation is een beproevingsinrichting afgebeeld met dubbele kogelafsluiters, die na de verwijdering van het koppelstuk in de put worden achtergelaten. Het koppelstuk draagt 10 het bedieningsorgaan voor de beide kogelafsluiters. Evenals bij de inrichting volgens het Amerikaanse octrooischrift 3.967.647 geeft deze publikatie van Otis Engineering aan, dat de onderste kogelafsluiter kan dienen als een snijorgaan voor het doorsnijden van een staalkabel, die bijvoorbeeld 15 door de beproevingsinrichting loopt op het moment dat tot een snelle ontkoppeling wordt besloten- In deze publikatie zorgt een afschuifpensysteem voor een vertraagde sluiting van de bovenste kogelklep om de onderste kogelklep gelegenheid te geven een dergelijke kabel door te snijden en het 20 mogelijk te maken de doorgesneden kabel door de bovenste kogelklep terug te trekken voor deze klep wordt gesloten.
De beproevingsinrichting volgens deze publikatie verschaft, weer een systeem, waarbij het de afsluiters bevattende huis van de inrichting onder de blinde rammen van een eruptie-25 afsluiter kan liggen nadat het koppelstuk is losgemaakt.. Geen van de bovengenoemde publikaties openbaren een beproevingsinrichting van de onderhavige soort, die in verticale zin zo kort is, dat de gehele inrichting onder de blinde rammen van een eruptieafsluiter kan worden geplaatst, die 30 in een noodgeval de produktiepijpkolom, spuitleidingen en dergelijke boven de inrichting kan doorsnijden om de put onder de blinde rammen af te sluiten. Ingeval de produktie-huis boven de inrichting wordt doorgesneden en alle stuur-leidingen worden verbroken dient een dergelijk systeem zo-35 danig te zijn beveiligd, dat de stuurkleppen automatisch worden gesloten om de uit de formatie komende stroming af te sluiten.
Voor zover bij de bekende inrichtingen een kogelafsluiter wordt gebruikt, wordt een veer toegepast, die tegen 8201756 .........- - · - ·' .... . .: .....- · - ♦ · ï i· -3- * de stuurdruk werkt, terwijl een tweede veer wordt gebruikt om de afsluiter in de gesloten stand te houden.
In sommige gevallen is het gewenst om de put gedurende een zo lange tijd door de beproevingsinrichting te 5 laten werken, dat de put als zijnde in produktie kan worden beschouwd. In zulk een geval is het soms gewenst om een ondergrondse veiligheidsafsluiter te hebben, die bovengronds kan worden bestuurd en die overeenkomstig bekende procedures de put kan afsluiten bijvoorbeeld in het geval van een bij-10 zondere gebeurtenis aan het oppervlak, zoals een ongeluk dat tot het ontsnappen van putmedium in de omgeving kan leiden.
In het verleden heeft men een ondergrondse veilig-heidsafsluiter opgenomen in de onder een beproevingsinrich-15 ting lopende buis door gebruik te maken van de chemische injectieleiding, die als een buisleiding door de beproevings-inrichting heen loopt,voor de toevoer van een hydraulisch medium aan de ondergrondse beveiligingsafsluiter voor de besturing daarvan. Dit systeem maakt het weliswaar mogelijk 20 om de ondergrondse veiligheidsafsluiter te besturen, maar verhindert het gebruik van de door de inrichting lopende buisleiding om chemicaliën in de put te injecteren.
Een gladde verbindingsbuis, waarvan de wand van een langskanaal is voorzien op de wijze als hieronder besproken, 25 heeft men ook toegepast om een medium langs een eruptieaf-sluiterserie te voeren, maar echter niet voor het besturen van een ondergrondse veiligheidsafsluiter,
De uitvinding beoogt nu om een uiterst korte ondergrondse produktiebeproevingsinrichting te verschaffen, die 30 als geheel onder de blinde rammen van een conventionele eruptieafsluiterserie kan worden geplaatst.
Voorts beoogt de uitvinding een dergelijke zeer korte beproevingsinrichting te verschaffen, waarbij als het koppelstuk van het klephuis wordt ontgrendeld en opgelicht 35 dit klephuis bij alle conventionele eruptieafsluiterseries onder de blinde rammen daarvan zal liggen.
Een ander doel van de uitvinding is een dergelijke beproevingsinrichting met een aantal afsluiters te verschaffen, waarbij de krachten, die de onderste afsluiter naar de V * -4- gesloten stand drukken, groter zijn dan de krachten, die de bovenste afsluiter naar de gesloten stand drukken, zodat de onderste afsluiter een daardoorheen lopende leiding kan doorsnijden en de leiding uit de bovenste afsluiter kan 5 worden verwijderd voor het sluiten daarvan.
Een ander doel van de uitvinding is een beproevings-inrichting te verschaffen, die is voorzien van middelen voor het uitbalanceren van de bedieningszuigers van alle afsluiters, zodat de inrichting op elke diepte kan worden ge-10 bruikt, waarbij een fout van een dynamische afdichting tot een stroming in het vereffeningssysteem en daardoor tot een’ beveiliging tegen een onvoldoende afsluiterwerking leidt.
Een ander doel van de uitvinding is het sluiten van een afsluiter in een beproevingsinrichting als boven bedoeld 15 te doen plaatsvinden zowel onder de werking van de druk in een drukruimte als door middel van een normale sluitveer teneinde een voldoende, kracht voor het doorsnijden van een door de afsluiter lopende leiding te verkrijgen.
Tevens wordt beoogt om bij de hiervoor bedoelde in-20 richting een vereffeningsleiding toe te passen, zodat als de druk in de drukruimte verloren gaat deze leiding onder druk kan worden gezet om de kracht voor het doorsnijden van een leiding te verkrijgen.
De uitvinding beoogt tevens een ondergronds, produktieber· 25 proevingsinrichting te verschaffen, waarvan de onderste afsluiter een leiding kan doorsnijden, waarbij de op de afsluiter uitgeoefende kracht voor de verdraaiing daarvan naar de gesloten stand wordt verkregen door een krachtaanwen-dingsmiddel, dat een blijvend deel van het klephuisgedeelte 30 van de inrichting vormt, zodat een maximale kracht op de onderste afsluiter kan worden uitgeoefend als een leiding moet worden doorgesneden.
Bij voorkeur wordt een enkele veer voor de onderste kogelafsluiter van de inrichting toegepast, die tegen de 35 stuurdruk in werkt en de afsluiter naar de gesloten stand beweegt.
Het is tevens een oogmerk van de uitvinding om een beproevingsinrichting als hiervoor bedoeld in combinatie met een vanaf het aardoppervlak bestuurde ondergrondse vei- 8201756 -5- ligheidsafsluiter te verschaffen/ waarbij deze afsluiter kan worden bestuurd door normaal in één van de stromings-kanalen van de afsluiter aanwezige drukvloeistof zonder dat de normaal door zulk een stromingskanaal uitgeoefende funk-5 tie verloren gaat.
Voorts beoogt de uitvinding een dergelijke beproe-vingsinrichting te verschaffen, die is voorzien van een van bovenaf bestuurde ondergrondse veiligheidsafsluiter in de verhuizing onder de inrichting, waarbij de veiligheidsaf-10 sluiter wordt bestuurd door de drukvloeistof, die als de stuurvloeistof voor de beproevingsinrichting dient ofwel door de drukvloeistof, die als een vereffeningsvloeistof voor de inrichting dient.
Tenslotte beoogt de uitvinding een produktiebeproe-15 vingsinrichting en een vanaf het aardoppervlak bestuurde ondergrondse veiligheidsafsluiter als hiervoor bedoeld te verschaffen in combinatie met een van een langskanaal voor-* ziene gladde verbindingsbuis, welk kanaal in vloeistofver— binding staat met een gegroefde buishanger voor de onder-* 20 steuning van de beproevingsinrichting in een putkop, waarbij de stuurleiding naar de ondergrondse afsluiter zich tussen de afsluiter en de. buishanger uitstrekt.
Andere doeleinden, constructieve maatregelen en voordelen van de uitvinding komen uit de tekeningen, de on— 25 derstaande beschrijving en de conclusies naar voren. In de tekening is een uitvoeringsvorm van de uitvinding afgebeeld.
Fig. 1 is een schematische doorsnede van een erup-tieafsluiterserie met een daarin neergelaten ondergrondse beproevingsinrichting volgens de uitvinding, die onder de 30 blinde rammen van de eruptieafsluiterserie ligt; fig. 2 is een dergelijke afbeelding als fig. 1, waarbij het insteekkoppelstuk van de inrichting echter in de van het klephuis losgemaakte stand is afgebeeld en in de eruptieaf sluiterserie omhoog is bewogen cm het uiteindelijk uit deze 35 serie te trekken, waarna de bovenste blinde rammen boven het klephuis kunnen worden gesloten om de put af te sluiten; fig. 3A en 3B zijn op elkaar aansluitende halve doorsneden volgens de lijn III-III van fig. 7, waarbij de afsluiters in de open stand staan; 8201756 \ -6- fig. 4A en 4B zijn dergelijke op elkaar aansluitende doorsneden als gezien volgens de lijn IV-IV van fig. 7, waarbij de afsluiters in de gesloten stand staan en waarbij de fig. 3A, 4A, 3B en 4B gezamenlijk beschouwd een volledige 5 langsdoorsnede van de ondergrondse beproevingsinrichting geven met de afsluiters, in de open en in de gesloten stand; fig. 5 is een doorsnede volgens de lijn V-V van fig.. 7 en toont een verticale doorsnede van het koppelstuk-deel van de beproevingsinrichting; 10 fig. 6 is een verticale doorsnede van het onderste klephuisdeel van de beproevingsinrichting; fig. 7 is een bovenaanzicht van de beproevingsinrichting; fig. 8 toont de los van elkaar getekende besturings-15 arm en de onderste afsluiterzitting; fig. 9 is een schematische langsdoorsnede van de combinatie van een beproevingsinrichting en een ondergrondse veiligheidsafsluiter, die door de stuurdruk voor de beproevingsinrichting wordt bediend; 20 fig. 10A is een dergelijke doorsnede als fig. 3B en toont een gedeelte van het onderste deel van de beproevingsinrichting en van de daaraan bevestigde gladde verbindings-buis en laat zien op welke wijze het hydraulische medium vanuit de stuurkamer of de vereffeningskamer naar de ver-25 bindingsbuis kan worden gevoerd; en fig. 10B is ten dele een doorsnede en ten dele een aanzicht van het ondereinde van de verbindingsbuis, de gegroefde buishanger en de ondergrondse veiligheidsafsluiter, die aan de beproevingsinrichting hangen.
30 In de fig. 1 en 2 is door 10 de boring van een erup tieaf sluiterserie afgebeeld. Deze serie kan op de gebruikelijke wijze uit een aantal eruptieafsluiters zijn samengesteld, die elk rammen hebben, zoals aangegeven door 11, 12, 13 en 14. De onderste rammen kunnen op bekende wijze worden 35 gebruikt om de injectie van vloeistoffen in de buitenste ringvormige ruimte van het boorgat te besturen. De bovenste eruptieafsluiter heeft in het algemeen blinde rammen 14, die de boring van de eruptieafsluiter volledig afsluiten in plaats van om een pijp te grijpen, zoals de eruptieaf- 8201756 -7- sluiterraramen 11. De bovenste rammen 14 kunnen voorts van het schaartype zijn, zodat zij een produktiebuis kunnen . doorsnijden, zoals de buis 15, waaraan de beproevingsinrichting is opgehangen, zodat in noodgevallen de schaarrammen 5 kunnen, worden gesloten om daarbij de produktiebuis en stuur-kabels en dergelijke van de beproevingsinrichting los te snijden. De schaarrammen sluiten zich boven de beproevingsinrichting binnen de eruptieafsluiterserie, zoals op zichzelf bekend is.
10 De beproevingsinrichting is als geheel door 16 aan geduid en heeft een zeer kleine verticale lengte, zodat de gehele beproevingsinrichting onder de schaarrammen 14 kan worden aangebracht. Deze kleine verticale lengte maakt het ook mogelijk om de klephuissectie 17 van de beproevingsin-15 richting in de put onder de blinde rammen van nagenoeg elke conventionele eruptieafsluiterserie te plaatsen, zodat het koppelstukdeel. 18 van de inrichting kan worden losgemaakt en van het klephuisdeel van de inrichting worden vrijgemaakt, waarna de blinde rammen boven het klephuis kunnen worden ge-20 sloten, zoals fig. 2 laat zien, om de put af te sluiten, op elk moment, dat de omstandigheden de bedieningsman aanleiding geven de putkop vrij te maken..
Zoals schematisch is afgebeeld in de fig. 1 en 2 kan de beproevingsinrichting 16 op elke gewenste wijze in 25 de put worden geplaatst. De beproevingsinrichting 16 kan bijvoorbeeld op een verbindingsbuissectie 19 zijn gemonteerd, die op zijn beurt door een spakenring 21 wordt gedragen. De spakenring wordt ondersteund op een schouder 22. in de putkop, waarbij eruptieafsluiters met rammen 11 en 12 30 om de buis 19 kunnen worden gesloten om de ringruimte van de put af te sluiten.
In fig. 6 is het deel 17 van de beproevingsinrichting afgebeeld, dat na het losmaken en terugtrekken van het koppelstuk 18 in de put achterblijft. Dit onderste deel 17 35 van de inrichting heeft een huis met een vergrendelingsring 23 aan zijn boveneinde, die aan een vergrendelingsverloop-stuk 24 is bevestigd. Onder het verloopstuk 24 heeft het huis een veerhuis 25 en een onderste verloopstuk 26. Het klephuis 17 is in hoofdzaak buisvormig en kan door schroef- 8201756 -8- draad 27 aan de verbindingsbuis 19 worden bevestigd.
De vergrendelingering 23 aan het boveneinde van het huis 17 heeft een groef 28, die vergrendelingsmiddelen van het insteekkoppelstuk kan opnemen, zoals nog zal worden 5 beschreven.
Het veerhuis25 heeft een inwendige gladde boring 25a, die een cilinder vormt voor een daarin op en neer beweegbare zuiger 29. Afdichtingsmiddelen, zoals een O-ring 31 zorgen voor de afdichting tussen de zuiger 29 en de wand 10 van de cilinder 25a. Een O-ring 32 vormt een afdichting tussen de zuiger en het verloopstuk 24 ter vorming van een kamer 33 boven de zuiger 29. Deze kamer staat met een stuur-mediumkanaal 34 in verbinding, waardoor een stuurmedium naar het bovenvlak van de zuiger 29 kan worden gevoerd om de zui-15 ger 29 omlaag te drukken.
In de cilinder 25a bevindt zich een veersteun 35, die door het boveneinde van het onderste verloopstuk 26 wordt gevormd.
Tussen de veersteun 35 en de zuiger 29 ligt een veer 20 36, die de zuiger 29 tegen de door het drukmedium- in de stuurkamer 33 uitgeoefende druk omhoog tracht te bewegen. Aldus kan op conventionele wijze door regeling van de druk in de stuurkamer 33 de zuiger 29 op en neer worden bewogen onder de werking van de door deze draak en door de veer 36 25 uitgeoefende krachten. Zoals hieronder nog zal worden beschreven, wordt tevens een gesloten drukruimte toegepast, die op de zuiger werkt, maar als deze drukruimte wordt weggelaten of onwerkzaam wordt, bijvoorbeeld door een lekkende afdichting, wordt de zuiger bestuurd door de wisselwerking 30 van de druk in de kamer 33 en de veer 36. Uiteraard zou de bedoelde drukruimte kunnen worden weggelaten en zou de zuiger alleen door het verschil tussen de druk in de kamer 33 en de kracht van de veer 36 kunnen worden bestuurd ook als geen voorzieningen voor de vereffening van de hydrostatische 35 vloeistofdruk in de stuurleiding zouden zijn getroffen. Volgens de uitvinding echter zijn zulke voorzieningen aangebracht, zodat de inrichting op elke gewenste diepte kan worden toegepast, zoals nog zal worden beschreven.
Door het huis loopt een stromingskanaal voor het ge- 8201756 -9- produceerde putiaediura. Dit stromingskanaal wordt gevormd door een inwendige boring, die zich uitstrekt door een af-sluiterkogelsteun 37 aan het ondereinde van de constructie, een holle zuigerstang 29a die van de zuiger 29 omlaag loopt, 5 een kogelzitting 38, een terugslagklephuis 39, een klepzitting 41, en de boring 24a van het verloopstuk 24. Dit stromingskanaal heeft een deel, dat radiaal binnenwaarts van de veer 36 ligt. In het getekende uitvoeringsvoorbeeld omvat dit deel het boveneinde van de klepkogelsteun 37 en 10 loopt vervolgens naar de zuiger 29 omhoog.
In dit door de veer 36 omsloten deel van. het stromingskanaal is de inrichting voorzien van een kogelafsluiter— lichaam 42, dat afdichtend tegen het ondereinde van de zitting 38 aanligt. De kogelzitting 38 wordt door de holle zui-15 gerstang 29a gedragen, waarbij vanaf de zitting 38 ter weerszijden van de afsluiterkogel 42. stuur armen 43a en 43 b omlaag steken, die naar binnen uitstekende pennen 43c en 43d hebben, waarop de kogel 42 op bekende wijze draaibaar is ondersteund, zodanig, dat bij een op en neer gaande bewe-20 ging van de zuiger 29 de afsluiterkogel 42 tussen de open en de gesloten standen wordt verdraaid- Fig. 8 laat zien, dat de zitting een uitwendige ringgroef 38a heeft, waarin het zich in de omtreksrichting uitstrekkende dwarsdeel van de T-vormig uitgevoerde stuurarmen worden opgenomen om de 25 kogel 42 positief aan te drijven. De kogel is op bekende wijze tevens draaibaar op pennen 44a en 44b, die in de ko-gelsteun 37 zijn aangebracht. De afsluiterkogel is van gestippeld getekende sleuven voorzien, die met de pennen 44a en 44b samenwerken om de verdraaiing tot stand te brengen.
30 Om de inrichting de gewenste zeer kleine lengte te geven is het kleplichaam 42 zodanig aangebracht, dat het althans ten dele in het door de veer 36 omsloten gedeelte van het stromingskanaal ligt. In het getekende uitvoeringsvoorbeeld zijn de kogel 42 en het zittingvlak van de zitting 38 daarvoor 35 geheel binnen het radiaal binnenwaarts van de veer 36^liggende gedeelte van het stromingskanaal ondergebracht, dus boven de veersteun 35 en onder de zuiger 29. Door deze uitvoering kan de voor een korte uitvoering van de inrichting kritische verticale afmeting tot een minimum worden teruggebracht en 8201756 -10- kan door een rechtstreekse massieve verbinding tussen de zuiger en de afsluiter voldoende kracht worden verkregen om de afsluiter naar de gesloten stand te drukken en daarbij een kabel of andere verbindings- of ondersteuningsdelen, 5 die zich mogelijk door de afsluiter heen uitstrekken, door te snijden.
Zoals boven besproken, wordt bij voorkeur de hydrostatische vloeistofdruk in de vanaf het oppervlak naar de stuurkamer 33 omlaag lopende stuurleiding gecompenseerd.
10 Voor dat doel dient de kamer 45 onder de zuiger 29 niet alleen als een veerkamer maar ook als een vereffeningskamer. De holle zuigerstang 29a schuift over de kogelsteun 37, waarbij een O-ring 46 voor een glijdende afdichting tussen deze delen zorgt. Door deze afdichting in samenwerking met 15 de zuigerafdichtingsring 31 wordt een vloeistofkamer 45 gevormd, die de druk in de stuurkamer 33 kan vereffenen. De zuiger beweegt om het. terugslagklephuis 39, waarbij een O-ring 47 een schuivende afdichting tussen de zuiger en dit huis vormt. Deze O-ring 47 vormt samen met de afdichtingsring 32 20 tussen het verloopstuk 24 en de zuiger 29 een afsluiting ten opzichte van de boring 49 in het verloopstuk 24.- Een door de zuiger 29 lopend kanaal 51 vormt een verbinding tu.ssen de boring 49 en de vereffeningskamer 45. Een veref-feningskanaal 52. staat met het door de zuiger 29 lopende 25 kanaal 51 in verbinding en maakt het mogelijk om een veref-feningsvloeistofdruk vanaf de oppervlakte naar de vereffeningskamer 45 te leiden. Aldus kunnen de door de hydrostatische vloeistofkolom boven de zuiger veroorzaakte drukken in de stuurkamer 33 en in de vereffeningskamer 45 met 30 elkaar in evenwicht worden gebracht. Door de verschillende afdichtingen zo aan te brengen, dat de aan de vereffenings-vloeistof en aan de besturingsvloeistof blootgestelde oppervlakken gelijk en tegengesteld gericht zijn, zoals afgeheeld in fig. 6, kunnen deze drukken elkaar opheffen, zodat alleen 35 de uitgeoefende stuurdruk van de stuurvloeistof in de stuurkamer 33 in neerwaartse richting op de zuiger 29 werkt.
Opgemerkt wordt, dat aan het boveneinde van het vereffeningskanaal 52 een terugslagklep 53 is aangebracht, die zich sluit als het koppelstuk wordt teruggetrokken, zie 8201756 * *11- fig. 6. Hierdoor wordt de druk in de vereffeningskamer vastgehouden en kan niet wegvallen. Dit is gedaan om te voorkomen, dat vloeistof door de beproevingsinrichting ontsnapt als er een lek in een dynamische afdichting optreedt. Elke 5 dynamische afdichting tussen de zuiger en andere onderdelen vormt een afsluiting'tussen de druk in de vereffeningskamer en een andere druk, zoals de stuurdruk in de kamer 33 of de druk in het-stromingskanaal. Als één van deze afdichtingen niet werkt kan de druk, waartegen is afgedicht, naar de ver-10 effeningskamer ontsnappen* Dit is in het bijzonder van betekenis voor de afdichting tegen de druk in de buis onder de beproevingsinrichting. Als de afdichting 46 of de afdichting 47 faalt leidt dit tot verhoogde druk in de vereff'e-ningskamer. Hierdoor wordt het kleplichaam 42 naar de geheel 15 gesloten stand gedreven, waarbij de terugslagklep 53 aan het boveneinde van het vereffeningskanaal 52 drukverlies uit het tweede vloeistofkanaal verhindert. Aldus is het niet moge— lijk, dat bij het lekraken van een dynamische afdichting de druk in de put langs de afsluiters in het huis beweegt, maar 20 wordt de druk zelfs in geval van een falende afdichting opgesloten gehouden.
Het is gewenst, dat de beproevingsinrichting in^taat is om bepaalde lichamen, zoals een door de inrichting heenlopende kabel of leiding, door te snijden. Daar een derge-25 lijke leiding over een afstand van duizenden meters in de put omlaag kan lopen is het mogelijk, dat er geen tijd is om de leiding op te halen voordat in noodgevallen een ontkoppeling tot stand wordt gebracht. Het is daarom van belang, dat de afsluiterkogel 42 bij zijn sluitbeweging dergelijke 30 delen kan doorsnijden. Voor dit doel oefent de sluitveer 36 rechtstreeks een sterke kracht op de zuiger 29 in de richting voor het doorsnijden van zulk een leiding uit als de druk in de stuurkamer 33 wordt verlaagd. Ter aanvulling van de veerkracht voor het verkrijgen van een hoge sluit-35 druk is een drukruimte 54 aangebracht. Deze drukruimte 54 heeft een zwevende cilinder 55 met op afstand van elkaar liggende binnenste afdichtingsringen, zoals de 0-ringen 56 en 57, en buitenste afdichtingsringen, zoals de 0-ringen 58 en 59. Deze zuiger kan in de boring 26a van het onderste ver— 8201756 -12- loopstuk 26 om het buitenste cilindervlak 37a van de afslui-terkogelsteun 37 op en neer bewegen. De zuiger 35 ligt tegen het ondereinde van de zuigerstang 29a aan, zodat door de druk in de drukruimte 54 via de zuiger 55 een opwaartse 5 kracht op de holle stang 29a en de zuiger 29 wordt uitgeoefend voor de verplaatsing van het kleplichaam 42 naar de geheel gesloten stand.
Bij voorkeur wordt de drukruimte 54 door een laadpoort 61 met een inert gas onder druk gevuld (fig. 3B). Dit 10 gas kan elk geschikt gas zijn,, maar is bij voorkeur een inert gas en daar stikstof gemakkelijk beschikbaar is verdient dit gas de voorkeur. Stikstof heeft echter de eigenschap, dat het langs O-ringen dringt en om deze reden is de om de zuiger 55 liggende ruimte tussen de door de zui-15 ger gedragen O-ringen met water gevuld, daar dit water een barrière Voor de beweging· van stikstof door de O-ringafdich-tingen vormt. Deze werking is niet. verklaard, maar het is bekend, dat water tussen de afdichtingen de ontsnapping van stikstof verhindert. Bij het vullen van de ruimte 54 wordt 20 eerste de zuiger op de bodem van het verloopstuk 26 geplaatst en. wordt water in de ruimte, tussen de beide paren van O-rin-gen gebracht. Daarna wordt de ruimte 54 met stikstof van de gewenste druk gevuld,. De druk in de ruimte 54 en de veerkracht van de veer 36 werken aldus in opwaartse richting op 25 de zuiger 39. Als de zuiger omlaag moet worden geschoven voor het openen van de afsluiter wordt deze kracht overwonnen door de druk in de stuurkamer 33 te verhogen. Door middel van de drukruimte 54 kan een druk van enkele duizenden kPa worden uitgeoefend en daar de veer 36 een grote diame-30 ter heeft kunnen de drukruimte en de veer gezamenlijk een zeer grote kracht op de afsluiterkogel 42 uitoefenen en deze naar de gesloten stand drukken ook als een kabel of dergelijke door de afsluiterkogel 42 heenloopt. Bij de verdraaiing van de afsluiterkogel 42 naar zijn gesloten stand snijdt 35 hij dan deze kabel door.
Bij de getekende uitvoeringsvorm is de vereffenings-druk in de kamer 45 tegengesteld gericht aan de druk in de drukruimte 54. Deze drukruimte kan gemakkelijk tot een zodanig hoge druk worden gevuld, dat de vereffeningsdruk wordt 8201756 • -13- v overwonnen en de gewenste kracht voor het doorsnijden van een kabel of leiding wordt verkregen.
Voor het geval de druk in de drukruimte 54 verloren gaat kan een extra kracht worden aangewend voor de onder-5 steuning van de veer 36 bij de verplaatsing van de afslui-terkogel 42 naar zijn geheel gesloten stand door de veref-feningskamer 45 onder druk te brengen. Hierdoor wordt een hulpsysteem verkregen, zodat de bedieningsman er steeds.van verzekerd kan zijn, dat de afsluiterkogel naar de geheel 10 gesloten stand kan worden gedrukt en daarbij een door de afsluiter lopende kabel of dergelijke kan doorsnijden.
Als bijvoorbeeld de drukruimte 54 onder een druk van 3500 kPa is gebracht moet tenminste een stuurleiding-druk van 7000 kPa op de zuiger 29 worden uitgeoefend om de 15 afsluiterkogel 42 te openen. De juiste drukverhouding hangt af van het oppervlak van de zuiger 29 vergeleken bij dat van de zuiger 55. Als aan. het wateroppervlak eerst, stuurvloei— stof wordt geïnjecteerd neemt de stuurvloeistofdruk tot een waarde tussen 250 en 700 kPa toe en schommelt op dit niveau 20 terwijl een veer 95 wordt samengedrukt voor het openen van de terugslagklep 61. De stuurdruk is riet constant als gevolg van schommelingen van de pompdruk, maar wordt door de veer 95 tot een betrekkelijk lage waarde begrensd. Als de klep 61 geheel is- geopend neemt de stuurdruk aan de bovenzijde 25 snel tot ruim 7000 kPa toe. Bij deze hoge druk begint de zuiger 29 de afsluiterkogel 42 naar de open stand te draaien. Terwijl deze kogel 42 zich opent schommelt de stuurdruk aan het wateroppervlak op dit hoge niveau. Als de afsluiterkogel 42 geheel is geopend neemt de stuurdruk aan het oppervlak 30 snel tot de maximale grenswaarde van de hydraulische pomp en de accumulator toe. Deze volgorde van opbouw van de stuurdruk wijst op een juist openingsproces van de afsluiter. Als de drukruimte 54 zou lekken treedt deze karakteristieke drukopbouw niet op en de bedieningsman heeft daardoor een 35 aanwijzing dat zulk. een lek optreedt.
Bij sluiting van de afsluiterkogel 42 en de klep 61 moet de stuurdruk aan het zeeoppervlak in de tegengestelde opeenvolging afnemen. De inrichting volgens de uitvinding maakt het aldus mogelijk, dat de bedieningsman de stuurdruk 8201756 -14- bij het openen en sluiten van de beproevingsinrichting waarneemt voor het controleren van de goede werking van de verschillende componenten binnen de beproevingsinrichting.
De boven reeds genoemde scharnierende terugslagklep 5 61 vormt een tweede ondersteunend afsluitorgaan. De klep 61 wordt door een klepzittingorgaan 41 gedragen en kan om een pen 62 scharnieren, die in een omlaag stekend deel van het zittingorgaan (in de tekening niet zichtbaar) is ondersteund. Dit omlaagstekende deel van het zittingorgaan 41 houdt dit 10 orgaan in de getekende stand en verhindert, dat het in het terugslagklephuis 39 omlaag beweegt. Om de scharnierpen 62 ligt een veer 63, die het zittingorgaan en de klep 61 aangrijpt en de laatste naar de getekende gesloten stand tracht te drukken. Als derhalve de boring door het zittingorgaan.. . 15 vrij is, 'dus het insteekkoppelstuk is verwijderd, zal de scharnierende klep 61 vanzelf naar de gesloten stand bewegen en een tweede afsluiting achter de daaronder liggende kogel— afsluiter vormen, zodat de putdruk door een dubbele afsluiter wordt opgesloten.
20 In fig. 5 is het insteekkoppelstuk., dat het bovenste deel van de ondergrondse beproevingsinrichting vormt, afgeheeld. Dit koppelstuk heeft een bovenstuk 64, dat door· mid-. del van een van schroefdraad voorzien koppeldeel 65 aan de naar het oppervlak omhoog lopende buiskolom is opgehangen..
25 Vanaf het boveneinde van het bovenstuk 64 strekt zich een vergrendelingshulsdeel 66 naar omlaag uit, aan welk hulsdeel· een omlaagstekende grendelring 67 door afschuifpennen 68 is bevestigd.
Tussen het bovenstuk en het hulsdeel 66 is een ver-30 grendelingszuiger 69 op -en neer beweegbaar, waarbij tussen het bovenstuk 64 en de zuiger 69 een afdichting in de vorm van een O-ring 71 is aangebracht. Vanaf het bovenstuk 64 steekt een huls 72 omlaag, die een iets grotere buitendiameter heeft, dan het de O-ring 71 dragende deel van het bo-35 venstuk 64. De zuiger 69 is over de huls 72 geschoven, waarbij tussen deze delen als afdichting een O-ring 73 is aangebracht. Hierdoor wordt een vergrendelingsvloeistofkamer 74 gevormd, die als hij onder druk wordt gesteld de zuiger 69 tegen de werking van een veer 75 in omhoog drukt.
8201756 -15-
Onder het ondereinde van de. zuiger 69 ligt een C-ring 76 , die in fig. 5 in de ontspannen toestand is getekend. In deze toestand werkt de ring 76 samen met de 'vergrendelings-groef 28 van het vergrendelingshuis 23 (fig. 6) om het in— 5 steekkoppelstuk aan het klephuis vast te zetten (zie fig. 3A). De C-ring 76 is massief uitgevoerd, daar hij zeer grote krachten moet overbrengen, waarbij de ring op enkele punten van zijn omtrek, als afgebeeld bij 76a en 76b, insnijdingen heeft om radiale uitzetting en samendrukking van de ring mo-10 gelijk te maken.
Aan de kamer 74 kan door een vergrendelingskanaal 77 drukvloeistof worden toegevoerd om de zuiger naar de stand van fig. 5 omhoog te schuiven, waarbij de C-ring 76 kan worden samengedrukt als het koppelstuk uit het klephuis 15 wordt gelicht. Als het vergrendelingskanaal 77 niet onder druk staat houdt de veer 75 een aan het ondereinde van de zuiger 69 gevormd uitzetsteundeel 69a in de onderste stand, waarin dit steundeel de ring 76 in zijn radiale buitenste stand gedrukt en aldus het koppelstuk in het klephuis ver— 20 grendeld houdt. '
Als- om de een of andere reden de vergrendeling niet hydraulisch kan. worden gelost is nog een mechanische ont-grendeüng mogelijk. De zuiger 69 heeft op zijn middenstuk een uitwendige schroefdraad 69b, die in een moer 68 grijpt.
25 Zoals gestippeld is aangeduid heeft deze moer 78 aan de buitenzijde axiale groeven, die samenwerken met een vertanding 81 op de binnenwand van de vergrendelingsring 67.
De moer 78 bevindt zich normaliter in de in fig. 3A getekende stand en is beweegbaar tussen het ondereinde van 30 het vergrendelingshulsdeel 66 en een spiraalvormige borgring 82 in het ondereinde van de grendelring 67. Deze borgring 82 houdt een afstandsstuk 83 in een stand, waarin de C-ring 76 in een ringdrager 84 wordt vastgehouden, zoals getekend.
Het ondereinde van de grendelring 67 heeft een nok .35 67a, die een omhoog stekende nok 23a op het boveneinde van de vergrendelingsring 23 van het klephuis kan aangrijpen. Door verdraaiing van het bovenstuk 64 kunnen de afschuifpennen 68 worden gebroken, waarna het bovenstuk 64 en. het vergrendelingshulsdeel 66 ten opzichte van de grendelring 67 verdraaid worden. Op 8201756 -16- het binnenvlak van het onderste gedeelte van het hulsdeel 66 is een spie 66a gevormd, die in een groef van de vergrende-lingszuiger 69 grijpt. Aldus leidt een relatieve draaiing tussen het hulsdeel 66 en de grendelring 67 tot een rela-5 tieve draaibeweging tussen de vergrendelingszuiger 69 en de moer 68. Door de in elkaar grijpende schroefdraden op de moer en de zuiger wordt de zuiger tegen de werking van de veer 75 in. omhoog bewogen, waardoor het steundeel 69a achter de C-ring 76 wordt weggetrokken. Hierdoor kan de ring 10 76 worden samengedrukt en het insteekkoppelstuk uit het klephuis worden weggetrokken.
In het koppelstuk, is een klepbedieningsorgaan aangebracht voor het openen en sluiten van de scharnierende terugslagklep 61 in het klephuis. Dit bedieningsorgaan om-15 vat een zuiger 85 met een daarboven liggende drukkamer 86, waaraan drukvloeistof kan worden, toegevoerd om de zuiger tegen de werking van een terugstelveer 87 in omlaag te bewegen. Aan de kamer 86 kan door een stuurkanaal 88 in het koppelstuk drukvloeistof worden toegevoerd (zie fig. 3A).
20 De zuiger 85 is van een Q-ring 89 voorzien, die de zuiger tegen de binnenwand van een cilinder 91 van een veerhuis 92 afdicht. Dit veerhuis 92 draagt een onderste ver-loopstuk 93, dat een veersteun 94 draagt. De terugstelveer 87 strekt zich tussen de zuiger 85 en deze veersteun 94 uit 25 en tracht de zuiger omhoog te drukken. Tussen een vanaf de zuiger 85 omlaag lopende steekhuls 97 en de boring van het onderste verloopstuk 93 van het koppelstuk is een afdichtende O-ring 96 aangebracht.
De tussen de afdichtingsringen 96 en 89 gevormde 30 drukkamer 98 staat door een poort 99 met het veraffenings-vloeistofkanaal 101 in verbinding. De vereffeningsdruk heerst derhalve in de kamer 98. Daar de O-ring 102 tussen het vanaf de zuiger 85 omhoog lopende deel van de steekhuls 97 en het bovenstuk 64 enerzijds en de afdichtingsring 96 op de steek-35 huls 97 anderzijds ongeveer dezelfde diameter hebben is ook het werkzame oppervlak boven de cilinder 85 althans nagenoeg gelijk aan het werkzame oppervlak onder deze zuiger. De in opwaartse richting op de zuiger 85 werkende druk van de druk— vereffeningsvloeistof compenseert aldus de op het bovenvlak 8201756 -17- van de zuiger 85 werkende hydrostatische druk. De zuiger 85 zal daardoor op en neer bewegen in reactie op de door de veer 95 en door de aan de kamer 86 toegevoerde stuurdruk uitgeoefende krachten.
5 Een tweede O-ring 103 vormt een afdichting tussen het boven de zuiger 8.5 uitstekende steekhulsdeel en het bovenstuk 64. Het tussen de afdichtingsringen 102 en 103 liggende gebied staat door een aftakkanaal 104 met het veref-feningsvloeistofkanaal 101 in verbinding. Als één van de 10 dynamische afdichtingen 96, 89/ 102 of 103 lekfraakt leidt dit tot vloeistoftoevoer naar de vereffeningsleiding, zodat hetzij de druk van de stuurvloeistof, hetzij de druk van de door de beproevingsinrichting stromende vloeistof bij het falen van een dynamische afdichtingsring in de vereffenings-15 leiding tot werking komt, hetgeen tot het sluiten van de afsluiters leidt.
Het ondereinde van het. koppelstuk is zo uitgevoerd, dat in de gekoppelde stand de .stuur- en vereffeningskanalen in het klephuis met de corresponderende stuur- en vereffe-20 ningskanalen in het koppelstuk met elkaar in verbinding staan. In f'ig. 5 is te zien, dat het vereffeningskanaal 101 aan zijn ondereinde onder een C-ring 105 eindigt. Dienovereenkomstig mondt het stuurkanaal 88 onder een C-ring 106 uit (fig. 3A) .
25 Drie afdichtingssamenstellen omsluiten de uitlaat- openingen van de kanalen 88 en. 101 en werken samen met het vergrendelingsverloopstuk 24 aan het boveneinde van het klephuis ter vorming van een verbinding tussen het stuurkanaal 88 van het koppelstuk en het stuurkanaal 34 van het 30 klephuis resp. tussen het vereffeningskanaal 1.01 van het koppelstuk en het vereffeningskanaal 52 van het klephuis.
Deze afdichtingen worden gevormd door veerkrachtige delen 107, waaraan metalen steunringen 108 en 109 vastzitten.
De onderste C-ring 105 ligt in een groef 112 en de 35 bovenste C-ring 106 ligt in. een groef 111. Door. toepassing van deze C-ringen in de groeven wordt de op een pakking uit— geoefende kracht rechtstreeks op het veerhuis 92 overgebracht en heeft niet de mogelijkheid om van de ene ring op de volgende te werken. Dit doel heeft men tot dusver met behulp 8201756 -18- van aanmerkelijk gecompliceerdere constructies nagestreefd. Het gebruik van C-ringen om te voorkomen, dat de op een pakker werkende kracht op de volgende pakker wordt uitgeoefend maakt het mogelijk om het koppelstuk enige centimeters 5 korter uit te voeren.
Er zijn maatregelen getroffen om een vloeistof door de beproevingsinrichting heen in de put te injecteren. Een injectiekanaal 111 loopt door het koppelstuk omlaag en eindigt aan zijn ondereinde in een open uitlaatpoort lila 10 (fig. 4A). Daar het injectiekanaal toegankelijk is voor vloeistoffen of gassen in de put zijn in het kanaal 111 een paar terugslagkleppen 112 aangebracht, die de stroming van uit de put afkomstige media in omgekeerde richting door het injectiekanaallll verhinderen en aldus een beveiliging 15 bieden tegen verlies van zulke media in geval van een breuk in de leiding, die vanaf de beproevingsinrichting omhoog loopt...
In. de fig. 3A en 4A is te zien, dat de stuurleiding 88 en de injectieleiding 111 aan hun boveneinden van afslui-20 ters 113 en 114 kunnen zijn voorzien in plaats van naar het zeeoppervlak omhoog lopende leidingen, zoals de leidingen 115 en 116 van fig. 5, die het vergrendelingskanaal 77 en het vereffeningskanaal 107 met het oppervlak verbinden. De afsluiters 113 en 114 van de fig. 3A. en 4A dienen voor de 25 afsluiting van de betrokken kanalen, als de inrichting niet wordt gebruikt. Dergelijke afsluiters kunnen bij niet-ge-bruik van de inrichting eveneens de leidingen 115 en 116 van fig.. 5 vervangen. Als de inrichting in gebruik is worden de afsluiters 113 en 114 van de fig. 3A en 4A door dergelij-30 ke leidingen als de leidingen 115 en 116 vervangen teneinde de kanalen 111 en 88 met aan het oppervlak opgestelde be-sturingsapparatuur te verbinden.
Bij gebruik van de beschreven beproevingsinrichting wordt de inrichting opgenomen in een produktieserie voor het 35 beproeven van een put. De produktieserie wordt op de gebruikelijke wijze door de eruptieafsluiter gevoerd en op de schouder 22 in de putkop neergelaten. De verschillende eruptieaf-sluiters van de eruptieafsluiterserie kunnen op de gewenste afstanden van elkaar zijn geplaatst en de gladde pijp 19 on- 8201756 * -19- der de beproevingsinrichting wordt zo gekozen, dat de inrichting op de gewenste hoogte in de eruptieafsluiterseirie komt te liggen. De beproevingsinrichting heeft een zeer korte verticale lengte en kan in elke eruptieafsluiterserie van 5 conventionele uitvoering zodanig worden geplaatst, dat al- · thans het klephuis 17 zich onder de bovenste blinde rammen 14 bevindt. In de meeste gevallen kan echter de gehele inrichting onder deze blinde rammen liggen, zoals fig. 1 laat zien.
Tijdens het neerlaten van de produktieserie lopen 10 stuurleidingen, zoals de leidingen 15 en 16, vanaf de inrichting naar he t oppervlak voor de verbinding van het vereffe-nings-, stuur-, vergrendelings- en injectiekanaal met de aan het oppervlak opgestelde apparatuur.
Nadat de produktieserie op zijn plaats is gebracht 15 kunnen de eruptieafsluiters 11 en 12 om de buis 19 worden gesloten en kan het systeem op de gewenste wijze worden beproefd.
Als de put in produktie moet worden genomen wordt het stuurkanaal onder een druk gebracht,die voldoende groot 20 is om de door de bovenste bedieningsveer 87, de onderste bedieningsveer 36 en de druk in de kamer 54 uitgeoefende krachten te kunnen, overwinnen, zodat de beide bedienings-zuigers naar hun onderste stand, (als afgeheeld in de fig. 3A en 3B) worden gedreven en daarbij de terugslagklep 61 en de 25 afsluiterkogel 42 opengaan. Hierdoor is produktie van de put door de beproevingsinrichting heen mogelijk. Onder normale omstandigheden blijft de inrichting open tot. de produktie-beproeving is voltooid, waarna de inrichting op conventionele wijze door het ophalen van de produktieserie wordt ver-30 wijderd.
Ingeval van abnormale omstandigheden, zoals een plotselinge hevige storm, kan de produktieserie worden losgemaakt en de put worden gesloten. In ernstige noodgevallen kunnen de bovenste rammen 14, als deze als schaarrammen zijn uit- .
35 gevoerd, worden gesloten onder doorsnijding van de produk-tiebuis 15 en de stuurleidingen, waardoor dus de eruptie-afsluiterserie boven de beproevingsinrichting afgesloten wordt. Het doorsnijden van de verschillende stuurleidingen heeft tot gevolg, dat de drukken over de bedieningszuigers 8201756 -20— 85 en 29 worden vereffend. Als de druk boven de bovenste zuiger 85 daalt drijft de veer 95 de zuiger naar zijn bovenste stand van fig. 4A, terwijl de op de scharnierende terugslagklep 61 werkende veer 63 deze klep naar de geslo-5 ten stand draait. Op hetzelfde moment beweegt de zuiger 29 in het klephuis naar zijn bovenste stand van fig. 4B, waardoor het. afsluiterlichaam 42 naar de in deze fig. getekende sluitstand wordt gedraaid. Deze sluitwerking wordt uiteraard door de druk in de drukruimte 54 en de zuiger 55 daarvan 10 ondersteund, die op dit moment eveneens een omhoog gerichte kracht op de holle zuigerstang 29a uitoefent. Aldus sluit de inrichting de daaronder hangende buiskolom veilig af. Als de noodtoestand voorbij is kan met bekende middelen de inrichting naar het oppervlak worden opgehaald, waarna deze 15 met een nieuwe bovenste produktieserie en met nieuwe stuur— leidingen wordt verbonden en de proefproduktie kan worden voortgezet..
Als de omstandigheden dat toelaten wordt het insteek-koppelstuk losgemaakt en verwijderd. Zelfs in geval van een 20 plotselinge storm zal. er in het algemeen nog- gelegenheid bestaan om dit koppelstuk te verwijderen, welke handeling snel kan worden uitgevoerd om daardoor de put af te: sluiten en het koppelstuk met de bovenste pijpkolom op te halen en te bergen tot de noodtoestand voorbij is.
25 Voor- het losmaken van het koppelstuk, van het klep huis wordt de druk in de stuurleiding 88 weggenomen, waardoor de druk over de bovenste zuiger 85 en de onderste zuiger 29 kan afnemen tot dichtbij of tot op dezelfde hydrostatische druk, die in de vereffeningskamers 98 en 45 onder 30 de beide zuigers heerst. Bij deze vermindering van de druk drijven de beide veren 87 en 36 de twee zuigers omhoog. Tevens wordt daarbij' de vrije zuiger 55 boven de drukruimte 54 door de druk in deze ruimte omhoog gedrukt, welke zuiger eveneens op de zuiger 29 werkt. De door de druk in de druk-35 ruimte 54 en door de onderste veer 3.6 uitgeoefende kracht is groter dan de door de bovenste veer 87 uitgeoefende kracht en de onderste zuiger 29 bereikt zijn bovenste eindstand voordat de zuiger 85 een stand bereikt, waarbij hij de terugslagklep 61 vrijgeeft. Als een kabel of dergelijke door de 8201756 -21- inrichting loopt wordt deze bij het sluiten van de afslui-terkogel 42 doorgesneden. De bedieningsman kan de kabel tijdens het wegnemen van de stuurdruk ophaspelen, zodat zodra de kabel is doorgesneden het vrije einde daarvan tot bo-5 ven de terugslagklep 61 wordt teruggetrokken·. Als vervolgens de zuiger 85 naar zijn bovenste eindstand beweegt kan de terugslagklep 61 door de veer 63 worden gesloten. In het geval, dat de kabel niet van de terugslagklep 63 is vrijgekomen zal het drukverschil over deze klep niet groot zijn, 10 zodat de bedieningsman de kabel door de ten dele gesloten klep kan trekken, waarna deze naar zijn geheel gesloten stand kan bewegen.
De vergrendeling kan worden gelost door het vergren-delingskanaal 77 onder druk te brengen terwijl of nadat de 15 druk in het stuurkanaal wordt of is afgelaten. De vergrende— lingszuiger 69 wordt dan door de daarop werkende druk omhoog gedreven, waardoor het uitzetsteundeel 69a achter de C-ring 16 wordt weggetrokken. Als dit is gebeurd, kan. het koppelstuk verticaal van het klephuis worden, gelicht, zoals 20 fig. 2 aangeeft, waardoor de blinde rammen 1.14 boven het klephuis 17 kunnen worden gesloten voor het afsluiten van de put. Het koppelstuk en de bovenste produktiebuis 15 kunnen naar het oppervlak worden opgehaald, waarbij dus het in de put achterblijvende klephuis 17 met de daaraan hangende 25 produktieserie de put tijdens de verwijdering van het koppelstuk onder controle houdt.
De middelen voor de mechanische ontkoppeling zijn aangebracht voor het geval het koppelstuk niet door hydraulische bediening kan worden losgemaakt, bijvoorbeeld als 30 de stuurleiding is beschadigd. In dat geval worden de bovenste produktiebuis 15 en het koppelstuk verdraaid om de pennen 68 af te schuiven. Door de aangrijping van de nok 67a op de corresponderende nok 23a op het kleplichaam wordt de grendelring 67 tegen verdraaiing vastgehouden, terwijl de 35 vergrendelingszuiger 69 wordt verdraaid. Neerwaartse beweging van de moer 68 wordt door de borgring 82 verhinderd, zodat de van schroefdraad voorziene zuiger 69 gedwongen wordt om tegen de werking van de veer 75 in omhoog te bewegen, waardoor het steundeel 69a achter de C-ring 76 wordt wegge— 8201756 -22- trokken. Het koppelstuk kan vervolgens van het kleplichaam worden afgelicht en de blinde rammen 14 kunnen boven het kleplichaam worden gesloten.
Als de werkzaamheden weer moeten worden voortgezet 5 wordt het koppelstuk neergelaten, waarbij het vergrendelings-kanaal 77 onder druk wordt gehouden om de zuiger 69 in zijn bovenste stand'vast te houden, waarin het steundeel 69a van de C-ring 76 vrij ligt. Het koppelstuk wordt in het boveneinde van het kleplichaam gestoken tot de C-ring 76 in de 10 vergrendelingsgroef 28 grijpt. Daarna wordt de druk in het vergrendelingskanaal 77 weggenomen, zodat de veer 75 de ver-grendelingszuiger 69 omlaag kan drukken tot in de stand, waarin het steundeel 69a achter de C-ring 76 grijpt en dus het koppelstuk aan het klephuis is geborgd. Vervolgens kan 15 het stuurkanaal onder druk worden gebracht voor het openen van de beide afsluiters en het voortzetten van de produktie-proef.
Als het koppelstuk van het klephuis is losgemaakt nemen, de afsluiters en andere onderdelen van het klephuis 20 de in fig. 6 getekende standen in. In deze toestand is het stuurkanaal 34 aan de bovenzijde open evenals het vereffe-ningskanaal 51 behalve voor wat betreft de terugslagklep 53. Als. derhalve de druk in het stuurkanaal 34 kleiner is. dan de druk in het vereffeningskanaal 52 zal de vereffenings-25 druk de onderste zuiger 29 naar de gesloten stand willen drukken. Op dit moment oefent ook de. drukruimte 56 via de zuiger 55 een opwaartse druk op de zuiger 29 uit voor het· sluiten van de afsluiter. De veer 36 drukt, de zuiger in dezelfde richting. Als de druk boven het klephuis groter is, 30 dan de druk in de vereffeningskamer 45, wordt de terugslagklep 53 geopend, zodat de eerstgenoemde druk in de vereffeningskamer kan werken, waardoor de druk in de stuurkamer 33 wordt vereffend. Hieruit blijkt, dat onder alle drukomstandigheden de kracht van de veer 36 en van de druk in de 35 drukruimte 54 de afsluiterkogel 42 naar zijn geheel gesloten stand zal verplaatsen. Tevens zal steeds de veer 63 de terugslagklep 61 naar de geheel gesloten stand verdraaien.
Als een lek in één van de dynamische afdichtingen optreedt, zal dit lek binnenwaarts naar het vereffenings- 8201756 -23- systeem toe zijn gericht, waardoor de put druk in opwaartse richting Op de zuiger 29 komt te werken en daardoor de zuiger in de bovenste stand houdt, waarin de afsluiter gesloten is.
5 Als het koppelstuk aan het klephuis is verbonden en een lek in de dynamische afdichting van het afsluiter-samenstel of van het koppelstuksamenstel optreèdt, zal de putdruk weer in het vereffeningssysteem doordringen en daarbij in een richting werken, waarin de beide zuigers naar 10 hun bovenste sluitstand worden gedrukt, waardoor de put wordt afgesloten totdat herstelwerkzaamheden kunnen worden ondernomen.
In sommige gevallen is het gewenst om de put zolang via de beproevingsinrichting te laten produceren, dat het 15 wenselijk wordt om over een positieve besturing door een ondergrondse veiligheidsafsluiter te beschikken, die vanaf het oppervlak kan worden bediend om te kunnen verhinderen, dat de put blijft produceren nadat een ongewenste gebeurtenis aan het oppervlak heeft plaatsgevonden.. Het is gebruike— 20 lijk om bij de produktie van onder water liggende putten een ondergrondse veiligheidsafsluiter toe te passen, die vanaf het oppervlak kan worden bediend.. De uitvinding maakt het mogelijk om een dergelijke besturing te- verkrijgen, zonder dat dit enige invloed heeft op de normale funkties van 25 de beproevingsinrichting en zonder dat daartoe extra vloeistof leidingen vanaf het oppervlak naar de inrichting en daardoorheen naar de ondergrondse veiligheidsafsluiter omlaag hoeven te· worden gevoerd.
In fig. 9 is schematisch een beproevingsinrichting 30 afgeheeld, die een onderste deel 121 en een in de eruptie-afsluiter 123 neergelaten bovenste deel 122 heeft. De beide delen van de inrichting zijn door niet getekende middelen met elkaar verbonden.
Het onderste deel van de inrichting heeft een afslui-35 ter 124, die door een bedieningsorgaan 125 met een zuiger 126 tussen de open en de gesloten stand kan worden verdraaid. De zuiger 126 wordt door een veer 127 omhoog gedrukt en door de vloeistofdruk in een stuurkamer 128 omlaag gedrukt. Druk-vloeistof wordt vanaf het oppervlak door een leiding 129 aan 8201756 -24- de stuurkamer 128 toegevoerd, welke leiding 129 met een kanaal 131 in het onderste deel 121 van de inrichting in verbinding staat.
Bij toepassing van de uitvinding kan voor wat be-5 treft de combinatie van de beproevingsinrichting en de ondergrondse veiligheidsafsluiter, elke gewenste uitvoeringsvorm van de beproevingsinrichting worden gekozen en desgewenst kan de stuurdruk in het kanaal 131 voor de bediening van de ondergrondse veiligheidsafsluiter worden gebruikt, 10 zoals fig. 9 laat zien. Bij voorkeur echter wordt deze veiligheidsaf sluiter bediend door de drukvereffeningsvloeistof in die gevallen, dat een vereffeningsvloeistof wordt toegepast, zoals nog aan de hand van de fig. 10A en 10B zal worden beschreven.
15 De inrichting heeft een daaraan hangende gladde ver— bïndingsbuis 132, in de wand waarvan een kanaal 133 is gevormd. De verbindingsbuis 132 dient om een glad oppervlak te verkrijgen, waartegen schematisch aangegeven eruptie-afsluiters 134- en. 135 kunnen werken om de ringruimte tussen 20 de, putkop en de inrichting af te sluiten.
Aan het ondereinde van de verbindingsbuis 132 bevindt zich een gegroefde buishanger 136, die op een schouder 137 in de putkop rust en de beproevingsinrichting ondersteunt.
25 Vanaf, de hanger 136 loopt een buis 138 omlaag, waar in een als geheel door 139 aangegeven veiligheidsafsluiter van willekeurige uitvoering is opgenomen. Bij de getekende afsluiter kan het afsluiterlichaam 141 door een bedienings-buis 142 tussen de open en de gesloten stand worden ver-30 draaid, welke bedieningsbuis 142 door middel van een daaraan bevestigde zuiger 143 kan worden verschoven. Op de zuiger 143 werkt in opwaartse richting een veer 144 en in neerwaartse richting de druk in een kamer 145. Volgens de uitvinding krijgt de leiding 146, die drukvloeistof naar de ka-35 mer 145 van de veiligheidsafsluiter voert, zijn druk uit het kanaal 131 in de beproevingsinrichting;dat de stuurvloeistof voor de afsluiter 124 van de inrichting levert.
Bij dit systeem kunnen de overige kanalen, die gemeenlijk in een beproevingsinrichting aanwezig zijn, hun 820 1 756 % -25- normale funktie uitoefenen , zodat bijvoorbeeld het injec-tiekanaal voor de chemische injectie van. de put kan worden gebruikt.
Bij gebruik van de inrichting van fig. 9 wordt de 5 druk in het naar het oppervlak omhoog lopende kanaal 129 op voldoende hoogte gehouden om het afsluiterlichaam 124 van de beproevingsinrichting en het afsluiterlichaam 141. van de beveiligingsafsluiter in de open stand te houden zolang de put in produktie is. Als het bovenste deel 122 10 van de inrichting moet worden verwijderd of als aan het oppervlak een ongeluk plaatsvindt waardoor de automatische besturing aan het oppervlak de druk in de stuurleiding 129 verlaagt zullen de beide veren 127 van de beproevingsinrichting en 144 van de beveiligingsafsluiter de beide af-15 sluiters naar de gesloten stand verplaatsen.
Als het bovenste deel 122 van de inrichting wordt verwijderd leidt dit automatisch tot het sluiten van de belde afsluiters 124 en 141.
Het zal duidelijk zijn, dat de beproevingsinrichting 20 slechts schematisch is aangegeven en elke gewenste uitvoeringsvorm kan hebben, zoals de hiervoor besproken uitvoering of een uitvoering· afgebeeld in de hiervoor genoemde publi-katies. Ondergrondse veiligheidsafsluiters zijn op zichzelf in vele verschillende uitvoeringen bekend en elke geschikte 25 uitvoering van zulk een afsluiter kan bij het besproken systeem worden toegepast.
In de fig. 10A en 10B is een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van dit onderdeel van de uitvinding afge— beeld. De constructie afgebeeld in fig. 10A komt overeen 30 met die van fig. 3B, met uitzondering van de stromingskana-len lopende van de vereffenings- en stuurkamers naar de ondergrondse veiligheidsafsluiter, en zal derhalve niet opnieuw worden beschreven.
Teneinde vereffeningsvloeistof naar de als geheel 35 door 151 aangeduide veiligheidsafsluiter te voeren heeft het onderste eindstuk 26 van het onderste deel van de inrichting een kanaal 152, dat zich vanaf he.t boveneinde van dit eindstuk naar de boring 153 van het eindstuk uitstrekt. Ter weerszijden van de mond van het kanaal 152 is in de boring 8201756 y -26- 153 een stel O-ringen 154 en 155 aangebracht, die de vloeistof tussen het eindstuk en de daaruit naar beneden .lopende buis 156 opsluiten. De buis 156 is een gladde verbindings-buis, die als bovenbeschreven door eruptieafsluiters kan 5 worden aangegrepen. De wand van de buis 156 heeft een daarin aangebracht kanaal 157, dat dient om vereffeningsvloeistof door deze buis omlaag te voeren.
Aan het ondereinde van de buis 156 is een koppelstuk 158 aangebracht, dat een gegroefde buishanger vormt, 10 die de inrichting in een putkop kan ondersteunen. De groeven 159 maken het mogelijk, dat vloeistof in de putkop langs de hanger 158 stroomt.
Het koppelstuk 158 heeft een poort 161 en een tussen deze poort 161 en de inwendige boring van het koppel-15 stuk lopend kanaal 162, welk kanaal ter plaatse van de boring met het kanaal 157 in de buis 156 in verbinding staat.
O-ringen 163 en 164 zorgen voor een afdichting bij de verbinding tussen de beide kanalen 162 en 157.
Vanaf de poort 161 van de hanger 158 loopt een 20 leiding 165 omlaag naar de veiligheidsafsluiter 151 en zorgt aldus voor de toevoer van vloeistof voor het hydraulisch openen en sluiten van de veiligheidsafsluiter..
Als de stuurvloeistofdruk voor de bediening van de veiligheidsafsluiter 151 moet worden gebruikt, kan het buis-25 vormige huis een gestippeld aangegeven kanaal 166 hebben, dat de stuurkamer 33 met het kanaal 152 in het onderste eindstuk verbindt. Een extra O-ring 167 is dan onder O-ring 168 en onder het kanaal 166 aangebracht om de verbinding tussen dit kanaal en het kanaal 152 op te sluiten. Als de druk van 30 de stuurvloeistof wordt toegepast wordt voorts in het boveneinde van het kanaal 152 een plug aangebracht om dit kanaal van de vereffeningsvloeistof te scheiden. Aanwending van een voldoende druk van de stuurvloeistof om de afsluiter van de inrichting te openen leidt ook tot het openen van de vei-35 ligheidsafsluiter, terwijl bij het wegnemen van deze druk alle afsluiters worden gesloten.
Ofschoon voor de bediening van de veiligheidsafsluiter beide besturingswijzen kunnen worden toegepast, dus stuurvloeistof of vereffeningsvloeistof, verdient het de 8201756 -27- voorkeur om van de druk van de vereffeningsvloeistof gebruik te maken omdat het hierdoor mogelijk is de ondergrondse veiligheidsafsluiter onafhankelijk te bedienen dus zonder dat ook de afsluiters in de beproevingsinrichting worden 5 bediend. Bij deze werking van het systeem is het nodig, dat toegevoegd aan de hydrostatische vloeistofdruk,die .in de vereffeningskamer 45 werkt, een extra druk wordt toegepast, die de veiligheidsafsluiter bedient, waarbij bij het wegvallen van deze extra druk de veiligheidsafsluiter naar de ge-10 sloten stand beweegt. Dit zou vereisen, dat een grotere druk in de stuurkamer 33 wordt gebruikt om de zuiger 29 omlaag te bewegen, hetgeen echter geen groot probleem vormt.
Uiteraard moeten drukken van de gewenste hoogte in de vereffeningskamer en de stuurkamer worden onderhouden, 15 waarbij geen vloeistofopsluiting mag optreden, die een beweging van de zuigers tegen de drukvloeistof in zou verhinderen. Het is gebruikelijk in systemen van deze soort om een besturingssysteem aan het oppervlak toe te passen, dat een accumulator met een gaskussen daarin heeft, waarbij het 20 besturingssysteem de gewenste druk in de accumulator onderhoudt.. Met een oppervlakte-apparatuur van dit conventionele type kan de stuurzuiger 29 al naar nodig is heen en weer worden bewogen, waarbij door de toepassing van de accumulator geen gevaar bestaat van een vloeistofopsluiting, die 25 zulk een beweging zou verhinderen. Omdat de stuurkamer en de vereffeningskamer in dat geval onder een druk worden gehouden, die groter is dan de hydrostatische druk van de vloeistofkolom tussen de beproevingsinrichting en het oppervlak, wordt in dat geval het normale accumulatorcircuit ge-30 bruikt om in de vereffeningsleiding en in de.stuurleiding de druk in stand te houden.
Uiteraard kunnen andere soorten van besturingssystemen worden toegepast, zoals drukontlastingskleppen, die de gewenste druk in stand houden, terwijl zij de doorgang 35 van de door de beweging van.de zuiger verplaatste vloeistof hoeveelheid toestaan. Dergelijke apparatuur is in de tekening niet afgeheeld, maar is op zichzelf wel bekend voor toepassing bij beproevingsinrichtingen van de onderhavige soort.
820 1 756 < -28-
Als de beproevingsinrichting gebruik maakt van de i terugslagklep 53, wordt de druk onder dit punt opgesloten bij verwijdering van het bovenste deel van de inrichting.
Als dit bovenste deel wordt verwijderd, terwijl de veilig-5 heidsafsluiter in de open stand Wordt gehouden, zal de terugslagklep, als deze sluit en vloeistofverlies uit het kanaal blokkeert, de veiligheidsafsluiter in de open stand houden. Als de veiligheidsafsluiter moet worden gesloten, dient eerste de overdruk in de vereffeningskamer te worden 10 afgelaten om de veiligheidsafsluiter te sluiten voordat het bovenste deel van de inrichting wordt verwijderd. Als deze volgorde van handelingen wordt gevolgd zijn zowel de veiligheidsaf sluiter als de afsluiters in de inrichting zelf gesloten wanneer het bovenste deel van de inrichting wordt 15 verwijderd.
Als in een noodtoestand de blinde rammen boven de inrichting gesloten worden om de buiskolom, die'de inrichting met het oppervlak verbindt, door te snijden, worden tevens alle naar het oppervlak voerende leidingen doorge-20 sneden, waardoor de druk in de stuurkamer en in de vereffeningskamer wegvalt.. Dit heeft, tot gevolg, dat zowel de veiligheidsaf sluiter als de afsluiters in de inrichting zelf naar de sluitstand bewegen.
820 1 756

Claims (20)

1. Beproevingsinrichting voor een onder water gelegen boorput bestemd om in een eruptie-afsluiterserie te worden opgehangen, gekenmerkt door een buisvormig klephuis, waarin een cilinder 5 is gevormd, een in de cilinder verschuifbare zuiger, die onder de werking staat van een zich tussen de zuiger en een veersteun in de cilinder uitstrekkende veer, welke de zuiger in éên richting drukt, 10 een zich axiaal door het huis uitstrekkend doorstroomkanaal, waarvan een deel radiaal binnenwaarts van de veer ligt, een aan de veerzijde van de zuiger liggend eerste kleporgaan, dat zich althans ten dele in het door de 15 veer omsloten deeL van het doorstroomkanaal bevindt en dat aan de zuiger is verbonden, zodat het kleporgaan afhankelijk van de verplaatsing van de zuiger de stroom door het door-stroomkanaal beheerst, een stuurmediumkanaal, dat zich vanaf de van 20 de veer afgekeerde zijde van de zuiger door een huisdeel van de inrichting uitstrekt, een insteekkoppelstuk, dat door vergrendelings-middelen losneembaar aan het klephuis vastzetbaar is, en een stuurmediumkanaal in het koppelstuk, dat 25 met het stuurmediumkanaal in het huisdeel in verbinding staat als het koppelstuk aan het klephuis is vergrendeld*
2* Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het insteekkoppelstuk afdichtingsringen draagt, die ter weerszijden van de verbinding tussen de bei-30 de stuurmediumkanalen tegen het huis afdichten, waarbij in een tussen de afdichtingsringen gelegen rechthoekige groef in het koppelstuk een C-ring is aangebracht.
3. Beproevingsinrichting voor een onder water gelegen boorput bestemd om in een eruptie-afsluiterserie te 35 worden opgehangen, gekenmerkt door een buisvormig klephuis, waarin een cilinder is gevormd,, die van een veersteun is voorzien, een in de cilinder verschuifbare zuiger, 8 2 0 1 7 5 6 -30- een buisvormige zuigerstang, die zich vanaf de zuiger naar de veersteun toe uitstrekt en op enige afstand radiaal binnenwaarts van de cilinder ligt zodat een ringvormige ruimte is gevormd, 5 een tussen de veersteun en de zuiger in de ge noemde ringvormige ruimte geplaatste veer, een eerste kleporgaan, dat radiaal binnenwaarts van de buisvormige zuigerstang is aangebracht en dat aan de zuigerstang is verbonden zodat het kleporgaan afhankelijk 10 van de verplaatsing van de zuiger de stroom door het doör-stroomkanaal van de inrichting beheerst, een stuurmediumkanaal , dat zich vanaf de van de veer afgekeerde zijde van de zuiger door een huisdeel van de inrichting uitstrekt, 15 een insteekkoppelstuk, dat door vergrendelings- middelen. losneembaar aan het klephuis vastzetbaar is, en een stuurmediumkanaal in het koppelstuk, dat met het stuurmediumkanaal in het huisdeel in verbinding staat als het koppelstuk aan het klephuis is vergrendeld.
4. Inrichting volgens conclusie 3, m e t het kenmerk, dat in het klephuis een gesloten drukruimte is. gevormd, waarbij da aan de druk in deze ruimte onderworpen zuiger da zuigerstang naar de stand tracht te drukken, waarin deze het kleporgaan sluit.
5. Inrichting volgens een der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat vanaf het huis een buis omlaag steekt, waarin een vanaf het wateroppervlak hydraulisch bestuurde veiligheidsafsluiter is ondergebracht, waarbij een hydraulisch kanaal voor de toevoer van werkdruk 30 aan de veiligheidsafsluiter zich vanaf deze afsluiter naar een poort in het huis uitstrekt en Waarbij het huis is voorzien van middelen voor de verbinding van deze poort met het stuurmediumkanaal.
6. Inrichting volgens conclusie 1, 2, 3 of 4, 35 met het kenmer k, dat in het huis een poort is aangebracht en het huis is voorzien van middelen voor de verbinding van deze poort met het stuurmediumkanaal.
7. Inrichting volgens conclusie 1, 2, 3 of 4, met het kenmerk, dat vanaf het huis een gladde 40 verbindingsbuis omlaag loopt, in de wand waarvan een kanaal 8201756 -31 — is aangebracht, waarbij het huis is voorzien van middelen voor het verbinden van dit kanaal met het stuurmediumkanaal, en dat aande; verbindingsbuis een als een gegroefde buishanger uitgevoerd omlaag stekend koppelstuk vastzit, 5 dat is voorzien van een poort en middelen voor het verbinden van de poort en het kanaal in de verbindingsbuis en vanaf welk koppelstuk een buis omlaag loopt, waarin een vanaf het wateroppervlak hydraulisch bestuurde veiligheidsafsluiter is ondergebracht, waarbij vanaf de veiligheidsafsluiter naar 10 de poort in het koppelstuk een kanaal loopt, waardoor druk-vloeistof aan de veiligheidsafsluiter kan worden toegevoerd.
8. Inrichting volgens conclusie 3, gekenmerkt door in de genoemde ringvormige ruimte aangebrachte afdichtingsmiddelen ter vorming van een vereffeningskamer, 15 vanaf welke kamer een vereffeningsvloeistofkanaal door het huis is gevoerd, dat met een vereffeningsvloeistofkanaal in het insteekkoppelstuk in verbinding staat als dit koppelstuk aan het klephuis is vergrendeld.
9. Inrichting volgens conclusie 8, m e t het 20 kenmerk, dat alle aan de door de inrichting stromende vloeistof blootgestelde dynamische afdichtingen tevens aan de druk in de vereffeningskamer of in de vereffeningsvloei-stofkanalen zijn blootgesteld, zodat bij een fout in een dynamische afdichting de vereffeningskamer wordt onderworpen 25 aan de druk van de door de inrichting stromende vloeistof.
10. Inrichting volgens conclusie 8, m e t het kenmerk, dat een terugslagklep het uitstromen van vloeistof uit de vereffeningskamer verhindert als het insteekkoppelstuk van het klephuis wordt verwijderd, waarbij de terug- 30 slagklep door het koppelstuk van zijn zitting wordt gedrukt als het koppelstuk aan het klephuis wordt bevestigd.
11. Inrichting volgens conclusie 8, m e t het kenmerk, dat in het klephuis een gesloten drukruimte is gevormd, waarbij de aan de druk in deze ruimte onderworpen 35 zuiger de zuigerstang naar de stand tracht te drukken, waarin deze het kleporgaan sluit.
12. Inrichting volgens conclusie 8, m e t het kenmerk, dat het insteekkoppelstuk afdichtingsringen draagt, die ter weerszijden van de verbinding tussen de bei- 40 de stuurmediumkanalen tegen het huis afdichten, waarbij in 8201756 t -32- > een tussen de afdichtingsringen gelegen rechthoekige groef in het koppelstuk een C-ring is aangebracht.
13. Inrichting volgens conclusie 8, m e t het kenmerk, dat het huis is voorzien van een boven 5 het eerste kleporgaan aangebracht tweede kleporgaan en van middelen om dit tweede kleporgaan naar de gesloten stand te bewegen, waarbij het· insteekkoppelstuk een klepbedienings-orgaan draagt, dat het tweede kleporgaan naar de open stand kan bewegen en dat naar een vrijgeefstand verplaatsbaar is 10 om het mogelijk te maken, dat het tweede kleporgaan door de genoemde drukmiddelen naar de gesloten stand wordt bewogen.
14. Inrichting volgens conclusie 13, m e t het kenmerk, dat het klepbedieningsorgaan is onder worpen aan de druk in de stuur- en vereffeningsvloeistof- 15 kanalen in het insteekkoppelstuk, waarbij het eerste kleporgaan door een kogelklep wordt gevormd, waarbij in het klep-huis een gesloten drukruimte is gevormd en een aan de druk in deze ruimte onderworpen zuiger de zuigerstang naar de klep— sluitstand tracht te drukken, zodanig, dat het eerste klep- 20 orgaan wordt gesloten en daarbij een daardoorheen lopende leiding doorsnijdt voordat het tweede kleporgaan wordt gesloten .
15. Inrichting volgens één der conclusies 8-14, met het kenmerk, dat vanaf het huis een buis 25 omlaag steekt, waarin een vanaf het wateroppervlak hydraulisch bestuurde veiligheidsafsluiter is ondergebracht, waarbij een hydraulisch kanaal voor de toevoer van werkdruk aan de veiligheidsafsluiter zich vanaf deze afsluiter naar een poort in het huis uitstrekt en waarbij het huis van middelen 30 is voorzien voor de verbinding van deze poort met het stuurmediumkanaal- of vereffeningsvloeistofkanaal.
16. Inrichting volgens één der conclusies 8-14, met het kenmerk, dat het huis is voorzien van een poort en van middelen voor het verbinden van deze poort 35 met het stuurmediumkanaal of het vereffeningsvloeistofkanaal.
17. Inrichting volgens één der conclusies 8-14, met het kenmerk, dat vanaf het huis een gladde verbindingsbuis omlaag loopt, in de wand waarvan een kanaal is aangebracht, waarbij het huis is voorzien van middelen 40 voor het verbinden van dit kanaal met het stuurmediumkanaal 8201756 -33- of vereffeningsvloeistofkanaal, en dat aan de verbindingsbuis een als een gegroefde buishanger uitgevoerd omlaag stekend koppelstuk vastzit, dat is voorzien van een poort en middelen voor het verbinden 5 van de poort en het kanaal in de verbindingsbuis en vanaf welk koppelstuk een buis omlaag loopt, waarin een vanaf het wateroppervlak hydraulisch bestuurde veiligheidsafsluiter is ondergebracht, waarbij vanaf de veiligheidsafsluiter naar de poort in het koppelstuk een kanaal loopt, waardoor druk- 10 vloeistof aan de veiligheidsafsluiter kan worden toegevoerd.
18. Doorstroombesturingssysteem, gekenmerkt door een beproevingsinrichting voor een onder water gelegen boorput voorzien van losneembaar verbonden bovenste 15 en onderste secties. afsluitermiddelen in de onderste sectie, een in de inrichting ondergebrachte zuiger voor de bediening" van de afsluitermiddelen,. een hydraulisch kanaalsysteem in de inrichting,. 20 dat in verbinding staat met de zuiger en met een tot de buitenzijde van de inrichting toegang gevende poort,. een vanaf de onderste sectie van de inrichting omlaagstekende buis, een hydraulisch bestuurde veiligheidsafsluiter in deze buis, en 25 een kanaal , dat de poort en de veiligheids afsluiter verbindt.
19. Systeem volgens conclusie 18, m e t het kenmerk, dat het hydraulische kanaalsysteem een stuur-drukkanaal en een vereffeningsdrukkanaal omvat, waarbij de 30. poort met hét stuurdrukkanaal of het vereffeningsdrukkanaal in verbinding staat.
20. Systeem volgens conclusie 18 of 19, m e t het kenmerk, dat de buis een gladde verbindingsbuis vormt, die vanaf de onderste sectie van de inrichting om- 35 laag steekt en in de wand waarvan een kanaal is gevormd, aan welke buis een als een gegroefde hanger uitgevoerde koppeling hangt, die is voorzien van een tweede poort en van middelen voor de verbinding van deze tweede poort en het doorstroomkanaal van de verbindingsbuis, waarbij dit door- 40 stroomkanaal van de verbindingsbuis, de tweede poort en de 8201756 ) -34- verbindingsmiddelen daartussen een onderdeel van het kanaal-systeem vormen. 8201756
NL8201756A 1981-04-29 1982-04-28 Beproevingsinrichting voor een onder water gelegen boorput. NL190732C (nl)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US25868981A 1981-04-29 1981-04-29
US25868981 1981-04-29
US32992081 1981-12-11
US06/329,920 US4494609A (en) 1981-04-29 1981-12-11 Test tree

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8201756A true NL8201756A (nl) 1982-11-16
NL190732B NL190732B (nl) 1994-02-16
NL190732C NL190732C (nl) 1994-07-18

Family

ID=26946809

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8201756A NL190732C (nl) 1981-04-29 1982-04-28 Beproevingsinrichting voor een onder water gelegen boorput.

Country Status (12)

Country Link
US (1) US4494609A (nl)
AU (5) AU547815B2 (nl)
BR (1) BR8202455A (nl)
CA (1) CA1165230A (nl)
DK (1) DK191282A (nl)
ES (2) ES511503A0 (nl)
FR (1) FR2504972B1 (nl)
GB (2) GB2097444B (nl)
GR (1) GR75994B (nl)
NL (1) NL190732C (nl)
NO (3) NO821404L (nl)
SG (1) SG69186G (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN113202470A (zh) * 2021-05-11 2021-08-03 中交广州航道局有限公司 一种水下凿岩施工参数现场试验方法

Families Citing this family (37)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4726424A (en) * 1985-04-17 1988-02-23 Raulins George M Well apparatus
GB2173840B (en) * 1985-04-17 1988-07-13 Norward Energy Services Ltd Well apparatus
US4658904A (en) * 1985-05-31 1987-04-21 Schlumberger Technology Corporation Subsea master valve for use in well testing
GB8617698D0 (en) * 1986-07-19 1986-08-28 Graser J A Wellhead apparatus
US4732214A (en) * 1987-01-12 1988-03-22 Baker Oil Tools, Inc. Subsea production test valve assembly
US4886113A (en) * 1988-03-11 1989-12-12 Otis Engineering Corporation Positive indication shear ring
US4880060A (en) * 1988-08-31 1989-11-14 Halliburton Company Valve control system
US5050839A (en) * 1989-02-15 1991-09-24 Otis Engineering Corporation Valve
US4860991A (en) * 1989-04-06 1989-08-29 Camco, Incorporated Safety valve
GB2267920B (en) * 1992-06-17 1995-12-06 Petroleum Eng Services Improvements in or relating to well-head structures
US5284209A (en) * 1992-08-19 1994-02-08 Halliburton Company Coiled tubing cutting modification
US5551665A (en) * 1994-04-29 1996-09-03 Halliburton Company Ball valve with coiled tubing cutting ability
FR2726858A1 (fr) * 1994-11-14 1996-05-15 Schlumberger Services Petrol Appareil obturateur de train de tiges d'essai, pour puits petrolier sous-marin tube
GB9509547D0 (en) * 1995-05-11 1995-07-05 Expro North Sea Ltd Completion sub-sea test tree
GB9511386D0 (en) * 1995-06-06 1995-08-02 Petroleum Eng Services Improvements relating to ball valves
GB9514510D0 (en) * 1995-07-15 1995-09-13 Expro North Sea Ltd Lightweight intervention system
CA2279646C (en) 1997-02-03 2006-01-17 Bj Services Company, U.S.A. Deployment system and apparatus for running bottomhole assemblies in wells, particularly applicable to coiled tubing operations
US6026905A (en) * 1998-03-19 2000-02-22 Halliburton Energy Services, Inc. Subsea test tree and methods of servicing a subterranean well
US6102125A (en) * 1998-08-06 2000-08-15 Abb Vetco Gray Inc. Coiled tubing workover riser
US6173785B1 (en) 1998-10-15 2001-01-16 Baker Hughes Incorporated Pressure-balanced rod piston control system for a subsurface safety valve
US6253854B1 (en) * 1999-02-19 2001-07-03 Abb Vetco Gray, Inc. Emergency well kill method
US7234527B2 (en) * 2002-07-03 2007-06-26 Halliburton Energy Services, Inc. System and method for fail-safe disconnect from a subsea well
US8016035B2 (en) * 2003-10-27 2011-09-13 Baker Hughes Incorporated Chemical injection check valve incorporated into a tubing retrievable safety valve
US7748465B2 (en) * 2006-09-09 2010-07-06 Rattler Tools, Llc Production tubing hydraulic release mechanism and method of use
US7694742B2 (en) 2006-09-18 2010-04-13 Baker Hughes Incorporated Downhole hydraulic control system with failsafe features
US7591317B2 (en) * 2006-11-09 2009-09-22 Baker Hughes Incorporated Tubing pressure insensitive control system
GB2472329B (en) * 2008-03-14 2011-06-15 Schlumberger Holdings Subsea well production system
US20110005770A1 (en) * 2009-05-04 2011-01-13 Schlumberger Technology Corporation Subsea control system
US8839868B2 (en) * 2009-10-02 2014-09-23 Schlumberger Technology Corporation Subsea control system with interchangeable mandrel
US9163473B2 (en) 2010-11-20 2015-10-20 Halliburton Energy Services, Inc. Remote operation of a rotating control device bearing clamp and safety latch
US8739863B2 (en) 2010-11-20 2014-06-03 Halliburton Energy Services, Inc. Remote operation of a rotating control device bearing clamp
US9091136B2 (en) * 2011-06-02 2015-07-28 Schlumberger Technology Corporation Subsea safety valve system
EP2568109B1 (en) * 2011-09-06 2015-02-25 Vetco Gray Inc. Ball valve assembly
US10316603B2 (en) * 2016-06-22 2019-06-11 Schlumberger Technology Corporation Failsafe valve system
US10900314B2 (en) * 2017-12-21 2021-01-26 Spoked Solutions LLC Riser system
GB201820356D0 (en) * 2018-12-13 2019-01-30 Expro North Sea Ltd Methodology for analysis of valve dynamic closure performance
US11965394B1 (en) * 2023-08-25 2024-04-23 Halliburton Energy Services, Inc. Subsea test tree fast ball actuation with low pressure pump through capability

Family Cites Families (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3411576A (en) * 1965-07-02 1968-11-19 Otis Eng Co Well tools
US3509913A (en) * 1967-07-25 1970-05-05 Hydril Co Rotary plug well safety valve
US3870101A (en) * 1973-04-25 1975-03-11 Baker Oil Tools Inc Removable subsea production test valve assembly
US3967647A (en) * 1974-04-22 1976-07-06 Schlumberger Technology Corporation Subsea control valve apparatus
US4116272A (en) * 1977-06-21 1978-09-26 Halliburton Company Subsea test tree for oil wells
US4234043A (en) * 1977-10-17 1980-11-18 Baker International Corporation Removable subsea test valve system for deep water
US4253525A (en) * 1978-07-31 1981-03-03 Schlumberger Technology Corporation Retainer valve system
US4215355A (en) * 1978-11-24 1980-07-29 Gould Inc. Improved electrographic recording apparatus employing an improved drive circuit
US4733531A (en) * 1986-03-14 1988-03-29 Lockheed Missiles & Space Company, Inc. Liquid-propellant management system with capillary pumping vanes

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN113202470A (zh) * 2021-05-11 2021-08-03 中交广州航道局有限公司 一种水下凿岩施工参数现场试验方法

Also Published As

Publication number Publication date
SG69186G (en) 1987-03-27
AU562539B2 (en) 1987-06-11
GR75994B (nl) 1984-08-03
GB2097444A (en) 1982-11-03
FR2504972A1 (fr) 1982-11-05
NO821404L (no) 1982-11-01
NO852440L (no) 1982-11-01
AU4871885A (en) 1986-02-13
AU556256B2 (en) 1986-10-30
AU4871785A (en) 1986-02-13
AU4871985A (en) 1986-02-13
US4494609A (en) 1985-01-22
AU8104182A (en) 1982-11-04
FR2504972B1 (fr) 1986-08-22
AU556255B2 (en) 1986-10-30
ES8307980A1 (es) 1983-08-01
ES521907A0 (es) 1984-04-01
AU556257B2 (en) 1986-10-30
NL190732B (nl) 1994-02-16
DK191282A (da) 1982-10-30
CA1165230A (en) 1984-04-10
GB2147643B (en) 1986-03-26
BR8202455A (pt) 1983-04-12
NL190732C (nl) 1994-07-18
AU4871685A (en) 1986-02-13
GB2147643A (en) 1985-05-15
GB2097444B (en) 1986-03-26
ES511503A0 (es) 1983-08-01
AU547815B2 (en) 1985-11-07
GB8427623D0 (en) 1984-12-05
ES8404007A1 (es) 1984-04-01
NO852443L (no) 1982-11-01

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8201756A (nl) Beproevingsinrichting voor een onder water gelegen boorput.
US4260021A (en) Plug catcher tool
EP0204619B1 (en) Subsea master valve for use in well testing
US5180015A (en) Hydraulic lockout device for pressure controlled well tools
EP1270870B1 (en) Blow out preventer testing apparatus
US5012871A (en) Fluid flow control system, assembly and method for oil and gas wells
US4270610A (en) Annulus pressure operated closure valve with improved power mandrel
US5022427A (en) Annular safety system for gas lift production
US3870101A (en) Removable subsea production test valve assembly
US3955623A (en) Subsea control valve apparatus
US4311197A (en) Annulus pressure operated closure valve with improved reverse circulation valve
US4319634A (en) Drill pipe tester valve
US3457991A (en) Well tools
US4473122A (en) Downhole safety system for use while servicing wells
GB2340156A (en) Retainer valve
US3568715A (en) Well tools
US4319633A (en) Drill pipe tester and safety valve
US3870104A (en) Subsurface safety valve well tool operable by differential annular pressure
GB2048982A (en) Oil well testing string bypass valve
US4445571A (en) Circulation valve
US4420045A (en) Drill pipe tester and safety valve
US4421172A (en) Drill pipe tester and safety valve
US4276937A (en) Well safety system
US3494421A (en) Method of installing a wellhead system
US4560004A (en) Drill pipe tester - pressure balanced

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V4 Discontinued because of reaching the maximum lifetime of a patent

Free format text: 20020428