NL8201120A - Werkwijze en inrichting voor het kweken van planten. - Google Patents

Description

-1- 22426/CV/tl

Korte Aanduiding: Werkwijze en inrichting voor het kweken van planten.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het kweken 5 van planten in afgesloten ruimtes,waarbij de planten in boven elkaar gelegen lagen zijn opgesteld en worden belicht met behulp van kunstmatige lichtbronnen.

Er is reeds voorgesteld om zaailingen of kleine planten in afge-slotenmimtes imstellingen in boven elkaar gelegen bedden op te kwelen, 10 waarbij de planten met behulp van kunstmatige lichtbronnen w>rden belicht. De vele vruchten dragende planten,zoals bijvoorbeeld tomatenplan- · ten ,komkommers, aardbeien en dergelijke worden echter nog in kassen en/of in de buitenlucht gekweekt,waarbij afhankelijk van de aard van de planten de vruchten dragende takken op de grond rusten of 15 langs staken of draden of dergelijke omhoog worden geleid.Bij het kweken in de buitenlucht is men geheel van de klimatologische omstandigheden afhankelijk. Dit is in mindere mate het geval bij het kweken in kassen, maar ook bij het kweken in kassen is een goede klimaatbeheersing slechts ten koste van veel energie toch maar in beperkte mate mogelijk.

20 Met de uitvinding wordt nu beoogd een werkwijze te verkrijgen,waar bij ook vruchten dragende planten op economisch en doelmatige wijze in afgesloten ruimtes onder kunstmatig licht kunnen worden gekweekt.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat de wortel-kluiten van de vruchten dragende planten worden ondersteund in een na-25 tuurlijke of kunstmatige voedingsbodem bevattende houders,waarbij de opstelling van de houders zodanig is,dat de takken van de planten zich vrij naast de houders,zowel op eenzelfde, een hoger en/of een lager niveau dan de houders kunnen uitstrekken. De takken van de planten kunnen zich dus vanaf de houders vrij uitstrekken,waarbij indien de planten zeer lange 30 takken hebben, men de takken doelmatig in althans in hoofdzaak horizontale richting langs geleidingsorganen kan leiden. Bij planten met kortere takken,zoals bijvoorbeeld aardbeien of dergelijke gewassen kan men de takken aan weerszijden van de houders laten afhangen.

Door toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding kan men de 35 gewassen in een groot aantal althans in hoofdzaak horizontale lagen boven elkaar kweken in ruimtes,waarin optimale klimatologische omstandigheden 8201120 -2- 22426/CV/tl 4' Ί, » heersen,zodat een bijzonder goed product kan worden verkregen.Daarbij is ook het oqpten van de vruchten gemakkelijk tussen de hoven elkaar gelegen lagen te bewerkstelligen,in het bijzonder daar de vruchten de neiging hebben om onder de invloed van de zwaartekracht vanaf de takken 5 naar beneden af te gaan hangen,terwijl het blad van de planten de neiging zal hebben om zich uit te gaan strekken in de richting van de boven de planten opgestelde lichtbronnen,waardoor tijdens de groei als het ware automatisch eenscheiding tussen blad en vruclten wordt bewerkstelligd.

Een bijzonder doelmatige inrichting voor het uitvoeren van bovenge-10 noemde werkwijze,welke is voorzien van een stelling waarin op regelmatige afstanden boven elkaar lichtbronnen zijn aangebracht omvat volgens de uitvinding op verschillende niveau's in de stelling een open structuur vormende dragers, ,die ieder zijn verbonden met althans een houder voor het opnemen van een plant.

15 De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van enige in bijgaande figuren schematisch weergegeven uitvoeringsvoor-beelden van een inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 1 toont schematisch een aanzicht op een deel van een stelling, welke in een afgesloten ruimte kan zijn opgesteld.

20 Fig. 2 toont een aanzicht op een aantal in de stelling naast elkaar opgestelde dragers,gezien volgens de pijl II in fig.1,

Fig. 3 toont op grotere schaal een doorsnede over een drager,gezien volgens de lijn III -III in fig.1.

Fig.4 toont een bovenaanzicht op een aantal dragers volggns een 25 verder uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding.

Bij toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding zal het kweken van de gewassen plaatsvinden in afgesloten cellen,waarin men het klimaat kan beheersen,door regeling van temperatuur, vochtigheid,luchtverversing en dergelijke.

30 De in fig.1 weergegeven stelling omvat een aantal verticaal staande kolommen l,die dienst doen ter ondersteuning van hoekijzers 2,die op regelmatige afstand boven elkaar zijn opgesteld,zodanig dat de horizontaal gelegen benen van twee tegenover elkaar gelegen hoekijzers steeds naar elkaar toe zijn gericht,zoals uit fig.1 duidelijk zal zijn.

35 Ter hoogte van ieder stel op eenzelfde niveau gelegen hoekijzers 2 zijn zich loodrecht op de lengterichting van de hoekijzers 2 uitstrekken- 820112σ » -3- 22426/CV/tl de door stangen gevormde dragers 3 aangebracht,welke aan een uiteinde zijn bevestigd aan een op een hoekijzer 2 rustende houder 4 en aan het andere uiteinde aan een op het andere hoekijzer rustende steun 5.

Zoals in fig.3 is weergegeven kan de houder zijn voorzien van een 5 aansluitstomp 6,waarop een leiding voor de toevoer van al dan geen voedingsmiddelen bevattend water lan worden aangesloten. Zoals verder in het bijzonder duidelijk uit fig.3 blijkt zijn aan de drager 3 op regelmatige afstand van elkaar V-vormige strippen op steunen 7 bevestigd.

Zoals verder in fig. 1 is weergegeven zijn tussen de boven elkaar 10 gelegen lagen van naast elkaar opgestelde dragers 3 lichtbronnen ,bij-voorbeeld in de vorm van buislampen 8 aangebracht,boven welke lichtbronnen reflecterende kappen 9 kunnen zijn aangebracht.

De boven omschreven uitvoering is in het bijzonder geschikt voor het telen van vrucht dragende gewassen,zoals tomatenplanter, komkommer-15 planten of dergelijke.De wortelkluit van de desbetreffende plantkan daarbij zijn opgenomen in de houder 4,welke een natuurlijke of kunstmatige voedingsbodem bevat. De takken van de plant zullen onder invloed van de zwaartekracht in horizontale richting doorgroeien,waarbij zij kunnen worden geleid langs de op de desbetreffende houder 4 aansluitende 20 drager 3. Daarbij voorkomen de zich omhoog uitstrekkende vleugels 7 dat de takken van de drager 3 afglijden.

Het blad van de plant zal de neiging hebben om zich op te richten in de richting van de lichtbron,terwijl de vruchten onder invloed van de zwaartekracht naar beneden zullen afhangen,zodat als het ware automatisch 25 een scheiding tussen blad en vruchten wordt verkregen hetgeen het oogsten van de vruchten aanzienlijk zal vergemakkelijken.

Bij voorkeur zijn de dragers 3 losneembaar met de houders 4 verbonden. Dientengevolge wordt de mogelijkheid verkregen om voor het eerste opkweken van de planten de houders 4 bijvoorbeeld dihtnaast elk-30 kaar in een cel op te stellen voor het opkweken van ée planten tot in een bepaald groeistadium,waarna de dragers 3 met de houders 4 kunnen worden verbonden en de zo verkregen samenstellen op de in de fig.1 en 2 weergegeven wijze in daartoe geeigende rekken kunnen worden opgesteld.

De afstand tussen de houders 4 en de drager 3 in horizontale rich-35 ting (fig.2) kan men eveneens aanpassen aan het soort en de groei van de planten,waarbij bijvoorbeeld tijdens de eerste fase van de groei de dragers verhoudingsgewijs dichtbij elkaar kunnen worden opgesteld,ter- 8201120 9 -4- 22426/CV/tl wijl in een latere fase van de groei de afstand tussen de dragers wordt vergroot en daarbij een aantal uit het desbetreffende rek verwijderde dragers in een ander rek worden opgenomen.

Bij sommige gewassen treed het verschijnsel op ,dat de zone waarin 5 de te oogsten vruchten zich bevinden geleidelijk opschuift in een van de wortelkluit afgekeerde richting. Bij toepassing van de hierboven beschreven inrichting en werkwijze kan men bij dergelijke planten als volgt te werk gaan. De plant ,welke opgroeit in de met de drager 3 verbonden houder 4 zal langs de drager 3 worden geleid en daarbij zal de zone waarin 10 de te oogsten vruchten zich bevinden zich als het ware ,gezien in fig.1 langs de drager 3 naar rechts verplaatsen. Indien deze zone daarbij op een behaalde afstand van de houder 4 is gekomen kan men naast de desbetreffende houder 4 een nieuwe houder met een jonge plant opstellen,en de takken van deze jonge plant weer langs de genoemde drager 3 leiden.

15 De vruchten van de jonge plant zullen daarbij het eerst rijpen in een zone gelegen nabij de houders 4,terwijl de vruchten van de oudere plant rijpen in een zone op grotere ; afstand van de houders 4. Zo kan men steeds doorgaan en eventueel na verloop van tijd de oudste plant verwijderen en weer vervangen door een jonge plant,zodat men als het ware steeds over 20 de gehele lengte van de drager 3 vruchten kan oogsten. Dit kan mede gewaarborgd worden,doordat men in gesloten cellen werkt,waar men de klimatologische omstandigheden optimaal kan houden.

Voor die gevallen,waarbij de vruchten dragende planten slechts betrekkelijk kleine takken krijgen,zoals bijvoorbeeld bij aardbeiplanten 25 of dergelijke kan men de in fig.4 weergegeven dragers 10 toepassen, welke dragers aan hun uiteinden zijn voorzien van steunen 11 ter ondersteuning van de dragers op de hoekijzers 2. Aan de dragers 1P zijn op regelmatige afstand van elkaar : houders 12 bevestigd,welke een al dan niet natuurlijke voedingsbodem bevatten voor de wortelkluiten van 30 de planten. De planten kunnen in deze houders worden geplaatst en de takken van de planten zullen vanaf de buitaomtrek van de houders naar beneden afhangen.

Bij voorkeur brengt men de houders zodanig op de dragers aan,dat de afstand tussen de houders instelbaar is,terwijl de houders 12 tevens ge-35 makkelijk van de dragers 10 te verwijderen zijn,zodat steeds voor een zo optimaal mogelijke afstand tussen de houders kan worden zorg gedragen afhankelijk van de groei van de planten. Ook hierbij zal het oogsten van de vruchten gemakkelijk uit te voeren zijn,daar de de vruchten dragende takken vrij afhangen en dus gemakkelijk bereikbaar zijn.

82 0 1 1 20 -5- 22426/CV/tl

Door toepassing van de boven oraschreven werkwijze en inrichting kan ook de teelt van vruchten dragende gewassen,zoals tomaten, komkommers, druiven, aardbeien en dergelijke op optimale wijze plaatsvinden in afgesloten en eventueel geïsoleerde ruimtes,waarin tegen minimale 5 energiekosten een optimaal klimaat is te handhaven ,zodat het gehele jaar door de beoogde vruchten kunnen worden gekweekt. Ook het oogsten van de vruchten kan onder optimale omstandigheden plaatsvinden,terwijl een verder voordeel van de voorgestelde werkwijze nog is gelegen in het feit,dat de vruchten niet met de grond in aanraking komen,zodat ook 10 een vervuiling van de vruchten door aanklevende grond wordt vermeden.

Tevens is men onafhankelijk van geschikte tuinbouwgrond,zodat men de gewassen steeds in de nabijheid van de afnemers kan kweken en zodoende transport van het gewas over grote afstanden kan vervallen.

Een verder belangrijk voordeel van de werkwijze volgens de uit-15 vinding is nog gelegen in het feit,dat de planten en/of de vruchten zowel van boven als van onderen en eventueel vanaf de zijkanten met behulp van een of meer lichtbronnen kunnen worden belicht.

8201120

Claims (10)

1. Werkwijze voor het kweken van planten in afgesloten ruimtes,waarbij de planten in boven elkaar gelegen lagen zijn opgesteld en worden belicht met behulp van kunstmatige lichtbronnen,met het kenmerk,dat de wortelkluiten van de vruchten dragende planten worden ondersteund in 5 een natuurlijke of kunstmatige voedingsbodem bevattende houders,waarbij de opstelling van de houders zodanig is,dat de takken van de planten zich vrij naast de houders,zowel op eenzelfde ,een hoger ;en/of lager niveau dan de houders kunnen uitstrekken.

2. Werkwipe volgens conclusie l,met het kenmerk,dat men de takken in 10 althans in hoofdzaak horizontale richting langs geleidingsorganen geleid.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk,dat men na een zekere groeitijd van een plant een jongere plant nabij deze plant opstelt en de takken van deze jongere plant in dezelfde richting geleid als die van de oudere plant.

4. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat men de planten eerst tot een zekere groei opkweekt met de houders dicht nabij elkaar opgesteld ,waarna men vervolgens de houders met de geleidingsorganen verbind en de zo van geleidingsorganen voorziene houders in meerdere boven elkaar gelegen lagen van naast elkaar opgestelde houders 20 met zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende geleidingsorganen opstelt.

5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat men de afstand tussen de houders in horizontale richting tijdens de groei van de planten regelt in afhankelijkheid van de groei van de planten.

6. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens eer der voorgaande conclusies voorzien van een stelling waarin op regelmatige afstanden boven elkaar lichtbronnen zijn aangebracht,met het kenmerk, dat op verschillende niveau’s in de stelling een open structuur vormende dragers zijn aangebracht,die ieder zijn verbonden met al-30 thans een houder voor het opnemen van een plant.

7. Inrichting volgens conclusie 6,met het kenmerk,dat een houder is bevestigd aan het uiteinde van een drager,welke,gezien in de lagterich-ting van de drager,is voorzien van op regelmatige afstand van elkaar aangebrachte en zich omhoog uitstrekkende uitsteeksels.

8. Inrichting volgens een der conclusies 6 of 7, met het kenmerk, dat een drager is voorzien van meerdere op afstand van elkaar gelegen 8201120 * -- _v <r “7- 22426/CV/tl houders.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk,dat de afstand tussen de houders instelbaar is.

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies g _ 9jmet het 5 kenmerk,dat een houder losneömbaar met de drager is verbonden. 8201120