NL8101534A - DEVICE FOR CALIBRATING METERS. - Google Patents

DEVICE FOR CALIBRATING METERS. Download PDF

Info

Publication number
NL8101534A
NL8101534A NL8101534A NL8101534A NL8101534A NL 8101534 A NL8101534 A NL 8101534A NL 8101534 A NL8101534 A NL 8101534A NL 8101534 A NL8101534 A NL 8101534A NL 8101534 A NL8101534 A NL 8101534A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
chamber
piston
meter
volume
state
Prior art date
Application number
NL8101534A
Other languages
Dutch (nl)
Original Assignee
Rockwell International Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from US06/135,191 external-priority patent/US4379991A/en
Priority claimed from US06/136,077 external-priority patent/US4365503A/en
Application filed by Rockwell International Corp filed Critical Rockwell International Corp
Publication of NL8101534A publication Critical patent/NL8101534A/en

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01FMEASURING VOLUME, VOLUME FLOW, MASS FLOW OR LIQUID LEVEL; METERING BY VOLUME
    • G01F25/00Testing or calibration of apparatus for measuring volume, volume flow or liquid level or for metering by volume
    • G01F25/10Testing or calibration of apparatus for measuring volume, volume flow or liquid level or for metering by volume of flowmeters
    • G01F25/11Testing or calibration of apparatus for measuring volume, volume flow or liquid level or for metering by volume of flowmeters using a seal ball or piston in a test loop
    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01FMEASURING VOLUME, VOLUME FLOW, MASS FLOW OR LIQUID LEVEL; METERING BY VOLUME
    • G01F25/00Testing or calibration of apparatus for measuring volume, volume flow or liquid level or for metering by volume
    • G01F25/10Testing or calibration of apparatus for measuring volume, volume flow or liquid level or for metering by volume of flowmeters
    • G01F25/15Testing or calibration of apparatus for measuring volume, volume flow or liquid level or for metering by volume of flowmeters specially adapted for gas meters

Landscapes

  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Fluid Mechanics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Testing Or Calibration Of Command Recording Devices (AREA)
  • Measuring Fluid Pressure (AREA)
  • Measuring Volume Flow (AREA)

Description

i νο 1696i νο 1696

Titel : Inrichting voor het calihreren van meters.Title: Device for calibrating meters.

De uitvinding heeft in zijn voorkeursuitvoeringsvorm betrekking op calibreringsinrichtingen voor het toetsen van de nauwkeurigheid van fluidum- en in het bijzonder gasmeters.The invention in its preferred embodiment relates to calibration devices for testing the accuracy of fluid and in particular gas meters.

»»

Bij de stand van de techniek is het Amerikaanse octrooischrift 5 185*319 een vroegtijdig voorbeeld van het gebruik van een stolpcalibre- ringsinrichting, die een stolpvormige houder of stolp omvat, die rechtlijnig in en uit een met een vloeistof, zoals olie, gevulde houder of ketel wordt bewogen. Gewoonlijk wordt een snaarschijfmechanisme gebruikt, waarbij een snaarschijf zich boven de stolp bevindt en een rond de 10 snaarschijf hangend koort met êên einde is bevestigd aan de stolp en met het andere einde aan een stel gewichten. Een leiding is verschaft vanaf de stolp naar de te toetsen meter, waarbij, wanneer de stolp naar boven wordt getrokken, een fluidum, bijvoorbeeld gas, door de meter en in de stolp wordt gezogen. Een klep is geplaatst in de leiding voor het 15 in zijn gesloten stand voorkomen van de stroming van het fluidum vanuit de meter in de ruimte, bepaald door de stolp en zijn ketel, waardoor dus de beweging van de stolp en de door de snaarschijf daaraan hangende gewichten wordt belet. Bij het openen van de klep stroomt het fluidum in de stolp, waardoor de gewichten hun kracht op de stolp kunnen uit-20 oefenen voor het zodoende opheffen daarvan. Wanneer de gewichten worden vrijgemaakt, worden het koord en dus de stolp naar boven getrokken voor het zodoende opwekken van een vacuum in de stolp, waarbij de olie een afsluiting verschaft voor het voorkomen van het anders in de stolp lekken van lucht.In the prior art, U.S. Patent 5,185,319 is an early example of the use of a bell-jar calibrator comprising a bell-shaped container or bell-jar rectilinearly in and out of a container filled with a liquid, such as oil, or boiler is moved. Typically, a pulley mechanism is used, with a pulley located above the bell and a string hanging about the pulley with one end attached to the bell and the other end to a set of weights. A conduit is provided from the bell to the meter to be tested, when, when the bell is pulled upward, a fluid, for example gas, is drawn through the meter and into the bell. A valve is placed in the conduit for preventing, in its closed position, the flow of fluid from the meter into the space defined by the bell and its kettle, thus preventing the movement of the bell and the pulley suspended therefrom weights are prevented. When the valve is opened, the fluid flows into the bell, allowing the weights to exert their force on the bell to thereby lift it. When the weights are released, the cord and thus the bell jar is pulled upward to thereby generate a vacuum in the bell jar, the oil providing a seal to prevent air from otherwise leaking into the bell jar.

25 Teneinde de hoeveelheid fluidum te bepalen, die door de meter wordt gezogen, trachtte de vroegtijdige praktijk de mate van beweging van de stolp te regelen, deze beweging te correleren met een bepaalde hoeveelheid fluidum, die door de meter zou worden gezogen, en de bekende, door de meter en in de calibreringsinrichting gezogen hoeveelheid 30 fluidum te vergelijken met het fluidum, zoals gemeten door de meter, gewoonlijk aangegeven door de schaaldragerstanden van de meter. Gangbare werkwijzen vereisten fysische metingen van de afmetingen van de stolp (stolpombanding), die lastig zijn en vatbaar voor een aantal mogelijke BADpR)GINALpgeiopen door het middelen van de niet-regelmatige, geometrische 35 diameters en de wanddikten van de stolp en door het op het oog interpo- .-.1 - 2 - ' » ! ƒ leren van de schaalmarker ingen. De geciteerde nauwkeurigheid van deze gangbare werkwijzen is op zijn best ongeveer 0,3$. Het is dus duidelijk, dat een dergelijke calibreringsinrichting met een stolp, welke de cali-breringsstandaard wan voor fluidummeters, inherent een grote mate van 5 nauwkeurigheid miste, als gevolg van de fouten, ingevoerd door (1) de ©ogwaarnemingen van de begin- en eindpunten van de stolpbeweging, (2) de oogvaamemingen van de aanduidingen door de meterschaaldrager van het eerste en het eindvolume en (3) de inherente onnauwkeurigheid van het bepalen van het volume van de stolp. De belangrijkste oorzaak van fouten 10 in deze techniek was het gevolg van de moeilijkheid van het nauwkeurig meten en bepalen van het volume van de stolp. De stolp zelf was met een zo groot mogelijke nauwkeurigheid gevormd, waarbij echter veranderingen in zijn diameter en derhalve omtrek inherent optraden. Het doen van vele metingen van de omtrek door het stolpombanden was de beste destijds 15 bedachte werkwijze voor het verkrijgen van de gemiddelde omtrek van de stolp en daaruit het volume van het cilindrische gedeelte van de stolp.In order to determine the amount of fluid drawn by the meter, early practice sought to control the amount of movement of the bell, to correlate this movement with a certain amount of fluid that would be drawn by the meter, and the known , comparing the amount of fluid drawn by the meter and into the calibrator with the fluid as measured by the meter, usually indicated by the scale carrier positions of the meter. Conventional methods required physical measurements of the bell jar (bell band binding), which are inconvenient and susceptible to a number of possible BADpR) GINALp geoopen by averaging the irregular geometrical diameters and the wall thicknesses of the bell jar. eye interpo-. - 1 - 2 - '»! ƒ learn from the scale markers. The quoted accuracy of these common methods is about 0.3 $ at best. Thus, it is understood that such a bell-jar calibrator, which has the calibration standard for fluid meters, inherently lacked a high degree of accuracy, due to the errors introduced by (1) the initial and initial observations. end points of the bell jar movement, (2) the indications of the indications by the meter scale carrier of the first and the final volume and (3) the inherent inaccuracy of determining the bell jar volume. The major cause of errors in this technique was due to the difficulty of accurately measuring and determining the volume of the bell. The bell jar itself was formed with the greatest possible precision, however, changes in its diameter and therefore circumference inherently occurred. Taking many measurements of the circumference by the bell-band tapes was the best method devised at the time to obtain the average circumference of the bell-jar and from that the volume of the cylindrical part of the bell-jar.

Het gebruik van de calibreringsinrichting met stolp heeft gedurende vele jaren voortgeduurd, waarbij verbeteringen daaraan in hoofdzaak werden aangebracht in de aard van het bepalen van de beweging van 20 de stolp en het bepalen van het fluidumvolume, dat door de meter ging.The use of the bell jar calibrator has continued for many years, improvements being made mainly in the nature of determining the bell jar movement and determining the volume of fluid passing through the meter.

Een van de vroegste voorbeelden van een automatisch- werkzaam calibre-ringsstelsel is te vinden in het Amerikaanse octrooischrift 3.050.9ÖO, dat een stolp openbaart, voorzien van optische afneemorganen voor het waarnemen van de beweging van zijn stolp wanneer deze door zijn motor 25 naar boven wordt gevoerd. Een leiding loopt vanaf de stolp naar de meter, welke leiding is voorzien van een eerste, door een solenoïde be-dienbare klep voor het regelen van de fluidumstroming vanuit de meter naar de stolp, alsmede van een tweede door een solenoïde bedienbare klep, gekoppeld aan de leiding voor het toelaten van de afvoer van het 30 fluidum uit de stolp wanneer deze terugkeert naar zijn onderste stand.One of the earliest examples of an automatic calibrating system is found in U.S. Pat. No. 3,050,910, which discloses a bell, provided with optical pickups for sensing the movement of its bell as it moves upward through its motor 25 is being fed. A conduit extends from the bell to the meter, which conduit includes a first solenoid-operated valve for controlling fluid flow from the meter to the bell, as well as a second solenoid-actuated valve coupled to the conduit for allowing the fluid to drain from the bell when it returns to its bottom position.

Tijdens bedrijf wordt de in eerste instantie met lucht gevulde stolp in zijn houder neergelaten met de neiging om lucht door de meter te drijven. Een schaaldragerwijzer aan het meterregister en bekend staande als de "calibreringsinrichtingswijzer” wordt waargenomen door middel 35 van een optisch afneemorgaan voor het starten van een toets, waarbij de ΒΑΒ£Θ¥Α6ΙΝΉρ wordt geopend onder het gesloten houden van de tweede klep teneinde een fluidumstroming vanuit de stolp door de meter mogelijk te - 3 -During operation, the initially air-filled bell is lowered into its holder with a tendency to push air through the meter. A scale carrier pointer on the meter register and known as the "calibrator pointer" is sensed through a key-start optical pickup, opening the ΒΑΒ £ Θ ¥ Α6ΙΝΉρ while keeping the second valve closed to allow fluid flow from the bell jar by the meter possible - 3 -

. v I. v I

-% r ' > V—a maken. Een automatische luchtdichtheidstoets is "beschreven, waarbij zowel de eerste inlaat als de tweede afVoerklep zijn gesloten, waarbij, wanneer de druk is opgebouwd, toetsen worden uit gevoerd op lekken in het stelsel en zijn kleppen door het meten van de in de stolp tot stand ge-5 brachte druk.-% r '> Q — a. An automatic airtightness test has been "described in which both the first inlet and the second drain valve are closed, whereby, when pressure is built up, tests are made for leaks in the system and its valves are measured by measuring the pressure in the bell jar. -5 brought pressure.

Verder stelt het Amerikaanse octrooischrift 2.987·911 een cali-breringsstelsel voor, waarin eerste en tweede temperatuursensors zijn aangebracht bij respectievelijk de uitlaten van de meter en van de ca-librèringsinrichting, waarbij het temperatuurverschil wordt berekend 10 voor hét ontwikkelen van een temperatuurvereffeningsfactor Tc, die wordt gebruikt voor het aanbrengen van een correctie in het berekende volume.Furthermore, U.S. Pat. No. 2,987,911 proposes a calibration system in which first and second temperature sensors are provided at the meter and calibrator outlets, respectively, calculating the temperature difference to develop a temperature equalization factor Tc, which is used to make a correction in the calculated volume.

. Zoals voorgesteld door het Amerikaanse octrooischrift 3.933.027, zijn pogingen ondernomen het calibreringsstelsel met een stolp te verbeteren door het automatiseren van zijn werking. Dit octrooischrift 15 stelt de plaatsing voor van een reeks waarneemvlaggen met betrekking tot zijn stolp, waarbij een optisch codeerorgaan de beweging van deze vlaggen waarneemt voor het verschaffen van aanduidingen van overeenkomstige luchtvolumes, zoals gezogen door de aan de stolp van de calibrerings-inrichting gekoppelde meter. Verder is een tweede optisch codeerorgaan 20 gekoppeld aan de schaaldrager van de meter voor het verschaffen van een uitgang als een reeks impulsen, indicatief voor het door de meter stromende volume. Bij het begin van het toetsen van de meter, wordt een poort door het eerste optische codeerorgaan in werkzame toestand gebracht voor het starten van een tel- of tijdinstelprocedure, waarbij een klok-25 signaal wordt gelegd aan een stolpklokteller en aan een meterklokteller.. As suggested by U.S. Patent 3,933,027, attempts have been made to improve the bell-jar calibration system by automating its operation. This patent 15 proposes the placement of a series of viewing flags with respect to its bell, an optical encoder detecting the movement of these flags to provide indications of corresponding air volumes, as sucked by the meter coupled to the bell of the calibrator . Furthermore, a second optical encoder 20 is coupled to the meter's scale carrier to provide an output as a series of pulses indicative of the volume flowing through the meter. At the beginning of the meter test, a gate is brought into operation by the first optical encoder to initiate a count or time setting procedure, applying a clock signal to a bell clock counter and a meter clock counter.

De poort, die de kloksignalen doorlaat naar de stolpteller wordt bij het bereiken van een bepaalde telling, overeenkomende met de bekende hoeveelheid fluïdum, zoals gezogen door de meter, dichtgedrukt. Wanneer een soortgelijke hoeveelheid fluïdum is gemeten door de meter, zoals aange-30 duid door het tweede optische codeerorgaan, wordt een signaal daarvan gelegd aan een poort voor het beëindigen van het aan de meterklokteller leggen van kloksignalen. Aan het einde zijn eerste en tweede tellingen geaccumuleerd in de stolpklok- en meterkloktellers, waarbij de verhouding daarvan gemakkelijk kan worden berekend en weergegeven op een pas-35 sende, digitale weergeving. Deze verhouding wordt geacht de meterregis-BAD ÖWÖJéJAb zijn, d.w.z. de verhouding van het feitelijke of gecalibreer-de fluidunrvolume, dat door de meter is gegaan, tot dat, gemeten door deThe gate, which transmits the clock signals to the bell counter, is pressed shut upon reaching a certain count, corresponding to the known amount of fluid as sucked by the meter. When a similar amount of fluid has been measured by the meter, as indicated by the second optical encoder, a signal thereof is applied to a gate to terminate the clocking of the meter signals. At the end, first and second counts are accumulated in the bell clock and meter clock counters, the ratio of which can be easily calculated and displayed on an appropriate digital display. This ratio is considered to be the meter regis-BAD ÖWÖJéJAb, i.e. the ratio of the actual or calibrated fluid volume that has passed through the meter to that measured by the

.·-* . I. - *. I

V * Λ t . - U - meter.V * Λ t. - U - meter.

Het Amerikaanse octrooischrift 3.937.0U8 verschaft een soortgelijke leer als het Amerikaanse octrooischrift 3.933.027 en openbaart een automatisch werkzame calibreringsinrichting met stolp, vaarin verder 5 is vervat een orgaan voor het waarnemen van de reeks impulsen, geproduceerd door de meter tijdens een cyclus van zijn werking. Het feitelijk door de meter gelopen volume wordt gemeten door een codeerorgaan, dat een reeks impulsen produceert, indicatief voor de rechtlijnige beweging van de stolp en derhalve het in of uit de stolp tijdens een toets ver-10 plaatste volume. Het codeerorgaan verschaft een reeks impulsen, indicatief voor het door de stolp verplaatste volume, welke codeerorgaanim-pulsen worden geaccumuleerd gedurende een bepaald aantal cycli van de met erwer king voor het calibreren van de met er aanduiding van het volume met een bekend fluidumvolume, verplaatst door de stolp.United States Patent 3,937,0U8 provides a similar teaching to United States Patent 3,933,027 and discloses an automatic bell-jar calibrator, further comprising means for sensing the series of pulses produced by the meter during a cycle of its operation. The volume actually passed through the meter is measured by an encoder, which produces a series of pulses, indicative of the rectilinear movement of the bell and thus the volume moved in or out of the bell during a test. The encoder provides a series of pulses, indicative of the volume moved by the bell, which encoder pulses are accumulated during a given number of cycles of the volume calibration operation with a known fluid volume displaced by the dome.

15 Het Amerikaanse octrooischrift 3.877.287 stelt een aanzienlijk andere constructie voor, waarin in plaats van de stolpvormige houder, een cilinder wordt gebruikt voor het opnemen van een zuiger, die met een geregelde snelheid door de cilinder wordt gedreven door een motor, die door een transportschroef draaibaar is gekoppeld aan de zuiger voor het 20 door de cilinder drijven daarvan wanneer de motor draait. Als gevolg wordt de zuiger met een. gelijkblijvende snelheid gedreven door de buis of cilinder met een precisieboring voor het uit de cilinder drijven van fluidum en door de te toetsen meter. Dit Amerikaanse octrooischrift stelt twee manieren voor voor het meten van de fluidumstromingssnelheid, 25 waarvan de eerste het aanbrengen omvat van een reeks gaten in een zuiger-stang, die de zuiger en de transportschroef verbindt, en het waarnemen van de beweging van de gaten langs een fotodetector. Een tweede werkwijze gebruikt een optisch codeerorgaan, gekoppeld aan de aandrijfmotor voor het verschaffen van een reeks uitgangsimpulsen, indicatief voor de 30 zuigerverplaatsing en derhalve het feitelijke uit de cilinder verplaatste fluidumvolume.US patent 3,877,287 proposes a considerably different construction, in which instead of the bell-shaped holder, a cylinder is used to receive a piston, which is driven through the cylinder at a controlled speed by a motor, which is driven by a transport screw is rotatably coupled to the piston for driving it through the cylinder when the engine is running. As a result, the piston with a. constant speed driven through the tube or cylinder with a precision bore for expelling fluid from the cylinder and through the meter to be tested. This US patent proposes two ways of measuring the fluid flow rate, the first of which involves mounting a series of holes in a piston rod connecting the piston and the conveyor screw and sensing the movement of the holes along a photo detector. A second method uses an optical encoder coupled to the drive motor to provide a series of output pulses indicative of the piston displacement and thus the actual fluid volume displaced from the cylinder.

Het Amerikaanse octrooischrift 3.631.709 openbaart eveneens een calibreringsinrichting voor meters, welke inrichting een zuiger en ci-lindermechanisme omvat, waarin de zuiger wordt gedreven via een trans-35 portschroef door een met een programma geregelde motor. Bij het in wer-g^glgUlgfyf^ien drijft de motor via de transportschroef de zuiger door de cilinder, waarbij een bekend fluidumvolume (water) door een reeks in serie - 5 -U.S. Pat. No. 3,631,709 also discloses a gauge calibrator which includes a piston and cylinder mechanism in which the piston is driven via a conveyor screw by a program-controlled motor. When in operation, the motor drives the piston through the cylinder via the screw conveyor, whereby a known volume of fluid (water) is passed through a series in series - 5 -

V'ï/ * IV'i / * I

geplaatste meters vordt gezogen. Het regelprogramma van de motor doet de zuiger met verschillende snelheden bewegen, waarbij overeenkomstige f lui dumstr omings snelheden tot stand worden gebracht door de meters voor ’e êên enkele slag van de zuiger door de cilinder. Een magneet is gekoppeld 5 aan een as, die de transportschroef en de zuiger verbindt voor het be-. dienen van.een tongschakelaar wanneer de zuiger door de cilinder wordt getrokken voor het starten van het tellen van impulsen, verkregen van een aan de motor gekoppelde eerste of hoofdimpulsgenerator 5^· De uitgang van de hoofdimpulsgenerator is een reeks impulsen, en wordt gelégd 10 aan een register voor het verschaffen van een aanduiding van de feitelijke stroming door de meters. Ook zijn optische codeerorganen gekoppeld aan elk der meters voor het verschaffen van impulssignalen aan een tweede stel registers, waarbij de gemeten waarden van de fluidumstroming, gemeten door de meters, kunnen worden geaccumuleerd en weergegeven. Het 15 standaard- of feitelijke stromingsvolume wordt bepaald als een bepaald aantal tellingen van de eerste of hoofdimpulsgenerator, waarmede de uitgang van de afzonderlijke meters vordt vergeleken. De programmarege— ling van de motor maakt het versnellen van de motor en zijn zuiger mogelijk totaan een gelijkblijvende toestand voor het begin van de meting 20 van de fluidumstroming door de meter teneinde tijdelijke verschijnselen in het fluidum tot rust te laten komen.placed meters are sucked. The engine control program causes the piston to move at different speeds, with corresponding fluid flow rates being established by the single-stroke gauges of the piston through the cylinder. A magnet is coupled to a shaft which connects the transport screw and the piston for mounting. Serve as a reed switch when the piston is pulled through the cylinder to start counting pulses obtained from a motor-coupled first or main pulse generator 5 The output of the main pulse generator is a series of pulses, and is applied to a register for providing an indication of the actual flow through the meters. Also, optical encoders are coupled to each of the meters to provide pulse signals to a second set of registers, where the measured fluid flow values measured by the meters can be accumulated and displayed. The standard or actual flow volume is determined as a predetermined number of counts from the first or main pulse generator to which the output of the individual meters is compared. The program control of the motor allows acceleration of the motor and its piston to a steady state before the start of measurement of the fluid flow through the meter to settle temporary phenomena in the fluid.

Zoals hiervoor aangeduid, heeft de stand van de techniek het automatiseren van de werkwijze van het toetsen van meters behandeld door het automatisch starten en beëindigen van het tellen van impulsen van 25 een eerste codeerorgaan, indicatief voor het standaard fluidumvolume, gezogen door de meter, alsmede het tellen van impulsen van een tweede codeerorgaan, indicatief voor het fluidumvolume, gemeten door de meter, die wordt getoetst.As indicated above, the prior art has automated the method of meter testing by automatically starting and ending counting pulses from a first encoder indicative of the standard fluid volume drawn by the meter, as well as counting pulses from a second encoder indicative of the fluid volume measured by the meter being tested.

De stand van de techniek heeft echter niet het vraagstuk behan-30 deld van het verbeteren van de grondnauwkeurigheid van de calibrerings-inrichting. Op dit punt in de ontwikkeling van de stand van de techniek zijn calibreringsinrichtingen, in het bijzonder die met een stolp, slechts in staat een nauwkeurigheid te bereiken van +0,2# onder optimale omstandigheden. Het is dus duidelijk, dat de met deze calibreringsinrich-35 tingen gecalibreerde of getoetste fluidummeters, zelf geen grotere nauw-BAD QR16i!jMid kunnen bereiken. Een van de belangrijkste redenen voor het gebrek aan uiteindelijke precisie in bestaande calibreringsinrichtingen ι \ yjr . · - 6 - is het gehrek aan precisiewerkwijzen en -inrichtingen voor het met grote nauwkeurigheid meten van het in de stolp of de cilinder, zoals geopenbaard door de hiervoor besproken octrooischriften, verplaatste volume.However, the prior art has not addressed the problem of improving the ground accuracy of the calibrator. At this point in the development of the prior art, calibrators, especially those with a bell jar, are only able to achieve an accuracy of + 0.2 # under optimal conditions. It is thus clear that the fluid meters calibrated or tested with these calibrators cannot themselves achieve greater narrow-BAD QR16 .mid. One of the main reasons for the lack of ultimate precision in existing calibrators ι \ yjr. The lack of precision methods and devices for measuring with great accuracy the volume displaced in the bell or cylinder as disclosed by the patents discussed above.

Het wordt door deze uitvinding beoogd een werkwijze en inrich— 5 ting te verschaffen voor het meten van het volume van de toetskamer van de calibreringsinrichting met een nauwkeurigheid tot êên deel in 10^. Wanneer het volume met een dergelijke nauwkeurigheid kan worden verkregen, is het nodig, zoals door deze uitvinding geleerd, te verzekeren, dat de constructie, die de kamer bevat, stijf is en niet vervorm-10 baar. In het verleden hebben de stolpvormige omsluitingen een dergelijke stijve constructie niet verschaft, zodat indien zij ongewild werden aangestoten, het inwendige volume kan worden veranderd in een mate voor het beïnvloeden van de nauwkeurigheid van de aflezingen van de calibreringsinrichting met stolp. Zoals zal worden beschreven, kiest 15 deze uitvinding voor een techniek voor het meten van het verplaat sings— volume in de kamer van de calibreringsinrichting door het opwekken van elektromagnetische golven en het bepalen van de frequentie, waarbij resonantie tot stand wordt gebracht bij eerste en tweede standen van een door het huis te drijven zuiger. Het kiezen van deze werkwijze voor het 20 meten van het volume van de houder vereist, zoals geleerd door deze uitvinding, het gebruik van een huis, voorzien van een in hoofdzaak volkomen juiste cirkelvormige cilinderuitvoering, zodat de frequenties, waarbij rezonantie tot stand wordt gebracht, scherp kunnen worden bepaald voor het zodoende bepalen van het verplaatsingsvolume in de stijve ci-25 linder. Verder werd het bij de ontwikkeling van de te beschrijven uitvinding duidelijk, dat wanneer het volume van de calibreringsinrichting met grote nauwkeurigheid was bepaald, het nodig was andere parameters, die de aanduiding van de meterregistratie of van het fluidumvolume, zoals gezogen door de meter, die wordt getoetst, met een soortgelijke 30 nauwkeurigheid te bepalen. In dit verband beoogt de uitvinding werkwijzen en inrichtingen voor het met een grote mate van nauwkeurigheid meten van de temperatuur en de druk van het fluidum in de meter en in de calibreringsinrichting, zodat met een soortgelijke mate van nauwkeurigheid een correctiefactor kan worden bepaald voor het zodoende corrigeren 35 van schommelingen in deze parameters, die aanwezig zijn in de meter, die BAtfcöRIQJMAIetst, en in de onderhavige calibreringsinrichting. Een dergelijke techniek staat in tegenstelling tot de stand van de techniek, waarin - 7 -It is the object of the present invention to provide a method and apparatus for measuring the volume of the test chamber of the calibrator with one part accuracy in 10 µm. If the volume can be obtained with such accuracy, it is necessary, as taught by this invention, to ensure that the structure containing the chamber is rigid and not deformable. In the past, the bell-shaped enclosures have not provided such a rigid construction, so that if they were accidentally nudged, the internal volume can be changed to an extent to affect the accuracy of the bell-calibrator readings. As will be described, the present invention selects a technique for measuring the displacement volume in the chamber of the calibrator by generating electromagnetic waves and determining the frequency, establishing resonance at first and second positions of a piston to be driven through the house. Choosing this method of measuring the volume of the container, as taught by this invention, requires the use of a housing having a substantially perfectly correct circular cylinder configuration so that the frequencies at which resonance is established, can be sharply determined to thereby determine the displacement volume in the rigid cylinder. Furthermore, in the development of the invention to be described, it became clear that when the volume of the calibrator was determined with great accuracy, it was necessary to use other parameters, such as the indication of the meter record or of the fluid volume, as drawn by the meter, which is tested, to be determined with a similar accuracy. In this connection, the invention aims at methods and devices for measuring the temperature and the pressure of the fluid in the meter and in the calibrator with a high degree of accuracy, so that a correction factor can be determined with a similar degree of accuracy in order to correct for fluctuations in these parameters, which are present in the meter, which BAtfcöRIQJMAI etches, and in the present calibrator. Such a technique is in contrast to the prior art, in which - 7 -

« ^ I«^ I

\ < * s een calibreringsinrichting in een voor wat betreft het milieu geconditioneerde ruimte werd geplaatst met beperkte schommelingen in de temperatuur en de druk van die ruimte. Wanneer echter de precisie, waarmede de veranderlijken moeten worden gemeten 10^ nadert, zoals bereikt door 5 de onderhavige uitvinding voor het meten van het verplaat singsvolume van de calibreringsinrichting, wordt het noodzakelijk aan te tekenen, dat deze parameters van de druk en de temperatuur in de calibreringsinrichting en in de fluidumstromingsmeter tijdens het toetsen daarvan, toch schommelen, zodat nieuwe werkwijzen en inrichtingen voor het meten 10 van de druk en temperatuur moeten worden verschaft voor het verzekeren-. van de gewenste precisie. Indien er bijvoorbeeld een fout van 5/9° C aanwezig is in de meting van de fluidumtemperatuur, kan het gevolg een fout van 0,2$ zijn in het door de calibreringsinrichting aangeduide verplaat singsvolume. Beoogd wordt, dat het onderhavige calibreringsinrich-15 tingsstelsel in staat is een aanduiding te bereiken van het volume, zoals gezogen door de meter, die wordt getoetst, tot een nauwkeurigheid van 0,004$. Met een dergelijke nauwkeurigheid kunnen dan onderzoekingen worden uitgevoerd voor het bepalen van de gevolgen van andere factoren op de meting van de fluidumstraming. Het aantal malen, dat toetsen worden 20 uitgevoerd aan een bepaalde meter, zal bijvoorbeeld de gemeten meterre-gistratie beïnvloeden. Verder wordt voorzien, dat de schommeling in de snelheid van de fluidumstroming, alsmede het volume van de fluidumstro-ming door de meter, het aangeduide gemeten volume door de meter, alsmede zijn meterregistratie, met betrekking tot zijn standaardvolume, zoals 25 gemeten door een calibreringsinrichting, zal beïnvloeden.A calibrator was placed in an environmentally conditioned room with limited fluctuations in the temperature and pressure of that room. However, as the precision with which the variables are to be measured approaches 10 ^ as achieved by the present invention for measuring the displacement volume of the calibrator, it becomes necessary to note that these parameters of the pressure and temperature are the calibrator and in the fluid flow meter during its testing nevertheless fluctuate, so that new methods and devices for measuring the pressure and temperature must be provided to ensure. of the desired precision. For example, if there is an error of 5/9 ° C in the fluid temperature measurement, the result may be an error of $ 0.2 in the displacement volume indicated by the calibrator. It is contemplated that the present calibrator system is capable of achieving an indication of the volume drawn by the meter being tested to an accuracy of 0.004%. With such accuracy, studies can then be conducted to determine the effects of other factors on fluid flow measurement. For example, the number of times that tests are performed on a particular meter will affect the meter reading measured. Furthermore, it is anticipated that the fluctuation in the velocity of the fluid flow, as well as the volume of the fluid flow through the meter, the indicated measured volume through the meter, as well as its meter registration, with respect to its standard volume, as measured by a calibrator will affect.

BAD ORIGINALBAD ORIGINAL

0 4 Π 4 RU0 4 Π 4 RU

. I. I

- 8 - t 1 > y- 8 - t 1> y

Overeenkomstig de uitvinding zijn een inrichting en een werkwijze "beschreven voor het calibreren van een metercalibreringsinrich-ting, voorzien van een kamer, die in een uitvoeringsvoorbeeld de gedaante, heeft van een in hoofdzaak volkomen recht cirkelvormige cilinder, 5 verder van een zuiger, die rechtlijnig kan bewegen vanuit een eerste stand naar een tveede stand in de kamer, en van een mee*torgaan in de ..vorm van een codeerorgaan, gekoppeld aan de zuiger voor het verschaffen van een signaal met een groot oplossend vermogen in de uitvoeringsvorm van een reeks impulsen. De kamer is gekoppeld aan een stromingsmeter, 10 die wordt getoetst. Tijdens het calibreren wordt de zuiger verplaatst naar een eerste stand en wordt elektromagnetische energie opgewekt in het volume, bepaald door de kamer en de zuiger, waarbij de frequentie van het elektromagnetische energieveld wordt veranderd voor het tot stand brengen van een toestand van een staande resonantiegolf in het 15 bepaalde voltime in de eerste zuigerstand. Het elektromagnetische veld wordt opgewekt om in een gebruikelijke toestand te zijn, zodanig gekozen, dat de elektrische en magnetische componentvelden bij zijn re-sonantietoestand in de kamer in verband staan met de afmetingen van de kamer. Vervolgens wordt- de zuiger vanuit zijn eerste naar zijn tweede 20 stand verplaatst onder het accumuleren of tellen van de uitgang van het codeerorgaan met groot oplossend vermogen. In de tweede zuigerstand wordt weer de frequentie van de elektromagnetische energie veranderd voor het tot stand brengen van een resonantietoestand van een staande golf in het huis, en de tweede frequentie, waarop deze resonantiegolf-25 toestand tot stand wordt gebracht. Op grond van de bepaling van de eerste en tweede frequenties, samenhangende met het tot stand brengen van resonantietoestanden van een staande golf bij de eerste en tweede zuiger-standen, worden de volumes, zoals bepaald door het huis en door de eerste en tweede standen van de zuiger, bepaald, waarbij het verschil in 30 volume of verplaatsingsvolume wordt bepaald. Het verplaatsingsvolume, dat met grote nauwkeurigheid is bepaald, wordt vergeleken met de uitgang van het codeerorgaan om het incrementele fluidumvolume te bepalen, zoals aangezogen door de zuiger voor een incrementele eenheid van het signaal, bijvoorbeeld een impuls van de reeks.In accordance with the invention, an apparatus and a method for calibrating a meter calibrator comprising a chamber, which in one embodiment is in the form of a substantially perfectly straight circular cylinder, further from a piston, which is rectilinear can move from a first position to a second position in the chamber, and from an encoder-shaped indicator coupled to the piston to provide a high resolution signal in the embodiment of a sequence impulses The chamber is coupled to a flow meter, which is tested 10. During calibration, the piston is moved to a first position and electromagnetic energy is generated in the volume, determined by the chamber and the piston, with the frequency of the electromagnetic energy field is changed to establish a state of a standing resonance wave in the determined voltime in the first piston position. The electromagnetic field is generated to be in a conventional state selected so that the electrical and magnetic component fields in its resonance state in the chamber are related to the dimensions of the chamber. Then, the piston is moved from its first to its second position accumulating or counting the output of the high resolution encoder. In the second piston position, the frequency of the electromagnetic energy is changed again to establish a resonance state of a standing wave in the housing, and the second frequency, at which this resonance wave state is established. Based on the determination of the first and second frequencies associated with establishing standing wave resonance states at the first and second piston positions, the volumes determined by the housing and by the first and second positions of the piston, determining the difference in volume or displacement volume. The displacement volume, which has been determined with great accuracy, is compared to the encoder output to determine the incremental fluid volume, as drawn by the piston for an incremental unit of the signal, for example a pulse of the sequence.

35 In het bijzonder worden eerst de diameters van de doorsneden van bij de eerste en tweede standen bepaald, en worden op grond van deze eerste en tweede diameters de volumes bij deze standen berekend rt A Λ Λ Γ Τ # Τ' 9 · Τ'35 In particular, the diameters of the cross-sections of the first and second positions are first determined, and on the basis of these first and second diameters the volumes at these positions are calculated. Rt A Λ Λ Γ Τ # Τ '9 · Τ'

. '\ I. \ I

^ «w* · en het verschil daartussen "bepaald. Vervolgens vordt het verplaatsings-volume gedeeld door het getelde aantal uitgangsimpulsen voor het verschaffen van een factor, die indicatief ia voor het incrementele volume, dat door de zuiger is aangezogen per eenheid of impulsuitgang van zijn 5 codeerorgaan.^ «W * and the difference between them" is determined. Then, the displacement volume divided by the counted number of output pulses to provide a factor indicative of the incremental volume drawn by the piston per unit or pulse output of are 5 encoder.

Volgens een verder kenmerk wordt de elektromagnetische energie, aangelegd voor het opwekken van de toestand van de staande golf in het huis, tot stand gebracht in eerste en tweede toestanden, gekozen voor het verminderen van verstoringen als gevolg van de aard, de gedaante 10 en het binnenoppervlak van het huis. Bij wijze van voorbeeld kunnen de eerste en tweede toestanden de en toestanden zijn van het opwekken van elektromagnetische energie.According to a further feature, the electromagnetic energy applied to generate the standing wave state in the house is established in first and second states, chosen to reduce disturbances due to the nature, shape and nature of the wave. inner surface of the house. For example, the first and second states can be the states of generating electromagnetic energy.

Overeenkomstig de uitvinding zijn ook een inrichting en een werkwijze beschreven voor het meten van het volume van de calibreringsin-15 richting, voorzien van een kamer, die bij wijze van voorbeeld de voim heeft van een in hoofdzaak volkomen recht cirkelvormige cilinder, en van een zuiger, die rechtlijnig kan bewegen in de cilinder tussen een eerste stand en een tweede stand. De volumemeetinrichting omvat een antenne, aangebracht in de kamer, en een gekoppelde generator, voor het leggen van 20 elektromagnetische energie aan de antenne, waardoor elektromagnetische golven worden uit gestraald in de kamer. Een detector is gekoppeld aan de antenne voor het waarnemen van elektromagnetische energie, teruggekaatst uit de kamer, en op zijn beurt gekoppeld aan een resonantiedetec-tor in de vorm van een kathodestraalbuis, waarbij een minimum in het ni-25 veau van de elektromagnetische energie kan worden bepaald. Verder is een frequentiedetector in de vorm van een teller verbonden met de uitgang van de generator voor het waarnemen van de frequenties van de generator-uitgang, waarop het minimum niveau optreedt, zoals waargenomen op een weergeef inrichting, overeenkomende met het tot stand brengen van een 30 staande resonantiegolf in de kamer van de calibreringsinrichting. De frequentie of frequenties, waarop de staande resonantiegolven tot stand worden gebracht in de kamer, bepalen op hun beurt het volume van de kamer van de calibreringsinrichting. Het elektromagnetische veld of de elektromagnetische velden worden in de kamer opgewekt met een toestand, 35 die zodanig is gekozen, dat de elektrische en magnetische componentvel-BAD^RMSfWAlLet elektromagnetische veld bij een resonantietoestand in de kamer een bepaalde betrekking hebben tot de afmetingen van de kamer met een a j A j r· m fAccording to the invention, a device and a method for measuring the volume of the calibration device, comprising a chamber, which for example has the shape of a substantially perfectly straight circular cylinder, and a piston, have also been described. , which can move rectilinearly in the cylinder between a first position and a second position. The volume measuring device includes an antenna mounted in the chamber and a coupled generator for applying electromagnetic energy to the antenna, thereby radiating electromagnetic waves into the chamber. A detector is coupled to the antenna for sensing electromagnetic energy, reflected from the chamber, and in turn coupled to a resonance detector in the form of a cathode ray tube, whereby a minimum of the electromagnetic energy level can be are determined. Furthermore, a frequency detector in the form of a counter is connected to the output of the generator for sensing the frequencies of the generator output at which the minimum level occurs, as observed on a display, corresponding to the creation of a 30 standing resonance wave in the chamber of the calibrator. The frequency or frequencies at which the standing resonance waves are produced in the chamber in turn determine the volume of the chamber of the calibrator. The electromagnetic field or electromagnetic fields are generated in the chamber with a state selected such that the electric and magnetic component sheet-BAD ^ RMSfWAlLet electromagnetic field in a resonant state in the chamber have a certain relation to the dimensions of the chamber with aj A jr · mf

— I- I

« v ! L *- > 1Q. * regelmatige geometrie, bij vijze van voorbeeld een recht cirkelvormige cilinder.«V! L * -> 1Q. * regular geometry, for example a straight circular cylinder.

BAD ORIGINALBAD ORIGINAL

Λ Λ Λ Λ Γ* Τ Μ _____ ♦ 1 < * i' - 11 -Λ Λ Λ Λ Γ * Τ Μ _____ ♦ 1 <* i '- 11 -

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, vaar in : fig. 1 een aanzicht is van een calihreringsinrichtingsstelsel voor meters overeenkomstig de onderhavige leer; 5 fig. 2A en B gedetailleerde aanzichten zijn, gedeeltelijk in doorsnede van de meer in het algemeen in fig. 1 weergegeven calibre-r ingsinricht ing; fig. 2C de constructie toont van het huis van de in de fig. 1 en 2A weergegeven calihr er ing sinrichting, en een regellessenaar, waarbij de 10 bedienaar de gegevensuitgang van de calibrer ingsinricht ing kan regelen en waarnemen; fig. 2D het veergeefpaneel toont van de stelselregel- en status-eenheid, zoals weergegeven in fig. 2C; fig. 3 een functioneel blokschema is van de inrichting van het 15 computerstelsel, gebruikt voor het vaarnemen van de verschillende veranderlijken van het calihreringsinrichtingsstelsel, en het regelen van de beweging van de zuiger door de cilinder van de calibrer ingsinricht ing, zoals weergegeven in fig. 1 en 2A, alsmede voor het verschaffen van een nauwkeurige aanduiding van de meterregistratie van de getoetste 20 meter; fig. UA - ^E de verschillende signaalconditionerings- en koppel-ketens tonen, zoals nodig voor het verschaffen van signalen in en uit het computerstelsel, zoals weergegeven in fig. 3; fig. l+F een ruimtelijk aanzicht is van de meter en de wijze waar-25 op een nabijheidsdetector is opgesteld met betrekking tot zijn codeer-mechanisme; fig. - M gedetailleerde schema's tonen van de signaalconditionerings- en koppelketens, in hun algemeenheid weergegeven in fig. UA-E; 30 fig. 5 een hoogniveauschema toont van het programma, zoals uit gevoerd door het computerstelsel van fig. 3; fig. 6a en 6B in een gedetailleerder schema het door het ccmpu-terstelsel van fig. 3 in werkzame toestand brengen tonen; fig. T gedetailleerder de stappen toont, nodig voor het calibre-35 ren van de ingangen, zoals gelegd aan de signaalconditionerings- en kop-BADvoor **et leSgen van de metingen van de temperatuur en de druk aan het computerstelsel, zoals weergegeven in fig. 3,The invention is further elucidated with reference to the drawing, in which: Fig. 1 is a view of a calibration device for meters in accordance with the present teaching; Figures 2A and B are detailed views, partly in section of the calibration device more generally shown in Figure 1; FIG. 2C shows the construction of the housing of the calibrator shown in FIGS. 1 and 2A, and a control desk, wherein the operator can control and sense the data output of the calibrator. Figure 2D shows the spring return panel of the system control and status unit, as shown in Figure 2C; FIG. 3 is a functional block diagram of the arrangement of the computer system used to detect the various variables of the calibration device system and control the movement of the piston through the cylinder of the calibration device as shown in FIG. 1 and 2A, as well as providing an accurate indication of the meter record of the 20 meters tested; FIG. UA - E show the various signal conditioning and coupling circuits needed to provide signals in and out of the computer system as shown in FIG. 3; Figures 1 + F is a spatial view of the meter and the manner in which a proximity detector is arranged with respect to its encoding mechanism; Fig. - M show detailed diagrams of the signal conditioning and coupling circuits, generally shown in Fig. UA-E; Fig. 5 shows a high level diagram of the program as executed by the computer system of Fig. 3; Figures 6a and 6B show in a more detailed schematic the mode of operation brought about by the computer system of Figure 3; FIG. T shows in more detail the steps necessary for calibrating the inputs as applied to the signal conditioning and head BAD for the measurements of the temperature and pressure measurements on the computer system, as shown in FIG. 3,

.. I.. I

L ' ‘ > - 12 - fig. 8A - 8P gedetailleerd het stromingsschema tonen voor het uitlezen van gegevens, opgeslagen in het computerstelsel en het invoeren van de condities, waaronder het calihreringsinrichtingsstelsel een bepaalde meter toetst (de letters I en 0 worden duidelijkheidshalve 5 niet gebruikt); fig. 9A - 9Q de stappen tonen, tot stand gebracht door het computer stelsel van fig. 3 voor het uitvoeren van de verschillende taken en het verschaffen van manifestaties daarvan (duidelijkheidshalve vorden de letters I en 0 niet gebruikt); 10 fig. 10 een schema is van een keten voor het leggen van een hoogfrequent signaal aan de microgolf antenne in de cilinder van de cali-breringsinrichting, zoals weergegeven in fig. 1 en 2A voor het veranderen van de signaalfrequentie, zoals gelegd aan de antenne, waarbij het volume van de cilinder met grote nauwkeurigheid kan worden bepaald voor 15 het zodoende nauwkeurig coderen van de uitgang van het lineaire co-deerorgaan van de calibreringsinrichting; fig. 11A - E op verschillende wijzen de ingangssignalen tonen, gelegd aan, en het uitgangssignaal, zoals ontwikkeld door de signaal-conditionerings- en logische ketens 170a en 170b, zoals in hun algemeen- 20 heid weergegeven in fig. Uc en meer in het bijzonder in fig. 1+K; fig. 12A en B respectievelijk een ruimtelijk aanzicht tonen van een ever de zuiger, zoals weergegeven in fig. 1 en 2A te plaatsen deksel, en een doorsnede van de veervormige afsluiting, aangebracht rond de omtrek van het zuigerdeksel; 25 fig. 13 een grafiek is, die de aanspreking illustreert van een kamer van een recht cirkelvormige cilinderuitvoering, die wordt bekrachtigd met hoogfrequente elektromagnetische velden voor wat betreft · de veranderlijke afmetingen van de trilholte en de frequenties van de bekrachtiging; en 30 fig. 1U een trilholte-aaaspreekkromme is, die de gereflecteerde energie Pr weergeeft als een functie van de bekrachtigingsfrequentie.L ''> - 12 - fig. 8A - 8P show in detail the flow chart for reading out data stored in the computer system and entering the conditions under which the calibration device tests a certain meter (the letters I and 0 do not become clear for the sake of clarity 5 used); 9A-9Q show the steps accomplished by the computer system of FIG. 3 to perform the various tasks and provide manifestations thereof (for the sake of clarity, the letters I and 0 are not used); Fig. 10 is a schematic diagram of a circuit for applying a high-frequency signal to the microwave antenna in the cylinder of the calibrator, as shown in Figs. 1 and 2A for changing the signal frequency, as applied to the antenna wherein the volume of the cylinder can be determined with great accuracy to thereby accurately encode the output of the linear encoder of the calibrator; 11A-E show in various ways the input signals applied to and the output signal, as developed by the signal conditioning and logic circuits 170a and 170b, as shown generally in FIG. Uc and more in especially in fig. 1 + K; Figures 12A and B show respectively a spatial view of a cover to be placed on the piston as shown in Figures 1 and 2A, and a cross section of the spring-shaped closure disposed about the circumference of the piston cover; Fig. 13 is a graph illustrating the address of a chamber of a straight circular cylinder embodiment, which is energized with high-frequency electromagnetic fields with respect to the variable dimensions of the cavity and the frequencies of the excitation; and FIG. 1U is a vibrating cavity aces curve that represents the reflected energy Pr as a function of the excitation frequency.

Thans verwijzende naar de tekening en in het bijzonder naar de fig. 1 en 2A, is het onderhavige calihreringsinrichtingsstelsel 10 weergegeven, zoals gekoppeld aan een meter 38, die moet worden getoetst.Referring now to the drawing, and in particular to Figures 1 and 2A, the present calibrator system 10 is shown as coupled to a meter 38 to be tested.

35 Het calihreringsinrichtingsstelsel 10 bevat een cilinder 12, door welke BA BLÖktëHNAfen zuiger rechtlijnig wordt gedreven door een te programme ren, in snelheid regelbare motor 20, zoals een servomotor.The calibration device system 10 includes a cylinder 12 through which the BA BLÖktëHNAfen piston is driven rectilinearly by a programmable speed controllable motor 20, such as a servo motor.

____ T I____ T I

« ν I«Ν I

' _< *' JL'_ <*' JL

- 13 -- 13 -

De cilinder 12 wordt in een rechtopstaande stand gedragen door een aantal steunen j6 (waarvan er slechts twee zijn weergegeven), vast— gezet aan een kraag 77, die op zijn "beurt is vastgezet om het uitwendige van de cilinder 12. Het "bovenste einde van de cilinder 12 is afgesloten 5 door een kop 86, vanwaar een aantal steunen 88 (waarvan er slechts een is weergegeven) zich naar "boven uitstrekt. Een draagplaat 94 is "bevestigd aan het "bovenste einde van de steunen 88 en de servomotor 20 is "boven op de plaat 94 gemonteerd. Het "bovenste einde van een transport-schroef 18 is draaibaar gelegerd in de plaat 94 door middel van een le-10 ger 98, en is aandrijfbaar verbonden met de aandrijfas van de servomotor 20 door middel van een koppeling 100. Een transportmoer 22, bevestigd in een huis 23, is verschroefbaar opgenomen op de transportschroef 18.The cylinder 12 is carried in an upright position by a number of supports j6 (only two of which are shown) secured to a collar 77 which in turn is secured around the exterior of the cylinder 12. The "upper end of the cylinder 12 is closed by a head 86, from which a number of supports 88 (only one of which is shown) extend upwards. A carrier plate 94 is "attached to the" upper end of the supports 88 and the servomotor 20 is mounted "on top of plate 94. The top end of a transport screw 18 is rotatably mounted in the plate 94 by means of a leger 98, and is drivably connected to the drive shaft of the servo motor 20 by a coupling 100. A transport nut 22 is attached in a housing 23 is screwably mounted on the screw conveyor 18.

De transportschroef 18 is telescopisch in een huls 17» waarvan het bovenste einde is vastgezet aan het huis 23. Het onderste einde van de huls 15 17 steekt naar buiten door en is verschuifbaar opgenomen in een naaf- bus 96 in de kop 86. Het bovenste einde van een zuigeras 16 is vastgezet aan het onderste einde van de huls 17·The screw conveyor 18 is telescopic in a sleeve 17, the top end of which is secured to the housing 23. The bottom end of the sleeve 15 extends through and is slidably received in a hub sleeve 96 in the head 86. The top end of a piston shaft 16 is secured to the lower end of the sleeve 17

Een tussenliggende cilinderkop 91 scheidt het bovenste gedeelte van het inwendige van de cilinder 12 van het onderste gedeelte, waarin 20 de zuiger 14 is vervat. De zuigeras 16 steekt naar buiten door en is verschuifbaar opgenomen in een naafbus 93 in de kop 91» waarbij het onderste einde van de as 16 is verbonden met de zuiger 14.An intermediate cylinder head 91 separates the upper part of the interior of the cylinder 12 from the lower part, which contains the piston 14. The piston shaft 16 protrudes outwardly and is slidably received in a hub sleeve 93 in the head 91, the lower end of the shaft 16 being connected to the piston 14.

Wanneer dus de servomotor 20 draait, draait de transportschroef 18 in de moer 22, waardoor het huis 23, de huls 17 en de as 16 worden 25 gedwongen in éên richting vertikaal te bewegen in afhankelijkheid van de draairichting van de servomotor.Thus, when the servo motor 20 rotates, the transport screw 18 rotates in the nut 22, forcing the housing 23, the sleeve 17 and the shaft 16 to move vertically in one direction depending on the direction of rotation of the servo motor.

De bodem van de cilinder 12 is afgesloten door een kop 60, en de cilinder 12 omsluit derhalve en bepaalt tussen de zuiger 14 en de kop 60 een in volume regelbare kamer 28. Een opening 62 in de kop 60 plaatst 30 de kamer 28 in verbinding met een leiding 30, een leiding 32 en een meter 38. Een eerste inlaatklep ,34 is aangebracht tussen de cilinder 12 en de meter 38 voor het regelen van de fluidumstroming, bijvoorbeeld een gas, daartussen. Een tweede uitlaatklep 36 is verbonden met de leiding 30 teneinde de afvoer van fluidum uit de cilinder 12 mogelijk te 35 maken wanneer de klep 36 is geopend.The bottom of the cylinder 12 is closed by a head 60, and the cylinder 12 therefore encloses and defines between the piston 14 and the head 60 a volume-controllable chamber 28. An opening 62 in the head 60 places the chamber 28 in communication with a conduit 30, a conduit 32, and a gauge 38. A first inlet valve, 34 is disposed between the cylinder 12 and the gauge 38 for controlling fluid flow, for example, a gas, therebetween. A second outlet valve 36 is connected to conduit 30 to allow fluid to drain from cylinder 12 when valve 36 is open.

BAD ORIGINAL Prec^se stand van de zuigeraandrijfas 16 en derhalve de zuiger 14 wordt verschaft door een optisch lineair precisiecodeerorgaan 26, ft 4 Λ 4 C 7 1 t ^ - U - dat is gekoppeld aan de aandrijfas 16 voor het meebevegen. Meer in het bijzonder bevat het codeerorgaan 26 illustratief eerste en tweede stellen lichtbronnen en fotodetectoren, opgesteld aan weerszijden van een lineaire schaal 2b, voorzien van een groot aantal schaal-markeringen 5 102. In êên illustratieve uitvoeringsvorm is de lineaire schaal 2b aangebracht op een vaste plaats met betrekking tot het beweegbare codeerorgaan 26, en bevat hij Uo.000 schaalmarkeringen 102 (2.500 markeringen per 2,5 cm), waarbij natuurlijk slechts een beperkt aantal van een dergelijk groot aantal schaalmarkeringen, in de tekening kan worden 10. afgebeeld. Wanneer dus het codeerorgaan 26 rechtlijnig wordt bewogen langs de lengte van de lineaire schaal 2b, worden eerste en tweede stellen impulsreeksen A en A ontwikkeld, 90° uit faze ten opzichte van elkaar, wanneer de lichtbundels, opgewekt door de eerste en tweede lichtbronnen, door de schaalmarkeringen 102 worden onderschept. De uitgangen 15 A en A van het optische codeerorgaan 26 duiden precies de stand aan van de zuiger 1U en eveneens het fluidumvolume, zoals gezogen door de meter 3θ. Zoals wordt uiteengezet, wordt het volume van de kamer 28 in de cilinder 12 precies gemeten, en verschaft elke uitgangsimpuls, verkregen van het codeerorgaan 26, een precieze aanduiding van een incrementeel .0 volume, zoals gezogen in de kamer 28 in de cilinder 12 wanneer de zuiger 1b wordt verwijderd, d.w.z. naar boven wordt geleid door de servomotor 20. Voordat de zuiger 1U is begonnen omhoog te bewegen voor het zodoende opwekken van een vacuum in de kamer 28, wordt de uitlaatklep 36 gesloten en de meterklep 3^+ geopend voor het toelaten van een fluidumstro-25 ming door de meter 38 via de leiding 32, de open klep 3^ en een paar leidingen 30 en 32 tot in het huis 28. Tijdens een metertoets, verschaft de meter 38 via zijn codeerorgaan ^0 een uitgangsreeks impulsen, indicatief voor de fluidumstroming daardoorheen. De reeks impulsen, zoals verkregen van het metercodeerorgaan Uo, wordt vergeleken met de reeks 30 impulsen, verkregen van het lineaire codeerorgaan 26 voor het verschaffen van een aanduiding van de meternauwkeurigheid voor wat betreft de meterregistratie, een verhouding overeenkomende met het volume, gemeten door het metercodeerorgaan Uo, tot het volume, gemeten door het lineaire codeerorgaan 26.BAD ORIGINAL Precise position of the piston drive shaft 16 and therefore the piston 14 is provided by an optical linear precision encoder 26, 4 4 C 7 1 t-U - coupled to the drive shaft 16 for sweeping. More specifically, the encoder 26 illustratively includes first and second sets of light sources and photodetectors arranged on either side of a linear scale 2b, with a plurality of scale markings 102. In one illustrative embodiment, the linear scale 2b is mounted on a fixed with respect to the movable encoder 26, and it contains U0,000 scale markers 102 (2,500 markers per 2.5 cm), of course only a limited number of such a large number of scale markers can be depicted in the drawing. Thus, when the encoder 26 is moved rectilinearly along the length of the linear scale 2b, first and second sets of impulse arrays A and A are developed 90 ° out of phase with each other when the light beams generated by the first and second light sources are the scale marks 102 are intercepted. The outputs 15 A and A of the optical encoder 26 precisely indicate the position of the piston 1U and also the fluid volume as drawn by the meter 3θ. As explained, the volume of the chamber 28 in the cylinder 12 is precisely measured, and each output pulse obtained from the encoder 26 provides an exact indication of an incremental .0 volume as sucked into the chamber 28 in the cylinder 12 when the piston 1b is removed, ie it is guided upwards by the servo motor 20. Before the piston 1U has started to move upwards in order to thus generate a vacuum in the chamber 28, the outlet valve 36 is closed and the meter valve 3 ^ + is opened for allowing fluid flow through meter 38 through line 32, open valve 3 ^ and a pair of lines 30 and 32 into housing 28. During a meter key, meter 38 provides an output sequence through its encoder ^ 0 pulses, indicative of fluid flow therethrough. The series of pulses obtained from the meter encoder Uo is compared with the series of 30 pulses obtained from the linear encoder 26 to provide an indication of the meter accuracy in meter recording, a ratio corresponding to the volume measured by the meter. meter encoder Uo, to the volume measured by the linear encoder 26.

35 Verder maakt de geprogrammeerde beweging van de zuiger 1U ge- BA6rQfiiQH4fl*en aantal nabijheidssensors 50, 52 en 5^, alsmede van een paar eindschakelaars b$ en 53. Zoals wordt uiteengezet, drijft de servo— - 15 -35 Furthermore, the programmed movement of the piston 1U makes BA6rQfiiQH4fl * and a number of proximity sensors 50, 52 and 5 ^, as well as a pair of limit switches b $ and 53. As explained, the servo drives - - 15 -

. \ I. \ I

»' < motor 20 de zuiger rechtlijnig in het huis 28. Zoals weergegeven in fig. 1 en 2A, is de zuiger 1U in zijn bovenste stand, waarin een aanslag 92 aan het huis 23 — 26 in aanraking is met de bovenste eindschakelaar 53 en deze sluit voor het zodoende buiten werking stellen van de servo— 5 motor 20 wanneer de zuiger 1U naar boven wordt gedreven, en zodoende stilzetten van de beweging van de zuiger 1^. Wanneer de servomotor 20 de zuiger , in een neerwaartse richting drijft, zoals weergegeven in fig.In the motor 20, the piston is rectilinear in the housing 28. As shown in Figs. 1 and 2A, the piston 1U is in its upper position, in which a stop 92 on the housing 23-26 contacts the upper limit switch 53 and it closes to thereby disable the servo motor 20 when the piston 1U is driven upward, thereby stopping the movement of the piston 11. When the servo motor 20 drives the piston in a downward direction, as shown in FIG.

1, kan de aanslag 92 de onderste eindschakelaar U9 aangrijpen voor het weer tot stilstand brengen van de zuiger. De bovenste veiligheidsschake-10. laar 53 en de onderste veiligheidsschakelaar h9 worden gebruikt voor het voorkomen van fysische beschadiging van de calibreringsinrichting 10 indien door falen de servomotor 20 zou doorgaan met de zuiger 1U naar een van beide einden aan te drijven. Indien de aanslag 92 een van de veiligheidsschakelaars h9 of 53 zou aangrijpen, zal de servomotor 20 15 stroomloos worden gemaakt en de zuiger tot plotselinge stilstand worden gebracht. Bij een werking voor het zelf toetsen van het volume, zoals wordt uiteengezet, worden ook de nabijheidsdetectoren 52 en 5^ gebruikt voor het waarnemen van de beweging van de zuiger 1U tussen voor ge schreven plaatsen. In het algemeen versnelt de servomotor 20 de zuiger 1U tot 20 een bepaalde snelheid, en wordt de uitgang van het lineaire codeerorgaan 26 gepoort door de uitgang van de nabijheidsdetector 52 teneinde zijn impulsen te kunnen accumuleren en tellen. Het tellen van de impulsen, verkregen van het lineaire codeerorgaan 26, wordt bij de werking voor het zelf toetsen van het voltime door poortwerking uitgeschakeld door 25 het optreden van een uitgang van de nabijheidsdetector 5^, hetgeen het daarlangs bewegen aanduidt van de aanslag 92. Daarna wordt de servomotor 20 vertraagd tot stilstand. Daarentegen wordt in de werking voor het toetsen van een meter de zuiger 1U naar boven gedreven door de servomotor 20, en wanneer de aanslag 92 langs de nabijheidsdetector 52 be-30 weegt, wordt daardoor een openend signaal opgewekt, waarbij bij het optreden van de volgende of voorste rand van de volgende uit gangs impuls van het metercodeerorgaan 40, het tellen van de uit gangs impuls en van het lineaire codeerorgaan dan kan beginnen. In de werking voor het toetsen van een meter, wordt het tellen van de lineaire codeerorgaanimpulsen 35 beëindigd wanneer het tellen van de metercodeerorgaan impulsen een vooraf-b^aald^telling heeft bereikt, overeenkomende met een fluidumvolume, gezogen door de meter.1, the stop 92 can engage the lower limit switch U9 to stop the piston again. The top safety switch-10. boot 53 and the lower safety switch h9 are used to prevent physical damage to the calibrator 10 if the servo motor 20 continues to drive the piston 1U to either end by failure. Should the stop 92 engage any of the safety switches h9 or 53, the servo motor 20 would be de-energized and the piston brought to a sudden stop. In a self-volume testing operation, as explained, the proximity detectors 52 and 51 are also used to sense the movement of the piston 1U between prescribed locations. Generally, the servo motor 20 accelerates the piston 1U to 20 a certain speed, and the output of the linear encoder 26 is gated through the output of the proximity detector 52 to allow it to accumulate and count its pulses. The counting of the pulses obtained from the linear encoder 26 is disabled in gate self-test operation by the occurrence of an output from the proximity detector 5, indicating the travel of the stop 92 thereon. Thereafter, the servomotor 20 is decelerated to a stop. On the other hand, in the meter test operation, the piston 1U is driven upward by the servo motor 20, and as the stop 92 moves past the proximity detector 52, it generates an opening signal, with the occurrence of the following or leading edge of the next output pulse from the meter encoder 40, the counting of the output pulse and the linear encoder can then begin. In the meter test operation, counting of the linear encoder pulses 35 is terminated when the counting of the meter encoder pulses has reached a predetermined count corresponding to a fluid volume drawn by the meter.

«* ν ι I ' * j- ~* - 16 -«* Ν ι I '* j- ~ * - 16 -

Voor het vergemakkelijken van een hegrip van de uitvinding, wordt thans een korte samenvatting van zijn werking gegeven, waarbij een gedetailleerdere bespreking van de werking van de calibreringsin-richting 10 hierna wordt verschaft. Een eerste of in werking stellings-5 toestand bepaalt of de zuiger 1U zich in zijn parkeerstand bevindt, bijvoorbeeld door het bepalen of de nabijheidsdetector 50 de aanwezigheid waarneemt van de aanslag 92, zoals hiervoor uiteengezet, waarbij, indien dit niet het geval is, de servomotor 20 wordt bekrachtigd voor het naar zijn parkeerstand drijven van de zuiger 1^.Indien de aanslag 92 zich 10 in een stand bevindt om te worden waargenomen of voordat de zuiger 14 wordt teruggebracht naar zijn parkeerstand, wordt de tweede of uitlaatklep 36 geopend voor het mogelijk maken van de uitlaat van fluidum, uit de kamer 28 gedreven, door de leiding 30, en wordt vervolgens de inlaatme ter klep 3^ gesloten voor het voorkomen van het daardoorheen 15 drijven van fluidum en mogelijk beschadigen van de meter 38. Bij een opdracht van de bedienaar, dat een meter 38 moet worden getoetst, wordt de eerste meterklep 3^ geopend en wordt vervolgens de tweede klep 36 gesloten voor het mogelijk maken van de fluidumstraming door de meter 38, de leiding 32, de open klep 3^ en de leiding 30 tot in de kamer 28 wan-20 neer de zuiger 1U in opwaartse richting wordt gedreven door de servomotor 20. De zuiger 1U wordt geleidelijk versneld tot een bepaalde gelijkblijvende snelheid en wordt op die gekozen snelheid gehouden tijdens de fluidumvolumetoetsmeting, waarbij de uitgangsimpulsen van de codeer— organen 26 en 40 worden geaccumuleerd door een rekeneenheid, die re-25 gisters bevat voor het accumuleren van tellingen, respectievelijk indicatief voor een precies volume, zoals gemeten door het lineaire codeer-orgaan 26, en voor het volume, zoals gemeten door de meter 38. De me-tertoets wordt in werking gesteld door de doorgang van de zuiger 1U langs de nabijheidsdetector 52 van de starttoets, welke detector bij het 30 optreden van de volgende uitgangsimpuls of nauwkeuriger zijn voorste rand van het metereodeerorgaan ^0 het tellen of accumuleren mogelijk maakt van de metereodeerorgaan impulsen, alsmede de lineaire codeeror-gaanimpulsen. Afhankelijk van het gewenste volume, dat door de meter 38, die wordt getoetst, moet worden gezogen, eindigt de metertoets bij 35 het tellen van een aantal metercodeerorgaanimpulsen. In het bijzonder BA0^SFBÖtSALïie't' register voor het accumuleren van de metereodeerorgaan— impulsen 38 bij het tellen van het voor afbepaalde aantal in afhankelijk- . . ! - rr - heid van het f luidumvolume, een uitgang, die vordt gelegd aan het lineaire codeerorgaanstelsel voor het beëindigen van zijn tellen van de ingang simpulsen, afkomstig van het metercodeerorgaan UO. De opgeslagen tellingen, indicatief voor het f luidumvolume, zoals gemeten door het meter-5 codeerorgaan Uo en het lineaire codeerorgaan 26 worden vergeleken, d.w.z. dat een verhouding daartussen wordt verkregen voor het verschaffen van een aanduiding van de meterregistratie.To facilitate an understanding of the invention, a brief summary of its operation is now given, providing a more detailed discussion of the operation of the calibrator 10 below. A first or actuation state determines whether the piston 1U is in its parking position, for example, by determining whether the proximity detector 50 detects the presence of the stopper 92, as set forth above, if not, the servo motor 20 is actuated to drive piston 11 to its parking position. If stop 92 is in a position to be sensed or before piston 14 is returned to its parking position, second or exhaust valve 36 is opened to allowing the outlet of fluid, driven out of the chamber 28, through the conduit 30, then the inlet valve 3 3 is closed to prevent fluid from passing through it and possibly damaging the meter 38. On a command of the operator to test a gauge 38, the first meter valve 3 ^ is opened and then the second valve 36 is closed to allow the flow dump flow through the meter 38, line 32, open valve 325 and line 30 into chamber 28 when piston 1U is driven upward by servo motor 20. Piston 1U is gradually accelerated to a predetermined constant rate and maintained at that selected rate during the fluid volume test measurement, the output pulses of encoders 26 and 40 being accumulated by a calculator containing registers for accumulating counts, respectively indicative of a precise volume, such as measured by the linear encoder 26, and for the volume, as measured by the meter 38. The meter key is actuated by the passage of the piston 1U along the proximity detector 52 of the start key, which detector occurs upon the occurrence of the meter. of the next output pulse or more precisely, the leading edge of the meter encoder allows the counting or accumulation of the meter encoder pulses, as well as the linear encoder pulses. Depending on the desired volume to be sucked by the meter 38 being tested, the meter key ends at counting a number of meter encoder pulses. In particular, BAO-SFBALSALI register for accumulating the meter encoders pulses 38 when counting the predetermined number in dependence. . ! - rr - volume volume, an output which is applied to the linear encoder system to terminate its counting of the input simpulses from the meter encoder UO. The stored counts indicative of volume volume as measured by the meter-5 encoder Uo and the linear encoder 26 are compared, i.e. a ratio is obtained therebetween to provide an indication of the meter record.

Daarnaast worden metingen van de temperatuur en de druk uitgevoerd, opdat de gemeten volumes voor deze toestanden kunnen worden aan-10 gepast. In het bijzonder is een temperatuurmeetorgaan h2 en UU respectievelijk aangebracht bij de inlaat- en de uitlaatpoort van de meter 38.In addition, measurements of the temperature and pressure are performed so that the measured volumes can be adjusted for these conditions. In particular, a temperature measuring device h2 and UU are provided at the inlet and outlet ports of the meter 38, respectively.

Een drukversehiltransductor U6 is aangebracht voor het meten van het verschil tus-sen de druk, in de leiding 32 tot stand gebracht door het fluidum, en de omgevingsdruk. Daarnaast is een temperatuurmeetorgaan 15 M em 57 respectievelijk aangebracht bij de leiding 30, gekoppeld aan de kamer 28, en aan de zuiger 1H voor het verschaffen van aanduidingen van de temperatuur van het fluidum in de kamer 28. Daarnaast is een tweede drukversehiltransductor 51 aangebracht in de zuiger 1U voor het verschaffen van een aanduiding van het drukverschil tussen de omgevings-20 druk en die, tot stand gebracht in de kamer 28. De temperatuuruitgangen TM3 en TM^, respectievelijk verkregen van de temperatuurmeetorganen k2 en worden gemiddeld voor het verschaffen van een gemiddelde met er temperatuur AMT, waarbij de uitgangen TP1 en TP2 van de temperatuurmeetorganen 57 en i+8 respectievelijk worden gemiddeld voor het verschaf-25 fen van een aanduiding van de gemiddelde calibreringsinrichtingstempera-tuur APT. Zoals hierna gedetailleerd wordt uiteengezet, worden deze in-gangsparameters gebruikt voor het verschaffen van een aanpassing van de gemeten volumes, zoals verkregen van de codeerorganen 26 en ^0 in afhankelijkheid van de gemeten condities van druk en temperatuur.A differential pressure transducer U6 is provided to measure the difference between the pressure created in the conduit 32 by the fluid and the ambient pressure. In addition, a temperature measuring device 15 M em 57 is respectively provided at the conduit 30, coupled to the chamber 28, and to the piston 1H to provide indications of the temperature of the fluid in the chamber 28. In addition, a second differential pressure transducer 51 is provided in the piston 1U to provide an indication of the pressure difference between the ambient pressure and that established in the chamber 28. The temperature outputs TM3 and TM1, respectively, are obtained from the temperature measuring devices k2 and are averaged to provide a mean with there temperature AMT, wherein the outputs TP1 and TP2 of the temperature measuring means 57 and i + 8 are averaged respectively to provide an indication of the mean calibrator temperature APT. As detailed below, these input parameters are used to provide an adjustment of the measured volumes obtained from the encoders 26 and 0 depending on the measured conditions of pressure and temperature.

30 Zoals weergegeven in fig. 2A, is een microgolf antenne 70 aange bracht in de kop 60 voor het opwekken van microgolven in de kamer 28, waarbij zijn volume nauwkeurig kan worden bepaald. Het is de bedoeling, dat deze meting met tussenpozen wordt uitgevoerd voor het waarnemen van zelfs de kleinste veranderingen in het volume van de kamer 28. Zoals 35 wordt* uiteengezet, maakt de techniek van het tot stand brengen van elektromagnetische volgen in het microgolfbereik, een nauwkeurigheid moge-BAl^£)^5JQ$(Aklthans êên deel in 10^ van het volume van de kamer 28. Teneinde Λ 4 A Λ P T ί m v [ ' * > V. 1 '-iade nauwkeurigheid van de temperatuursensors b8 en 57 te toetsen, is daarnaast ook een temperatuurmeetprecisie-orgaan 68 aangebracht in de leiding 30. Zoals Hierna gedetailleerd wordt uiteengezet, vorden de metingen van de druk en de temperatuur in de meter 38 en in de calibre-5 ringsinriehting 10 gebruikt voor Het berekenen van een factor, waarmede het volume, zoals in de calihreringsinricHting 10 gezogen, wordt aangepast voor deze veranderlijken. In Het bijzonder meten de temperatuur -transduetoren U8 en 57 de temperatuur bij de bodem- en bovenste gedeelten van de kamer 28 voor Het verkrijgen van een ruimtelijk gemiddelde meting 10. van de temperatuur over Het geHele volume in de kamer 28 van de calibre-ringsinrichting 10. Op soortgelijke wijze verschaffen de temperatuur-transductoren b2 en kb aanduidingen van de temperaturen van het gas bij de inlaat en de uitlaat van de meter 38, waarbij een ruimtelijk gemiddelde van de temperatuur van Het gas, dat door de meter 38 stroomt, kan worden 15 verkregen. De temperatuurtransductoren, zoals naar keuze opgenomen in de calibreringsinrichting 10, zijn zeer stabiele platina weerstandsther-mometers met een lage thermisehe massa, en verschaffen nauwkeurige aflezingen van deze veranderlijken, waarbij het volume, zoals gezogen in de calibreringsinrichting 10, nauwkeurig kan worden bepaald.As shown in Fig. 2A, a microwave antenna 70 is mounted in the head 60 for generating microwaves in the chamber 28, whereby its volume can be accurately determined. This measurement is intended to be performed intermittently to detect even the smallest changes in the volume of the chamber 28. As explained *, the technique of establishing electromagnetic tracking in the microwave range makes a accuracy may -BAl ^ £) ^ 5JQ $ (at least one part in 10 ^ of the volume of the chamber 28. In order to Λ 4 A Λ PT ί mv ['*> V. 1' -iad accuracy of the temperature sensors b8 and 57 In addition, a temperature measuring device 68 is also provided in the conduit 30. As explained in detail below, the pressure and temperature measurements in the meter 38 and in the calibration device 10 are used to calculate a factor by which the volume as drawn into the calibration device 10 is adjusted for these variables In particular, the temperature transducers U8 and 57 measure the temperature at the bottom and top portions of the chamber 28 for obtaining a spatial average measurement 10. of the temperature over the Whole volume in the chamber 28 of the calibrator 10. Similarly, the temperature transducers b2 and kb provide indications of the temperatures of the gas at the inlet and the outlet of the meter 38, whereby a spatial average of the temperature of the gas flowing through the meter 38 can be obtained. The temperature transducers, as optionally included in the calibrator 10, are very stable platinum resistance thermometers with a low thermal mass, and provide accurate readings of these variables, whereby the volume as sucked into the calibrator 10 can be accurately determined.

20 Zoals weergegeven in fig. 2A en B, worden de nabijheidsorganen 50, 52 en 5b, alsmede de eindschakelaars ^9 en 53 gedragen door het opstaande deel 90, dat op zijn beurt door een van de opstaande steunen 88 wordt gedragen. Eén einde van de lineaire schaal 2U wordt gedragen door het deel 9^ en strekt zich naar beneden in hoofdzaak evenwijdig aan de 25 bewegingsrichting van de zuiger 14 uit, waarbij zijn onderste einde wordt gedragen door een bovenste gedeelte van het inwendige van de cilinder 12. Slechts een beperkt aantal van de ongeveer U0.000 markeringen 102 is weergegeven in fig. 2A. In het onderste gedeelte van fig. 2A zijn de inlaatklep 3^ en de uitlaatklep 36 bediend vanuit respectievelijk de 30 open naar de gesloten standen door respectievelijke pneumatische bedie-ningsorganen 66 en 6b.As shown in Figs. 2A and B, the proximity members 50, 52 and 5b, as well as the limit switches 9 and 53, are carried by the upright part 90, which in turn is carried by one of the upright supports 88. One end of the linear shell 2U is carried by the portion 91 and extends downwardly substantially parallel to the direction of movement of the piston 14, its lower end being carried by an upper portion of the interior of the cylinder 12. Only a limited number of the approximately U0,000 marks 102 are shown in Figure 2A. In the lower portion of Fig. 2A, the inlet valve 31 and the outlet valve 36 are operated from the open to the closed positions by pneumatic actuators 66 and 6b, respectively.

In fig. 2A is een af sluitmiddel weergegeven, in zijn algemeenheid aangeduid bij 78 voor de zuiger 14 teneinde te voorkomen, dat het fluidum, zoals gezogen door de meter 38 en tot in de kamer 28, langs de 35 randen lekt van de zuiger 1¼ wanneer deze rechtlijnig in de cilinder 12Fig. 2A shows a sealing means, generally indicated at 78 for the piston 14 to prevent the fluid, as sucked through the meter 38 and into the chamber 28, from leaking along the edges of the piston 1¼. when it is straight in the cylinder 12

De details van deze zuiger af sluiting 78 zijn beschreven in een samenhangende Amerikaanse octrooi-aanvrage op naam van aanvraagster.The details of this piston closure 78 are described in a copending U.S. patent application in the name of the applicant.

. . * * ^ < * · t ί - 19 -. . * * ^ <* T ί - 19 -

Thans verwijzende naar fig. 2C is de calibreringsinriehting 10 weergegeven, zoals opgesteld in een geregeld milieu, gevormd door een omsluiting .1 OU, die een ruimte 106 omvat voor het opnemen van de calibre-ringsinrichting 10, en een regelruimte 105, waarin de regellessenaar is 5 geplaatst, die een weergeefeenheid 111 hevat, waarin een drukker is vervat , evenals· een aantal lichten voor het aanduiden .van de verschillende toestanden van de calibreringsinrichting, een CRT-eindpost 112, die een toetsenbord bevat, waardoor verschillende opdrachten door de bedienaar kunnen worden ingevoerd, en een verscheidenheid aan warmte-opwekkende 10. uitrusting, voorzien van energiebronnen, een motorregeling, versterkers, enz. De regeling van de omgevingsomstandigheden rond de calibrerings-inriehting 10 wordt verzekerd door het in de ruimte 106 plaatsen van de calibreringsinriehting 10 op afstand van de warmte-opwekkende weergeef-eenheid 111 en de eindpost 112. Zoals weergegeven in fig. 2C, is de te 15 toetsen meter 38 eveneens in de calibreringsinrichtingsruimte 106 geplaatst en gekoppeld aan de calibreringsinriehting 10 door de leiding 32. De temperatuur in de calibreringsinrichtingsruimte 106 Wordt gemeten door de vier temperatuurgevoelige organen R0, R1, R2 en R3, die verspreid in de ruimte 106 zijn aangebracht en aan een steun 76 van de 20 calibreringsinriehting 10. Een barometrische druktransductor 109 en een barometer zijn eveneens aangebracht in de ruimte 106 voor het meten van de omgevingsdruk. Elektrische verbindingen zijn gelegd met de verschillende temperatuurmeetorganen, zoals weergegeven in fig. 2C, alsmede de temperatuur— en drukmeetorganen, zoals weergegeven in fig. 1 en 2A, 25“ en zijn geleid door een paar goten 110 naar de regellessenaar, opgesteld in de regelruimte 105. Op deze wijze kunnen de omgevingsomstandigheden, waaronder de te toetsen meter 38 en de calibreringsinrich-ting 10 werkzaam zijn, nauwkeurig, worden geregeld voor het verzekeren van de integriteit van de metingen, die worden uitgevoerd aan de meter 30 38 en de calibreringsinriehting 10.Referring now to Figure 2C, the calibration device 10 is shown, as arranged in a controlled environment, formed by an enclosure .10U, which includes a space 106 for receiving the calibration device 10, and a control space 105, in which the control console is placed, which contains a display unit 111, which contains a printer, as well as a number of lights for indicating the different states of the calibrator, a CRT terminal 112, which contains a keyboard, whereby various commands by the operator can be imported, and a variety of heat generating equipment, 10. provided with energy sources, an engine control, amplifiers, etc. The control of the ambient conditions around the calibration device 10 is ensured by placing the calibration device 10 in the space 106 at a distance from the heat generating display unit 111 and the terminal 112. As shown in Fig. 2C, the signal to be 15 meter 38 keys are also placed in the calibration device space 106 and coupled to the calibration device 10 through line 32. The temperature in the calibration device space 106 Is measured by the four temperature sensitive members R0, R1, R2 and R3, which are arranged in space 106 and to a bracket 76 of the calibration device 10. A barometric pressure transducer 109 and a barometer are also mounted in the chamber 106 for measuring the ambient pressure. Electrical connections are made to the various temperature gauges, as shown in Fig. 2C, as well as the temperature and pressure gauges, as shown in Figs. 1 and 2A, 25 en and are conducted through a pair of troughs 110 to the control desk arranged in the control room 105. In this manner, the environmental conditions under which the meter 38 to be tested and the calibration device 10 operate can be accurately controlled to ensure the integrity of the measurements taken on the meter 38 and the calibration device 10. .

Thans verwijzende naar fig. 3 is een functioneel blokschema weergegeven van de computerinrichting van het computerstelsel voor het uitvoeren van de verschillende werkingen, zoals het bewerken van de temperatuur- en drukmetingen van de lineaire codeerorgaan— en metercodeer-35 orgaan-uitgangssignalen, en het op juiste wijze sluiten van de kleppen bad tali Daarnaast worden uitgangen verschaft aan de CRT eindpost 112 voor het aanduiden van de gemeten parameters, alsmede aan de stelsel-0 4 Λ 4 C T /Referring now to FIG. 3, there is shown a functional block diagram of the computer apparatus of the computer system for performing the various operations, such as processing the temperature and pressure measurements of the linear encoder and meter encoder output signals, and Proper closing of the bath tali valves. In addition, outputs are provided to the CRT terminal 112 to indicate the measured parameters, as well as to the system 0 4 Λ 4 CT /

η ν Iη ν I

- 20 - regel- en weergeef eenheid 111 voor het weergeven van de verschillende werkingstoestanden van het calibreringsinrichtingsstelsel 10', waarbij de bedienaar door het toetsenbord van de CRT eindpost 112 gekozen me-tertoetswerkingen kan invoeren. Het computerstelsel bevat een centrale .Control and display unit 111 for displaying the different operating states of the calibrator system 10 ', wherein the operator can enter meter key operations selected by the keypad of the CRT terminal 112. The computer system contains a central.

5 beverkingseenheid (CPU) 1.20, vanwaar via een adresverzamelleiding 128 adressignalen worden gelegd aan een programmeerbaar dood geheugen (PROM) 12U 'en aan een vrij toegankelijk geheugen (RAM) 126. Een stelsel-klok 122 verschaft stelselkloksignalen (bijvoorbeeld 200 kHz) aan de CPU 120. Zoals weergegeven in fig. 3 zijn de klok 122, de CPU 120, de 10 PROM 12U en de RAM 126 onderling verbonden door een ver zamelleiding 1U0 voor opdracht gegevens (i/D), welke illustratief de vorm kan hebben van een verzamelleiding met veertien lijnen, die niet alleen de voornoemde elementen met elkaar verbindt, maar ook is verbonden met elk der signaaleonditionerings- en koppelketens 130, 132, 13U, 136 en 138.5 certification unit (CPU) 1.20, from which 128 address signals are applied via an address collection line to a programmable dead memory (PROM) 12U 'and to a freely accessible memory (RAM) 126. A system clock 122 supplies system clock signals (for example 200 kHz) to the CPU 120. As shown in Fig. 3, the clock 122, the CPU 120, the PROM 12U and the RAM 126 are interconnected by a command data collector 1U0 (i / D), which may be illustratively in the form of a manifold with fourteen lines, which not only connects the aforementioned elements, but is also connected to each of the signal conditioning and coupling circuits 130, 132, 13U, 136 and 138.

15 De keten 130 conditioneert en koppelt de signalen, die indica tief zijn voor de temperatuursignalen TP1 en TP2 van de calibrerings-inrichting, zoals respectievelijk verkregen van de temperatuurmeet-organen 57 en U8. Vérder worden de metertemperatuursignalen TM3 en TMU, zoals verkregen van de organen k2 en l+U, eveneens gelegd aan de keten 20 130. Zoals weergegeven in fig. 2C, zijn vier aanvullende ruimtetempe- ratuurmeetorganen R0, R1, R2 en R3 verspreid aangebracht in de ruimte 106, waarin het calibreringsinrichtingsstelsel 10, zoals weergegeven in de fig. 1 en 2A, is opgesteld, in welk verband het duidelijk is, dat de omgevingsomstandigheden rond het calibreringsinrichtingsstelsel 10 goed 25 worden geregeld teneinde de omgevingstemperatuur van het calibrerings— inrichtingsstelsel 10 zo stabiel mogelijk te houden. Het is de gebruikelijke praktijk de te toetsen meters 38 enige tijd in dit milieu op te slaan, zodat zij dezelfde omgevingsomstandigheden kunnen bereiken, waaronder het calibreringsinrichtingsstelsel 10 is opgesteld. Zoals weerge-30 geven in fig. 3, worden de temperatuursignalen gelegd aan een signaal-conditionerings- en logische keten 150 en vandaar via een koppelketen 151 aan de l/D-verzamelleiding 1U0.The circuit 130 conditions and couples the signals indicative of the temperature signals TP1 and TP2 of the calibrator as obtained from the temperature measuring means 57 and U8, respectively. Furthermore, the meter temperature signals TM3 and TMU, as obtained from the members k2 and 1 + U, are also applied to the circuit 130. As shown in Fig. 2C, four additional room temperature sensors R0, R1, R2 and R3 are distributed in the space 106, in which the calibrator system 10, as shown in Figs. 1 and 2A, is arranged, in which connection it is clear that the environmental conditions around the calibrator system 10 are well controlled so as to adjust the ambient temperature of the calibrator system 10 so that stable as possible. It is common practice to store the meters 38 to be tested in this environment for some time so that they can achieve the same environmental conditions under which the calibrator system 10 is located. As shown in FIG. 3, the temperature signals are applied to a signal conditioning and logic circuit 150 and thence through a coupling circuit 151 to the 1 / D manifold 1U0.

Op soortgelijke wijze worden de druksignalen gelegd aan de con-ditionerings— en koppelketen 132, die een signaaleonditionerings- en lo— 35 gische keten 162 en een koppelketen l6h omvat. In het bijzonder de uit- drukverschilmeetorgaan 51» welke uitgangen het drukverschil PP1 aanduiden van de calibreringsinrichting 10, en van het druk- -21-Similarly, the pressure signals are applied to the conditioning and coupling circuit 132, which includes a signal conditioning and logic circuit 162 and a coupling circuit 16h. In particular the differential pressure measuring device 51, which outputs indicate the differential pressure PP1 of the calibration device 10, and of the pressure -21-

. . I. . I

‘ - 4. - ' J"- 4. -" J

ver sc hilmeet orgaan 1+6, welke uitgangen de meterdruk MP2 aanduiden, en van het barometrische drukme et orgaan 109, waarvan de uitgangen de cmge-vings- of atmosferische druk PB aanduiden van de ruimte 106, worden gelegd aan de keten 132.Differential means 1 + 6, which outputs indicate the meter pressure MP2, and of the barometric pressure meter 109, the outputs of which indicate the data or atmospheric pressure PB of the space 106, are applied to the circuit 132.

5 De uitgang van het metercodeerorgaan 1+0 en het lineaire optische codeerorgaan 26 worden gelegd aan de signaaleonditionerings— en koppel-keten 13l+. In het bijzonder wordt de uitgang van het metercodeerorgaan Uo gelegd aan een signaaleonditionerings- en logische keten 170a, waarvan de uitgangen op hun beurt worden gelegd aan koppelketens 171 en 173.The output of the meter encoder 1 + 0 and the linear optical encoder 26 are applied to the signal conditioning and coupling circuit 131 +. In particular, the output of the meter encoder Uo is applied to a signal conditioning and logic circuit 170a, the outputs of which are in turn applied to coupling circuits 171 and 173.

10. Een klokketen 175 legt een signaal aan de koppelketen 173. In een andere uitvoeringsvorm wordt een nabijheidsdetector 27 gebruikt voor het waarnemen van het draaien van het metercodeerorgaan 1*0 en wordt de uitgang van de nabijheidsdeteetor 27 gelegd aan de signaaleonditionerings- en logische keten 17'0a. Dit is in fig. 3 afgebeeld door de ingangssignalen, 15 aangeduid als draaicodeerorgaanimpulsen en metertoets-nabijheidsdetec-tor, waarbij het duidelijk is, dat slechts één van deze ingangen tegelijk wordt gevoerd naar de keten 170a. De uitgang van het lineaire optische codeerorgaan 26 wordt via de signaaleonditionerings- en logische keten 170b en de koppelketen 179 gelegd aan de i/D-verzamelleiding 11*0.10. A clock circuit 175 applies a signal to the coupling circuit 173. In another embodiment, a proximity detector 27 is used to sense the rotation of the meter encoder 1 * 0 and the output of the proximity detector 27 is applied to the signal conditioning and logic circuit. 17'0a. This is shown in FIG. 3 by the input signals, referred to as rotary encoder pulses and meter key proximity detector, it being understood that only one of these inputs is fed to circuit 170a at a time. The output of the linear optical encoder 26 is applied to the i / D header 11 * 0 through the signal conditioning and logic circuit 170b and the coupling circuit 179.

20 Teneinde een aanduiding te verschaffen van de gemeten parameters, zoals de temperatuur, de druk, alsmede de fluidumvolumes, aangezogen door de calibreringsinrichting 10 en zoals gemeten door de meter 38, worden uitgangen van de I/D-verzamelleiding 11*0 via de keten 136 gelegd aan de weergeef eenheid 111, die een gegevensdrukker van harde afdrukken bevat.20 In order to provide an indication of the measured parameters, such as the temperature, the pressure, as well as the fluid volumes, drawn in by the calibrator 10 and as measured by the meter 38, outputs of the I / D manifold 11 * 0 are supplied via the circuit 136 to display unit 111, which includes a hard print data printer.

25 In het bijzonder bevat de keten 136 een koppelketen 192a voor het via een signaaleonditionerings- en logische keten 190a aan de drukker met harde afdrukken leggen van parameteruitgangssignalen. Verder bevat de keten 136 een koppelketen 192b, die de parameteruitgangssignalen via een sig— naalconditionerings- en logische keten 190b verschaft aan de CRT-gegevens-30 eindpost 112. Daarnaast worden opdracht signalen van de bedienaar als invoer op het toetsenbord van de eindpost via de logische keten 190b en de koppelketen 192b overgebracht naar de I/D-verzamelleiding 11*0. Een klokketen 193 regelt de baudfrequentie, waarmede signalen kunnen worden over— gebracht tussen de CRT-gegevenseindpost 112 en het computer stelsel. De 35 CRT-gegevenseindpost 112 kan de vorm hebben van een CRT-weergeving, die BA$t$ftfeïï$^£.en m°Selijk maak"t: van opdrachten via de alfanumerieke toetsen op zijn toetsenbord, alsmede het weergeven van de ingevoerde opdrachtenIn particular, circuit 136 includes a coupling circuit 192a for applying parameter output signals to the hard-print printer via a signal conditioning and logic circuit 190a. Furthermore, the circuit 136 includes a coupling circuit 192b, which provides the parameter output signals via a signal conditioning and logic circuit 190b to the CRT data terminal 112. In addition, command signals from the operator are input to the terminal keyboard via the terminal. logic circuit 190b and the coupling circuit 192b transferred to the I / D manifold 11 * 0. A clock circuit 193 controls the baud rate at which signals can be transferred between the CRT data terminal 112 and the computer system. The CRT 35 data terminal 112 may be in the form of a CRT display, which makes BA $ t $ ftfeï $ ^ £. And m ° of commands from the alphanumeric keys on its keyboard, as well as displaying the entered exercises

0 1 Π 1 5 'ζ A0 1 Π 1 5 'ζ A

ι '1 . · j - 22 - en de door de bedienaar toegankelijk gemaakte parametrische gegevens.ι '1. J - 22 - and the parametric data made accessible by the operator.

Tenslotte is een signaalconditionerings— en koppelketen 138 weergegeven voor het onderling verbinden van de ï/D-verzamelleiding lUO en de inlaatklep 3^ en de uitlaatklep 36, alsmede voor het aan de servo-5 motor 20 leggen van de regelsignalen. Verder hangt de servomotor 20 samen met een motorregeling, waarbij terugkoppelsignalen, indicatief voor de snelheid van de servomotor 20, via de logische keten 19^ worden aangelegd voor het op hun beurt beïnvloeden van de regeling van de servomotor 20. Verder worden signalen, die de toestand aanduiden van de ser-10 vomotor 20, alsmede een ingangssignaal van een schakelaar voor het toetsen om aan te duiden of het draaibare codeerorgaan Uo of de nabij-heidsdeteetor 27 moet worden gebruikt voor het meten van de meterstro-ming, via de logische keten 198 en de koppelketen 200 ingevoerd naar de I/D-verzamelleiding 1^0.Finally, a signal conditioning and coupling circuit 138 is shown for interconnecting the I / D manifold 10U and the inlet valve 31 and the outlet valve 36, as well as for applying the control signals to the servo motor 20. Furthermore, the servo motor 20 is associated with a motor control, wherein feedback signals indicative of the speed of the servo motor 20 are applied through the logic circuit 19 to in turn influence the control of the servo motor 20. Furthermore, signals which indicating the state of the ser-10 motor 20, as well as an input signal from a switch for testing to indicate whether the rotary encoder Uo or the proximity detector 27 is to be used for measuring the meter flow, via the logic circuit 198 and the coupling circuit 200 inputted to the I / D manifold 1 ^ 0.

15 De signaalconditionerings- en koppelketen 130 is gedetailleerder weergegeven in fig. hk en bevat twee lijningangen, afkomstig van elk der temperatuurtransductoren 57, ^8, k2 en U4, respectievelijk indicatief voor de temperaturen TP1 en TP2 van de calibreringsinrichting en de metertemperaturen TM3 en TM^, en is verbonden met een multiplexeer-20 orgaan 1U9. Daarnaast worden de vier temperatuurtransductoren R0, R1, R2 en R3, verspreid opgesteld in de ruimte 106 van de calibreringsinrichting, waarin het calibreringsinrichtingsstelsel 10 is opgesteld, door de volgende vier ingangen gelegd aan het muitiplexeerorgaan IU9.The signal conditioning and coupling circuit 130 is shown in more detail in FIG. Hk and includes two line inputs from each of the temperature transducers 57, 8, k2 and U4, indicative of the temperatures TP1 and TP2 of the calibrator and meter temperatures TM3 and TM, respectively. and is connected to a multiplexer 1U9. In addition, the four temperature transducers R0, R1, R2, and R3 are arranged distributed in space 106 of the calibrator, in which the calibrator system 10 is disposed, through the following four inputs to the multiplexer IU9.

De voornoemde temperatuurtransductoren zijn verbonden in versterker-25 modulen, die dienen voor het ontwikkelen van spanningsuitgangen, evenredig met de waargenomen temperatuur, en voor het leggen van deze uitgangen aan de bijbehorende ingangen van het muit iplexeer orgaan 1^9.The aforementioned temperature transducers are connected in amplifier 25 modules, which serve to develop voltage outputs proportional to the sensed temperature, and to apply these outputs to the corresponding inputs of the multiplexer 1 ^ 9.

Op deze wijze hangt elke temperatuurtransductor samen met zijn eigen verst er kermodule, zodat zijn uitgang naar het multiplexeerorgaan 1U9 30 kan worden aangepast voor het verzekeren van een in hoofdzaak regelmatige uitgang voor wat betreft de spanningsamplitude en verschuiving voor elk der met het multiplexeerorgaan 1U9 verbonden temperatuurtransductoren. De details van de versterkermodulen voor elk der in fig. hk weergegeven transductoren, wordt hierna uiteengezet aan de hand yan fig. hl 35 samen met een gedetailleerde beschrijving van de signaalconditionerings-BAftQBlgm keten 150, zoals in zijn algemeenheid weergegeven in fig. Ua.In this manner, each temperature transducer is associated with its own amplifier module, so that its output to the multiplexer 1U9 30 can be adjusted to ensure a substantially regular output in terms of voltage amplitude and shift for each of the temperature transducers connected to the multiplexer 1U9 . The details of the amplifier modules for each of the transducers shown in Fig. Hk are explained below with reference to Fig. Hl 35 together with a detailed description of the signal conditioning BAftQBlgm circuit 150, as shown generally in Fig. Ua.

Het muitiplexeerorgaan 1^9 dient voor het in tijd multiplexeren van de - 23 -The multiplexer 1 ^ 9 is for time multiplexing the - 23 -

. I. I

-4- < ’ l ingangen aan elk van zijn acht ingangen en het op schaal "brengen van de temperatuursignaaluitgangen teneinde deze een—voor-een via een multi-plexeerorgaan 15U te leggen aan een versterker 152. Het tweede multi-plexeerorgaan 15U is gewoonlijk ingesteld voor het leggen van een van de acht temperatuur ingangssignalen via de rekenversterker 152 aan de analoog-digitaal (A/D)-omzetterketen 158. Tijdens het calihreren wordt het muitiplexeerorgaan 15¾ "bediend voor het leggen van een calihrerende precisiespanning aan de A/D-omzetter 158. Zoals op dit gebied algemeen bekend, wordt de gelijkstroomspanning van de analoge signalen ingesteld 10 op een niveau, dat gemakkelijk kan worden geaccepteerd door de A/D-orn-zetter 158, die op zijn beurt deze analoge signalen omzet in digitale uitgangen, die via zijn twaalf uitgangslijnen worden gelegd aan een parallelingang-uitgang (PI/0) -orgaan 160. De Pl/O-keten 160 maakt het mogelijk ingangsopdrachten via de Ι/Γ-verzamelleiding 1U0 over te brengen 15 naar het muitiplexeerorgaan 1U9 om te regelen welke van de ingangen op een bepaald tijdstip moet worden bemonsterd, alsmede naar de logische keten 156 teneinde het het multiplexeerorgaan 15¾ mogelijk te maken een van de uitgangen van het muitiplexeerorgaan 1^9 of het spanningscalibre-ringsingangssignaal te leggen aan de A/D-omzetter keten T58. Tijdens be-20 drijf plaatst de CPU 120 een aanroepsignaal via de I/D-verzamelleiding 1U0 naar de ΡΙ/0-keten 160, die daarop aanspreekt door het mogelijk maken van het uitlezen van een aanroep voor informatie en het omzetten daarvan in digitale gegevens, die moeten worden gelegd aan de I/D—ver-zamelleiding 1^0. Daarnaast wordt een opdracht verkregen van de PI/O-25 keten 160 voor dè tijdinstelling van de omzetting van de analoge signalen in digitale signalen door de A/D-omzetterketen 158, en een signaal, dat indicatief is voor de toestand van de A/D-omzetterketen wordt via de Pl/0-keten 160 gelegd aan de I/D-verzamelleiding 1U0. Het spannings-calibreringssignaal maakt het mogelijk de nul en de grootte van het 30 interval van de rekenversterker 152 in te stellen, zodat de volledige amplitude van elk ingangssignaal kan verschijnen aan de A/D-amz etter keten 158.-4 inputs to each of its eight inputs and scaling the temperature signal outputs so as to superimpose them one by one through an multiplexer 15U to an amplifier 152. The second multiplexer 15U is usually set for applying one of the eight temperature input signals through the processing amplifier 152 to the analog-digital (A / D) converter circuit 158. During calibration, the multiplexer 15¾ "is operated to apply a calibrating precision voltage to the A / D converter 158. As is well known in the art, the DC voltage of the analog signals is set at a level that can be easily accepted by the A / D orn converter 158, which in turn converts these analog signals to digital outputs, which are applied through its twelve output lines to a parallel input output (PI / 0) member 160. The Pl / O circuit 160 allows input commands to be transferred via the U / Γ bus 1U0 inputs 15 to the multiplexer 1U9 to control which of the inputs is to be sampled at a given time, as well as to the logic circuit 156 to allow the multiplexer 15¾ to output one of the multiplexer 1/9 or the voltage calibration input signal to the A / D converter chain T58. During operation, the CPU 120 places a call signal through the I / D bus 1U0 to the keten / 0 circuit 160, which responds thereto by enabling the reading of a call for information and converting it into digital data to be placed on the I / D manifold 1 ^ 0. In addition, an order is obtained from the PI / O-25 circuit 160 for timing the conversion of the analog signals to digital signals by the A / D converter circuit 158, and a signal indicative of the state of the A / D converter chain is applied through the Pl / 0 chain 160 to the I / D manifold 1U0. The voltage calibration signal allows to set the zero and magnitude of the interval of the computational amplifier 152, so that the full amplitude of each input signal can appear on the A / D-amz pus circuit 158.

De conditionerings- en koppelketen 132 is vollediger weergegeven met betrekking tot fig. UB, waarin is weergegeven, dat de uitgangen van 35 de transductor 51 en b6, respectievelijk aanduidende de calibrerings-The conditioning and coupling circuit 132 is shown more fully with respect to Figure UB, showing that the outputs of transducers 51 and b6, respectively, indicate the calibration

igri.^jt^gs- of zuigerdruk PP1 en de meterdruk MF2, via rekenversterkers 161a en 161b worden gelegd aan een muit iplexeer or gaan 163. Verder wordt Λ 4 Λ 4 C TAigri. ^ jt ^ gs or piston pressure PP1 and the meter pressure MF2, via calculation amplifiers 161a and 161b, are applied to a mulliplexer 163. Furthermore, Λ 4 Λ 4 C TA

- 2h - m *♦ v | » ' 1 X ^ .- 2h - m * ♦ f | 1 X ^.

de uitgang van de druktransductor 109 voor het meten van de barometrische of omgevingsdruk van de ruimte 106 van de calibreringsinrichting via een rekenversterker 161c gelegd aan het muitiplexeerorgaan 163. In eerste instantie zendt de CPU 120 een opdracht naar het muit iplexeer orgaan 163 5 om te kiezen welke uitgang van de druktransductoren 51, U6 of 109 moet worden uitgelezen via de I/D-verzamelleiding 140 en de parallelle in-gang-uitgang (Ρΐ/θ3—keten 168. In aanspreking hierop legt de Pl/0—keten 168 via de verzamelleiding 169 met vier lijnen regelsignalen aan het 0.the output of the pressure transducer 109 for measuring the barometric or ambient pressure of the space 106 of the calibrator through a computing amplifier 161c applied to the multiplexer 163. Initially, the CPU 120 sends a command to the multiplexer 163 to choose which output of the pressure transducers 51, U6 or 109 is to be read via the I / D manifold 140 and the parallel input output (Ρΐ / θ3-circuit 168. In response to this, the P1 / 0-circuit 168 applies via the bus 169 with four lines of control signals at 0.

^ multiplexeerorgaan 163 voor het kiezen van een van de drie drukaandui-10 dingssignalen of een signaal, dat indicatief is voor het spannings- calibreringsingangssignaal, dat moet worden gelegd aan een A/D-omzetter 166, die het analoge ingangssignaal cmzet in een overeenkomstig digi— taalsignaal, dat moet worden gelegd aan de PI/0—keten 168 om verder te worden gezonden via de l/D-verzamelleiding 1^0. Na opdracht van de CPCJ 15 120, draagt de ΡΙ/0-keten 168 vervolgens via de lijn 159 de A/D-keten 166 op het gekozen analoge drukuitgangssignaal om te zetten in een overeenkomstig digitaalsignaal, dat via de ï/D-verzamelleiding 1U0 moet worden gezonden. De omzetting van de analoge ingangsgegevens in digitale gegevens vereist een afzonderlijk tijdvak voor het plaatsvinden van de 20 A-in-D-omzetting en bovendien voor het stabiliseren van de digitale gegevens, die verschijnen op de twaalf gegevensuitgangslijnen van de A/D-keten 166 voordat zij worden uitgelezen door de Pl/O-keten 168.Multiplexer 163 for selecting one of the three pressure indication signals or a signal indicative of the voltage calibration input signal to be applied to an A / D converter 166 which converts the analog input signal to a corresponding digit. Language signal, which must be applied to the PI / 0 circuit 168 to be transmitted further through the 1 / D manifold 1 ^ 0. At the request of the CPCJ 15 120, the ΡΙ / 0 circuit 168 then carries, via the line 159, the A / D circuit 166 to convert the selected analog pressure output signal into a corresponding digital signal, which is passed through the I / D bus line 1U0. must be sent. The conversion of the analog input data into digital data requires a separate time period for the 20 A-to-D conversion to take place and, moreover, for the stabilization of the digital data appearing on the twelve data output lines of the A / D circuit 166 before they are read by the Pl / O chain 168.

Wanneer signaalstabilisatie heeft plaats gevonden op de twaalf gege-venslijnenuitgang van de A/D-keten 166, wordt een toestandssignaal op-25 gewekt door de A/D-keten 166. In aanspreking op het toestandssignaal, leest de Pl/0-keten 168 de gegevens uit, die verschijnen op de uitgangs-lijnen van de A/D-keten 166, en legt deze signalen via de 1/D-verzamel-leiding 1 Uo aan de RAM 126, zoals weergegeven in fig. 3. Nadat deze werking is voltooid, is het stelsel in staat een andere drukuitgang te 30 kiezen, zoals verkregen van een andere transductor, deze uitgang om te zetten in een digitaal signaal, dat moet worden gezonden naar de RAM 126, zoals hiervoor uiteengezet.When signal stabilization has occurred on the twelve data line output of the A / D circuit 166, a state signal on-25 is generated by the A / D circuit 166. In response to the state signal, the P1 / 0 circuit reads 168 the data appearing on the output lines of the A / D circuit 166, and apply these signals through the 1 / D bus 1 Uo to the RAM 126, as shown in FIG. 3. After this operation is complete, the system is able to select another pressure output, as obtained from another transducer, to convert this output to a digital signal to be sent to the RAM 126, as set forth above.

De koppel- en conditioneringsketen 13^ wordt vollediger besproken met betrekking tot fig. Uc. Het draaibare metercodeerorgaan UO is 35 gekoppeld aan de meter 38 voor het verschaffen van eerste en tweede BAft^öÜi^^l'en A, die onderling 90° uit faze zijn, aan de signaalcondi-tionerings- en logische keten 170a. In het bijzonder bewerkt de keten - 25 -The coupling and conditioning circuit 13 ^ is discussed more fully with respect to Fig. Uc. The rotary meter encoder UO is coupled to the meter 38 to provide first and second BAftiO1s and A, which are mutually 90 degrees out of phase, to the signal conditioning and logic circuit 170a. In particular, the chain edits - 25 -

« V I«V I

. ^ 4. < ! » 170a de ingangssignalen A tot A voor het voorkomen van mogelijke moeilijkheden als gevolg van "jitter" van de signalen, zoals kan worden veroorzaakt door mechanische trilling op het draaibare meetcodeerorgaan 40.. ^ 4. <! 170a the input signals A to A to avoid possible difficulties due to "jitter" of the signals, as may be caused by mechanical vibration on the rotary measuring encoder 40.

De signaalconditionerings- en logische keten 170a wekt een samengesteld 5 impulssignaal op, overeenkomende met elk stel ingangs impuls en van de signalen A en A, en legt deze aan een intervalklok 17^, die een te programmeren teller 17ha bevat, waarin een factor wordt geladen die afhankelijk is van het gekozen fluidumvolume, dat door de meter 38 moet worden gezogen, op een hierna uiteen te zetten wijze. In het bijzonder wordt 10 die factor in de te programmeren teller 17¾¾ geplaatst, en wordt bij het neerwaarts tellen tot nul vanaf die factor een impuls opgewekt door de intervalklok 17¾ en gelegd aan een logische keten 177» waarvan de uitgang wordt aangelegd voor het starten van een CPU-onderbrekings-2-onder-programma, waardoor het toetsen van de meter 38 wordt beëindigd, zoals 15 hierna gedetailleerd wordt uiteengezet aan de hand van fig. 9J. De logische keten 170a spreekt aan op het ingangssignaal A vanaf het draaibare metercodeerorgaan Uo voor het leggen van een overeenkomstige, geconditioneerde impuls aan een intervalklok 176, die de werking uitvoert van het onderkennen van de voorste rand van het signaal A voor het starten 20 van het tijdinstellen of tellen van de te programmeren teller 17^a, alsmede van de teller 176a en van de lineaire codeerorgaanteller 182.The signal conditioning and logic circuit 170a generates a composite pulse signal corresponding to each set of input pulse and of the signals A and A and applies it to an interval clock 17 ^ containing a programmable counter 17ha into which a factor is loaded which depends on the selected fluid volume to be drawn through the meter 38 in a manner to be explained below. Specifically, that factor is placed in the counter 17¾¾ to be programmed, and when counting down to zero from that factor, an impulse is generated by the interval clock 17¾ and applied to a logic circuit 177, the output of which is applied to start a CPU interrupt 2 sub-program, which terminates the testing of the meter 38, as explained in detail below with reference to Fig. 9J. The logic circuit 170a addresses the input signal A from the rotary meter encoder Uo to apply a corresponding, conditioned pulse to an interval clock 176 which performs the operation of detecting the leading edge of the signal A before starting the signal. time setting or counting the counter 17 ^ a to be programmed, as well as the counter 176a and the linear encoder counter 182.

Meer in het bijzonder regelt de CPU 120 de calibreringsinrichting 10, en neemt hij waar, dat de zuiger 1¾ vanuit zijn parkeerstand is versneld naar zijn stand voor het beginnen van het toetsen, zoals aangeduid door 25 de aanwezigheid van een uitgangssignaal van de nabijheidsdetector 52.More specifically, the CPU 120 controls the calibrator 10, and detects that the piston 1¾ has accelerated from its parking position to its key start position, as indicated by the presence of an output signal from the proximity detector 52.

Bij het waarnemen van de uitgang van de nabijheidsdetector 52, benadert het programma, zoals met tussenpozen, bijvoorbeeld ongeveer elke i+0 ^us, uitgevoerd door de CPU 120, de intervalklok 176 om te zien of deze een ingangssignaal heeft ontvangen van de signaalconditionerings- en lo-30 gische keten 170a, indicatief voor de voorste rand van het ingangssignaal A van de draaibare codeerorgaantransductor Uo. Bij het waarnemen van de eerste voorste rand van de uitgang van de logische keten 170a , nadat de zuiger 1¾ de nabijheidsdetector 52 is gepasseerd, wordt een startsignaal gelegd aan de ΡΙ/0-keten 18U, die een signaal voor het 35 starten voor het tellen legt aan de teller 182 en ook een startsignaal BAD 1 gldi ng 1*0 aan de te programmeren teller 17¾¾. Op deze wijze wordt elk der tellers 17^a, 176a en 182 in werkzame toestand Λ Λ Π Λ Γ 7 /.Upon sensing the output of the proximity detector 52, the program, as intermittently, for example, approximately every 1 + 0 ^ us, executed by the CPU 120, approaches the interval clock 176 to see if it has received an input signal from the signal conditioner. and logic circuit 170a, indicative of the leading edge of the input signal A of the rotary encoder transducer Uo. Upon sensing the first leading edge of the logic circuit 170a output, after the piston 1¾ has passed the proximity detector 52, a start signal is applied to the keten / 0 circuit 18U, which starts a signal for starting before counting apply counter 182 and also a start signal BAD 1 gldi ng 1 * 0 to the counter 17¾¾ to be programmed. In this manner, each of the counters 17 ^ a, 176a, and 182 becomes operative Λ Λ Π Λ Γ 7 /.

- 26 - t ’ 1 > "* gebracht voor het op hetzelfde tijdstip beginnen met tellen. In dit uitvoeringsvoorbeeld, telt de tè programmeren teller 17Ua neerwaarts in aanspreking op uitgangssignalen van de draaibare codeerorgaantransductor 1*0.- 26 - t "1>" * is brought to start counting at the same time. In this exemplary embodiment, the tè programming counter 17Ua counts down in response to output signals from the rotary encoder transducer 1 * 0.

5 Volgens een belangrijk aspect van de uitvinding, zijn het star ten en beëindigen van de metertoets, d.w. z. het tellen door de te programmeren teller 17Ua en de teller 182, aansprekend uitgevoerd op de uitgang van het draaibare codeerorgaan Uo, doordd; de nauwkeurigheid van de meter 38 moet worden gemeten. Meer in het bijzonder is het draaibare 10 codeerorgaan 10 gekoppeld aan de fluidum- of gasmeter 38, zoals vollediger wordt beschreven met betrekking tot fig. 1*F, waarbij het draaibare meter codeerorgaan 1+0, zoals daaraan gekoppeld, bij het draaien van zijn draaibaar gemonteerde stang een reeks impulsen produceert, overeenkomende met het draaien van deze raakarm en het cyclisch bewegen van het mem— 15 braan van de meter. Zoals weergegeven in fig. 1+F, is het draaibare orgaan door koppelingsarmen verbonden met het membraan van de meter, en is zijn draaiing niet rechtlijnig, zodat de uitgang van het codeerorgaan 1+0 in zekere zin in frequentie is gemoduleerd. Teneinde derhalve een nauwkeurige meting te verkrijgen van het draaibare metercodeerorgaan 1+0, 20 is het wenselijk de impulsen te tellen, zoals-verkregen van het codeerorgaan 1+0, zodat het tellen begint en eindigt bij ongeveer hetzelfde punt in de draaiing van het draaibare orgaan van de meter. Dit wordt tot stand gebracht door het starten van het tellen in aanspreking op het draaibare metercodeerorgaan 1+0. In het bijzonder wordt een metertoets 25 uitgevoerd door het versnellen van de zuiger 1 k vanuit zijn parkeerstand naar een gelijkblijvende snelheid, zodat bij het passeren door de zuiger van de nabijheidsdetector 52, geplaatst in de stand voor het beginnen van de toets, een uitgang daarvan wordt verschaft teneinde, zoals hierna wordt uiteengezet, het waarnemen mogelijk te maken van de voorste 30 rand van het volgende uit gangs signaal van de logische keten 170a, overeenkomende met de voorste rand van het volgende uitgangssignaal A van het draaibare metercodeerorgaan 1+0, De intervalklok 176 spreekt a-a-n op de voorste rand voor het tot stand brengen van het gelijktijdig starten van het tellen van de te programmeren teller 17'1+a en de teller 182. Bij 35 het plaats vinden van het neerwaarts tellen van de te programmeren tel-BAfFCflffifÖINAbaf zijn gekozen factor, afhankelijk van het gewenste door de meter 38 te zuigen volume, verschaft de intervalklok 171+ zijn uitgangAccording to an important aspect of the invention, starting and ending the meter key, i.e. z. counting by the counter 17Ua to be programmed and the counter 182 executed responsively at the output of the rotary encoder Uo, dd; the accuracy of the meter 38 must be measured. More specifically, the rotary encoder 10 is coupled to the fluid or gas meter 38, as more fully described with reference to Fig. 1 * F, the rotary meter encoder 1 + 0, as coupled thereto, being rotated. rotatably mounted rod produces a series of pulses, corresponding to the rotation of this tangent arm and the cyclic movement of the meter membrane. As shown in Fig. 1 + F, the rotatable member is connected by coupling arms to the membrane of the meter, and its rotation is not rectilinear, so that the encoder 1 + 0 output is modulated in some way in frequency. Therefore, in order to obtain an accurate measurement of the rotary meter encoder 1 + 0, it is desirable to count the pulses as obtained from the encoder 1 + 0 so that the counting begins and ends at about the same point in the rotation of the rotary meter organ. This is accomplished by starting counting in response to the rotary meter encoder 1 + 0. In particular, a meter key 25 is performed by accelerating the piston 1k from its parking position to a constant speed, so that as it passes through the piston of the proximity detector 52, placed in the key start position, an output thereof is provided to enable, as explained below, the detection of the leading edge of the next output signal of the logic circuit 170a, corresponding to the leading edge of the next output signal A of the rotary meter encoder 1 + 0, De interval clock 176 is responsive to the leading edge to effect the simultaneous start of the counting of the counter 17'1 + a to be programmed and the counter 182. At 35, the counting down of the counter to be programmed is effected. BfFCflffifÖINAbaf its chosen factor, depending on the desired volume to be sucked by the meter 38, the interval clock 171+ provides its output

....... ”♦ I....... ”♦ I

« ^ I«^ I

.4. 41 i i - 27 - aan de logische keten 177 voor het openen van de onderbreking-2 van de CPU ' 120, hetgeen op zijn beurt het tellen beëindigt van de tellers 17^a en 182 en de betreffende tellingen overbrengt naar overeenkomstige plaatsen in de RAM 126. Opgemerkt wordt, dat het beëindigen van het tellen uit-5 gevoerd zou kunnen worden door een programmatuur., maar een extra aantal stappen zou omvatten en dus bovenmatig het programmeren van dit stelsel zou compliceren, alsmede toevoegen aan de tijd, die nodig is voor het uitvoeren van de hiervoor beschreven tijdinstelling. Bovendien verzekert het tot stand brengen van het starten van het tellen in aanspreking op 10 de uitgang van het draaibare metercodeerorgaan Uo een nauwkeuriger toetsen en calibreren van de meter 38, die wordt getoetst..4. 41 ii - 27 - to the logic circuit 177 to open the interrupt-2 of the CPU '120, which in turn ends counting of counters 17a and 182 and transfers the respective counts to corresponding locations in the RAM 126. It should be noted that the counting termination could be performed by a software, but would include an additional number of steps and thus would excessively complicate the programming of this system, as well as add to the time required. to perform the time setting described above. In addition, accomplishing start counting in response to the output of the rotary meter encoder Uo ensures more accurate testing and calibration of the meter 38 being tested.

Zoals hiervoor uiteengezet, wordt de reeks uitgangsimpulsen, zoals, verkregen van het draaibare codeerorgaan Uo, aangelegd voor het neerwaarts tellen van de in eerste instantie in de te programmeren tel— 15 Ier 17^a geplaatste telling. Belangrijk is, dat de telling, zoals geplaatst in de te programmeren teller 17^-a, veranderlijk is in afhankelijkheid van het volume, dat door de meter 38 en in de kamer 28 moet worden gezogen. De telling stoelt op de constructieve afmetingen en eigenschappen van de meter 38, alsmede de eigenschappen van het draaibare me-20 tercodeerorgaan Uo voor wat betreft het aantal impulsen dat deze per omwenteling opwekt. In een illustratieve uitvoeringsvorm wordt een telling van UO.OOO geplaatst in de te programmeren teller 17^a, overeenko-mende met een door de meter 40 te zuigen volume van 0,028 m . Aannemende, dat de eigenschappen van de meter 38 en het codeerorgaan 40 gelijk blij-25 ven voor veranderlijke volumes, kunnen-illustratieve tellingen van 20.000 en 10.000 worden opgeslagen in de te programmeren teller 17^-a, indien het gewenst is respectievelijk 0,01U en 0,007 m fluidum door de meter 38 te zuigen. Door het invoeren van een telling, stoelende op de eigenschappen van de meter 38, in de te programmeren teller 17^a, die 30 neerwaarts wordt geteld door impulsen, verkregen van. het draaibare meter— codeerorgaan ^0, wordt een nauwkeuriger toetsen van de meter verzekerd, doordat het begin en het eind van de metertoets tot stand worden gebracht op hetzelfde punt in de draaicyclus van de meter en zijn draaibare codeer-ergaan Uo, zoals hiervoor uiteengezet.As explained above, the sequence of output pulses, such as obtained from the rotary encoder U0, is applied to count down the count initially placed in the counter to be programmed. Importantly, the count, as placed in the counter 17a to be programmed, is variable depending on the volume to be drawn through meter 38 and into chamber 28. The count is based on the structural dimensions and properties of the meter 38, as well as the properties of the rotary meter encoder Uo in terms of the number of pulses it generates per revolution. In an illustrative embodiment, a count of U0000 is placed in the counter 17 to be programmed, corresponding to a volume of 0.028 m to be sucked by meter 40. Assuming that the properties of meter 38 and encoder 40 remain the same for variable volumes, illustrative counts of 20,000 and 10,000 can be stored in the counter 17 ^ -a to be programmed, if desired, 0.01U, respectively. and 0.007 m of fluid through the meter 38. By entering a count, based on the properties of the meter 38, into the counter 17 to be programmed, which is counted down by pulses 30 obtained from. the rotary meter encoder ^ 0, more accurate keying of the meter is ensured in that the beginning and end of the meter key are established at the same point in the meter's cycle of rotation and its rotary encoder Uo, as explained above .

35 Zoals aangeduid in fig. Uc, wordt een kloksignaal A verkregen van 120 en wordt de I/D-verzamelleiding 1U0 gelegd aan de interval klok 176. Een gekozen factor wordt in de neerwaartseAs indicated in Fig. Uc, a clock signal A of 120 is obtained and the I / D header 1U0 is applied to the interval clock 176. A selected factor is set in the down

.-· I.- · I

- 28 - .....................- 28 - .....................

teller 176a geplaatst voor het verschaffen van een uitgang van de inter-valklok 176, overeenkomende met een bemonst er ings impuls van een impuls per seconde. In een illustratieve uitvoering, is het kloksignaal, zoals verkregen van de klok 122 in de orde van 200 kHz, en is de in de teller 5 176a geplaatste factor zodanig, dat de gevenste êén impuls per seconde wordt verschaft aan de logische keten 178 en 'vandaar aan het motorregel-paneel. Zoals hierna wordt uiteengezet, wordt deze bemonsteringsimpuls gebruikt voor het in tijd instellen van het bemonsteren van de metingen van de druk en de temperatuur.counter 176a positioned to provide an output of the interval clock 176 corresponding to a sampling pulse of one pulse per second. In an illustrative embodiment, the clock signal obtained from the clock 122 is of the order of 200 kHz, and the factor placed in the counter 5176a is such that the first one pulse per second is supplied to the logic circuit 178 and 1. hence to the engine control panel. As explained below, this sampling impulse is used for timing sampling of the pressure and temperature measurements.

10 De uitgang van het lineaire codeerorgaan 26 is verder een paar signalen A en A, onderling 90° uit faze, welke signalen worden gelegd aan een logische en conditioneringsketen 170b. De keten 170b is soortgelijk aan de keten 170a doordat hij het ingevoerde signaal A en A bewerkt voor het vormen en conditioneren van deze ingangssignalen voor het 15 opheffen van "jitter", die anders een foute uitgang van het lineaire codeerorgaan 26 zou kunnen aanduiden. Daarnaast is de keten 170b in staat de richting waar te .nemen, waarin de zuiger ik beweegt vanaf de ingevoerde signalen A en A, en worden, indien de uitgevoerde signalen A en A niet aanduiden dat de zuiger 1U' in de gevenste richting beweegt, geen 20 signalen uitgevoerd vanuit de logische en conditioneringsketen 170b. De keten 17'0b verschaft een reeks geconditioneerde impulsen, overeenkomende met de uitgang van het lineaire codeerorgaan, aan de teller 1Ö2, die na het starten de uitgang van het lineaire codeerorgaan 26 telt en accumuleert. De geaccumuleerde uitgang van de teller 182 wordt gelegd aan de 25 Pl/0-keten 18i)· en wordt na opdracht via de I/D-verzamelleiding 1^0 overgebracht naar de overige gedeelten van het computerstelsel.The output of the linear encoder 26 is further a pair of signals A and A, 90 ° out of phase, which signals are applied to a logic and conditioning circuit 170b. The circuit 170b is similar to the circuit 170a in that it processes the input signals A and A to form and condition these input signals to cancel out "jitter", which could otherwise indicate a faulty output from the linear encoder 26. In addition, the circuit 170b is capable of sensing the direction in which the piston I moves from the input signals A and A, and if the output signals A and A do not indicate that the piston 1U 'moves in the given direction, no signals output from the logic and conditioning circuit 170b. The circuit 17'0b provides a series of conditioned pulses, corresponding to the output of the linear encoder, to the counter 1022, which after starting counts and accumulates the output of the linear encoder 26. The accumulated output of counter 182 is applied to the 25 P1 / 0 circuit 18i) and, after command, is transferred via the I / D manifold 1 ^ 0 to the remaining parts of the computer system.

In een uitvoeringsvorm is de draaibare codeerorgaantransductor U0 gekoppeld aan de meter 38, en bevat hij in het bijzonder een optisch codeerorgaan, dat draaibaar is gekoppeld aan de arm van de tangenten-30 boussole van de huishoudelijke meter 38 voor het waarnemen van het draaien van de arm van de tangentenboussole wanneer gas door de meter stroomt voor het verschaffen van een aantal uitgangssignalen A en A, zoals hiervoor uiteengezet. In een andere uitvoeringsvorm kan de nabijheidsdetec-tor 27 worden gebruikt voor het waarnemen van het mechanisch draaien van 35 de tangentenboussole van de huishoudelijke meter 38 door een mechanisme, BAlÊCffi&QIWAlvordt uiteengezet voor het verschaffen van een uitgangssignaal aan een signaalconditionerings- en logische keten 170c, die op zijn beurt - 29 -In one embodiment, the rotary encoder transducer U0 is coupled to the meter 38, and in particular includes an optical encoder, which is rotatably coupled to the arm of the tangent-30 boussole of the household meter 38 to sense the rotation of the arm of the tangent broth as gas flows through the meter to provide a number of output signals A and A, as set forth above. In another embodiment, the proximity detector 27 can be used to sense the mechanical rotation of the tangent broth of the household meter 38 by a mechanism, BAlÊCffi & QIWAl, set forth to provide an output signal to a signal conditioning and logic circuit 170c, which in turn - 29 -

t ^ It ^ I

t I γ is verbonden met de intervalklok 176 en met de interval klok 17^· Als gevolg van de uitvoering van het aan de arm van de tangentenboussole van de meter 38 gekoppeld zijn van het mechanische mechanisme, produceert de nabijheisdetector 27 een signaal met minder scheiding dan geproduceerd 5 door het optische codeer or gaan '2.6 vanneer hij het draaien van de arm van de tangentenboussole van de meter waarneemt, waarbij het bijzondere voordeel van de nabijheidsdetectoruitvoering die van de betrekkelijke eenvoud van zijn mechanische en elektrische constructie is. De keuze om de nabïjheidsdetector 27 of de draaibare codeerorgaantransductor kO te 10. gebruiken, wordt door de bedienaar gemaakt door het inschakelen van een schakelaar I9I» zoals weergegeven in fig. Uk. Wanneer de bedienaar vaststelt om de nabïjheidsdetector 27 te gebruiken, wordt de te programmeren teller IT^a gecodeerd met de getallen 8, U en 2, overeenkomende met ge- 3 3 3 meten volumestramingen van 0,028 m , 0,014 m en 0,007 m' . De bedienaar 15 start het invoeren van de passende factoren voor zowel de nabijheids-detector 27 als het draaibare codeerorgaan Uo, door het eerst in de juiste stand schakelen van de schakelaar 191 en het toetsyolume in te voeren via het toetsenbord van de CET eindpost 112.t I γ is connected to the interval clock 176 and to the interval clock 17 ^ · Due to the implementation of the mechanical mechanism coupled to the arm of the tangent broth of the meter 38, the proximity detector 27 produces a signal with less separation then produced by the optical encoder '2.6 when it senses the rotation of the arm of the tangent brim of the meter, the particular advantage of the proximity detector embodiment being that of the relative simplicity of its mechanical and electrical construction. The choice to use the proximity detector 27 or the rotary encoder transducer k10 is made by the operator by switching on a switch I9I as shown in FIG. UK. When the operator determines to use the proximity detector 27, the counter ITT a to be programmed is coded with the numbers 8, U and 2, corresponding to measured volume estimates of 0.028 m, 0.014 m and 0.007 m '. The operator 15 starts entering the appropriate factors for both the proximity detector 27 and the rotary encoder Uo by first switching the switch 191 to the correct position and entering the key volume via the keypad of the CET terminal 112.

In fig. UF is een ruimtelijk aanzicht weergegeven van een ge-20 bruikelijke meter 38, die de fluidumstroming meet door het gebruik van twee membranen, waarvan er een als 1202 is weergegeven, waarbij de stro— mingsmeter, zoals weergegeven in fig. UF, vollediger wordt uiteengezet in het Amerikaanse octrooischrift 2.5^U.665. Zoals weergegeven neemt een vlagstang 1203 het buigen waar van het membraan 1202 voor het heen-en-25 weer doen bewegen van de arm Ï20k. Een tweede membraan (niet weergegeven) en een bijbehorende vlagstang (niet weergegeven) doen de arm 1206 in een afwisselende cyclus heen-en-weer bewegen. Zoals uiteengezet in het voornoemde Amerikaanse octrooischrift, doet het samenstel van de armen 1206 en 120U, en de armen 1208 en 1210 de arm 1214 van de tangenten-30 boussole draaien op de in dit octrooischrift beschreven wijze. Een metalen doel 1212 op het snijpunt van de armen 1208 en 1210 wordt langs de nabïjheidsdetector 27 gedraaid, waarbij een uitgang wordt verschaft aan de logische keten 170c om op de hiervoor beschreven wijze te worden bewerkt.In FIG. UF is shown a spatial view of a conventional meter 38 measuring fluid flow using two membranes, one of which is shown as 1202, the flow meter as shown in FIG. UF. is more fully set forth in U.S. Pat. No. 2,5 ^ U,665. As shown, a flag bar 1203 senses bending of the diaphragm 1202 to reciprocate the arm 20k. A second membrane (not shown) and an associated flag bar (not shown) cause the arm 1206 to reciprocate in an alternating cycle. As set forth in the aforementioned U.S. Patent, the assembly of the arms 1206 and 120U, and the arms 1208 and 1210 rotate the arm 1214 of the tangent 30 boussole in the manner described herein. A metal target 1212 at the intersection of the arms 1208 and 1210 is rotated along the proximity detector 27, outputting the logic circuit 170c for processing in the manner described above.

35 De conditionerings- en koppelketen 136 is vollediger weergegeven BAD waar^·^ verbinding is aangebraeht tussen de drukker 111a, de weergeefeenheid 111 voor het afdrukken van gewenste parameters, zoals λ. μ n » r· t / - 30 -The conditioning and coupling chain 136 is more fully shown BAD where ^ connection is made between the printer 111a, the display unit 111 for printing desired parameters, such as λ. μ n »rt / - 30 -

« V I«V I

t » * « gemeten door het calibreringsinrichtingsstelsel 10, welke parameters de gemeten stromingssnelheid of -snelheden en het foutpercentage of de font percent ages onnrat voor de uitgevoerde toetsen. De drukker 111a is in het bijzonder gekoppeld aan de X/D-verzainelleiding 1U0 via een eerste 5 logische keten 190b en een parallelle gegevensregelaar (PDC) 192b, die een in., twee richtingen geregelde toegang verschaft tussen de 1/D-ver-zamelleiding 1^0 en de drukker 111a. Bij opdracht door de PDC 192b wordt dus een signaal ontwikkeld door de logische keten 190b, waarbij de drukker 111a. wordt nagelopen en een aangepast bevestigingssignaal 10 . (ACKO) via de logische keten 190b en de PDC 192b wordt overgebracht om aan te duiden, dat de drukker 11 Ta beschikbaar is voor het drukken. Indien de drukker 111a bezet is, wordt een passend bezetsignaal teruggestuurd naar de l/D-verzamelleiding 1^0. Indien een opdracht is uitgegeven voor het afdrukken van gegevens, wordt het regelgedeelte van het 15 signaal via de PDC 192b en de logische keten 190b gezonden voor het regelen van de drukker 111a voor het afdrukken van die gegevens, die verschijnen op het gegevenskanaal, afkomstig van de logische keten 190b.t »*« measured by the calibration device 10, which parameters measure the measured flow rate or velocities and the error rate or font percent ages for the tests performed. In particular, the printer 111a is coupled to the X / D header line 1U0 through a first logic circuit 190b and a parallel data controller (PDC) 192b, which provides two-way controlled access between the 1 / D connectors. collection pipe 1 ^ 0 and printer 111a. Thus, upon command by the PDC 192b, a signal is generated by the logic circuit 190b, the printer 111a. is checked and an adjusted acknowledgment signal 10. (ACKO) is transferred via logic circuit 190b and PDC 192b to indicate that printer 11 Ta is available for printing. If the printer 111a is occupied, an appropriate busy signal is returned to the I / D manifold 1 ^ 0. If a command has been issued to print data, the control portion of the signal is sent through PDC 192b and logic circuit 190b to control printer 111a to print those data appearing on the data channel from the logical chain 190b.

Verder kan de bedienaar passende opdrachten op het toetsenbord van de CRT eindpost 112 invoeren, die via de logische keten 190a en een 20 seriegegevensregelaar (SDC) 192a is verbonden met het computer stelsel via de l/D-verzamelleiding 1U0. De SDC 192a kan de in serie gerichte gegevens, zoals verkregen van de CRT eindpost 112 opnemen met inbegrip van opdrachten, die door de bedienaar op het toetsenbord van de eind-pst zijn ingevoerd. De SDC 192a zet deze seriesignalen, ingevoerd vanaf 25 de logische keten 190a cm met een aangepaste baudfrequentie, ingesteld door de klok 193, en zendt een stel digitale signalen via de I/D-ver-zamelleiding 1U0 naar de CPU 120. Op hun beurt worden op de CRT eindpost 112 weer te geven gegevens door de l/D-verzamelleiding 1U0 via de SDC 192a en door de logische keten 190a gezonden om op de CRT van de eind-30 post te worden weergegeven.Furthermore, the operator can enter appropriate commands on the keyboard of the CRT terminal 112, which is connected to the computer system via the 1 / D manifold 1U0 via the logic circuit 190a and a serial data controller (SDC) 192a. The SDC 192a can record the serial data obtained from the CRT terminal 112 including commands entered by the operator on the terminal of the keyboard. The SDC 192a converts these series signals, input from the logic circuit 190a cm with an adjusted baud rate, set by the clock 193, and transmits a set of digital signals via the I / D bus 1U0 to the CPU 120. In turn data to be displayed on the CRT terminal 112 is sent through the I / D manifold 1U0 through the SDC 192a and through the logic circuit 190a to be displayed on the CRT of the terminal 30.

De signaalconditionerings- en koppelketen 138 koppelt, zoals weergegeven in fig. Ue, tussen de l/D-verzamelleiding 1^0 en de eerste of inlaatklep 3^ en de tweede of uitlaatklep 36, alsmede voor het verschaffen van signalen aan en van de motorregeling. Motorregelsignalen 35 met betrekking tot de snelheid en de richting, worden via de I/D-ver- 1U0 aangelegd om te worden ontvangen en gezonden via de PI/0-keten 196 naar een logische keten 19^a, waarbij deze digitale - 31 -The signal conditioning and coupling circuit 138 couples, as shown in Fig. Ue, between the 1 / D manifold 1 ^ 0 and the first or inlet valve 3 ^ and the second or outlet valve 36, as well as providing signals to and from the engine control . Speed and direction motor control signals 35 are applied through the I / D controller 1U0 to be received and sent via the PI / 0 circuit 196 to a logic circuit 19 ^ a, these digital - 31 -

. \ I. \ I

l * 1 » signalen worden gelegd aan de motorregeling voor het tot stand brengen van een overeenkomstige werking van de servomotor 20. Op soortgelijke wijze worden op het passende tijdstip onder de regeling van het uitgevoerde programma, signalen ontwikkeld voor het sluiten of het openen 5 van de kleppen 3^ en 36 door het bedienen van hun bijbehorende, respectievelijke solenoïden 66 en 6kt welke klepregelsignalen via de Pl/0-keten 196 en de logische keten 19Ub worden gelegd aan een paar pneumatische kleppen, opgesteld in de regelruimte 105, zoals is te zien in fig. 2C, waarbij een 3^5 kPa lucht bron naar keuze wordt verschaft aan 10 respectievelijk elk der klepsolenoïden 66 en 6k voor het bij opdracht openen en sluiten van deze kleppen. Op deze wijze wordt de door de klep-solenoïden opgewekte warmte uit de in temperatuur geregelde ruimte 106 voor de calibreringsinrichting verwijderd. Bovendien bevat elk der so— lenoïden 66 en 6b een nabij heidsdet eet or om vast te stellen of de klep 15 open of gesloten is. De door de nabijheidsdetectoren 50, 52 en 51* ontwikkelde uitgangssignalen voor het bepalen van ongeveer de stand van de zuiger lU', worden via een logische keten 19^c en de PI/0 196 gelegd aan de I/D-verzamelleiding lUO. Een een seconde durend bemonsteringsklok-signaal wordt ontwikkeld vanaf het codeerorgaanpaneel (zoals hiervoor 20 uiteengezet) en wordt via de logische keten 19^d gelegd aan de Pl/0- keten 196. Op soortgelijke wijze kan de bedienaar een schakelaar bedienen om te bepalen of de meterfluidumstroming wordt verkregen van de nabij-heidsdetector 27 of van het codeerorgaan 26, zoals weergegeven in fig. b C, welk opdracht signaal via de ΡΙ/0-keten 196 wordt gelegd aan de I/D-25: verzamelleiding 1U0. Teneinde een juiste regeling te bereiken over de servomotor 20, wordt de toestand van de motor voor wat betreft zijn snelheid, richting en gemeten koppel via de logische keten 198b en de ΡΙ/0-keten 200 gelegd aan de I/D-verzamelleiding 1Uo.1 * 1 »signals are applied to the motor controller to effect a corresponding operation of the servo motor 20. Similarly, at the appropriate time under the control of the program executed, signals are developed for closing or opening 5 of the valves 3 ^ and 36 by operating their associated solenoids 66 and 6kt, respectively, which valve control signals are applied through the P1 / 0 circuit 196 and logic circuit 19Ub to a pair of pneumatic valves arranged in the control space 105, as shown. see in Figure 2C, wherein a 3 ^ 5 kPa air source is optionally provided to each of the valve solenoids 66 and 6k, respectively, for opening and closing these valves on command. In this manner, the heat generated by the valve solenoids is removed from the temperature controlled chamber 106 for the calibrator. In addition, each of the solenoids 66 and 6b includes a proximity detector to determine whether the valve 15 is open or closed. The output signals developed by the proximity detectors 50, 52 and 51 * for determining approximately the position of the piston 1U 'are applied to the I / D collection line 10U via a logic circuit 19c and the PI / 0 196. A one-second sample clock signal is generated from the encoder panel (as explained above) and is applied to the P1 / 0 circuit 196 via the logic circuit 19 ^ d. Similarly, the operator may operate a switch to determine whether the meter fluid flow is obtained from the proximity detector 27 or from the encoder 26, as shown in Fig. b C, which command signal is applied through the ΡΙ / 0 circuit 196 to the I / D-25: manifold 1U0. In order to achieve proper control over the servo motor 20, the state of the motor in terms of its speed, direction and measured torque is applied to the I / D manifold 1Uo through logic circuit 198b and ΡΙ / 0 circuit 200.

De weergeef eenheid 111 bevat een voorste paneel, zoals weergege-30 ven in fig. 2D, en is uitgevoerd voor het weergeven van een reeks lichten en van achter verlichte drukknoppen, die de verschillende toestanden aanduiden van het stelsel. Zoals weergegeven in fig. 2D bevat het weergeef-paneel de drukker 111 a voor het verschaffen van drukuitgangen van de stromingssnelheid en van het percentage fluidum door de meter 38. Boven— 35 dien is een aantal lichten 111b tot 111e opgenomen. Het licht 111b wordt BADom aan te duiden, dat een zelftoetsing van de calibreringsinrichting 10 aan de gang is, zoals wordt uiteengezet. Het reservelicht ** 32 η * τ 1 * * 111e. duidt aan, dat energie is gelegd aan de calibreringsinrichting 10. en dat een startverhing is begonnen -voor het in zijn reservetoestand plaatsen van de calibreringsi'nrichting 10. In deze reservetoestand is een aantal toetsenbordaansprekingen nodig voor de bedienaar, en gaat 5 de calibreringsinrichting 10 na het voltooien van de invoer van de gegevens via het toetsenbord van de CRT-eindpost 112, automatisch in de toestand van het in gang zijn van de toets, zoals aangeduid door de bekrachtiging van het licht 11 Tc voor het in gang zijn van de toets, in velke toestand de meter 38 feitelijk vordt getoetst. Bij het voltooien 10 van een metertoets, vordt het licht 11 ld voor het aanduiden van het voltooid zijn van de toets, bekrachtigd. Op dit moment vordt het uiteindelijke percentage nauvkeurigheid berekend en afgedrukt in de drukker 11 Ta. met harde afdrukken. Bovendien is een van achter verlichte drukknop 1T1g voor het stilzetten en een van achter verlichte drukknop 15 11 Tf. voor het terugstellen opgenomen. Indien gedurende êên faze van de verking de drukknop 11Tf voor het veer starten vordt ingedrukt, spreekt de calibreringsinrichting 10 aan alsof de energie in eerste instantie vordt aangelegd, zoals vollediger vordt uiteengezet aan de hand van fig. 9E. De drukknop 111g voor het stilzetten vordt pas ingedrukt 20 vanneer een noodtoestand optreedt, die beschadiging kan veroorzaken van de calibreringsinrichting 10. Bij het indrukken van de drukknop 111g voor het stilzetten, vordt de servomotor 20 snel vertraagd tot een stilstand, en vordt de calibreringsinrichting 10 in zijn stilstandtoestand gegrendeld totdat de primaire energie is afgenomen en veer aangelegd.The display unit 111 includes a front panel, as shown in Fig. 2D, and is designed to display a series of lights and backlit push buttons indicating the different states of the system. As shown in Fig. 2D, the display panel includes the printer 111a to provide pressure outputs of the flow rate and percent fluid through meter 38. In addition, a number of lights 111b to 111e are included. The light 111b becomes BAD to indicate that a self-test of the calibrator 10 is in progress as explained. The reserve lamp ** 32 η * τ 1 * * 111e. indicates that energy has been applied to the calibrator 10. and that a start ramp has begun - to place the calibrator 10 in its backup state. In this backup state, a number of keystrokes are required for the operator, and the calibrator 10 after completing the data entry via the keypad of the CRT terminal 112, automatically in the key initiation state, as indicated by the actuation of the light 11 Tc for the key initiation the meter 38 is actually tested in every condition. At the completion 10 of a meter key, the light 11 1d to indicate the completion of the key is energized. At this time, the final percent accuracy is calculated and printed in the printer 11 Ta. with hard prints. In addition, a backlit pushbutton 1T1g for stopping and a backlit pushbutton 15 11 Tf. included for reset. If, during one phase of the distance, the spring start push-button 11Tf is pressed, the calibrator 10 responds as if the energy were initially applied, as explained more fully with reference to Fig. 9E. The stop button 111g is only pressed 20 when an emergency occurs, which may cause damage to the calibration device 10. When the stop button 111g is pressed, the servo motor 20 quickly decelerates to a stop, and the calibration device 10 locked in its standstill state until primary energy has decreased and spring applied.

25 Bij het veer aanleggen van energie, keert de calibreringsinrichting 10 terug naar de reservetoestand. Gedurende het uitvoeren van het programma, vorden passende signalen opgevekt en aangelegd via de I/D-verzamelleiding 1^0, de ΡΤ/0-keten 200 en de logische en stuur keten 198a voor het bekrachtigen van de passende aanduidingslichten 111b - 111e.Upon application of energy, the calibrator 10 returns to the reserve state. During the execution of the program, appropriate signals are generated and applied through the I / D manifold 1 ^ 0, the ΡΤ / 0 circuit 200 and the logic and control circuit 198a to energize the appropriate indicator lights 111b - 111e.

30 De signaalconditioneringsketens, zoals veergegeven in de functio nele blokschema’s van de fig. kk - zijn gedetailleerder veergegeven in de schema’s van de fig. Ug - M. De signaalconditioneringsketen 130, zoals in zijn algemeenheid veergegeven in fig. hk, is meer in het bijzonder veergegeven in de schema's van de fig. UG, 4h en Ui.The signal conditioning circuits, as shown in the functional block diagrams of Fig. Kk - are shown in more detail in the diagrams of Fig. Ug - M. The signal conditioning circuit 130, as shown generally in Fig. Hk, is more particularly shown in the diagrams of FIGS. UG, 4h and Ui.

35 In fig. bG is het muitiplexeerorgaan 1^-9 weergegeven als bestaan- B^ö relais> voorzien van met kvik bevochtigde relaiscontac- ten, die daardoor verschafte veerstand verminderen, en zijn gekoppeld aan "» · - 33 - de kanalen, verbonden met de verst er kermodulen voor bet aan zijn relais van het multiplex eer or gaan IV9 verschaffen van een spanning, overeenkomende met de temperatuur, zoals gemeten door een van de temperatuur-transductoren 57 of U8 van de calibreringsinrichting, de metertempera-5 tuurt ransductor en UU of k2 of een van de ruimt et emperatuurtransductoren RO - R3. Een gekozen kanaal wordt door het bekrachtigde relais van het multiplexeerorgaan 1bg via het tweede muitiplexeerorgaan 15^, zoals weergegeven in fig. hG, en de versterker 152 gelegd aan de A/D-omzetter 158, zoals weergegeven in' fig. i»H. In fig. kE is de ΡΙ/0-keten 160 weer-10. gegeven als zijnde gekoppeld door de I/D-verzamelleiding 1^0 aan de CPU 120. Bovendien wordt een uitgang verkregen van de Pl/O-keten 160 om te worden gelegd aan een HEX van een dec ode er orgaan 153, zoals weergegeven in fig. Ug, dat op zijn beurt een van een aantal stuurorganen 155 bekrachtigt voor het sluiten van het bijbehorende relais van het multi— 15 plexeerorgaan 1^9» waarbij de ΡΙ/0-ketenuitgang via de logische keten 156, die een EN-poort 156a omvat, een inverteerorgaan 156b en een logische vertaler 156c, eveneens wordt gelegd aan het multiplexeerorgaan 15^· Wanneer verder met betrekking tot fig. UH de uitgang van een gekozen temperatuurmeetmodule is gelegd aan de A/D-omzetter 158, wordt een om— 20 zetsignaal aan de A/D-omzetter 158 gelegd vanaf de ΡΙ/0-keten 160 via de uitbreidingsketen 153. In aanspreking op dit omzetsignaal, zet de A/D-omzetter 158 het ingevoerde analoge temperatuursignaal om in een overeenkomstig digitaalsignaal, dat via de Pl/0-keten 160 moet worden gezonden naar de I/D-verzamelleiding 1U0, en zendt hij een signaal voor 25 de toestand van het einde van het omzetten via de geleider 1U7 naar de pi/o 160.In Fig. BG, the multiplexer 1 ^ -9 is shown as existing B ^ ö relays> equipped with kvik-wetted relay contacts, which reduce spring performance thereby provided, and are coupled to the channels connected. with the furthest modules before supplying its multiplexer relay IV9 with a voltage corresponding to the temperature, as measured by one of the temperature transducers 57 or U8 of the calibrator, the meter temperature transducer and UU or k2 or one of the room temperature transducers RO-R3 A selected channel is applied to the A / D by the energized relay of the multiplexer 1bg through the second multiplexer 15 ^, as shown in FIG. HG, and the amplifier 152. Converter 158, as shown in FIG. 1, H. In FIG. kE, the ΡΙ / 0 circuit 160 is shown as being coupled by the I / D manifold 1 ^ 0 to the CPU 120. In addition, an output of the Pl / O chain is obtained 160 to be applied to a HEX of a decoder 153, as shown in FIG. Ug, which in turn energizes one of a plurality of controllers 155 to close the associated relay of the multiplexer 1 ^ 9 Wherein the keten / 0 circuit output through the logic circuit 156, which includes an AND gate 156a, an inverter 156b and a logic translator 156c, is also applied to the multiplexer 15. When the output continues with reference to FIG. of a selected temperature measurement module is applied to the A / D converter 158, a conversion signal is applied to the A / D converter 158 from the keten / 0 circuit 160 through the extension circuit 153. In response to this conversion signal, the A / D converter 158 converts the input analog temperature signal into a corresponding digital signal to be sent through the P1 / 0 circuit 160 to the I / D bus 1U0, and sends a signal for the state of the end of converting via conductor 1U7 to the pi / o 160.

Thans verwijzende naar fig. hl is een schema weergegeven van een verst er kermodule, waaraan elk der temperatuurmeetorganen kan worden gelegd en versterkt voor het verschaffen van een spanningsuitgangssig-30 naai, dat via een bijbehorend kanaal moet worden gelegd aan het multiplexeerorgaan 1I+9. Het weerstandstemperatuurorgaan (RTD) is gekoppeld als êên arm van een weerstandsbrug 201, die bestaat uit de RTD en de weerstanden R1, R2 en R3. De bekraehtigingsspanning, zoals gelegd aan de a en b aansluitingen van de brug 201, alsmede de uitgangsspanning, 35 zoals verkregen van de aansluitingen c en d daarvan, zijn gekoppeld aan een conditioneringsketen 203. In beginsel bevat de conditioneringsketen BAD rekenversterker 205» waaraan de uitgang wordt gelegd van de n 4 n 4 e t a - 3k - f * » r _ brug 201 om te vorden versterkt alvorens te vorden gelegd aan een Bessel zeef 207, waardoor gekozen frequenties kannen worden verwijderd alvorens verder te worden versterkt door een rekenversterker 209 om te worden gelegd aan een bijbehorend kanaal van het multiplexeerorgaan 1U9. Een 5 uiterst stabiele spanningsbron dient voor het bekrachtigen van de keten 203. Zoals aangeduid in fig. Ui, wordt de versterking van de rekenversterker 205 gerégeld door de weerstand, geplaatst tussen de aansluitingen 10‘ en 11 van de keten 203, waarbij de uitgangsverschuiving wordt ingesteld door het instellen van de aan de aansluiting 29 van de keten 10 203 gekoppelde potentiometer. Daarnaast worden de spanning en de stroom, zoals aangelegd voor het bekrachtigen van de brug 201, respectievelijk geregeld door het verstellen van de potentiometers R7 en Ré.Referring now to Figure HI, there is shown a schematic of a amplifier module to which each of the temperature measuring members may be applied and amplified to provide a voltage output signal to be applied to the multiplexer 11 + 9 through an associated channel. The resistance temperature member (RTD) is coupled as one arm of a resistance bridge 201, which consists of the RTD and the resistors R1, R2 and R3. The energizing voltage, as applied to the a and b terminals of the bridge 201, as well as the output voltage, obtained from the terminals c and d thereof, are coupled to a conditioning circuit 203. In principle, the conditioning circuit contains BAD processing amplifier 205 »to which the output is laid from the n 4 n 4 eta - 3k - f * »r _ bridge 201 to be amplified before being placed on a Bessel sieve 207, whereby selected frequencies can be removed before being further amplified by a computational amplifier 209 to are applied to an associated channel of the multiplexer 1U9. An extremely stable voltage source serves to energize the circuit 203. As shown in Fig. Ui, the gain of the computational amplifier 205 is adjusted by the resistor placed between the terminals 10 'and 11 of the circuit 203, whereby the output shift is adjusted. set by adjusting the potentiometer coupled to terminal 29 of circuit 10 203. In addition, the voltage and current applied to energize bridge 201 are controlled by adjusting potentiometers R7 and Ré, respectively.

De signaalconditioneringsketen 16U, zoals in zijn algemeenheid weergegeven in fig. ^B, is gedetailleerder weergegeven door het schema 15 van fig. kJ. De Pl/0-keten 168 is weergegeven als zijnde gekoppeld aan de I/D-verzamelleiding 1Uo en aan de CPU 120 voor het daartussen verschaffen van het zenden van gegevens. Een verdere ingang wordt gemaakt vanaf de A/D-cmzetter 166 via een bijbehorend stel inverteerorganen 167 naar de ΡΙ/0-keten 168. De druktransductoren 511 1*6 en PB zijn res-20 pectievelijk via de versterkers 161a, b en c verbonden met het multi— plexeerorgaan 163. Zoals aangeduid in fig. Uj, bestaat het multiplexeerorgaan 163 uit een overeenkomstig aantal relais, welke relais worden bekrachtigd voor het leggen van een gekozen uitgang, zoals verkregen van een van de druktransductoren, aan de A/D-omzetter 166. De PI/0-25 keten 168 bepaalt welk relais van het multiplexeerorgaan 163 moet worden bekrachtigd door het aanleggen van regelsignalen via de verzamellei-ding 169 aan de logische keten 165, bestaande uit een binair gecodeerde decimaal naar decimaalomzetter en decodeerorgaan 165a, dat in feite het te bekrachtigen relais kiest van het multiplexeerorgaan 163 en een hoog-30 gaand signaal via een bijbehorende uitgang via een stel logische ver- . talers 1é5b legt aan een overeenkomstig stel energie stuur organen 1ö5c, waarbij een overeenkomstig relais van het multiplexeerorgaan 163 wordt bekrachtigd voor het leggen van de overeenkomstige temperatuuruitgang aan de A/D->-omzetter 166. Vervolgens legt de PI/0 168 een omzet signaal 35 via de geleider 159 aan de A/D-omzetter 166, die het ingevoerde analoge BAt^öRft9fcl/®ze^ een overeenkomstig digitaalsignaal en een toestands-signaal zendt naar de PI/0-keten 168.The signal conditioning circuit 16U, as shown generally in FIG. ^ B, is shown in more detail by the schematic 15 of FIG. KJ. The P1 / 0 circuit 168 is shown to be coupled to the I / D bus line 100 and to the CPU 120 for providing data transmission therebetween. A further input is made from the A / D converter 166 through an associated set of inverters 167 to the keten / 0 circuit 168. The pressure transducers 511 1 * 6 and PB are respectively connected via amplifiers 161a, b and c. with the multiplexer 163. As shown in Fig. Uj, the multiplexer 163 consists of a corresponding number of relays, which relays are energized for applying a selected output, as obtained from one of the pressure transducers, to the A / D- converter 166. The PI / 0-25 circuit 168 determines which relay of the multiplexer 163 is to be energized by applying control signals via the collector 169 to the logic circuit 165, consisting of a binary coded decimal to decimal converter and decoder 165a, that in fact selects the relay to be energized from the multiplexer 163 and a high-going signal through an associated output through a set of logic inputs. talers 1é5b apply to a corresponding set of power controllers 1ö5c, whereby a corresponding relay of the multiplexer 163 is energized to apply the corresponding temperature output to the A / D converter 166. Then, the PI / 0 168 applies a convert signal 35 through the conductor 159 to the A / D converter 166, which sends the input analog BAt ^ Rft9fcl / ®ze ^ a corresponding digital signal and a state signal to the PI / 0 circuit 168.

- 35 -- 35 -

* * I* * I

1 - 1 τ1 - 1 τ

In fig. UK is een schema weergegeven van de conditioneringsketen 13U, zeals deze in zijn algemeenheid is weergegeven in het functionele blokschema van fig. Uc. De ΡΙ/0-keten 18U is weergegeven als zijnde gekoppeld door de I'/D-verzamelleiding 1U0 aan de CPU 120, en aan de teller 5 182, bestaande uit een paar tellers 182a, 182b. Op zijn beurt is de sig- naalc on dit loner ings- en logische keten 170b weergegeven als bestaande uit een aantal inverterende OP—poorten 172, waarvan de uitgang via een inverterende EK—poort 180 en eeh inverteerorgaan wordt gelegd aan êên ingang van de teller 182a. De uitgang van het lineaire codeerorgaan 26 10 wordt via bijbehorende logische vertalers en. inverteerorgan en gelegd aan de genoemde inverterende OF-poorten 172 van de signaalconditionerings-en logische keten 170b. Het draaibare metercodeerorgaan Uo wordt gelegd aan de signaalconditionerings- en logische keten 170a, die soortgelijk is aan de signaalconditionerings- en logische keten 170b voor het ver-15 schaffen van een samengesteld signaal aan de intervalklok 17U en een geconditioneerd signaal, overeenkomende met het A-signaal aan de intervalklok 176. Het is· duidelijk, dat. de I/C-ketens 17U en 176 van fig. UK, ook de te programmeren tellers 17Ua en respectievelijk 176a bevatten.Fig. UK shows a diagram of the conditioning circuit 13U, as is generally shown in the functional block diagram of Fig. Uc. The keten / 0 circuit 18U is shown as being coupled by the I '/ D header 1U0 to the CPU 120, and to the counter 518 consisting of a pair of counters 182a, 182b. In turn, the signal on this loner and logic circuit 170b is shown as consisting of a plurality of inverting OP gates 172, the output of which is applied to an input of the counter via an inverting EK gate 180 and an inverter. 182a. The output of the linear encoder 26 10 is via corresponding logic translators and. inverter and applied to said inverting OR gates 172 of the signal conditioning and logic circuit 170b. The rotary meter encoder Uo is applied to the signal conditioning and logic circuit 170a, which is similar to the signal conditioning and logic circuit 170b, to provide a composite signal to the interval clock 17U and a conditioned signal corresponding to the A- signal to the interval clock 176. It is clear that. the I / C circuits 17U and 176 of FIG. UK also include the programmable counters 17Ua and 176a, respectively.

De uitgang van de intervalklok 17U wordt via de logische keten 177» be— 20 staande uit een inverterende EN-poort en een paar inverterende OF-poor-ten, zoals weergegeven in fig. Uk, gelegd aan de onderbrekings—2-ingang van de CPU 120. De uitgang van de intervalklok 176 wordt gelegd aan het regelpaneel van de servomotor 20.The output of the interval clock 17U is applied via the logic circuit 177 »consisting of an inverting AND gate and a pair of inverting OR gates, as shown in FIG. Uk, to the interrupt 2 input of the CPU 120. The output of the interval clock 176 is applied to the control panel of the servo motor 20.

Zoals weergegeven in fig. UK omvat de signaalconditionerings- en 25 logische keten 170a eerste en tweede ingangen, die respectievelijk de uitgangssignalen A en A ontvangen, zoals ontwikkeld door het draaibare metercodeerorgaan Uo. Zoals respectievelijk weergegeven in fig. 11A en 11B, ijlt het A-signaal het A-signaal na voor het verschaffen, zoals wordt uiteengezet, van een aanduiding van de draairichting, waarin het 30 metercodeerorgaan Uo beweegt. Het is duidelijk, dat het metercodeerorgaan UO is ontworpen voor dit bepaalde stelsel voor het rechtsom draaien, waarbij, indien "jitter"of mechanische trilling wordt gegeven aan het metercodeerorgaan Uo, het A-signaal althans tijdelijk kan lijken voor te ijlen op het A-signaal, waarbij fig. 11C het uitgangssignaal A weergeeft 35 zoeils dit verschijnt alsof het hét A-signaal met 90° voorijlt, welke BAD ongewens^ is en een foute signaaltoestand aanduidt. De signaal conditionerings- en logische keten 170a is ontworpen voor het opheffen I ‘ ‘ r --= * v ! 36 - van dergelijke toestanden., zoals- thans wordt uiteengezet. Het A- en A-. signaal worden elk door een niveauverschnivings— en invert eerket en gelegd aan respectievelijk een invert erende ÖF-peort I8la. en 181b. De uitgang van de invert erende ©F-poort 181 a is· gekoppeld met een ingang van 5 de inverterende ©F-poort l8lb, en--de uitgang van de .inverterende 0F-poort l8lb is via een inverteerorgaan gekoppeld met een ingang van een inverterende ©F-poort l8lc. Zoals weergegeven in fig. bK, wordt een geïnverteerd signaal, d.w. z« 180° uit faze met een ingang naar de inverterende ©F-poort I8la, geleverd aan een inverterende OF-poort l8ld, 10 waarvan de uitgang vordt gelegd aan de andere ingang van de inverterende ©F-poort 181c. De werkzame uitgang van de signaalconditionerings- en logische keten 1T0a wordt verkregen van de uitgang van de inverterende OF-poort 181c, zoals weergegeven in fig. 11D, aannemende, dat het meter-codeerorgaan Uo rechtsom of in de gewenste richting wordt gedraaid, en 15 wordt gelegd aan de intervalklok 17^ om te worden geteld, zoals hiervoor uiteengezet. Wanneer echter gedurende zelfs maar een betrekkelijk korte tijd het A-signaal lijkt voor te ijlen op het A—signaal, wordt een gelijkstroom (of logische nulsignaal) uitgangssignaal verkregen van de inverterende OF-poort 181c, dat de aanwezigheid aanduidt van "jitter" 20 of een ander foutief signaal. Op soortgelijke wijze ontvangt de signaalconditionerings- en logische keten 170b het A- en A-signaal, zoals verkregen van het lineaire codeerorgaan 26, welke signalen eveneens worden afgebeeld door respectievelijk de fig. 11A en 11B. Op soortgelijke wijze worden de A- en A-signalen gelegd aan een soortgelijk stel inverterende 25 OF-poorten 169a, b, c en d. De uitgang van de inverterende OF-poort 169c wordt gelegd aan een grendelorgaan, bestaande uit een paar inverterende OF-poorten, onderling verbonden zoals weergegeven in fig. UK. Indien het A-signaal, zoals verkregen van het lineaire codeerorgaan 26 naijlt op zijn A-signaal, wordt op soortgelijke wijze de uitgang, zoals weergegeven 30 in fig. 11C, via het grendelorgaan 169e gelegd aan de intervalklok 176 om door zijn teller 176a te worden geteld. Een volgend stel inverterende OF-poorten is eveneens opgenomen in de signaalconditionerings— en logische keten 170b voor het verschaffen van een uitgangssignaal, zoals gelegd aan de ingang 22 van de intervalklok 176 teneinde het optreden aan te 35 duiden, dat het A-signaal voorijlt op het A-signaal, zoals verkregen BA&hOftJfiJI^Akeaire codeerorgaan 26, aangevende, dat de zuiger 1U in een omgekeerde toestand wordt gedreven, d.w.z. door de servomotor 20 in eenAs shown in Fig. UK, the signal conditioning and logic circuit 170a includes first and second inputs, which receive the output signals A and A, respectively, as developed by the rotary meter encoder Uo. As shown in Figs. 11A and 11B, respectively, the A signal lags the A signal to provide, as explained, an indication of the direction of rotation in which the meter encoder Uo moves. Obviously, the meter encoder UO is designed for this particular clockwise rotation system, where, if "jitter" or mechanical vibration is given to the meter encoder Uo, the A signal may appear to be at least temporarily ahead of the A- signal, FIG. 11C showing the output signal A as it appears as if the A signal is ahead by 90 °, which BAD is undesirable and indicates an incorrect signal state. The signal conditioning and logic circuit 170a is designed to cancel I "r - = * v! 36 - of such states, as will now be explained. The A and A. signal are each passed through a level scaling and invert chain and applied to an inverting ÖF-port I8la, respectively. and 181b. The output of the inverting F gate 181a is coupled to an input of the inverting F gate 18bb, and the output of the inverting F gate 18bb is coupled through an inverter to an input of an inverting © F port l8lc. As shown in Fig. BK, an inverted signal, i.e. z «180 ° out of phase with an input to the inverting © F gate I8la, supplied to an inverting OR gate l8ld, the output of which is placed on the other input of the inverting © F gate 181c. The operative output of the signal conditioning and logic circuit 1T0a is obtained from the output of the inverting OR gate 181c, as shown in Fig. 11D, assuming that the meter encoder Uo is rotated clockwise or in the desired direction, and is applied to the interval clock 17 ^ to be counted, as set forth above. However, when for even a relatively short time the A signal appears to pre-empt the A signal, a direct current (or logic zero signal) output is obtained from the inverting OR gate 181c, indicating the presence of "jitter" 20 or any other erroneous signal. Similarly, the signal conditioning and logic circuit 170b receives the A and A signals as obtained from the linear encoder 26, which signals are also depicted by FIGS. 11A and 11B, respectively. Similarly, the A and A signals are applied to a similar set of inverting OR gates 169a, b, c and d. The output of the inverting OR gate 169c is applied to a latch consisting of a pair of inverting OR gates interconnected as shown in Fig. UK. Similarly, if the A signal, as obtained from the linear encoder 26 lags behind its A signal, the output, as shown in Fig. 11C, is applied through the latch 169e to the interval clock 176 to pass through its counter 176a. be counted. A further set of inverting OR gates is also included in the signal conditioning and logic circuit 170b to provide an output signal as applied to the input 22 of the interval clock 176 to indicate the occurrence that the A signal is ahead of the A signal, as obtained BA & hJftJfiJI ^ Akear encoder 26, indicating that the piston 1U is driven in an inverted state, ie by the servomotor 20 in a

*·· I* ·· I

« c 1«C 1

Kj Ί * 4 I ' - 37 - neerwaartse richting naar zijn parkeerstand wordt gedreven.Kj Ί * 4 I '- 37 - is driven downwards to its parking position.

In fig. 4L is een schema weergegeven van de signaaleonditionerings— en logische keten 136» zoals in zijn algemeenheid weergegeven in fig.Fig. 4L shows a schematic of the signal conditioning and logic circuit 136 as shown in general in Fig. 4L.

1*D. Gegevens werden overgehraeht tussen de parallelle gegevensregelaar 5 (PDC) 192b en de CPU 120 via de I/D—verzamelleiding 1U0 en direkte ver-bindingen met de CPU 120. De uitgang van de PDC-keten 192b is gekoppeld met een logische keten 190b en door een aantal lijnen, zoals weergegeven aan de rechterzijde van de PDC 192b. De logische keten 190b bestaat in hoofdzaak uit een logische vertaler, verbonden met elk van zijn uitgangen.1 * D. Data was transferred between the parallel data controller 5 (PDC) 192b and the CPU 120 through the I / D bus 1U0 and direct connections to the CPU 120. The output of the PDC circuit 192b is coupled to a logic circuit 190b and through a number of lines, as shown on the right side of the PDC 192b. The logic circuit 190b consists essentially of a logic translator associated with each of its outputs.

10 Een inverterende EN—poort is opgenomen in de logische keten 190b voor het aan de drukker 111a verschaffen van een terugstelsignaal. Zoals weergegeven in fig. Ij-L, wordt een onderzoekingssignaal gelegd aan de drukker 111a, die op zijn beurt een bevestigingssignaal (ACK0) legt aan de PDC-keten 192b, vaardoor gegevens kunnen worden gezonden om door de 15 drukker 111a te worden af gedrukt onder de regeling van een zodoende gemarkeerd stel signalen. Bovendien kan een bezetsignaal worden ontwikkeld door de drukker 111a. voor het beletten van het zenden van gegevens van de PDC-keten 192b naar de drukker 11 Ta. Verder is de SDC-keten 192a via de I/D-verzamelleiding 1bo en direkte verbindingen gekoppeld met de 20 CPU 120, waarbij zijn uitgang, genomen van de rechterzijde van de SDC-keten 192a via de logische keten 190a wordt aangelegd voor het verschaffen van gegevens in en uit de CRT-eindpost 112 onder de regeling van voorafgekozen signalen, zoals verschaft door de schakeling, zoals weergegeven aan de linkerzijde en aangegeven met regeling, waarbij de regel-25 signalen kort gezegd vaste signalen verschaffen voor het bepalen van de werkingstoestand van de CRT-eindpost 112. De logische keten 190a, gekoppeld aan het gegevensuitgangssignaal omvat een logische vertaler en een invert eer keten in de vorm van een lijnstuur orgaan, waarbij de gegevens-ingangslijn wordt bewerkt voor het inverteren van het signaal voor aan-30 legging aan de SDC-keten 192a. De klokketen 193 legt een signaal via een logische keten 195» bestaande uit logische vertalers, aan de klok-ingangen van de SDC-keten 192a.An inverting AND gate is included in logic circuit 190b to provide printer 111a with a reset signal. As shown in Fig. Ij-L, a search signal is applied to the printer 111a, which in turn applies an acknowledgment signal (ACK0) to the PDC circuit 192b, allowing data to be sent for printing by the printer 111a under the control of a set of signals thus marked. In addition, a busy signal can be developed by the printer 111a. for preventing transmission of data from the PDC circuit 192b to the printer 11 Ta. Furthermore, the SDC circuit 192a is coupled through the I / D manifold 1bo and direct connections to the CPU 120, with its output taken from the right side of the SDC circuit 192a through the logic circuit 190a to provide data in and out of the CRT terminal 112 under the control of preselected signals, as provided by the circuit, as shown on the left and indicated by control, the control signals, in short, providing fixed signals for determining the operating state of the CRT terminal 112. The logic circuit 190a coupled to the data output signal includes a logic translator and an inverter circuit in the form of a line driver, the data input line being processed to invert the signal for application. to the SDC chain 192a. The clock circuit 193 applies a signal via a logic circuit 195, consisting of logical translators, to the clock inputs of the SDC circuit 192a.

De signaalconditioneringsketen 138, zoals in zijn algemeenheid weergegeven in fig. UE, is vollediger weergegeven in het schema van fig.The signal conditioning circuit 138, as shown generally in FIG. UE, is more fully shown in the schematic of FIG.

35 Um. De ΡΤ/0-keten 200 is· gekoppeld aan de CPU 120 door de i/D-gegevens-ver^amatleiding lUo en de direkte verbindingen aan de bovenkant en onderkant, zoals aangeduid. De verschillende van de Pl/0-keten 200 genomen ~ 38 - .- . i 1 > * r uitgangen worden door de logische keten 19Öa gekoppeld voor het bekrachtigen van verschillende lichten, zoals -weergegeven in de stelsel-regel— en weergeef eenheid 111. De logische keten 198a "bestaat uit een logische vertaler voor elke uitgang van de PI'/0~keten 200, en een aan-5 tal stuurorganen voor het "Bekrachtigen van de "bijbehorende lichten.Um. The keten / 0 circuit 200 is coupled to the CPU 120 by the I / D data transfer line 100 and the direct connections at the top and bottom, as indicated. The different ones of the P1 / 0 chain 200 taken ~ 38 - .-. i 1> * r outputs are coupled by logic circuit 19a to energize different lights, as shown in the system control and display unit 111. Logic circuit 198a "consists of a logic translator for each output of the PI 200 chain, and a plurality of controllers for "energizing" the associated lights.

Daarnaast worden signalen van de schakelmechanismen van de terugstelen sti'lzetdrukknoppen 1 TTf en 1 Hg via de logische keten 198a aangelegd, en in het bijzonder aan een stel inverterende EN-poorten, zoals weergegeven in fig, waarvan de uitgangen via inverteerorganen worden ge-10 legd aan de ΡΓ/0-keten 200. Een tweede PI/0—keten 196 is door de I/D-gegevensverzamelleiding 1^0 en direkte verbindingen gekoppeld met de CPU 120. Een stel van zijn uitgangen wordt via een logische keten 19^a aangelegd voor het regelen van verschillende functies, zoals de richting en de snelheid van de servomotor 20, welke logische keten 19^a zeven in— 15 gangen ontvangt, die via een stel inverterende 0F-poorten en in serie geschakelde inverteerorganen en logische vertalers worden gekoppeld met een overeenkomstig aantal stuurorganen, waarvan de uitgangen dienen voor het regelen van de richting en de snelheid van de servomotor 20. Verder worden twee uitgangen van de PI/0-keten 196 via een logische keten 19^b, 20 bestaande uit een in serie geschakeld inverteerorgaan en een logische vertaler, gelegd aan een stuurorgaan alvorens te worden aangelegd voor het regelen van de pneumatische solenoïden 66 en 6h, samenhangende met de kleppen 3^ en 36. Een stel van vijf ingangen wordt verkregen van de logische keten 19^c, die ingangen bewerkt van de nabijheidsdetectoren 25 50, 52 en 5^, welke logische keten 19^c een keten van weerstanden en dio den omvat, zoals gekoppeld via inverteerorganen met bijbehorende ingangen van de PI/0—keten 196. De logische keten 19^d is gekoppeld met de logische keten 170a, weergegeven in fig. Uc, en omvat een reeks inverterende 0F-poorten, waarbij het ingangssignaal een êên seconde durend klok-30 signaal omvat voor het regelen van het bemonsteren van de verschillende druk- en temperstuursignalen.In addition, signals from the switching mechanisms of the reset stem pushbuttons 1 TTf and 1 Hg are applied through logic circuit 198a, and in particular to a set of inverting AND gates, as shown in FIG., Whose outputs are inverted aan / 0 circuit 200. A second PI / 0 circuit 196 is coupled by the I / D data bus 1 ^ 0 and direct connections to the CPU 120. A set of its outputs is connected via a logic circuit 19 ^ a designed to control various functions, such as the direction and speed of the servo motor 20, which receives logic circuit 19 ^ a seven in— 15 inputs, which are fed through a set of inverting 0F gates and series-connected inverters and logic translators coupled to a corresponding number of controllers, the outputs of which control the direction and speed of the servo motor 20. Furthermore, two outputs of the PI / 0 circuit 196 are connected via a logic circuit 19 ^ b, 20 consisting of a series-connected inverter and a logic translator, applied to a controller before being applied to control the pneumatic solenoids 66 and 6h associated with valves 31 and 36. A set of five inputs is obtained from the logic circuit 19 ^ c, which processes inputs of the proximity detectors 50, 52 and 5 ^, which logic circuit 19 ^ c comprises a chain of resistors and diodes, as coupled via inverters with associated inputs of the PI / 0 circuit 196 The logic circuit 19d is coupled to the logic circuit 170a shown in Fig. Uc and comprises a series of inverting 0F gates, the input signal comprising a one second clock 30 signal for controlling the sampling of the various pressure and temperature control signals.

Thans verwijzende naar fig. 5 is een hoogniveau stromingsschema weergegeven van de verschillende stappen van het programma, zoals opgeslagen in de PROM 12U en uitgevoerd onder de regeling van de CPU 120 35 onder toepassing van gegevens, zoals ingevoerd in de RAM 126. In eerste BA&CffifS^AIerdt in de stap 210 energie gelegd aan het computer stelsel.Referring now to Fig. 5, a high level flow chart of the various steps of the program, as stored in the PROM 12U and executed under the control of the CPU 120 35 using data input in the RAM 126, is shown. In the first BA & CffifS ^ In step 210, energy is applied to the computer system.

Daarna brengt de stap 21U de geheugenplaatsen in de RAM 126 op nul of t - 39 - vist deze uit alvorens een startend onderprogramma 300 in te yoeren, vaardoor de verschillende gedeelten van het computer stelsel vorden gestart, zoals- hierna gedetailleerd vordt uiteengezet met betrekking tot de fig. 6a en 6B. Opgemerkt vordt, dat op verschillende punten tijdens 5 de duur van het programma, een terugkeer vordt uitgevoerd via het in-gangspunt 232 naar de stap 21U voor het veer starten van de uitvoering van het programma. Zoals veergegeven in fig. UB, is een schakelaar 139 aanvezig, die moet vorden ingesteld om aan te duiden of het venselijk is delen van het calihreringsinrichtingsstelsel 10 te calibreren of een 10 metertoets uit te voeren. Indien de schakelaar 139 in zijn calibrerings-toestand is geplaatst, gaat de beslissingsstap 216 naar de stap UOO, vaarin een onderprogramma vordt uitgevoerd voor het calibreren van de verschillende analoge ingangen, zoals verkregen van de temperatuur- en drukmeetorganen, zoals veergegeven in fig. 1 en 2A, en de bijbehorende 15 A/D-omzetters, vaaraan deze signalen vorden gelegd, zoals gedetailleerder vordt uiteengezet aan de hand van fig. 7. Wanneer het stelsel naar de stap 500 gaat, kan de bedienaar gegevens van de verschillende in— gangsmeetorganen, zoals de temperatuurmeetorganen b2, Uk, U8 en 57» de drukmeet organen 51 en U6 en de uitgang van het lineaire codeerorgaan 26, 20 terugroepen. Bovendien kan de bedienaar ook verschillende van de zelftoetsingen van de meter starten. Dit onderprogramma vordt gedetailleerder beschreven met betrekking tot de fig. 8A - P. Na het verzamelen van de juiste gegevens, gaat het programma naar de stap of het onderprogramma 900, vaarin een toets of een reeks toetsen van de meter 38 vordt uitge-25 voerd door het calibreringsinrichtingsstelsel 10, en de resultaten daarvan vorden veergegeven of geregistreerd op de CRT of de drukker. Het onderprogramma 900 vordt gedetailleerder uiteengezet met betrekking tot de fig. 9A - Q.Thereafter, step 21U zeroes or clears the memory locations in RAM 126 before entering a starting subprogram 300, by starting the various portions of the computer system, as detailed below with respect to Figures 6a and 6B. It is noted that at various points during the duration of the program, a return is made through the entry point 232 to the step 21U for spring-starting the execution of the program. As shown in Fig. UB, a switch 139 is provided, which must be set to indicate whether it is viable to calibrate parts of the calibrator system 10 or perform a 10 meter test. If the switch 139 is placed in its calibration state, the decision step 216 proceeds to the step U00, in which a subprogram is performed to calibrate the various analog inputs obtained from the temperature and pressure measuring devices, as shown in FIG. 1. and 2A, and the associated 15 A / D converters, to which these signals are applied, as explained in more detail with reference to Fig. 7. When the system proceeds to step 500, the operator can read data from the various input measuring devices. such as the temperature measuring devices b2, Uk, U8 and 57, recall the pressure measuring devices 51 and U6 and the output of the linear encoder 26, 20. In addition, the operator can also initiate several of the meter's self-tests. This subprogram is described in more detail with reference to Figs. 8A-P. After collecting the correct data, the program proceeds to the step whether the subprogram 900, in which a key or a series of keys of the meter 38 is performed by the calibrator system 10, and the results thereof are transmitted or recorded on the CRT or the printer. Subprogram 900 is explained in more detail with reference to Figs. 9A-Q.

Thans yervijzende naar de fig. 6a en 6b is het startprogramma 30 300 veergegeven, vaarbij in de stap 302 een opdracht via de I/D—ver- zamelleiding 1U0 vordt gezonden voor het door de logische keten 198a, zoals veergegeven in fig. UE, doen bekrachtigen van het licht 111e voor de reservetoestand. In de stap 30U vordt een factor voor het op schaal brengen, overeenkomende met een toets van 0,028 m , van de RAM 126 over— 35 gebracht naar de te programmeren teller 17^a in de intervalklok 17U, zo-BAD^gf^feg®^11 in fig* ^C, voor het op juiste vijze op schaal brengen van de uitgang van de metercodeerorgaanteller 179a, vaarbij bij het tel- -, 4q. -Referring now to FIGS. 6a and 6b, the start program 30 300 is given, with a command being sent in the step 302 through the I / D manifold 1U0 for passing through the logic circuit 198a as shown in FIG. UE. energize the light 111e for the backup state. In step 30U, a scaling factor, corresponding to a 0.028 m key, from RAM 126 is transferred to the counter 17 ^ a to be programmed in the interval clock 17U, so-BAD ^ gf ^ feg® ^ 11 in fig. * ^ C, for scaling the output of the meter encoder counter 179a to the correct position, by counting at 4q. -

- I- I

, „c I * * r len Tan een juist aantal impulsen, bijvoorbeeld 40.000,. de logische ke-ten 1J7 een impuls- uitvoert, die indicatief is voor bet door de meter 38 zijn gezogen van 0,028 m . fluidum. In de stap 306 worden vervolgens de met de CPU 120 samenhangende onderbrekingen in de werkzame toestand ge-5 bracbt teneinde het op een willekeurig tijdstip later in bet programma mogelijk te maken de onderbrekingen uit te voeren, indien de bedienaar bijvoorbeeld de terugsteldrukknop 11Tf indrukt of de stilzetdrukknop Hlg. Totaan dit punt in het startende onderprogramma 300, zouden de met de drukknoppen 11 Tf en 11 Tg samenhangende onderbrekingen niet in de . 10. werkzame toestand kunnen zijn geplaatst, welke onderbrekingen echter na bet uitvoeren van de stap 306. beschikbaar zijn om te worden bediend., I have a correct number of pulses, for example 40,000. the logic chain 1J7 outputs an impulse indicative of the meter 38 being sucked from 0.028 m. fluid. Then, in step 306, the interrupts in the operative state associated with the CPU 120 are braced to allow the interrupts to be executed at any time later in the program, for example, if the operator presses the reset push button 11Tf or stop pushbutton Hlg. Until this point in the starting subprogram 300, the interrupts associated with push buttons 11 Tf and 11 Tg would not be in the. 10. Operational condition may be placed, but interrupts are available to be operated after step 306 is performed.

Vervolgens wordt in de stap 308 de schakeling, weergegeven in fig. 4c als samenhangende met het draaibare metereodeerorgaan 40, gestart. In het bijzonder wordt de logische keten 170a gestart, worden de intervalklok— 15. ken Ijk en 1 j6 teruggesteld, wordt de PI/O—keten 184 in een gekozen toestand geplaatst, worden de logische ketens 177 en 178 teruggesteld en worden de te programmeren tellers 174a en 176a geprogrammeerd met de factoren, die daarin moeten worden gevoerd voor het neerwaarts tellen.Then, in step 308, the circuit shown in Figure 4c as associated with the rotary meter decoder 40 is started. Specifically, the logic circuit 170a is started, the interval clocks 15.k1 and 1j6 are reset, the PI / O circuit 184 is set to a selected state, the logic circuits 177 and 178 are reset and the ones to be programmed counters 174a and 176a programmed with the factors to be fed therein for down-counting.

In de stap 310. wordt een opdracht gezonden via de PI/0—keten 196 naar de 20 logische keten 194b voor het tot stand brengen van het openen van de tweede uitlaatklep 36. In het bijzonder wordt de met de klep 36 samenhangende nabijbeidsdetector nagegaan, waarbij, indien de klep 36 niet open is, bet programma wacht totdat de klep 36 open is. Verder wordt in de stap 310 de met de servomotor 20 samenhangende regelschakeling ge— 25 start, doordat de snelheid van de servomotor 20 wordt ingesteld op nul en een signaal aan de servomotor 20 wordt gelegd voor het in een vrijloop— toestand houden daarvan, waarbij een logische keten voor het waarnemen van het koppel van de servomotor 20 wordt teruggesteld, welke logische keten is gekoppeld voor het waarnemen van de regelstroom, die naar de 30 servomotor 20 gaat. In de stap 312 wordt de logische keten 192b gestart in zijn statische I/O—toestand met "handschud'’—uitgangsmogelijkheden, en maakt de logische keten 190b de samenhangende drukker 111a. schoon en klaar om te beginnen met drukken. In de stap 314 wordt de SDC 192a geprogrammeerd om te verzekeren, dat de gegevens kunnen worden gezonden 35 tussen de CRT-eindpost 112 en de CPU 120 , en draagt de logische keten 190a BXfPOiHGIÏ'tói.op soortgelijke wijze de CRT-eindpost 112*op om zich schoon te maken en voor te bereiden voor het ontvangen van gegevens, alsmede voor het schoonmaken yan de CRT-weergeving. Vervolgens worden in de stap 316, eventueel in de A/D-omzetter 166 opgeslagen gegevens, zoals weergegeven in fig. UB, schoongemaakt en wordt het multïplexeerorgaan 163 ingesteld op zijn eerste kanaal, waarbij de uitgang van de transductor 51 door 5 het muitiplexeerorgaan 163 wordt gelegd aan de A/D-amzetter 166. De stap 318 maakt de conditionerings- en koppelketen 130 schoon, en maakt in het bijzonder eventuele gegevens schoon, opgeslagen in de A/D-keten 158, zoals weergegeven in fig. UA, en stelt de muit iplexeer organen 1^9 en 15^ in op hun eerste kanalen, waarbij de uitgangsspanning van de 10. . temperatuurtransductormodule van de calibreringsinrichting via de mul-tiplexeerorganen 1^9 en 15^ en de rekenversterker 152 wordt gelegd aan de A/D—keten 158. In de stap 320 worden opdrachtsignalen via de I/D— verzamelleiding 1U0 en de ΡΙ/0-keten 196, zoals is te zien in fig. UE, gezonden voor het door de logische keten 19^b doen bedienen van de sole-15. noïde 66 voor het openen en dan sluiten van de eerste of meterklep 3^· en voor het bedienen van de solenolde 6k voor het sluiten van de tweede of uitlaatklep 36. Wanneer het gewenst is een van de kleppen 3^· of 36 te openen of te sluiten, wordt de daarmede samenhangende nabijheids-detector ondervraagd, waarbij indien wordt vastgesteld, dat deze zich 20 in de gewenste stand bevindt, geen verdere actie wordt ondernomen, maar indien echter de klep zich niet in de gewenste stand bevindt, de logische keten lUUb een uitgang verschaft voor het bedienen van de bijbehorende pneumatische solenoïde voor het, zoals gewenst, doen openen of sluiten van de klep. In de stap 322 gaat het programma naar een onder-25 programma, zoals wordt uiteengezet met betrekking tot fig. 6B, waarbij de zuiger wordt teruggebracht naar zijn parkeerstand, d.w.z. de onderste stand, overeenkomende met de stand van de nabijheidsdetector 50, zoals is te zien in de fig. 1, 2A en 2B.In step 310., a command is sent through PI / 0 circuit 196 to logic circuit 194b to effect opening of second outlet valve 36. In particular, the proximity detector associated with valve 36 is checked, wherein, if the valve 36 is not open, the program waits until the valve 36 is open. Furthermore, in step 310, the control circuit associated with the servomotor 20 is started, in that the speed of the servomotor 20 is set to zero and a signal is applied to the servomotor 20 for keeping it in a freewheel state, wherein a logic circuit for sensing the torque of the servomotor 20 is reset, which logic circuit is coupled for sensing the control current going to the servomotor 20. In step 312, logic circuit 192b is started in its static I / O state with "handshake" outputs, and logic circuit 190b cleans the associated printer 111a and is ready to start printing. In step 314 SDC 192a is programmed to ensure that the data can be sent between CRT terminal 112 and CPU 120, and logic circuit 190a similarly instructs CRT terminal 112 * to clean itself. to prepare and prepare for receiving data as well as for cleaning the CRT display Then, in step 316, any data stored in A / D converter 166 as shown in Fig. UB is cleaned and the multiplexer 163 is set to its first channel, the output of the transducer 51 being applied by the multiplexer 163 to the A / D amps 166. The step 318 cleans the conditioning and coupling circuit 130, and cleans in the bi Without any data clean, stored in the A / D circuit 158, as shown in FIG. UA, and set the muting implants 1 ^ 9 and 15 ^ to their first channels, with the output voltage of the 10.. temperature transducer module of the calibrator through the multiplexers 1 ^ 9 and 15 ^ and the computing amplifier 152 is applied to the A / D circuit 158. In step 320, command signals are passed through the I / D bus 1U0 and the ΡΙ / 0- circuit 196, as shown in FIG. UE, is sent to operate the sole-15 by the logic circuit 19 ^ b. No. 66 for opening and then closing the first or meter valve 3 ^ · and for operating the solenoid 6k for closing the second or outlet valve 36. When it is desired to open one of the valves 3 ^ or 36 or to close, the associated proximity detector is interrogated, whereby if it is determined that it is in the desired position, no further action is taken, but if, however, the valve is not in the desired position, the logic circuit lUUb provides an output for actuating the associated pneumatic solenoid to open or close the valve as desired. In step 322, the program proceeds to an under-25 program, as explained with respect to Fig. 6B, in which the piston is returned to its parking position, ie, the lower position, corresponding to the position of the proximity detector 50, as shown. see in Figs. 1, 2A and 2B.

In fig. 6b is het onderprogramma 322 voor het naar zijn onderste 30 stand terugbrengen van de zuiger weergegeven. In de stap 32U wordt een regelsignaal gezonden via de I/D-verzamelleiding lUo, de ΡΙ/0-keten 196 voor het door de logische keten 19^b doen sluiten van de eerste of meterklep 32. 'Vervolgens bepaalt de stap 326 de stap van de zuiger , die zich ergens tussen zijn onderste en bovenste stand kan bevinden,Fig. 6b shows the subprogram 322 for returning the piston to its lowest position. In the step 32U, a control signal is sent via the I / D bus line 10U, the keten / 0 circuit 196 for closing the first or meter valve 32 by the logic circuit 19 ^ b. Then, the step 326 determines the step of the piston, which may be somewhere between its lower and upper positions,

35 zoals is te zien in fig. 1, waarbij de stap 326 in het bijzonder de bad <Stënteten 196 de logische keten I9I+C doet ondervragen om vast te stellen of de uitgang van de nabijheidsdetector 50, zoals is te zien in de 01 Π1 KU35 as can be seen in FIG. 1, wherein step 326, in particular, baths <stones> 196 interrogate logic circuit I9I + C to determine whether the output of proximity detector 50, as shown in 01-1 KU

τ. ^ . Iτ. ^. I

- k2 - fig. 1 en 2, hoog is of êê.n, en het onderprogramma, indien dit het geval is, naar de eindstap 3U'6 gaat, waarin een opdracht wordt gezonden naar de Pl/O-keten 196 van fig. UE voor het conditioneren van de logische ketens 19^a en 198b, zodat de motorregèling voor de servomotor 20 5 wordt ingesteld voor een nulsnelheid, en verder voor het instellen van de intervalklok 176» zoals is te zien in fig. ^C, om aan te duiden, dat de uitgang van het codeerorgaan zich in zijn startpositie bevindt, d.w.z. voor het instellen van de teller 178a op nul voor het voorbereiden daarvan voor het beginnen met het opwekken van êên seconde durende bemonste— 10 ringsimpulsen. Indien de zuiger 1V zich niet in zijn parkeerstand bevindt, gaat het onderpr ogramma verder naar de stap 328, waarin wordt bepaald of de zuiger 1U zich in een tussenliggende stand bevindt, d.w.z. dat de aanslag 92 zich bevindt tussen de nabijheidsdetectoren 50 en 52, zoals weergegeven in fig. 1 en 2A en B, waarbij het onderprogramma, indien 15 de zuiger 1¼ zich in een dergelijke stand bevindt, gaat naar de stap 330, waarbij regelsignalen worden gezonden via de PI/0—keten 196 voor het instellen van de logische keten 19W voor het linksom sturen van de servomotor 20, en verder in de stap 332 de snelheid wordt geregeld voor het versnellen tot een~gèkozen snelheid, d.w.z. de negende van zestien snel-20 heden. Indien echter de stap 328 vaststelt, dat de zuiger 1U zich in zijn bovenste stand bevindt, d.w.z. dat zijn aanslag 92 zich boven de nabij-heidsdetector 52 bevindt, stelt de stap 33^ de logische keten 19ba. van fig. Ue in voor het instellen van de laagste snelheid, d.w.z. snelheid 1 van l6 en voor het linksom draaien van de servomotor 20 alvorens te 25 gaan naar de stap 338, waarin de logische keten 19^a een versnelling tot stand brengt van de servomotor 20 naar zijn volgende hoogste snelheid totaan een maximum van zijn twaalfde snelheid. Op dat punt in de stap 338 wordt de logische schakeling 19^c benaderd om vast te stellen of de zuiger 1U zich bij de nabijheidsdetector 52 bevindt, waarbij de 30 stap 338, indien dit niet het geval is, de zuiger versnelt naar zijn volgende hogere snelheid, totdat de stap 338 vaststelt, dat de zuiger 1U zich bij de nabijheidsdetector 52 bevindt. Op dat punt houdt de logische schakeling 19^a de heersende snelheid van de servomotor 20 aan totdat in de stap 3^2 de parkeernabijheidsdetector 50 de aanwezigheid 35 waarneemt van de zuiger 1U, op welk moment de stap 3^ de logische ke-BA^atèlNAfegelt voor het vertragen van de zuiger lU tot een stilstand alvorens de stap 3^+8 binnen te gaan, waarin de motorregeling wordt in- ^ 1+3 τ.k2 - Figs. 1 and 2, is high or one, and the subprogram, if so, goes to the end step 3U'6, where a command is sent to the P1 / O circuit 196 of Fig. UE for conditioning the logic circuits 19 ^ a and 198b so that the motor control for the servo motor 20 is set for a zero speed, and further for setting the interval clock 176 as shown in FIG. ^ C to to indicate that the encoder output is in its starting position, ie to set the counter 178a to zero to prepare it for starting to generate one second sampling pulses. If the piston 1V is not in its parking position, the subprogram proceeds to step 328, which determines whether the piston 1U is in an intermediate position, ie, the stop 92 is located between the proximity detectors 50 and 52, such as 1 and 2A and B, wherein the subprogram, when the piston 1¼ is in such a position, proceeds to step 330, wherein control signals are sent through the PI / 0 circuit 196 for setting the logic circuit 19W for driving the servo motor 20 counterclockwise, and further in step 332, the speed is controlled to accelerate to a selected speed, ie the ninth of sixteen speeds. However, if step 328 determines that the piston 1U is in its upper position, i.e., that its stop 92 is above the proximity detector 52, then step 33 ^ sets the logic circuit 19ba. of Fig. Ue to set the lowest speed, ie speed 1 of 16 and to rotate the servomotor 20 counterclockwise before going to step 338, in which the logic circuit 19a accelerates the servo motor 20 to its next highest speed up to a maximum of its twelfth speed. At that point in step 338, logic circuit 19 ^ c is approximated to determine whether the piston 1U is located at the proximity detector 52, the step 338, if not, accelerating the piston to its next higher speed until step 338 determines that the piston 1U is located at the proximity detector 52. At this point, the logic circuit 19 ^ a maintains the prevailing speed of the servo motor 20 until in the step 3 ^ 2 the parking proximity detector 50 detects the presence of the piston 1U, at which time the step 3 ^ the logic ke-BA ^ AtèlA adjusts to decelerate the piston 1U to a stop before entering step 3 ^ + 8, where the motor control is entered ^ 1 + 3 τ.

gesteld op een nulsnelheid.set at a zero speed.

Indien de bedienaar de calibreer/toetsschakelaar beeft ingesteld in zijn cali'br eer stand, gaat bet programma naar bet ©nderprogramme 1+00, zoals vollediger weergegeven in fig. 7· I» eerste instantie in de stap 5 1+02, wordt een opdracht gezonden naar de logische keten. 190a van fig. 1+DIf the operator has the calibration / key switch set in its calibrating position, the program goes to subprogram 1 + 00, as shown more fully in fig. 7 · 1 »initially in step 5 1 + 02, a assignment sent to the logical chain. 190a of fig. 1 + D

voor het schoonmaken van de CRT-eindpost 112. De stap UoU geeft een passende boodschap weer op het CRT-scherm, aanduidende dat het calibrerings-inrichtingsstelsel 10 in een calibreertoestand is gegaan, die, zoals weergegeven in fig. 7» de verschillende parameters aanduidt, die op deze 10. wijze kunnen worden gecalibreerd. Vervolgens brengt de stap l+Οβ de loper, zoals weergegeven op de CRT, terug naar zijn linker marge in afwachting van het door de bedienaar aanbrengen van een passende invoer. Vervolgens ondervraagt de stap 1+08 na de bedienaarsinvoer via het toetsenbord van de CRT-eindpost 112, het toetsenbord om vast te stellen welke van de moge-15 lijke toetsen is ingedrukt. Indien bijvoorbeeld wordt vastgesteld, dat een van de stellen toetsen T en 0, T en 1, T en 2, T en 3, T en 1+, T en 5S T en 6 of T en 7 is ingedrukt, gaat het onderprogramma naar de stap 1+10, waarin een overeenkomstig kanaal wordt gekozen door het muitiplexeerorgaan 11+9.—Vervolgens wordt in de stap 1+12 een keuze-opdrachtsignaal ge-20 zonden via de Pl/0-keten 160 naar het multiplexeerorgaan 11+9, waarbij het gekozen kanaal via de multiplexeerorganen 11+9 en 15^ , de versterker 152, wordt verbonden met de A/D-omzetter 158. Vervolgens legt de stap 1+11+ een omzetsignaal aan de A/D-keten 158, waarbij in de stap 1+16 de temperatuur, zoals gemeten, wordt weergegeven. Op dit punt kan de be-25 dienaar de gekozen temperatuurtransductormodule calibreren voor het verschaffen van een juiste aflezing door het instellen van de nul en de grootte van het interval van de rekenversterker van de module, welke procedure wordt herhaald totdat een nauwkeurige aflezing wordt weergegeven op de CRT. Hoewel een gedetailleerde uiteenzetting niet wordt gegeven, 30 is het duidelijk, dat de soortgelijke toetsen P en 1, P en 2 en P en B eveneens door de bedienaar kunnen worden bediend, waarbij de versterkingen van de rekenversterkers l6la, 161b, l6lc van fig. 1+B op soortgelijke wijze kunnen worden ingesteld teneinde nauwkeurige aflezingen te geven. Op soortgelijke wijze kunnen de toetsen T en 0, T en 1, T en 2, 35 T en 3, T en l+, T en 5, T en 6, T én 7 worden ingedrukt en hun betreffen-de^v^^ji^kers en ketens worden ingesteld voor het verschaffen van nauwkeurige aflezingen. Bij het indrukken van de toetsen V en P, zoals be- .'s \ ! , « : .-* * ' 4 i - uu. - paald door de stap Uo8, gaat het programma via de stap ^50 naar de stap 1*52, vaar hij een opdracht signaal wordt gezonden via de Pl/Q-keten 168 van fig. UB voor het door het muitiplexeerorgaan 163 doen aanleggen van het spannings-calibreringsingangssignaal 'V aan de A/D-omz et ter keten 166, 5 die deze ingangen in de stap omzet in digitale waarden. Het spannings-ealibreringsingangssignaal wordt ingesteld voor het instellen van de nul en volle-schaalvaarden van de A/D-omzetter 166, welke waarde op passende wijze worden weergegeven in de stap 4 56 op de CRT-eindpost 112. Indien de V-en Tr-toets van het toetsenbord wordt ingedrukt, gaat het programma 10 op soortgelijke wijze verder via de stap UU2 naar de stap UUU, waarin het spanningscalibreringsingangssignaal VT wordt gelegd aan de A/D-cm-zetterketen 158 van fig. 4A, en kunnen zijn nul en volle-schaalvaarden op soortgelijke wijze worden aangepast.’Indien een andere toets wordt ingedrukt op het toetsenbord, takt de stap ^-08 via de stap U56 af naar 15 de stap U58, waarin dat teken wordt afgekeurd om weer terug te keren naar het beginpunt van de stap ko8.for cleaning the CRT terminal 112. Step UoU displays an appropriate message on the CRT screen, indicating that the calibrator system 10 has entered a calibration state, which, as shown in FIG. 7, »indicates the various parameters which can be calibrated in this manner. Then, step 1 + Οβ returns the runner, as shown on the CRT, to its left margin pending the operator making an appropriate entry. Then, step 1 + 08, after the operator input via the keyboard of the CRT terminal 112, queries the keyboard to determine which of the possible keys has been pressed. For example, if it is determined that one of the sets of keys T and 0, T and 1, T and 2, T and 3, T and 1+, T and 5S T and 6 or T and 7 has been pressed, the subprogram moves to the step 1 + 10, in which a corresponding channel is selected by the multiplexer 11 + 9. Then, in step 1 + 12, a selection command signal is sent via the P1 / 0 circuit 160 to the multiplexer 11 + 9, wherein the selected channel is connected to the A / D converter 158 via the multiplexers 11 + 9 and 15 ^, the amplifier 152. Then step 1 + 11 + applies a conversion signal to the A / D circuit 158, wherein Step 1 + 16 displays the temperature as measured. At this point, the operator can calibrate the selected temperature transducer module to provide a correct reading by setting the zero and magnitude of the interval of the module's processing amplifier, which procedure is repeated until an accurate reading is displayed on the CRT. Although a detailed explanation is not given, it is clear that the similar keys P and 1, P and 2 and P and B can also be operated by the operator, the gains of the computational amplifiers 16a, 161b, 16lc of FIG. 1 + B can be similarly set to give accurate readings. Similarly, keys T and 0, T and 1, T and 2, 35 T and 3, T and l +, T and 5, T and 6, T and 7 can be pressed and their respective ^ v ^^ ji Cherry and chains are set to provide accurate readings. When pressing the V and P keys, such as. \ S \! , «: .- * * '4 i - uu. determined by the step Uo8, the program goes via the step ^ 50 to the step 1 * 52, before a command signal is sent via the P1 / Q-circuit 168 of FIG. UB for application by the multiplexer 163 the voltage calibration input signal 'V' to the A / D converter circuit 166, 5 which converts these inputs to digital values in the step. The voltage calibration input signal is set to set the zero and full scale values of the A / D converter 166, which values are appropriately displayed in step 4 56 at the CRT terminal 112. If the V and Tr key of the keyboard is pressed, the program 10 proceeds in a similar manner via the step UU2 to the step UUU, in which the voltage calibration input signal VT is applied to the A / D-cm setter 158 of FIG. 4A, and may be zero and full-scale values are similarly adjusted. "If another key is pressed on the keyboard, step ^ -08 branches through step U56 to step U58, rejecting that character to return to the starting point of the step ko8.

Het onderprogramma voor het invoeren en terughalen van gegevens, zoals in zijn algemeenheid weergegeven in fig. 5 als de stap of het programma 500, wordt vollediger besproken met betrekking tot de fig. 8A -20 ÖP, waarbij een overzicht van het programma 500 is weergegeven in fig. 8A.The data entry and retrieval subprogram, as generally shown in Fig. 5 as the step or program 500, is discussed more fully with respect to Fig. 8A -20 ÖP, showing an overview of the program 500 in Fig. 8A.

In eerste instantie wordt een opdracht gegeven via de I/D-verzamellei-ding 1 Uo aan de logische en stuurketen 198a van fig. UE voor het bekrachtigen van het reservelicht 111e. Vervolgens wordt in de stap 50U, die vollediger is weergegeven in fig. 8C, een vaststelling gemaakt of een 25 zelf-toets wenselijk is, en wordt, indien dit het geval is, dat onderprogramma uitgevoerd. Vervolgens wordt in de stap 506 vastgesteld of het gewenst is de kamertemperaturen weer te geven, en wordt, indien dit het geval is, een weergeving gemaakt op de CRT van de eindpost 112, zoals vollediger wordt besproken met betrekking tot fig. 8H. In de stap 508 30 wordt een onderzoek uit gevoerd van het toetsenbord om te zien of de bedienaar gegevens wenst terug te roepen met betrekking tot voorgaande toetsen van de nauwkeurigheid van de meter, waarbij, indien gegevens nodig zijn, die gegevens worden weergegeven op de CRT-weergeving, welk onderprogramma 508 vollediger wordt besproken met betrekking tot fig. 8J.Initially, an instruction is given via the I / D bus 1 Uo to the logic and control circuit 198a of Fig. UE to energize the spare light 111e. Then, in step 50U, which is more fully shown in Fig. 8C, a determination is made as to whether a self-test is desirable, and if so, that subprogram is executed. Then, in step 506, it is determined whether it is desired to display the room temperatures, and if so, a display is made on the CRT of the terminal 112, as discussed more fully with respect to Fig. 8H. In step 508 30, an examination of the keyboard is performed to see if the operator wishes to recall data related to previous keys of meter accuracy, where data is displayed on the CRT, if required. representation, which subprogram 508 is discussed more fully with respect to Fig. 8J.

35 In de stap 510 worden passende vlaggen automatisch ingesteld teneinde B^S^PSGtNAllat er tijdstip gedurende de metertoets mogelijk te maken de druk·;- en temperatuurparameters te bewaken en weer te geven, waarbij het r k5 ~ . , ! 1 * ' t ouderprogramma voor liet uitvoeren van een der gelijk weergeven vollediger vordt "besproken met "betrekking tot fig. 8K. In de stap 512' wordt gedetailleerder Het onderprogramma geschetst voor het instellen van het gewenste toetsvolume en de wijze waarop dit in de te programmeren tel-5 Ier 17'Ua van de intervalklok 1jU wordt gevoerd, waarbij het onderprogramma is weergegeven in fig. 8L. Vervolgens is het voor de "bedienaar nodig om via het CRT-eindposttoetsenbord een keuzetoetsstromingssnelheid of -snelheden in te voeren, zoals vollediger wordt "besproken met "betrekking tot het onderprogramma van fig. 8m. In de stap 516 stelt de bedie-10 naar het aantal malen in voor het herhalen van een "bepaalde toets, waarbij de meter bijvoorbeeld driemaal kan worden getoetst voor een stromingssnelheid of voor een gekozen volume en stromingssnelheid. De invoer van de herhaalopdrachten wordt.besproken met betrekking tot het onderprogramma van fig. 8N. Daarna zendt de stap 518 schoonmaakopdrachten 15. via de logische keten 190a, waarbij eventueel in de met de CRT-eindpost 112 samenhangende buffers opgeslagen gegevens, worden schoongemaakt. Op dit punt neemt de stap 520 een beslissing of het volume van de meter 38 moet worden bepaald met de uitgang van de nabij heidsdet eet or 27 of met de uitgang van het draaibare codeerorgaan Uo. Indien de schakelaar 20 wordt ingesteld op een logische "nul", wordt in de stap 522 een vlag ingesteld voor het uitvoeren van een codeerorgaantoets, waarbij, indien de schakelaar is ingesteld in een logische ”êên"-stand, in de stand 52U een vlag wordt ingesteld voor het uitvoeren van de nabijheidsdetector-toets.In step 510, appropriate flags are automatically set to allow B ^ S ^ PSGtNAll time during the meter key to monitor and display the pressure and temperature parameters, where the r k5 ~. ,! 1, the parent program for executing such a display is more fully "discussed with" with respect to FIG. 8K. In step 512 ', the subprogram is outlined for setting the desired key volume and the manner in which it is fed into the timer 17'Ua of the interval clock 1jU to be programmed, the subprogram being shown in Fig. 8L. Next, it is necessary for the "operator to enter a select key flow rate or rates via the CRT terminal keyboard, as is more fully" discussed with "regarding the subprogram of FIG. 8m. In step 516, the operator 10 sets to the number of times to repeat a "particular key, where the meter may be tested, for example, three times for a flow rate or for a selected volume and flow rate. The input of the repeat commands is discussed with respect to the subprogram of Fig. 8N. Thereafter, the step 518 sends cleaning commands 15. through the logic circuit 190a, cleaning any data stored in the buffers associated with the CRT terminal 112. At this point, step 520 makes a decision whether to determine the volume of the meter 38 with the output of the proximity detector 27 or with the output of the rotary encoder Uo. If the switch 20 is set to a logic "zero", a flag is set in step 522 to perform an encoder key, where, if the switch is set to a logic "one" position, a position 52U is set is set to perform the proximity detector key.

25 Het programma 500, zoals weergegeven in fig. 8b, voort zettende, verkrijgt het stelsel de metertemperatuur en -druk en geeft deze weer op de CRT, evenals de temperatuur en druk van de calibreringsinrichting, zoals gemeten gedurende de metertoets, hetgeen op de volgende wijze plaats vindt. Vervolgens geeft de stap 528, indien opgedragen, op de CRT gegevens 30 weer, die indicatief zijn voor de druk en de temperatuur in de meter 38 en de calibreringsinrichting 10. Wanneer het toetsvolume, t.w. 0,028 m , 3 o Q,0lkmJ of 0,007 m , is ingesteld door invoer door de bedienaar op de CRT-eindpost 112, wordt de ingevoerde waarde gedecodeerd in de stap 530, en wordt de gekozen waarde in de stap 532 weergegeven door de CRT als: 35 TOETS VOL. * x m . Daarna worden de gewenste stromingssnelheid of snelhe- toetsenbord worden ingevoerd, gedecodeerd in de stap 53^, en worden de gekozen snelheden in de stap 536 weergegeven op de CRT als : „ %6 - **♦Continuing with program 500, as shown in Fig. 8b, the system obtains the meter temperature and pressure and displays it on the CRT, as well as the temperature and pressure of the calibrator, as measured during the meter key, which appears on the following way. Next, the step 528, if instructed, displays on the CRT data 30 indicative of the pressure and temperature in the meter 38 and the calibrator 10. When the key volume, i.e. 0.028 m, 3 o Q, 0lkmJ or 0.007 m, is set by operator input at CRT terminal 112, the entered value is decoded in step 530, and the selected value in step 532 is displayed by the CRT as : 35 BUTTON FULL. * x m. Thereafter, the desired flow rate or velocity keyboard is entered, decoded in step 53 ^, and the chosen rates in step 536 are displayed on the CRT as: "% 6 - ** ♦

m ^ Im ^ I

« * ' * ' “* STROMINGSSNELHEDEN zi.,jn QX, <3X^-QX. Op soortgelijke wijze wordt in de stap 538 hst aantal herhalingen voor een "bepaalde toets of voor "bepaalde toetsen met betrekking tot de stromingssnelheden of de volumes gedecodeerd, en wordt in de stap 539 het gekozen aantal herhalingen per stro-5 mingssnelheid of volume weergegeven op de CRT als : BR. TOETSEN PER STROMINGSSNELHEID = 1C. 'Op dit punt wordt een lijnvoedingsopdracht voor het terugvoerèn van een wagen uitgevoerd in de stap 5^0, waarbij een loper, zoals door de CRT-eindpost geplaatst op de CRT, wordt verwijderd.«* '*'“ * FLOW SPEEDS are, jn QX, <3X ^ -QX. Similarly, in step 538 the number of repetitions for a "particular key or for" certain keys relative to the flow rates or volumes is decoded, and in step 539 the selected number of repetitions per flow rate or volume is displayed at the CRT as: BR. KEYS PER FLOW RATE = 1C. At this point, a carriage return line feed command is executed in step 5 ^ 0, removing a runner, such as placed by the CRT terminal on the CRT.

Het onderprogramma 5CA is vollediger weergegeven in fig. 8C, ' 10 waarbij een wenselijke zelf-toets is gekozen. In eerste instantie worden in de stap 5^2, de met de CRT" of de CRT-eindpost 112 samenhangende ge-gevensgeheugenbuffers schoongemaakt door opdrachten, opgewekt door de logische keten 190a. In de stap 5^^ geeft de CRT, zoals weergegeven in fig. 8C, een aanduiding weer van de verschillende zelf-toetsen, die kun-15' nen worden uitgevoerd, bijvoorbeeld volume V, lek L of GEEN, waarbij de bedienaar èen van deze zelf-toetsen kiest door het indrukken van de juiste toets van het toetsenbord. In de stap 5k6 worden de lopers, zoals weergegeven in fig. 8C, tot knipperen gebracht teneinde de bedienaar aan te sporen te reageren voor het kiezen van de zelf-toetsen, of dit het 20 · volume V, lek L of GEEN is. In de stap 5^8 gaat het onderprogramma naar de gewenste zelf-toets in afhankelijkheid van de in de stap 5^ gekozen toets. Indien bijvoorbeeld de volumezelf-toets V is gekozen, wordt een volumezelf-toetsprogramma als uitgang gezonden naar de CRT in de stap 552., en wordt de volumezelf-toets uitgevoerd in de stap 55^, zoals vollediger 25 wordt besproken met betrekking tot fig. θΕ. Indien een lektoets is gekozen, gaat het onderprogramma door de stap 558 voor het verschaffen van een weergeving op de CRT als aanduiding van de gekozen toets en voor het starten van de lekz elf-t oet s, die wordt uitgevoerd in de stap 560, zoals vollediger wordt beschreven met betrekking tot het onderprogramma van 30 fig. 8D. Vervolgens bepaalt het onderprogramma in de stap 556 of er een andere ingang is, waarmede rekening moet worden gehouden, en keert het onderprogramma terug naar de stap 5^6. Indien de bedienaar de ontwijkings-toets indrukt, zoals bepaald door de stap 5^+8, loopt het onderprogramma via de stap 562 uit naar het ingangspunt 212 van het hoofdschema, zoals 35 weergegeven in fig. 5, waarin het programma begint. Indien de bedienaar Β/βθ (WttGIBWdoetsen aanslaat, zoals waargenomen door de stap 5^8, loopt het onderprogramma uit via de stap 566 en keert het terug naar het programma,The subprogram 5CA is more fully illustrated in FIGS. 8C, 10 with a desirable self-test selected. Initially, in step 5 ^ 2, the data memory buffers associated with the CRT "or CRT terminal 112 are cleaned by commands generated by the logic circuit 190a. In step 5 ^ ^, the CRT, as shown in FIG. Fig. 8C shows an indication of the different self-keys that can be performed, for example volume V, leak L or NONE, the operator choosing one of these self-keys by pressing the appropriate key of the keyboard In step 5k6, the runners, as shown in Fig. 8C, are blinked to prompt the operator to respond before choosing the self-keys, whether it be the volume V, leak L or NONE In step 5 ^ 8, the subprogram moves to the desired self-test depending on the button selected in step 5 ^ For example, if the volume self-test V is selected, a volume self-test program is sent as output to the CRT in step 552., and the volume self-key is turned off at step 55 ^, as discussed more fully with respect to Fig. θΕ. If a leak key is selected, the subprogram goes through step 558 to provide a display on the CRT indicating the selected key and to start the leak eleven test, which is performed in step 560, such as is described more fully with respect to the subprogram of FIG. 8D. Then, the subprogram at step 556 determines whether there is another input to be taken into account, and the subprogram returns to step 5-6. If the operator presses the dodge key, as determined by step 5 ^ + 8, the subprogram exits via step 562 to the entry point 212 of the main scheme, as shown in Fig. 5, in which the program begins. If the operator presses Β / βθ (WttGIBWkeys, as observed by step 5 ^ 8, the subprogram exits through step 566 and returns to the program,

, ·'· I, I

- 1*7 - zoals weergegeven in fig. 8A teneinde verder te gaan met de volgende stap 506. Indien een -willekeurige andere toets wordt aangeslagen, loopt het onderprograrama via de stap 568 uit voor het afkeuren van dat teken in de stap 570 en voor het terugkeren naar de stap 51*8 voor het onderken-5 nen van een andere toets.- 1 * 7 - as shown in Fig. 8A to proceed to the next step 506. If any other key is pressed, the subprogram runs through the step 568 to reject that character in the step 570 and before returning to step 51 * 8 to identify another key.

Het lekzelftoetsonderprogramma 560 is vollediger weergegeven met "betrekking tot fig. 8D. De lekzelf-toets is een toets voor het verschaffen van een aanduiding van de integriteit van de afsluiting van het ca— libreringsinrichtingsstelsel. In eerste instantie "bekrachtigt de logische 10 keten 198a in fig. 1*E in de stap 572 de zelf-toets en de lichten 11 Vb en 111c voor het in werking zijn van een toets. Vervolgens wordt het onder-programma 322 voor het naar zijn parkeerstand terugbrengen van de zuiger, zoals hiervoor uiteengezet met betrekking tot fig. 6b, uitgevoerd. Vervolgens wordt een opdrachtsignaal uitgegeven in de stap 57^* via de Pl/0-15 keten 168 voor het instellen van het multiplexeerorgaan 163 voor het ontvangen van het signaal via het tweede kanaal van de druktransductor 51 (druk PPl). Vervolgens wordt de logische keten 19hb opgedragen bedie-ningssignalen te leggen aan de solenoïden voor het tot stand brengen van ' het sluiten van de eerste inlaat- en tweede afvoerklep 3l* en 36. In de 20 stap 578 wordt een opdracht uitgegeven via de Pl/O-keten 196 voor het bedienen van de logische keten 19l*a van fig. 1*E voor het sturen van de servomotor 20 voor het rechtsom drijven van de transport schroef 18 met een betrekkelijk lage snelheid, overeenkomende met "l". De servomotor 20 kan. niet worden bekrachtigd zoals gestuurd door de stap 578 totdat 25 de in het programma gebouwde belemmering is ontdoken, zoals door het indrukken van een momentschakelaar (niet weergegeven), gekoppeld aan de logische keten 19bc voor het zodoende mogelijk maken van de werking van de servomotor 20 wanneer beide kleppen 3l* en 36 zijn gesloten. Gewoonlijk kan de servomotor 20 niet werkzaam zijn indien de kleppen 3^* en 36 zijn 30 gesloten, waardoor dus mogelijke beschadiging van de zuiger af sluiting wordt voorkomen. Vervolgens wordt een aanduiding van de druk in de A/D-omzetter 166 gevoerd in de stap 580 en wordt een controle uitgevoerd in stap 582 om vast te stellen of de druk in een bepaalde mate is toegenomen, zoals aangeduid door de in de A/D-keten 166 opgeslagen gegevens, 35 d.w.z. heeft de vaeuumtoename h,6j kPa overschreden. Indien het vacuum ®A^£yi^^^begenomen tot meer dan kPa, loopt het onderprogramma terug en herhaalt het de stap 580. Indien het vacuum in de kamer 28 is toege- - 48 « **♦The leak self-test subroutine 560 is more fully illustrated by "with reference to FIG. 8D. The leak self-test is a key for providing an indication of the integrity of the termination of the calibration device system. Initially" energizes logic circuit 198a in 1 * E in step 572 the self key and lights 11 Vb and 111c for key operation. Subsequently, the sub-program 322 for returning the piston to its parking position, as explained above with reference to Fig. 6b, is executed. Then, a command signal is output in step 57 ^ * through the P1 / 0-15 circuit 168 to set the multiplexer 163 to receive the signal through the second channel of the pressure transducer 51 (pressure PP1). Subsequently, the logic circuit 19hb is commanded to apply operating signals to the solenoids to effect the closing of the first inlet and second drain valves 31 * and 36. In step 578, a command is issued via the Pl / O-circuit 196 for operating the logic circuit 191 * a of FIG. 1 * E to control the servo motor 20 for clockwise driving the conveyor screw 18 at a relatively low speed, corresponding to "1". The servo motor 20 can. not energized as controlled by step 578 until the inhibition built in the program is evaded, such as by pressing a momentary switch (not shown) coupled to logic circuit 19bc to thereby enable operation of servo motor 20 when both valves 3l * and 36 are closed. Usually, the servo motor 20 cannot operate when the valves 3 * and 36 are closed, thus preventing possible damage to the piston seal. Next, an indication of the pressure in the A / D converter 166 is entered in step 580 and a check is made in step 582 to determine if the pressure has increased by a certain amount, as indicated by the pressure shown in the A / D chain 166 stored data, ie, the vacuum increase has exceeded h, 6j kPa. If the vacuum ®A ^ £ yi ^^^ increased to more than kPa, the subprogram decreases and repeats step 580. If the vacuum in chamber 28 has been added - 48 «** ♦

% \ I% \ I

ft * s' * * ' nomen tot meer dan 4,67 kPa, gaat Bet onderpr©gramma naar de stap 504, waartij een opdracht wordt gegeven door de Pl/O-keten I96 teneinde de servomotor 20 stil te doen staan. In de stap 586 wordt een twintig seconden wachttijd geladen in een register in de RAM 126, en neerwaarts 5 geteld voor Let verschaffen van een tijd voor het in de kamer 28 optreden van lek. Vervolgens wordt in de stap 588 een omzet signaal gelegd aan de A/Di-omz etter 166 van fig. 4b teneinde de druk te bepalen, die dan wordt waargenomen door de drufctransductor 51. In de stap 590 wacht het onderprogramma op het êên seconde durende kloksignaal, dat wordt 10 ontwikkeld door de logische keten 178 van fig. 4C en via de logische keten 194d van fig. 4e wordt aangelegd voor het in de stap 592 neerwaarts tellen van de twintig seconden telling, geplaatst in het register in de RAM 126. De stap 592 bepaalt of dit register in de RAM 126 tot nul neerwaarts is geteld, en het onderprogramma keert, indien dit niet ’5 het geval is, terug naar de stap 588, waarbij voor elke seconde van een twintig seconden durend interval de zuigerdruk, zoals verkregen van de transductor 51» wordt verkregen en weergegeven op de CRT voor het zodoende verschaffen van een onafgebroken bewaking van de calibrerings— inrichtingsdruk, zodat de bedienaar kan bepalen of er lekken zijn in 20 de kamer 28 gedurende de twintig seconden toets. Het ir.eervaarts tellen van de telling gaat door totdat het register nul is, zoals bepaald door de stap 592, op welk moment een opdracht wordt uitgegeven in de stap 594 voor het door de logische keten 194b doen bedienen van de solenoïde voor het openen van de tweede uitlaatklep 36. Op dit punt wordt de 25 stand van de zuiger 14 bepaald in de stap 596 door het controleren van de toestand van de nabijheidsdetectoren 50 en 52 door het adresseren van de logische keten 194c. Op dit moment is de toets beëindigd en wordt een opdracht uitgegeven naar de logische keten 190a voor het bekrachtigen -van de lichten voor toetsbeëindiging en zelf-toets. Tenslotte wordt in 30 de stap 322 de zuiger 14 teruggebracht naar zijn parkeerstand door het onderprogramma, zoals weergegeven in fig. 6B, alvorens terug te keren naar de stap 556, zoals weergegeven in fig. 8C.ft * s '* *' to more than 4.67 kPa, the subprogram proceeds to step 504, at which command is given by the Pl / O circuit I96 to stop the servo motor 20. In step 586, a twenty second wait time is loaded into a register in RAM 126, and counted downwards to provide a time for leakage to occur in chamber 28. Then, in step 588, a conversion signal is applied to the A / Di converter 166 of Fig. 4b to determine the pressure, which is then sensed by the graft transducer 51. In step 590, the subprogram waits for the one second clock signal generated by logic circuit 178 of FIG. 4C and applied through logic circuit 194d of FIG. 4e to count down the twenty second count in step 592 placed in the register in RAM 126. Step 592 determines whether this register in RAM 126 has been counted down to zero, and if not, the subprogram returns to step 588, for each second of a twenty second interval, the piston pressure, as obtained from transducer 51 »is obtained and displayed on the CRT to thereby provide continuous monitoring of the calibrator pressure so that the operator can determine if there are leaks in chamber 28 for d e twenty seconds button. The ir count up counting continues until the register is zero, as determined by step 592, at which time a command is issued in step 594 for operating the logic circuit 194b to open the solenoid the second outlet valve 36. At this point, the position of the piston 14 is determined in step 596 by checking the state of the proximity detectors 50 and 52 by addressing the logic circuit 194c. At this time, the test has ended and an order is issued to the logic circuit 190a for energizing the test termination and self-test lights. Finally, in step 322, the piston 14 is returned to its parking position by the subprogram, as shown in Fig. 6B, before returning to step 556, as shown in Fig. 8C.

In fig. 8E is het volumezelf-toets onderprogramma 554 gedetailleerder weergegeven. Ten eerste draagt de stap 600 de logische keten 35 198a op de lichten 111b en 11 Tc voor zelf-toets en toets in werking teIn Fig. 8E, the volume self-test subprogram 554 is shown in more detail. First, step 600 carries logic circuit 35 198a on lights 111b and 11 Tc for self-test and test to operate.

De volumezelf-toets wordt ingevoerd voor het verkrijgen van een aanduiding van de nauwkeurigheid van het lineaire codeerorgaan -^9- UO. De stap 332» zoals veergegeven in fig. ÖB, brengt de zuiger 1¼ terug naar zijn parkeerstand voordat opdracht signalen vorden uitgegeven in stap 602 via de logische keten 19¼¾ voor het bedienen van de sole-noïden voor het openen van de eerste inlaatklep 3^, en voor het bedienen 5 van de solenoïde voor het sluiten van de tveede uitlaatklep 36. Vervolgens wordt een opdracht gegeven in de stap 60¼ voor het laden van de snelheidsbuffer, d.w.z. een geadresseerd gedeelte in de RAM 126, met zijn maximum snelheid van 16'. Vervolgens wordt in de stap 606 de servomotor 20 versneld tot de snelheid, zoals opgeslagen in deze buffer over— 10 eenkomstig het ouderprogramma, zoals met betrekking tot fig. 8F wordt besproken. 'Vervolgens worden in de stap 608 de teller 182 en de te programmeren teller 17^a, zoals weergegeven in fig. kCt geblokkeerd en teruggesteld naar nul. De stap 610 controleert de toestand van de nabij— heidsdetector 52 cm vast te stellen of de zuiger 1¼ naar zijn toets-15 start stand is getrokken, en de controle wordt, indien dit niet het geval is, herhaald totdat de zuiger 1¼ deze stand bereikt. Wanneer de zuiger 1¼ zijn toetsstartstand heeft bereikt, gaat het programma naar de stap 612., waarin de te programmeren teller 17¼ a wordt dichtgedrukt en de lineaire teller 182 wordt geopend voor het tellen van de lineaire codeer-20 ©rgaanimpulsen wanneer de zuiger 1¼ van de nabijheidsdetector 52 naar de nabijheidsdetector 5¼ wordt getrokken. In de stap 61¼ wordt de toestand van de dichtgedrukte nabijheidsdetector 5¼ met tussenpozen gecontroleerd totdat de zuiger 1¼ daarbij is geplaatst, op welk moment het onderprogramma gaat naar de stap 616 voor het dichtdrukken van de line-25 aire teller 182. In de stap 618 wordt het eummulatieve getal of de telling van de lineaire codeerorgaanteller 182 via de ΡΙ/0-keten 18¼ naar een benoemde plaats in de RAM 126 gezonden. In de stap 620 wordt een passende reeks opdrachtsignalen gezonden naar de logische keten 19¼a, waarbij de servomotor 20 wordt vertraagd tot een stilstand, zoals wordt 30 beschreven met betrekking tot het in fig. 8g weergegeven onderprogramma. Vervolgens worden in de stap 622 vlaggen ingesteld, die aanduiden, dat de zuiger 1¼ zich niet tussen de nabijheidsdetectoren 50 en 52 bevindt. In de stap 62¼ bekrachtigt de logische en stuurketen 198a de lichten 111b. en 111d voor zelf-toets en toets-beëindiging, Op dit punt in de 35 stap 626 wordt de telling van de teller 182, welke telling de beweging BAD öfflPÖHïAt. ^an de zuiger 1¼ tussen de nabijheidsdetectoren 52 en 5^ vanuit zijn plaats in de RAM 126 overgebracht om door de CRT van de Λ J η Λ 1" T *The volume self-test is entered to obtain an indication of the accuracy of the linear encoder - ^ 9- UO. Step 332 », as shown in Fig. ÖB, returns the piston 1¼ to its parking position before command signals are issued in step 602 through the logic 19¼¾ to operate the sole noids to open the first inlet valve 3 ^, and for operating the solenoid to close the second outlet valve 36. Next, an order is given in the step 60¼ to load the speed buffer, ie an addressed portion into the RAM 126, at its maximum speed of 16 '. Then, in step 606, the servo motor 20 is accelerated to the speed, as stored in this buffer in accordance with the parent program, as discussed with respect to Fig. 8F. Then, in step 608, counter 182 and counter 17 to be programmed as shown in FIG. KCt are blocked and reset to zero. Step 610 checks the state of the proximity detector 52 cm to determine whether the piston 1¼ is pulled to its key-15 start position, and if not, the check is repeated until the piston 1¼ reaches this position . When the piston 1¼ has reached its key start position, the program proceeds to step 612, in which the counter 17¼ a to be programmed is pressed and the linear counter 182 is opened to count the linear encoding pulses when the piston is 1¼ the proximity detector 52 is pulled to the proximity detector 5¼. In the step 61¼, the state of the squeezed proximity detector 5¼ is checked intermittently until the piston 1¼ is placed therewith, at which time the subprogram proceeds to the step 616 for pressing the line-25 counter 182. In the step 618, the eummulative number or the count of the linear encoder counter 182 sent through the ΡΙ / 0 circuit 18¼ to a named location in RAM 126. In step 620, an appropriate sequence of command signals is sent to logic circuit 19¼a, the servomotor 20 being decelerated to a standstill as described with respect to the subprogram shown in FIG. 8g. Flags are then set in step 622, indicating that the piston 1¼ is not located between the proximity detectors 50 and 52. In step 62¼, logic and control circuit 198a energizes lights 111b. and 111d for self-key and key-termination. At this point in step 626, the count of counter 182 becomes the count BADfflPÖHïAt. ^ from the piston 1¼ between the proximity detectors 52 and 5 ^ transferred from its place in the RAM 126 to be passed through the CRT of the Λ J η Λ 1 "T *

.«'.··*, * * 1 I. «'. ·· *, * * 1 I

r* '50 T- ' eindpost 112' te worden weergegeven, waarbij tegelijkertijd de teller 182 wordt schoongemaakt, Vervolgens wordt de zuiger 1U. teruggebracht naar zijn parkeerstand door de stap 332, zoals weergegeven in fig. 6b, en doet de stap 628 de logische en stuurketen 198a het licht 111e voor 5 de reservetoestand bekrachtigen alvorens terug te keren naar de stap 556, zoals weergegeven in fig. 8C.r * '50 T- 'end station 112' to be displayed, simultaneously cleaning the counter 182, Then the piston becomes 1U. returned to its parking position by step 332, as shown in Fig. 6b, and step 628 causes logic and control circuit 198a to energize light 111e for the standby state before returning to step 556, as shown in Fig. 8C.

Het in zijn algemeenheid in fig. 8E door het verwijzingscijder 606-aangeduide ouderprogramma voor het versnellen van ee motor is gedetailleerder weèrgegeven in fig. 8f, waarbij in de stap 630 een op-10 dracht via de l/D-verzamelleiding 1I+0 wordt gezonden voor het dichtdrukken van de tellers 182 en 17Ua van fig. i+C. Vervolgens wordt een openende opdracht gezonden naar de logische keten 19^a door de stap 632 teneinde de servomotor 20 op te dragen rechtsom te draaien voor het zodoende omhoog bewegen van de zuiger 1U. Op dit punt wordt de snelheid 15 1, d.w,z. de laagste snelheid, geladen in de snelheidsvergelijkings- buffer in de RAM 126 door de stap 63^. In de stap 636 wordt een opdracht gegeven aan de logische keten 19^-a voor het incrementeel verhogen van de snelheid van de servomotor 20 en wordt de feitelijke snelheid, zoals opgeslagen in de snelheidsvergelijkingsbuffer van de RAM 126 vergeleken 20 met de uiteindelijk benoemde snelheid, opgeslagen in de snelheidsbuffer, en gaat het ouderprogramma, indien deze gelijk zijn, d.w.z. dat de servomotor 20 is versneld tot de gewenste snelheid, naar stap 6U6. Indien dit niet het geval is voert de stap 6^0 een wachttijd uit van ongeveer 0,25 seconde alvorens via de logische keten 19^+c de toestand te bemonste-25 ren van de nabijheidsdetector 52, waarbij, indien de zuiger zich niet in deze stand bevindt, de stap 6UU de gewenste snelheid opwaarts telt met 1 alvorens terug te keren naar de stap 636, waarbij de nieuwe snelheid in de snelheidsvergelijkingsbuffer van de RAM 126 wordt geplaatst.The parent program for accelerating the engine indicated generally by reference numeral 606 in FIG. 8E is shown in more detail in FIG. 8f, in step 630 a command is made via the 1 / D manifold 1I + 0. sent to close the counters 182 and 17Ua of FIGS. i + C. Then, an opening command is sent to logic circuit 19 ^ a by commanding step 632 to command servo motor 20 to rotate clockwise to thereby raise piston 1U. At this point, the speed becomes 15 1, i.e., z. the lowest speed, loaded into the speed comparison buffer in the RAM 126 by the step 63 ^. In step 636, a command is given to logic circuit 19a to incrementally increase the speed of the servo motor 20 and the actual speed, as stored in the speed comparison buffer of the RAM 126, is compared with the finally named speed, stored in the speed buffer, and the parent program, if equal, ie the servo motor 20 has accelerated to the desired speed, goes to step 6U6. If not, step 6 ^ 0 performs a waiting time of about 0.25 seconds before sampling the state of proximity detector 52 via logic circuit 19 ^ + c, where if the piston is not in In this state, step 6UU counts the desired speed up by 1 before returning to step 636, placing the new speed in the speed comparison buffer of the RAM 126.

Indien de zuiger 1in zijn tussenstand is gedreven, zoals waargenomen 30 door de stap 6U0, gaat het onderprogramma naar de stap 6U2 voor het instellen van een vlag, die aanduidt, dat de zuiger 1U voortijdig naar zijn tussenstand is gebracht en wordt het onderprogramma teruggekeerd naar de stap 60bt zoals weergegeven in fig. 8E. Zoals is te zien in fig.If the piston 1 is driven into its intermediate position, as observed by the step 6U0, the subprogram moves to the flag setting step 6U2, which indicates that the piston 1U has been prematurely moved and the subprogram is returned to step 60bt as shown in Fig. 8E. As can be seen in fig.

8e, bestaat de gebruikelijke werking uit het tot de gewenste snelheid 35 versnellen van de zuiger en het dan met tussenpozen toetsen van de BADföfttëtlNAk de nabijheidsdetector 52. Bij het in de stap 6U6 vaststellen, dat de zuiger 1U de toetsstartstand heeft bereikt, zoals aangeduid - 51 - m ^ | v ' ♦ * » < door de uitgang van de nabij heidsdet eet or 52, takt het onderprogramma af naar de stap 970» zoals wordt "besproken met "betrekking tot fig. 9E voor het vaststellen en het bepalen van het optreden van de stijgende rand van de volgende impuls A van het draaibare metercodeerorgaan Uo, 5 - waarbij, zoals verder wordt uiteengezet, de metertoets wordt begonnen door het leggen van de impolsuitgangen, verkregen van het draaibare metercodeerorgaan UO en het lineaire codeerorgaan 26, aan hun bijbehorende tellers 17Ua en 182.8e, the usual operation consists of accelerating the piston to the desired speed and then intermittently testing the BADföfttëtlNAk the proximity detector 52. When determining in the step 6U6 that the piston 1U has reached the key starting position, as indicated - 51 - m ^ | v '♦ * »<through the output of the proximity detector or 52, the subprogram branches to step 970» as is "discussed with" with respect to FIG. 9E to determine and determine the occurrence of the rising edge. of the next pulse A of the rotary meter encoder Uo, 5 - wherein, as explained further, the meter button is started by applying the pulse outputs obtained from the rotary meter encoder UO and the linear encoder 26 to their associated counters 17Ua and 182 .

Het onderprogramma voor het vertragen van de servomotor 20, zoals 10 aangeduid in de stap 620 van fig. 8E, wordt vollediger besproken met betrekking tot het in fig. 8G weergegeven onderprogramma. In eerste instantie worden in de stap 6U8 de teller 17Ua en de teller 182, zoals gezien in fig, UC, voor het respectievelijk ontvangen van de uitgangen van het draaibare en het lineaire codeerorgaan, eerst dichtgedrukt en dan 15 teruggesteld. In de stap 650 wordt de snelheidsvergelijkingsbuffer in de RAM 126 geladen met de snelheid 16, d.w.z. de hoogste beschikbare snelheid. Vervolgens wordt in de stap 652 de feitelijke snelheid, zoals opgeslagen in de snelheidsbuffer van de RAM 126, vergeleken met de hoge snelheid 16, zoals geladen in de snelheidsvergelijkingsbuffer, en wordt, 20 indien deze niet gelijk zijn, de in de snelheidsvergelijkingsbuffer geladen snelheid neerwaarts geteld totdat de feitelijke snelheid gelijk is aan de in de snelheidsvergelijkingsbuffer geladen snelheid, op welk moment het onderprogramma naar de stap 656 gaat en de in de snelheidsvergelijkingsbuffer opgeslagen snelheid neerwaarts wordt geteld. In de stap 25 658 wordt een opdracht uitgegeven aan de logische keten 19Ua voor het vertragen van de servomotor 20 tot deze nieuwe snelheid, zoals geplaatst in de snelheidsbuffer van de RAM 126. In de. stap 660 wordt de feitelijke snelheid vergeleken met nul, d.w.z. dat de servomotor 20 wordt stilgezet, en wordt, indien deze niet is stilgezet, een 0,2 sec durende wacht-30 tijd of vertraging uitgevoerd in de stap 662 alvorens de motorsnelheid weer neerwaarts te tellen door de stappen 656 en 658. Deze werking gaat door totdat de servomotor 20 tot stilstand is gebracht, d.w.z. dat de snelheid gelijk is aan nul, op welk moment de stap 660 het onderprogram— ma terugbrengt naar de stap 622 van fig. 8E.The subprogram for decelerating the servo motor 20, as indicated in step 620 of Fig. 8E, is discussed more fully with respect to the subprogram shown in Fig. 8G. Initially, in step 6U8, the counter 17Ua and the counter 182, as seen in FIG. UC, for receiving the rotary and linear encoder outputs, respectively, are first pressed and then reset. In step 650, the rate comparison buffer is loaded into RAM 126 at rate 16, i.e., the highest rate available. Then, in step 652, the actual speed, as stored in the speed buffer of the RAM 126, is compared with the high speed 16, as loaded in the speed comparison buffer, and, if not equal, the speed loaded in the speed comparison buffer is down counted until the actual rate is equal to the rate loaded into the rate comparison buffer, at which time the subprogram moves to step 656 and the rate stored in the rate comparison buffer is counted down. In step 25 658, a command is issued to the logic circuit 19Ua to decelerate the servo motor 20 to this new speed, as placed in the speed buffer of the RAM 126. In the. step 660 compares the actual speed to zero, ie the servo motor 20 is stopped, and if not stopped, a 0.2 second wait time or delay is performed in step 662 before the motor speed down again. counting by steps 656 and 658. This operation continues until the servo motor 20 is stopped, ie the speed is zero, at which time step 660 returns the subprogram to step 622 of FIG. 8E.

35 In fig. 8H is het onderprogramma 506 weergegeven voor het door BAD 'V'i-3· bet toetsenbord van de CRT-eindpost 112 invoeren van de gekozen temperaturen in de ruimte 106 van de calibreringsinrichting, A i A J I· ·* »Fig. 8H shows the subprogram 506 for the input of the selected temperatures in the space 106 of the calibrator, A i A J I · · * »by BAD 'V'i-3 · bet keyboard of the CRT terminal 112.

* v I* v I

- 52 - welke temperaturen moeten worden weer gegeven, en de stappen voor het zodoende weergeven daarvan op de CRT van de eindpost, Aangetoond is, dat kennis van de temperatuur in de ruimte 106 van de calibreringsinrichting nuttig is voor het onderzoèkèn van het niveau van de regeling, die moet 5 worden uitgeoefend op de calihreringsinrichting 10 in de ruimte 1θ6.- 52 - which temperatures to display, and the steps for displaying them on the CRT of the terminal, it has been shown that knowledge of the temperature in space 106 of the calibrator is useful for examining the level of the control, which must be applied to the calibration device 10 in room 16.

Het ouderprogramma, zoals weergegeven in fig. 8h, maakt het de bedienaar mogelijk elk der vier ruimt et emperatuuruitgangen R0, R1, R2 en R3 van de in fig. 2C weergegeven temperatuurmeetorganen, zoals aangebracht in de ruimte 106, weer te geven. Deze temperaturen kunnen bïjvend worden ge-10 adresseerd en weërgegeven op de CRT van .de eindpost 112 totdat de bedienaar deze werking beëindigt door het indrukken van de N-en 0—toetsen van het toetsenbord van de eindpost. In eerste instantie wordt in de stap ' 66b een opdracht gezonden naar de logische keten 190a, waarbij via de regelingang de met de CRT-eindpost 112 samenhangende buffers, worden 15 schoongemaakt. Daarna doet de stap 666 de logische keten 190a een aanduiding weergeven, zoals weergegeven in fig. 8H, van de mogelijke ruimte— temperatuur organen, die kunnen worden geadresseerd, d.w.z. de ruimte-temperatuurorganen R0, R1, R2 of R3. Indien de bedienaar geen van deze temperaturen wenst te adresseren en weer te geven, worden de N- en 0-20 toetsen aangeslagen. In de stap 668 wordt een lijnvoeding voor wagen-terugkeer uitgevoerd, zodat de loper tot flikkeren wordt gebracht, aanduidende dat een antwoord van de bedienaar nodig is. In de stap 670 wordt een ondervraging uitgevoerd van welke toets is bediend via de logische keten 190a, en gaat het onderprogramma, indien de toetsen R en 25 0, overeenkomende met het ruimt et emperatuur orgaan R0, zijn bediend, via de stap 672a naar de stap 67Ua, waarbij een regelsignaal wordt uitgegeven via de I/D-verzamelleiding 1U0 en de ΡΙ/0-keten 160 voor het door het multiplexeerorgaan 1U9 doen kiezen van zijn vijfde ingang, waarbij een spanningrepresentatie van de ruimtetemperatuurtransductor R0 via de mul-30 tiplexeerorganen IU9 en 15^ wordt gelegd aan de A/D-omzetter 158. In de stap 676a wordt een omzet signaal via de Pl/O-keten 160 gelegd aan de A/D-omzetterketen 158 voor het omzetten van het analoge ingangssignaal in binaire digitale gegevens. Vervolgens zet de stap 678a de binaire digitale gegevens om in decimale gegevens, en zet de stap 680a deze ge— 35 gevens om in een zwevende-,-decimaal formaat door op dit gebied algemeen B/fè^WÖlNAlerkingen. In de stap 682a worden de digitale zwevende-,-decimale gegevens omgezet in digitale graden Celcius overeenkomstig de formule:The parent program, as shown in Fig. 8h, allows the operator to display each of the four room temperature outputs R0, R1, R2, and R3 of the temperature gauges shown in Figure 2C, as disposed in the room 106. These temperatures can be further addressed and displayed on the CRT of the terminal 112 until the operator terminates this operation by pressing the N and 0 keys on the keypad of the terminal. Initially, in step '66b, a command is sent to the logic circuit 190a, cleaning the buffers associated with the CRT terminal 112 via the control input. Thereafter, the step 666 causes the logic circuit 190a to display an indication, as shown in Fig. 8H, of the possible space temperature means that can be addressed, i.e., the space temperature means R0, R1, R2 or R3. If the operator does not want to address and display any of these temperatures, the N and 0-20 keys are pressed. At step 668, a carriage return line feed is performed, causing the runner to flicker, indicating that an operator response is required. In step 670, an interrogation is made of which key has been operated via logic circuit 190a, and if the keys R and 25, corresponding to the room temperature element R0, have been actuated, the subprogram goes to step 672a. step 67Ua, wherein a control signal is output through the I / D manifold 1U0 and the ΡΙ / 0 circuit 160 for selecting its fifth input by the multiplexer 1U9, wherein a voltage representation of the room temperature transducer R0 through the multiplexers IU9 and 15 ^ is applied to the A / D converter 158. In step 676a, a converter signal through the Pl / O circuit 160 is applied to the A / D converter circuit 158 for converting the analog input signal into binary digital data. Then, step 678a converts the binary digital data into decimal data, and step 680a converts this data into a floating decimal format by general B / f WOLL markings in this field. In step 682a, the digital floating -, - decimal data is converted into digital degrees Celsius according to the formula:

*4 I* 4 I.

A - ., • « * 1 - 53 - [(ONBEWERKT 'DIGITAAL 'GETAL)(7,326007326 xlO~3)(9) i = 0(, 5 Τη de stap 68ka. worden passende gegevens opgewekt uit de logische keten " 190a voor het in graden Celsius op de CTlT»-veergeving weergeven van de ruimt et emperatuor. Op soortgelijke wijze kan de stap 6j0 het door de 5 bedienaar bedienen waarnemen van elk der paren toetsen, overeenkomende met de R0, R1, R2 en R3 ruimt edet eet or en voor het adresseren van deze detectoren, zoals verbonden met het multiplexeerorgaan 1^9 van fig. UA, en het bewerken en weergeven van de gekozen gegevens op de CRT-we er gevang . In de stap 69^· wordt vastgesteld of een andere ingang wenselijk is, 10 en keert de werking terug naar het begin van de stap 670. Indien de bedienaar de uitwijktoets indrukt, gaat het programma door de stap 686 om terug te keren via het ingangspunt 212 naar het begin van het programma, zoals te zien in fig. 5. Indien de N- en 0-toetsen worden ingedrukt, gaat het programma verder naar de stap 688 en keert het terug 15. naar het volgende ouderprogramma of de stap 5Q8, zoals te zien in fig.A -., • «* 1 - 53 - [(RAW 'DIGITAL' NUMBER) (7,326007326 x10 ~ 3) (9) i = 0 (, 5 Τη step 68ka. Appropriate data is generated from the logic chain" 190a for displaying the room and emperatuor in degrees Celsius on the CTlT »display. Similarly, step 6j0 can sense the operation of each pair of keys by the operator corresponding to R0, R1, R2 and R3 This is for addressing these detectors, such as connected to the multiplexer 1 ^ 9 of Fig. UA, and processing and displaying the selected data on the CRT captured in Step 69 ^ or it is determined whether another input is desired, 10 and the operation returns to the beginning of step 670. If the operator presses the fallback key, the program goes through step 686 to return through the entry point 212 to the beginning of the program, such as shown in Fig. 5. If the N and 0 keys are pressed, the program proceeds to step 688 and returns 15. to the next parent program or step 5Q8, as shown in FIG.

8a. Indien een niet bijbehorende toets wordt ingedrukt, verdwijnt het onderprogramma door de stap 690 en verwerpt het het teken in de stap 692 alvorens terug te keren naar het begin van de stap 670.8a. If an unrelated key is pressed, the subprogram disappears at step 690 and discards the character at step 692 before returning to the beginning of step 670.

Het onderprogramma 508, zoals in zijn algemeenheid aangeduid 20 in fig. 8a voor het bemonsteren van gegevens van vooraf uitgevoerde toetsen, wordt uitgevoerd door het onderprogramma 508, dat duidelijker is weergegeven in fig. 8J. Het onderprogramma kan worden ingevoerd nadat een metertoets is uitgevoerd. Eerst worden in de stap 696 de CRT, in het bijzonder zijn buffers en weergeving, schoongemaakt van vooraf 25 opgeslagen gegevens. Vervolgens geeft de stap 698 door het bedienen van de logische keten 180a voor het laten weergeven van de CRT, de mogelijke toetsparameters weer, die kunnen worden geadresseerd en weergegeven, te weten K, het aantal tellingen van het lineaire codeerorgaan 26, TP, de temperatuur van de calibreringsinrichting, TM, de temperatuur van de 30 meter, PM, de druk van de meter, PP, de druk van de calibr er ings inrichting, en het percentage fout van de voorgaande toets. Indien geen van deze waarden behoeft te worden weergegeven, kan de bedienaar de toetsen N en 0 indrukken, overeenkomende met GEEN, op welk moment het programma verdergaat naar de volgende stap. In de stap 700 wordt de loper tot BAD ORK^NAÏ.n > aanduidende aan de bedienaar, dat hij een van deze parameters of GEEN moet kiezen door het indrukken van de betreffende A Λ A Λ r· -r r ► ' .--4 * -5^- toets. Indien in de stap 702 de lineaire codeerorgaantellingen worden gekozen door het indrukken van de toets K, takt het ouderprogramma af door de stap 70Ua naar de stap 706a, waarbij de telling van het lineaire codeerorgaanregister in de RAM 126 wordt geadresseerd en uitgele-5 zen en via de logische kéten 190a aangelegd om te worden weergegeven op de CRT. Indien de toetsen, overeenkomende met de temperatuur van de calibreringsinrichting, door de bedienaar worden bediend op het toetsenbord, gaat de werking op soortgelijke wijze verder vanaf de stap 702 via de stap 70Vb naar de stap 706b, waarbij de inhoud van de buffer voor de 10 temperatuur van de calibreringsinrichting, welke buffer een toegewezen plaats is in de RAM 126, wordt overgebracht vanuit de RAM 126 om te wor-. den weergegeven op de CRT. Op soortgelijke wijze kan de met ert emper at uur TM, de calibreringsinrichtingstemperatuur TP, de calibreringsinrichtings-druk PP of de meterdruk P'M op soortgelijke wijze worden geadresseerd 15 vanaf een bijbehorende plaats in de RAM 126 en worden weergegeven op de CRT. Ook het percentage fout van het verschil tussen het standaardvolume, zoals door het calibreringsinrichtingsstelsel 10 gezogen, en het volume, feitelijk gemeten door de meter 38, wordt berekend met betrekking tot het standaardvolume en kan eveneens worden weergegeven op de CRT. Indien 20 een tweede of andere toets is ingedrukt, keert de stap 716 het onderpro— grarana terug naar het begin van de stap 700. Indien de ontwijktoets is ingedrukt, gaat het onderprogramma door de stap 708 weg via het ingangs-punt 212 naar het begin van het programma, zoals weergegeven in fig. 5* Indien een niet bijbehorende toets is ingedrukt, gaat het programma ver-25 der door de stap 712 voor het afwijzen van het verkeerde teken in de stap 71V alvorens terug te keren naar het begin van de stap 702. Nadat de bedienaar êên of alle parameters heeft waargenomen, die hij wenst te zien op de CRT, drukt hij de N- en 0-toetsen in, waardoor het programma terugkeert naar de volgende stap of het volgende onderprogramma.The subprogram 508, as generally indicated in Fig. 8a for sampling data from pre-performed keys, is executed by the subprogram 508, more clearly shown in Fig. 8J. The subprogram can be entered after a meter key has been executed. First, in step 696, the CRT, in particular its buffers and displays, is cleaned from previously stored data. Next, by operating the logic circuit 180a to display the CRT, the step 698 displays the possible key parameters that can be addressed and displayed, namely K, the number of counts of the linear encoder 26, TP, the temperature of the calibrator, TM, the temperature of the 30 meter, PM, the pressure of the meter, PP, the pressure of the calibrator, and the percentage error of the previous test. If none of these values are to be displayed, the operator may press keys N and 0 corresponding to NONE at which time the program proceeds to the next step. In step 700, the runner becomes BAD ORK ^ NAÏ.n> indicating to the operator that he must select one of these parameters or NONE by pressing the appropriate A Λ A Λ r · -rr ► '.-- 4 * -5 ^ key. If in step 702 the linear encoder counts are selected by pressing key K, the parent program branches through step 70Ua to step 706a, addressing and reading the count of the linear encoder register in RAM 126 and created via the logical chain 190a to be displayed on the CRT. If the keys, corresponding to the temperature of the calibrator, are operated by the operator on the keyboard, operation similarly proceeds from step 702 through step 70Vb to step 706b, where the buffer contents for the 10 temperature of the calibrator, which buffer is an allocated place in RAM 126, is transferred from RAM 126 to be. displayed on the CRT. Similarly, the meter temperature, the calibrator temperature TP, the calibrator pressure PP or the gauge pressure P'M can be similarly addressed from a corresponding location in the RAM 126 and displayed on the CRT. Also, the percentage error of the difference between the standard volume, as drawn by the calibrator system 10, and the volume, actually measured by the meter 38, is calculated with respect to the standard volume and can also be displayed on the CRT. If a second or other key is pressed, step 716 returns the subprograarana to the beginning of step 700. If the dodge key is pressed, the subprogram exits through step 708 through the entry point 212 to the beginning of the program, as shown in Fig. 5 * If an unrelated key is pressed, the program proceeds through step 712 to reject the wrong character in step 71V before returning to the beginning of the step 702. After the operator has sensed one or all of the parameters he wishes to see on the CRT, he presses the N and 0 keys, returning the program to the next step or subprogram.

30 Het programma 510, zoals in zijn algemeenheid weergegeven in fig. 8A, kan de parameters adresseren en weergeven, zoals automatisch gemeten en bewaakt tijdens de duur van een toets, en is gedetailleerder weergegeven in fig. 8K. Eerst worden in de stap 718 de met de CRT samenhangende buffers schoongemaakt voordat de stappen 720, 722, J2k en 35 726 vlaggen instellen in bijpassende plaatsen in de RAM 126 voor het BAB3È>Ett6èMAJ- van de calibreringsinrichtings- en metertemperaturen en de meter- en calibreringsinrichtingsdrukken. De vlaggen worden dus ingesteld - 55 -The program 510, as generally shown in Figure 8A, can address and display the parameters, as automatically measured and monitored during the duration of a test, and is shown in more detail in Figure 8K. First, in step 718, the buffers associated with the CRT are cleaned before steps 720, 722, J2k and 35 726 set flags in matching locations in the RAM 126 for the BAB33> Ett6èMAJ- of the calibrator and meter temperatures and the meter and calibration device pressures. So the flags are set - 55 -

.. - I.. - I.

·* v 1 « voor het mogelijk maken van het automatisch weergeven op de CRT van deze parameters, waarna het programma 510 terugkeert naar de stap 512, zoals is weergegeven in fig. ÖA.* V 1 «to allow automatic display on the CRT of these parameters, after which the program 510 returns to the step 512, as shown in Fig. ÖA.

De stap 512, zoals in zijn algemeenheid weergegeven in fig. ÖA 5 voor het instellen van het gewenste volume, dat door de meter 38 moet worden gezogen, wordt vollediger besproken met betrekking tot het in fig. 8l. weergegeven onderprogramma. In eerste instantie wordt de CRT-eindstop 112 in de stap Jk2 schoongemaakt alvorens in de stap 7^6 op 3 de CRT de mogelijke volumes worden weergegeven, bijvoorbeeld 0,028 m , 3 3 10 0,011; m en 0,007 m , welke volumes kunnen worden gekozen door de be dienaar om door de te toetsen meter 38 te zuigen. In de stap 7^8 wordt de loper tot flikkeren gebracht teneinde de bedienaar aan te sporen zijn volumekeuze te maken. Bij het bedienen door de bedienaar van de bij elk der te kiezen volumes behorende toets, gaat het onderprogramma 15 512 naar het betreffende volume. Indien bijvoorbeeld de juiste toets is ingedrukt, aangevende een wens voor het invoeren van een waarde, over— eenkomende met 0,028 m , gaat het onderprogramma via de stap 752a naar de stap 75^a, waarbij de factor voor het op schaal brengen, overeen—The step 512, as shown generally in Fig. 0A5, for setting the desired volume to be sucked by the meter 38 is discussed more fully with respect to the one shown in Fig. 8l. displayed subprogram. Initially, the CRT end stop 112 is cleaned in step Jk2 before the CRT shows possible volumes in step 7 ^ 6 on 3, for example 0.028 m, 3 3 10 0.011; m and 0.007 m, which volumes can be selected by the operator to suck through the meter 38 to be tested. In step 7 ^ 8, the runner is made to flicker to urge the operator to make his choice of volume. When the operator actuates the key associated with each of the volumes to be selected, the subprogram 15 512 goes to that volume. For example, if the correct key is pressed, indicating a desire to enter a value corresponding to 0.028 m, the subprogram moves through step 752a to step 75 ^ a, where the scaling factor corresponds to—

OO

komende met 0,028 m , in een bekende positie in de RAM 126 wordt inge-20 steld. De factor voor het op schaal brengen wordt vervolgens vanuit deze RAM-plaats overgebracht naar de draaibare codeerorgaanteller 17^a.coming at 0.028 m, in a known position in the RAM 126 is set. The scaling factor is then transferred from this RAM location to the rotary encoder counter 17 ^ a.

Na het kiezen van een van de gewenste toetsvolumes, keert het onderprogramma terug naar de volgende stap 51^, zoals weergegeven in fig. 8A.After selecting one of the desired key volumes, the subprogram returns to the next step 51 ^ as shown in Fig. 8A.

Indien de ontwijktoets is gekozen, gaat het onderprogramma door de stap 25 756 om terug te keren naar het hoofdprogramma via het ingangspunt 212.If the dodge key is selected, the subprogram goes through step 25756 to return to the main program through entry point 212.

Indien ongewild een verkeerde toets is ingedrukt, gaat het onderprogramma door de stap 758 voor het afwijzen van dat ingevoerde teken in de stap 760 alvorens terug te keren naar het begin van de stap 750.If an incorrect key is accidentally pressed, the subprogram goes through step 758 to reject that entered character in step 760 before returning to the beginning of step 750.

Als volgende in het programma is de stap of het onderprogramma 30 51U aanwezig, waarbij de gewenste stromingssnelheid, waarmede het fluï dum door de meter 38 moet worden gezogen, wordt ingesteld, welke gekozen stromingssnelheid, zoals hiervoor uiteengezet, op zijn beurt de snelheid bepaalt, waarop de regeling de servomotor 20 doet draaien en de zuiger 1U omhoog bewegen, zoals weergegeven in fig. 1. Thans verwijzende naar 35 fig. 8m, maakt de stap 762 in eerste instantie de met de CRT-eindpost BAD (DRJCyèèAkhangende buffers schoon, en worden in de stap j6h de mogelijke stromingssnelheden van Q0 - QF weergegeven op de CRT, waarbij het duide- - 56 - lijk is, dat QO overeenkomt met een minimale stromingssnelheid, bijvoor-beeld 0,56 mJ per minuut, en QF overeenkomt met een maximale strcmings-Next in the program is the step or subprogram 51U, setting the desired flow rate at which the fluid is to be drawn through the meter 38, which selected flow rate, as set forth above, in turn determines the rate, to which the control turns the servo motor 20 and moves the piston 1U upward, as shown in Fig. 1. Referring now to Fig. 8m, step 762 initially cleans the buffers with the CRT terminal BAD (DRJCyèèA), and in step j6h, the possible flow rates of Q0 - QF are displayed on the CRT, where it is clear that QO corresponds to a minimum flow rate, for example, 0.56 mJ per minute, and QF corresponds to a maximum strcmings

OO

snelheid, bijvoorbeeld 11,2 mJ per minuut. De stap 766 doet de loper aan- en uitflikkeren teneinde de bedienaar aan te sporen zijn keuze van 5 de stromingssnelheid te bewaken. In de stap 768 wordt een ondervraging uitgevoerd van het toetsenbord om vast te stellen welke toets de bedienaar heeft ingedrukt, waarbij, indien bijvoorbeeld de stromingssnelheid QO is ingedrukt, het onderprogramma via de stap 770a weggaat naar de stap 772a, waarbij de vlag voor de bepaalde snelheid QO wordt ingesteld 10 op een toebedeelde plaats in de RAM 126. Vervolgens doet de stap 77^a de gekozen stromingssnelheid QO weergeven op de CRT, waarna het stelsel terugkeert met het antwoord "NOG EEN" en de loper doet flikkeren om aan te duiden, dat een antwoord van de gebruiker wordt gevraagd. Indien een andere snelheid eveneens moet worden getoetst, keert de stap 75^ het 15 programma terug naar het begin van de stap 766, waarbij een tweede en wellicht nog andere stromingssnelheden binnen êén enkel stel toetsen, kunnen worden getoetst. Indien de bedienaar de ontwijktoets indrukt, gaat het programma door de stap 776 en het ingangspunt 212 naar het hoofdprogramma, zoals weergegeven in fig. 5· Indien een verkeerde toets 20 van het toetsenbord van de CRT-eindpost 112 wordt ingedrukt, gaat het programma door de stap 780 voor het afwijzen van het onjuiste teken in de stap 782 alvorens terug te keren naar het begin van de stap 768.speed, for example 11.2 mJ per minute. Step 766 causes the runner to flash on and off to prompt the operator to monitor his choice of flow rate. In step 768, an interrogation of the keyboard is performed to determine which key the operator pressed, for example, if the flow rate QO was pressed, the subprogram moves through step 770a to step 772a, with the flag for the particular speed QO is set 10 at a designated location in RAM 126. Then, step 77 ^ a displays the selected flow rate QO on the CRT, after which the system returns with the answer "STILL ONE" and flashes the cursor to indicate , that an answer is requested from the user. If another rate is also to be tested, step 75 ^ the program returns to the beginning of step 766, where a second and perhaps other flow rates within a single set of keys may be tested. If the operator presses the dodge key, the program advances through step 776 and the entry point 212 to the main program, as shown in fig. 5 · If an incorrect key 20 of the keypad of the CRT terminal 112 is pressed, the program continues step 780 for rejecting the incorrect character in step 782 before returning to the beginning of step 768.

Indien geen andere stromingssnelheden moeten worden gekozen voor het toetsen van de meter 38, drukt de bedienaar de N- en 0—toetsen in, waar-25 door het programma via de stap 778 terugkeert naar de volgende stap 516, zoals weergegeven in fig. 8A.If no other flow rates are to be selected for keying meter 38, the operator presses the N and 0 keys, returning the program through step 778 to next step 516, as shown in FIG. 8A .

De stap of het programma 516 voor het instellen van het aantal hèrhalingstoetsen, dat moet worden ingesteld voor elk der gekozen stromingssnelheden, kan via het bedienaars toetsenbord worden ingevoerd op 30 een wijze, die meer in het bijzonder is weergegeven in fig. 8N. In eerste instantie worden in de stap 786 de met de CRT-eindpost 112 samenhangende buffers en het weergeefscherm van de CRT schoongemaakt alvorens het mogelijke aantal toetsen of herhalingstoetsen voor de stromingssnelheid, d.w.z. 1, 2 of 3, wordt weergegeven op de CRT. De stap 790 doet de loper 35 op de CRT flikkeren teneinde de bedienaar aan te sporen zijn keuze van de ^raom^gssnelheid te maken. De stap 792 neemt waar welke van de eind— posttoetsen is ingedrukt, waarbij, indien bijvoorbeeld een toets is in-04 Λ 4 CV/ é ü . ,Λ * v · - 57 - gedrukt, aangevende dat slechts êên toets per stromingssnelheid moet worden uit gevoerd, gaat het onderprogramma verder door de stap T9ha naar de stap 793a, waarbij de uitgang "1" wordt weergegeven op de CRT alvorens terug te keren naar de volgende stap 518 van het hoofdprogram-5 ma, zoals te zien in fig. ÖA. Indien twee toetsen moeten worden uitge— voerd, gaat het onderprogramma weg via de stap 79bb naar de stap 793b, waarbij een opdracht wordt gegeven voor het kopiëren van de stromings-snelheidsvlaggen voor êên herhaling, en in de stap 796b voor het instellen van een vlag voor een tweede herhaling in een toegewezen gebied 10 van de RAM 126. In de stap 796b wordt een aanduiding van 2 weergegeven op de CRT. Indien een gekozen toets driemaal moet worden herhaald, voert het onderprogramma een soortgelijke reeks stappen 79^c, 793c en 796c uit. Indien een onjuist teken wordt ingedrukt op het toetsenbord, gaat het programma door de stap 795 voor het afwijzen van het onjuiste teken 15 in de stap 797 alvorens terug te keren naar het begin van de stap 792.The step or program 516 for setting the number of repetition keys to be set for each of the selected flow rates can be entered via the operator keyboard in a manner more specifically shown in Fig. 8N. Initially, in step 786, the buffers associated with the CRT terminal 112 and the CRT display screen are cleaned before the possible number of keys or repeat keys for the flow rate, i.e. 1, 2 or 3, are displayed on the CRT. Step 790 flickers runner 35 on the CRT to prompt the operator to make his choice of frame rate. Step 792 detects which of the end-mail keys has been pressed, where, for example, if a key is in-04 Λ 4 CV / é ü. , Λ * v · - 57 - pressed, indicating that only one key per flow rate must be performed, the subprogram proceeds through step T9ha to step 793a, displaying output "1" on the CRT before returning to the next step 518 of the main program-5 ma, as seen in Fig. ÖA. If two keys are to be executed, the subprogram exits from step 79bb to step 793b, commanding copying the flow rate flags for one repetition, and in step 796b for setting a flag for a second iteration in an allocated area 10 of the RAM 126. In step 796b, an indication of 2 is displayed on the CRT. If a selected key is to be repeated three times, the subprogram performs a similar series of steps 79 ^ c, 793c, and 796c. If an incorrect character is pressed on the keyboard, the program goes through step 795 to reject the incorrect character 15 in step 797 before returning to the beginning of step 792.

Indien de bedienaar de ontwijktoets indrukt, gaat het programma via de stap 798 weg naar het ingangspunt 212, waardoor een terugkeer wordt gemaakt naar het hoofdprogramma, zoals weergegeven in fig. 5.If the operator presses the dodge key, the program exits via step 798 to the entry point 212, making a return to the main program, as shown in Fig. 5.

Het onderprogramma 528, zoals in zijn algemeenheid weergegeven 20 in fig. 8A, geeft temperatuur- en drukgegevens weer tijdens het uitvoeren van de metertoets, zoals vollediger weergegeven door het in fig. 8P afgeheelde onderprogramma. In eerste instantie wordt de CRT-loper bewogen naar een uitgangsstand, en adresseert de CPU 120 de plaats in de RAM 126 waar de TM—vlag automatisch is ingesteld tijdens het voorgaande 25 onderprogramma 510. Omdat de TM—vlag is ingesteld, wordt de inhoud van de metertemperatuurbuffer, d.w.z. een adresseerbare plaats in de RAM 126, via de logische keten 190a overgebracht om te worden weergegeven op de CRT, zoals aangeduid in de stap 802. Na het weergeven gaat het onderprogramma naar de stap 806, die de plaats onderzoekt van de RAM 126, 30 waar de TP-uitgangsvlag, aanduidende dat er een aanduiding was voor het bewaken van de calibreringsinrichtingstemperatuur TP gedurende een toets, en wordt de uitgang van de calibreringstemperatuurbuffer overgebracht om te worden weergegeven op de CRT. Na deze weergeving gaat het onderprogramma naar de stap 810, die de voor af ingestelde meterdrukvlag adresseert 35 en de inhoud van de drukbuffer uitvoert, d.w.z. een bekende plaats in de RAM 126, om te worden weergegeven op de CRT. Na het weergeven adresseert '«WW; de voor af ingestelde PP-uitgangsbuffervlag, en wordt de inhoud - 56 - . .! • · * ' 1 van de calibreringsinri chtingsdrukbuf f er overgebracht om te worden weergegeven op de CRT. Na het weergeven van deze informatie, keert het onderprogramma terug naar de volgende stap 530, zoals aangeduid in fig.The subprogram 528, as generally shown in Fig. 8A, displays temperature and pressure data during the execution of the meter key, as more fully represented by the subprogram divided in Fig. 8P. Initially, the CRT runner is moved to an output position, and the CPU 120 addresses the location in RAM 126 where the TM flag was automatically set during the previous subprogram 510. Since the TM flag is set, the content of the meter temperature buffer, ie an addressable place in the RAM 126, transferred through the logic circuit 190a to be displayed on the CRT, as indicated in step 802. After displaying, the subprogram moves to step 806, which examines the location of the RAM 126, 30 where the TP output flag, indicating that there was an indication for monitoring the calibrator temperature TP during a test, and the output of the calibration temperature buffer is transferred to be displayed on the CRT. After this display, the subprogram proceeds to step 810, which addresses the preset meter pressure flag and outputs the contents of the pressure buffer, i.e., a known location in RAM 126, to be displayed on the CRT. After displaying 'WW addresses; the preset PP output buffer flag, and the content becomes - 56 -. .! • · * '1 of the calibration pressure buffer transferred to be displayed on the CRT. After displaying this information, the subprogram returns to the next step 530, as indicated in FIG.

ÖB. De vaardenuitgang op dit moment komt overeen met de waarden, die dan 5 zijn opgeslagen in de RAM-buffers. Indien nog geen toets is uitgevoerd, worden in eerste instantie nullen opgeslagen in de RAM 126 en uitgevoerd en weergegeven als TM - 0,0° C. Deze stap geeft aan de veergeving een formaat, zodat wanneer een toets begint, het stelsel de nullen vervangt door passende getallen.ÖB. The value output at this time corresponds to the values, which are then stored in the RAM buffers. If no key has yet been performed, zeros are initially stored in RAM 126 and output and displayed as TM - 0.0 ° C. This step formats the springing so that when a key starts the system replaces the zeros by appropriate numbers.

10 De uitvoering van de toetsen van de meter 38 door het calibre- ringsinrichtingsstelsel 10, alsmede de uitgang van de resultaten naar de drukker en de CRT wordt uitgevoerd door het programma, in zijn algemeenheid in fig. 5 weergegeven door het verwijzingscijfer 900, zoals thans gedetailleerder wordt besproken met betrekking tot de fig. 9A -15 9P. In fig. 9A is een hoogniveauschema weergegeven van de verschillende stappen of onderprogramma1s, die nodig zijn voor het uitvoeren van de toets van de meter 38, beginnende met de stap 322, zoals hiervoor beschreven met betrekking tot fig. 6b voor het naar zijn parkeerstand terugbrengen van de zuiger lU, d.w.z. zijn onderste gebruikelijke stand 20 met betrekking tot de cilinder 12, zoals weergegeven in fig. 1 en 2A. Vervolgens bepaalt het programma 902, zoals vollediger wordt besproken met betrekking tot fig. 9B, de soort toets, d.w.z. of het door de meter 38 gemeten volume wordt bepaald door de nabijheiddetector 27 of door het draaibare, optische codeerorgaan Uo, zoals weergegeven in fig. Uc, 25 en het bepaalde volume, dat door de meter 38 moet worden gezogen, waarbij in het bijzonder de stap 902 de passende volumefactor laadt in de te programmeren teller 17^-a, alsmede de passende deler opslaat in de buffer E0RP van de RAM 126. Vervolgens bepaalt de stap 90U voor de voorwaarde, dat êén toets per stromingssnelheid moet worden uitgevoerd, de 30 voor die toets uit te voeren stromingssnelheid, waarbij het stelsel in het bijzonder de plaats adresseert waar de strcmingssnelheidsvlaggen zijn opgeslagen in de RAM 126 teneinde de passende stromingssnelheid te bepalen, die in de bepaalde toets moet worden gebruikt. Indien op deze wijze de plaats is bepaald van de stromingssnelheid, gaat het programma 35 naar de stap of het programma 906a om te bepalen welke stromingssnelheid BAD ÜRJGlMAtien uitgevoerd en die stromingssnelheid te verkrijgen en het onderprogramma uit te voeren, zoals meer in het bijzonder weergegeven in ,. .. -j ‘ ! - 59 - de fig. 9C en D. Indien in de stap 908 is beslist, dat twee toetsen voor elke stromingssnelheid moeten worden uitgevoerd, adresseert het programma de gebieden in de RAM 126 voor de betreffende stromingssnel-heidsvlaggen, en voert het toetsen uit met de geprogrammeerde stromings-5 snelheid in de stap 906b. Indien drie toetsen per stromingssnelheid zijn vereist, wordt eerst in de stap 912 bepaald of de stromingssnelheid voor de drie overeenkomstige snelheden is ingevoerd, en roept, indien dit het geval is, de stap 906c de stromingssnelheidsvlaggen aan uit de toegewezen plaatsen in de RAM 126, en voert hij de toetsen van de meter 10 38 uit bij deze stromingssnelheid of -snelheden. Daarna wordt de opdracht gezonden naar de logische en stuurketen 198a voor het bekrachtigen van het licht voor de reservetoestand alvorens terug te keren naar de stap 216, zoals weergegeven in fig. 5.The execution of the keys of the meter 38 by the calibrator system 10, as well as the output of the results to the printer and the CRT is performed by the program, generally shown in FIG. 5 by reference numeral 900, as now is discussed in more detail with reference to FIGS. 9A-15 9P. Fig. 9A shows a high-level diagram of the various steps or subprograms necessary to perform the key of the meter 38, beginning with the step 322, as described above with respect to Fig. 6b for returning to its parking position. of the piston 1U, ie its lower conventional position 20 with respect to the cylinder 12, as shown in FIGS. 1 and 2A. Next, as discussed more fully with respect to FIG. 9B, the program 902 determines the type of key, ie whether the volume measured by the meter 38 is determined by the proximity detector 27 or by the rotatable optical encoder Uo, as shown in FIG. Uc, 25 and the determined volume to be drawn by the meter 38, in particular step 902 loading the appropriate volume factor into the counter 17 ^ -a to be programmed, and storing the appropriate divider in the buffer E0RP of the RAM 126. Next, the step 90U for the condition that one key per flow rate is to be executed determines the flow rate to be executed for that key, the system in particular addressing the location where the flow rate flags are stored in the RAM 126 to determine the appropriate flow rate to be used in the particular key. If the flow rate is located in this manner, program 35 proceeds to step or program 906a to determine which flow rate BAD ÜRJGlMAtien performed and obtain that flow rate and run the subprogram, as more specifically shown in ,. ..-y "! - 59 - FIGS. 9C and D. If it is decided in step 908 that two keys are to be executed for each flow rate, the program addresses the areas in RAM 126 for the respective flow rate flags, and performs the keys with the programmed flow rate in step 906b. If three keys per flow rate are required, it is first determined in step 912 whether the flow rate for the three corresponding speeds is entered, and if so, step 906c calls the flow rate flags from the allocated locations in RAM 126, and executes the keys of the meter 10 38 at these flow rate or rates. Thereafter, the command is sent to the logic and control circuit 198a to energize the backup state light before returning to step 216 as shown in FIG. 5.

De bepaling van de soort toets en het te meten volume is in 15 zijn algemeenheid weergegeven als het onderprogramma 902 in fig. 9A, en wordt vollediger besproken met betrekking tot fig. 9B, waarbij in eerste instantie de te programmeren teller 1T^a en de teller 182, zoals weergegeven in fig. UC, worden dichtgedrukt en teruggesteld in de stap 918. Op dit plint wordt in de stap 919 de toestand van.de codeerorgaan/ 20 nabijheidsdetectorschakelaar bepaald om te beslissen of het fluidum-volume, dat door de meter 38 gaat, moet worden bepaald door de uitgang van de nabijheidsdetector 27 of door de uitgang van het draaibare codeerorgaan lO. Indien de uitgang van het draaibare codeerorgaan wordt gekozen, gaat het onderprogramma naar de stap 920 om de aanwezigheid o 25 of toestand te toetsen van de 0,028 m vlag op de toegewezen plaats van de RAM 126, en wordt, indien deze aanwezig is, de factor, die equiva-lent is aan 0,028 m uitgangsimpulsen van de uitgang van het optische, draaibare codeerorgaan 40, door de stap 922 opgeslagen in de RAM E0RP, d.w.z. een toebedeelde plaats van de RAM 126, en wordt het factor-30 getal geladen in de te programmeren teller 17^a. Op dit punt gaat het onderprogramma terug naar de volgende stap 90U van het programma, weer-gegeven in fig. 9A. Indien de 0,028 m vlag niet aanwezig is, contro-The determination of the type of key and the volume to be measured is shown in general as the subprogram 902 in Fig. 9A, and is discussed more fully with respect to Fig. 9B, initially with the counter 1T ^ a to be programmed and the counter 182, as shown in FIG. UC, are pressed and reset in step 918. On this plinth, the state of the encoder / 20 proximity detector switch is determined in step 919 to decide whether the fluid volume generated by the meter 38 must be determined by the output of the proximity detector 27 or by the output of the rotary encoder 10. If the rotary encoder output is selected, the subprogram proceeds to step 920 to test the presence or state of the 0.028 m flag at the allocated location of the RAM 126, and if present, becomes the factor , which is equivalent to 0.028 m output pulses from the output of the optical rotary encoder 40 stored by the step 922 in the RAM E0RP, ie, an allocated location of the RAM 126, and the factor-30 number is loaded into the counter 17 to be programmed a. At this point, the subprogram returns to the next step 90U of the program shown in Fig. 9A. If the 0.028 m flag is not present, check

O OO O

leert de stap 92 U de toestand van het 0,01 U m bit of de 0,01 k nr vlag, en wordt, indien dit aanwezig is, zoals bepaald door de stap 92 U, de 35 te programmeren teller 17^a, zoals weergegeven in fig. Uc, door de stap barPRIQinal .step 92 U teaches the state of the 0.01 U m bit or 0.01 k no flag, and if present, as determined by step 92 U, becomes the counter 17 to be programmed, such as shown in Fig. Uc, by the step barPRIQinal.

920 geladen met een equivalente telling en wordt een overeenkomstige factor opgeslagen in de EORP-bufferplaats van de RAM 126, alvorens terug - 60 - ' · .· . ! O o te keren naar de stap 904 van fig. 9A. Indien de 0,028 m en 0,01^ nr vlaggen niet aanwezig zijn, zoekt de stap 928 naar de aanwezigheid van o de 0,007 m vlag, zoals vooraf in de RAM 126 van het stelsel gevoerd door de bedienaar, en laadt de stap 930 de te programmeren teller 174a920 loaded with an equivalent count and a corresponding factor is stored in the EORP buffer site of the RAM 126, before returning - 60 -. ! Return to step 904 of FIG. 9A. If the 0.028 m and 0.01 ^ no flags are not present, step 928 searches for the presence of the 0.007 m flag, as previously entered into the RAM 126 of the system by the operator, and step 930 loads the program counter 174a

OO

5 met een telling, overeenkomende met 0,007 m , en wordt een overeenkomstige factor opgeslagen in de EORP-bufferplaats van de RAM 126. Indien O O o geen vlag aanwezig is overeenkomende met 0,028 m , 0,014 nr of 0,007 m ,5 with a count corresponding to 0.007 m, and a corresponding factor is stored in the EORP buffer location of the RAM 126. If O O o no flag is present corresponding to 0.028 m, 0.014 nr or 0.007 m,

OO

bepaalt de stap 932 automatisch dat een 0,028 m toets moet worden uitgevoerd voor het toetsen van de meter 38.step 932 automatically determines that a 0.028 m key is to be performed for meter 38 testing.

10 Indien de stap 919 daarentegen bepaalt, dat de uitgang van de nabijheidsdetector 27 moet worden gebruikt voor het meten van de fluidum-stroming door de meter 38, gaat het onderprogramma naar de stap 934, waarbij de toestand van de 0,028 m vlag in de RAM 126 wordt gecontroleerd, en wordt, indien deze is ingesteld, de te programmeren teller 15 174a van fig. 4C door de stap 936 ingesteld met een binair getal, equi- valent met 0,028 m volume en wordt een factor, gewoonlijk op 8, ingesteld in de EORP-bufferplaats van de RAM 126 alvorens terug te keren naar het hoofdprogramma. Indien de 0,028 m vlag niet is. ingesteld, gaat het onderprogramma naar de stap 938, waarbij een controle van de toestandOn the other hand, if step 919 determines that the output of the proximity detector 27 is to be used to measure the fluid flow through meter 38, the subprogram proceeds to step 934, where the state of the 0.028 m flag in the RAM 126 is checked, and if set, the counter to be programmed 15 174a of FIG. 4C is set by step 936 with a binary number equivalent to 0.028 m volume and a factor, usually 8, is set in the EORP buffer location of the RAM 126 before returning to the main program. If the 0.028 m flag is not. set, the subprogram proceeds to step 938, which includes checking the state

OO

20 van de 0,014 m vlag wordt uitgevoerd, en wordt, indien deze aanwezig is,20 of the 0.014 m flag is output, and if present, becomes

OO

een factor, overeenkomende met 0,014 m , gewoonlijk 4, opgeslagen in de stap 940 in de te programmeren teller 174a en tevens in de EORP-bufferplaats van de RAM 126 alvorens terug te keren naar het hoofdprogramma.a factor corresponding to 0.014 m, usually 4, is stored in the step 940 in the counter 174a to be programmed and also in the EORP buffer location of the RAM 126 before returning to the main program.

OO

Indien de 0,014 m vlag niet is ingesteld, gaat het onderprogramma naar 25 de stap 942, waarbij de toestand van de 0,007 m vlag wordt gecontroleerd, 3 en wordt, indien deze aanwezig is, een factor, equivalent aan 0,007 m , gewoonlijk 2, door de stap 944 gevoerd in de te programmeren teller 174a en de EORP-bufferplaats van de RAM 126 alvorens terug te keren naar het hoofdprogramma. Indien geen der 0,028, 0,014 of 0,007 m vlaggen is in-30 gesteld, stelt het onderprogramma automatisch in de stap 946 het cali— breringsinrichtingsstelsel 10 in voor het uitvoeren van een toets voor het zuigen van 0,028 m fluidum door de meter 38.If the 0.014 m flag is not set, the subprogram proceeds to step 942, checking the state of the 0.007 m flag, 3 and, if present, becomes a factor equivalent to 0.007 m, usually 2, by step 944 is entered into the counter 174a to be programmed and the EORP buffer location of the RAM 126 before returning to the main program. If none of the 0.028, 0.014, or 0.007 m flags are set, the subprogram automatically sets step 946 to calibrate system 10 to perform a key for drawing 0.028 m of fluid through meter 38.

Het volgende programma 904 en de daaropvolgende programma's, zoals weergegeven in fig. 9A, zijn een aantal stappen om te bepalen welke 35 stromingssnelheid moet worden uitgevoerd en hoeveel malen elke stramings- worden getoetst. Thans verwijzende naar fig. 9C, bedient de stap 948 de logische en stuurketen 198a voor het bekrachtigen van zijnThe following program 904 and subsequent programs, as shown in Fig. 9A, are a number of steps to determine which flow rate to execute and how many times each sample is tested. Referring now to Fig. 9C, step 948 operates logic and control circuit 198a to energize its

* > * 4 J 'J _ I*> * 4 Y 'Y _ I

'* ' I'*' I

- 61 - licht 111c voor het in verhing zijn van een toets alvorens de hevegen naar de stap 950 om te bepalen of de uit te voeren stromingssnelheid of -snelheden, zoals opgeslagen in de RAM 126, is êên van Q0 — QT» en beweegt indien dit het geval is, het programma naar de stap 952a, waar-5 bij wordt bepaald of de toets moet worden uitgevoerd bij de stromingssnelheid van Q0, en wordt, indien dit het geval is, een snelheid 0 in de stap 95^-a· geladen in de snelheidsbufferplaat s van de RAM 126, waarna in de stap 956a het calibreringsinrichtingsstelsel 10 de toets uitvoert van de meter 38 bij die gekozen stromingssnelheid, en de resultaten uit-I0 voert naar de drukker, zoals vollediger wordt uiteengezet met betrekking tot de fig. 9E en F. Indien echter de toets moet worden uitgevoerd met de Q1-snelheid, wordt een soortgelijk stel stappen 95^b en 956b uitgevoerd, waarbij de snelheid 1 wordt geladen en uitgevoerd in deze betreffende stappen. Soortgelijke stellen stappen 952c - 952h, 95^c - 95^-h 15 en 956c — 956h worden uitgevoerd, waarbij overeenkomstige stromingssnelheden in de snelheidsbuf f er worden gevoerd en worden uitgevoerd. Indien de beslissing in de stap 950 neen was, gaat het programma direkt verder naar de stap 958, zoals weergegeven in fig. 9D» waarbij een beslissing wordt genomen door het onderzoeken van de in de toegewezen gebieden van 20 de RAM 126 geplaatste vlaggen om te bepalen of een stromingssnelheid van Q8 - QF is gekozen, en gaat, indien dit het geval is, het ouderprogramma verder naar de stap 960a, en keert het, indien dit niet het geval is, terug naar de volgende stap 908, zoals is te zien in fig. 9A. De stap 960a bepaalt of een meter moet worden getoetst met de stromings-25 snelheid overeenkomende met de stromingssnelheid Q8, waarbij, indien dit het geval is, de stap 962a een snelheid 8 laadt in de snelheidsbuf-fer van de RAM 126 en op dat punt door de stap 96Ua het toetsen van de meter 38 door het calibreringsinrichtingsstelsel 10 wordt getoetst met die bepaalde servomotorsnelheid en stromingssnelheid. Op soortgelijke 30 wijze worden de stappen 960b - 960h, 962b - 962h en 96Vb - 861th uitge voerd, waarbij toetsen met de verschillende stromingssnelheden en bijbehorende motorsnelheden worden uitgevoerd alvorens terug te keren naar de volgende stap, die kan bestaan uit de stap 908 of 912 om het aantal toetsen te bepalen dat per stromingssnelheid moet worden uitgevoerd.- 61 - light 111c for hanging a key before lifting to step 950 to determine whether the flow rate or speeds to be output, as stored in RAM 126, is one of Q0 - QT »and moves if this being the case, the program proceeds to step 952a, where -5 determines whether the test is to be performed at the flow rate of Q0, and if so becomes a speed 0 in step 95 ^ -a · loaded into the speed buffer plates of the RAM 126, then in step 956a, the calibrator system 10 performs the test of the meter 38 at that selected flow rate, and outputs the results to the printer, as explained more fully with respect to FIG. 9.E and F. However, if the key is to be performed at the Q1 rate, a similar set of steps 95 ^ b and 956b is performed, with the rate 1 being loaded and performed in these respective steps. Similar sets of steps 952c-952h, 95 ^ c-95 ^ -h 15 and 956c-956h are performed, with corresponding flow rates being fed into the speed buffer and performed. If the decision in step 950 was no, the program proceeds directly to step 958, as shown in Fig. 9D, where a decision is made by examining the flags placed in the assigned areas of the RAM 126 to determine determine if a flow rate of Q8 - QF is selected, and if so, the parent program proceeds to step 960a and, if not, returns to the next step 908, as shown in Fig. 9A. Step 960a determines whether a meter is to be tested with the flow rate corresponding to the flow rate Q8, where, if this is the case, step 962a loads a speed 8 into the speed buffer of the RAM 126 and at that point by step 96Ua, testing the meter 38 through the calibrator system 10 is tested with that particular servo motor speed and flow rate. Similarly, steps 960b - 960h, 962b - 962h and 96Vb - 861th are performed, performing tests with the different flow rates and associated motor speeds before returning to the next step, which may be step 908 or 912 to determine the number of keys to be executed per flow rate.

35 BAD ORIGlSALde fig. 9C en 10 werd nadat de stromingssnelheid, waarmede een bepaalde meter moet worden getoetst, was gekozen, de feitelijke • ^ flnnr de stamen 956 en 96U. De feitelijke metertoets, - 62 - -· .BAD ORIGlSAL Fig. 9C and 10, after the flow rate with which a particular meter is to be tested was selected, the actual number of the lines 956 and 96U was selected. The actual meter key, - 62 - -.

k . ; Jk. ; J

uitgevoerd door het calibreringsinrichtingsstelsel 10 wordt uitgevoerd in het ouderprogramma, weergegeven in fig. 9E en F. Ten eerste draagt de stap 966 de logische en stuurketen 198a van fig. UE op het licht 111c voor het in werking zijn van de toets, te bekrachtigen. Vervolgens keert de stap 332, zoals weergegeven in fig. βΒ, de zuiger 1U terug naar zijn parkeer- of onderste stand, zoals weergegeven in fig. 1 en 2A. De stap 968 draagt de logische keten 19^h op het openen tot stand te brengen van de inlaatklep 3U en het sluiten van de uitlaatklep 36. Zoals hiervoor aangeduid, is een bepaalde snelheid opgeslagen in de snelheidsbuffer van 1t) de RAM 126 en wordt de servomotor 20 aangedreven onder de regeling van de logische keten 19^a naar die snelheid overeenkomstig het onderprogramma 606, zoals weergegeven in fig. ÖF. Van belang is, dat het programma 606 waarneemt, dat de zuiger 1U vanuit zijn parkeerstand is versneld naar de toet ss tart stand, zoals aangeduid door de uitgang van de nabij-15 heidsdetector 52, en dat de zuigersnelheid is gestabiliseerd. Vervolgens worden in de stap 970, de uitgangen, zoals verkregen van het draaibare codeerorgaan ho en het lineaire optische codeerorgaan 26, door de sig-naalconditionerings- en logische ketens 170a en 170b respectievelijk belet te worden gevoerd in hun bijbehorende tellers 17^a en 182, en wor-20 den de tijddelers of factoren, zoals oorspronkelijk gekozen op grond van het toetsvolume, in de te programmeren teller 17^a gevoerd. Nadat de zuiger de toetsstartstand heeft bereikt, zoals bepaald door de stap 600, wordt in de stap 972 de uitgang van het draaibare codeerorgaan Uo met tussenpozen geadresseerd, bijvoorbeeld elke hO ^us, om het optreden 25 waar te nemen van de stijgende rand van de volgende impuls daarvan, zoals verschaft aan de ingang naar de intervalklok 176. Indien dit niet is opgetreden, controleert het onderprogramma in de stap 97^ de toestand van de nabijheidsschakelaar 5^, en is er, indien de zuiger 1h zich in die stand bevindt, d.w.z. naar zijn bovenste stand in de cilinder 12, 30 een aanduiding van een fout, en gaat het onderprogramma via het uitgangspunt 975 weg in een onderbrekingsonderprogramma, zoals wordt uiteengezet met betrekking tot fig. 9G. Bij het optreden van de voorste rand van de uitgang van de draaibare codeerorgaantransductor ho, gaat het programma daarentegen naar de stap 976, waarbij de A-uitgang van de draai-333ABÖf3IGJMAfcductor Ho door de signaalconditionerings- en logische keten 170a wordt gelegd aan de intervalklok 17^ en in het bijzonder aan zijn te -------17'Ua. Verder opent de stap 976 de teller 182 om te ' · l - 63 - beginnen met bet tellen Tan de impulsen, verkregen van het lineaire co-deerorgaan 26, en de te programmeren teller Ijka. om de impulsen te tellen van bet draaibare codeerorgaan Uo. Daarnaast opent de stap 976 op dit tijdstip de teller IJ6a voor het tellen van de klok, in fig. aangeduid als de klok A (bijvoorbeeld 200 kHz) door het delen van de klok door een passende factor voor het via de logische keten 178 uitvoeren van een eên-seconde bemonsteringssignaal, waarbij de verschillende waarden van de temperatuur en de druk worden bemonsterd. Bovendien wordt een uitgang verkregen via de intervalklok 17^ voor het openen van de logische ) keten 177» die verder is dichtgedrukt, waardoor dus een onderbreking van het einde van de toets kan worden ontwikkeld en in het bijzonder een logische êên of een hoog signaal kan worden aangelegd bij het neerwaarts tellen van de ingevoerde telling door de te programmeren teller 1jka voor het leggen van een signaal aan de onderbreking-2-ingang van 5 de CPU 120 voor het starten van een onderbrekingsonderprogramma, dat hierna gedetailleerd wordt uiteengezet met betrekking tot fig. 9J. Vervolgens worden in de stap 528 de gegevens, voor wat betreft de drukken en temperaturen, die op dat moment worden gemeten in de meter 38 en in de kamer 28, uitgevoerd, zoals hiervoor besproken met betrekking tot fig, 8P. Vervolgens wordt in de stap 980 de toestand van de teller 178a in ee intervalklok 1j6 getoetst, en keert het onderprograrnma, indien geen impulsen zijn geaccumuleerd, terug naar het begin van de stap 980 om te wachten op het optreden van de eerste impulsuitgang van de teller 178a. Indien een impuls of impulsen zijn waargenomen aan de uitgang 25 van de teller lj6a, gaat het onderprogr arnma naar de stap 982, waarin de teller 176a wordt teruggesteld op nul. De teller 176a wordt dus teruggesteld op nul bij het optreden van de êên per seconde impulsuitgang van de logische keten TJ8. Vervolgens worden in de stap 98k de meterdruk MP2, zoals verkregen van de uitgangen van de druktransductor U6, de ca-30 libreringsinrichtingsruimtedruk, verkregen van de druktransductor PB, de calibreringsinrichtingsdruk PP1, zoals verkregen van de druktransduc-tor 515 de metertemperaturen TM3 en TMk, zoals verkregen van de tempera-tuurtransductoren h2 en en de calibreringsinrichtingstemperaturen TP1 en TP2, zoals verkregen van de temperatuurtransductoren 57 en U8, in 35 BA0d@BI€itWAlplaatsen geplaatst in de RAM 126 om beschikbaar te zijn voor berekeningen, die daarop moeten worden uitgevoerd, zoals wordt uiteen— ”-----1 mrden in de stap 986, die vollediger wordt besproken - 61* -performed by the calibrator system 10 is performed in the parent program shown in FIGS. 9E and F. First, the step 966 instructs the logic and control circuit 198a of FIG. UE to energize the key 111 operation light. Then, step 332, as shown in Fig. ΒΒ, returns the piston 1U to its park or bottom position, as shown in Fig. 1 and 2A. The step 968 instructs the logic circuit 19 ^ h to effect the opening of the inlet valve 3U and the closing of the outlet valve 36. As indicated above, a certain speed is stored in the speed buffer of 1t) the RAM 126 and the servo motor 20 driven under the control of the logic circuit 19 ^ a to that speed according to the subprogram 606, as shown in FIG. Importantly, the program 606 detects that the piston 1U has accelerated from its parking position to the key start position, as indicated by the output of the proximity detector 52, and that the piston speed has stabilized. Then, in step 970, the outputs obtained from the rotary encoder ho and the linear optical encoder 26 are prevented from passing through the signal conditioning and logic circuits 170a and 170b into their associated counters 17a and 182, respectively. , and the time dividers or factors, as originally selected on the basis of the key volume, are fed into the counter 17 to be programmed. After the piston has reached the key start position, as determined by the step 600, in the step 972, the output of the rotary encoder Uo is addressed intermittently, for example, every h0, to detect the occurrence of the rising edge of the next pulse thereof, as provided at the input to the interval clock 176. If it has not occurred, the subprogram at step 97 ^ checks the state of the proximity switch 5 ^, and if the piston 1h is in that position, there is, ie to its uppermost position in the cylinder 12, 30 an indication of an error, and the subprogram leaves via the starting point 975 in an interrupt subprogram, as explained with respect to Fig. 9G. On the other hand, when the leading edge of the output of the rotary encoder transducer ho occurs, the program proceeds to step 976, where the A output of the rotary 333ABÖf3IGJMAafductor Ho is applied to the interval clock 17 by the signal conditioning and logic circuit 170a. ^ and in particular to be at ------- 17'Ua. Furthermore, step 976 opens counter 182 to begin counting Tan the pulses obtained from the linear encoder 26 and the counter Ijka to be programmed. to count the pulses of the rotary encoder Uo. In addition, step 976 at this time opens the clock counting counter IJ6a, referred to in FIG. As clock A (e.g., 200 kHz) by dividing the clock by an appropriate factor for outputting via logic circuit 178. a one-second sampling signal, sampling the different values of temperature and pressure. In addition, an output is obtained via the interval clock 17 to open the logic circuit 177 which is further closed, thus allowing an interruption of the end of the key to be developed and, in particular, a logic one or a high signal are applied when counting down the input count by the programmable counter 1jka for applying a signal to the interrupt 2 input of the CPU 120 to start an interrupt subprogram, which is explained in detail below with reference to FIG. 9J. Then, in step 528, the data regarding the pressures and temperatures currently measured in the meter 38 and in the chamber 28 are output as discussed above with respect to FIG. 8P. Then, in step 980, the state of the counter 178a is tested in the interval clock 1j6, and the subprogram, if no pulses are accumulated, returns to the beginning of step 980 to wait for the first pulse output of the counter to occur. 178a. If a pulse or pulses are detected at the output 25 of the counter 16a, the subprogram goes to step 982, in which the counter 176a is reset to zero. Thus, the counter 176a is reset to zero upon the occurrence of the one-per-second pulse output of the logic circuit TJ8. Subsequently, in the step 98k, the meter pressure MP2, as obtained from the outputs of the pressure transducer U6, the calibration device space pressure, obtained from the pressure transducer PB, the calibration device pressure PP1, as obtained from the pressure transducer 515, the meter temperatures TM3 and TMk, as obtained from the temperature transducers h2 and and the calibrator temperatures TP1 and TP2, as obtained from the temperature transducers 57 and U8, placed in 35 BA0d @ BI € itWAl sites in the RAM 126 to be available for calculations to be performed thereon, as explained— ”----- 1 mrd in step 986, which is discussed more fully - 61 * -

· II

' < * ' , \ met betrekking tot fig. 9L, de druk- en temperatuurgegevéns omgezet in een zwevende-, -decimale vorm en worden in de stap 988, zoals vollediger wordt, besproken met betrekking tot fig. 9M, de gegevens geaccumuleerd en gemiddeld. Zoals hierna gedetailleerd wordt uiteengezet, wor-5; den de waarden van de druk en de temperatuur in de meter 1*0 en in de kamer 28 met tussenpozen geaccumuleerd, bijvoorbeeld elke seconde, vanaf een tijdstip dat de volumemetertoets is begonnen, totdat deze is beëindigd, waarbij elk der zodoende genomen monsters kan worden gesommeerd en gedeeld door het aantal monsters voor het in tijd middelen van 10 de temperatuur- en drukparameters. De temperatuur- en drukparameters worden dus geacht onafgebroken te worden genomen of bewaakt tijdens het toetsen van een fluidumstromingsmeter. Zelfs nadat de te programmeren teller Ifha. neerwaarts heeft geteld, wordt een laatste monster van deze parameters genomen. Vervolgens wordt in de stap 990 bepaald of de toets 15- klaar is door het ondervragen van het INT2-register en gaat, indien de toets klaar is, het programma verder naar de volgende stappen, zoals weergegeven in fig. 9F, en gaat, indien dit niet het geval is, het onder-programma terug naar het begin van de stap 528 voorliet uitvoeren van de dan aanwezige waarden in de druk- en temperatuur buffers van de RAM 20 126 en voor het verdergaan met de metertoets. Het opwekken en opslaan van een vlag voor het einde van de toets maakt het mogelijk de metertoets op een willekeurige plaats in het interval tussen de bemonsterings-impulsen voor het uitvoeren van de metingen van de druk en de temperatuur, te beëindigen. Zoals wordt uiteengezet met betrekking tot fig. 9J, wordt 25 . dus de vlag voor het einde van de toets ingesteld bij het optreden van het neerwaarts tellen van het metercodeerorgaanregister 17**a in een toebedeeld gedeelte van de RAM 126, aanduidende, dat de toets is beëindigd.With respect to Fig. 9L, the pressure and temperature data are converted to a floating, decimal form and in step 988, as more fully discussed, with respect to Fig. 9M, the data is accumulated and average. As explained in detail below, 5; the values of pressure and temperature in the meter 1 * 0 and in the chamber 28 accumulated intermittently, for example every second, from a time when the volume meter key started, until it ended, whereby any of the samples thus taken may be summed and divided by the number of samples for averaging the temperature and pressure parameters over time. Thus, the temperature and pressure parameters are considered to be continuously taken or monitored while testing a fluid flow meter. Even after the Ifha counter to be programmed. counted down, a final sample of these parameters is taken. Then, in step 990, it is determined whether the key 15- is ready by querying the INT2 register and, if the key is ready, the program proceeds to the next steps, as shown in Fig. 9F, and if this is not the case, the subprogram back to the beginning of step 528 to execute the then present values in the pressure and temperature buffers of the RAM 20 126 and to proceed with the meter key. The generation and storage of a flag for the end of the key allows the meter key to be terminated anywhere in the interval between the sampling pulses for taking the pressure and temperature measurements. As explained with respect to Fig. 9J, 25. thus, the flag for the end of the key is set when the countdown of the meter encoder register 17 ** a occurs in an allocated portion of the RAM 126, indicating that the key has ended.

De êên-seconde bemonsteringsimpuls, verkregen van de logische keten 1J8 van fig. Uc moet echter nog plaats vinden teneinde de laatste stukken van 30 de temperatuur- en drukgegevens te verkrijgen. Het onderprogramma, zoals is te zien in fig. 9A en in het bijzonder de stap 990 maakt het dus mogelijk de toets te beëindigen en de laatste delen van de druk- en tempe-ratuurgegevens te verzamelen voordat het calibreringsinrichtingsstelsel 10 wordt uit geschakeld. Het gebruik van de logische keten 177 voor het 35 het nulworden van de metercodeerorgaanteller 17^a maakt het mogelijk om snel en doeltreffend een signaal of vlag voor het einde vanHowever, the one-second sampling pulse obtained from the logic circuit 1J8 of Figure Uc has yet to take place in order to obtain the final pieces of the temperature and pressure data. The subprogram, as shown in Fig. 9A, and in particular step 990, thus allows to terminate the key and collect the last parts of the pressure and temperature data before the calibration system 10 is turned off. The use of the logic circuit 177 to zero the meter encoder counter 17 ^ a allows to quickly and effectively generate a signal or flag for the end of

Indien programmatuur zou worden toegepast, zou hetIf software were to be used, it would be

...... . . I....... . I

- 65 - nodig zijn herhaaldelijk de toestand van de te programmeren teller 17^a na te gaan cm te bepalen of deze neerwaarts was geteld, waardoor dus in aanzienlijke mate het in de FROM 12U op te slane programma ingewikkeld zou worden gemaakt en de nauwkeurigheid van de tijdinstelling van de toetsbeëindiging zou worden verminderd.It is necessary to repeatedly check the condition of the counter 17 ^ a to be programmed to determine if it had been counted down, thus significantly complicating the program to be stored in the FROM 12U and the accuracy of the time of the button termination would be reduced.

Uit het voorgaande is het duidelijk, dat een metertoets wordt gestart en beëindigd in aanspreking op de uitgang van het draaibare metercodeerorgaan ^0. Zoals hiervoor uiteengezet, wekt het mechanisme, dat het codeerorgaan Uo koppelt aan het membraan van de meter 38, in ze-) kere zin een in frequentie gemoduleerd signaal op, waardoor het dus wenselijk is gemaakt het tellen van zijn uitgang te starten en te beëindigen op ongeveer hetzelfde punt in de draaicyclus van het draaibare codeerorgaan i+0. Hiervoor wordt de zuiger vanuit zijn parkeerstand versneld naar een in hoofdzaak gelijkblijvende^ snelheid alvorens de toetsstart-5 stand te passeren, zoals bepaald in de stap 6U6, op welk punt de toets met tussenpozen, bijvoorbeeld elke ^0 ^us, het optreden nagaat van de stijgende rand van de volgende A-impuls van het draaibare metercodeerorgaan hö. Deze volgende impuls A van het draaibare metercodeerorgaan kQ start het neerwaarts tellen van de te programmeren teller 17^a, waar->0 in een telling is geladen, die indicatief is voor het toetsvolume, dat door de meter 38, die wordt getoetst, moet worden gezogen, en tegelijkertijd voor het starten van het tellen van de teller 182, die de uitgang telt van het lineaire codeerorgaan 26 voor het verschaffen van een nauwkeurige aanduiding van het toetsvolume, gezogen in de calibreringsin-25 richting 10. .Bij het neerwaarts tellen van de teller 17^+a, wordt een signaal gelegd aan de logische keten 177 voor het tot stand brengen van een CPU-onderbreking-2, hetgeen, zoals weergegeven in fig. 9J, de tellers 17^a en 182 dichtdrukt en dus het tellen van elk beëindigt. De telling, zoals opgeslagen in de teller 182, indicatief voor de impulsen, verkregen 30 van het lineaire codeerorgaan 26, wordt dus bediend voor het starten en beëindigen van zijn tellen in aanspreking op de uitgang van het draaibare metercodeerorgaan Uo voor het verzekeren, dat de telling, opgeslagen in de teller 182, nauwkeurig overeenkomt met een telling, zoals opgeslagen in de te programmeren teller 17^a, die indicatief is voor de door de 35 uit gevoerde fluidummet ing.From the foregoing, it is clear that a meter key is started and terminated in response to the output of the rotary meter encoder 0. As explained above, the mechanism which couples the encoder Uo to the diaphragm of the meter 38 generates in some sense a frequency modulated signal, thus making it desirable to start and finish counting its output at about the same point in the rotation cycle of the rotary encoder i + 0. For this, the piston is accelerated from its parking position to a substantially constant velocity before passing the key start-5 position, as determined in step 6U6, at which point the key checks intermittently, for example every ^ 0 ^ us. the rising edge of the next A pulse of the rotary meter encoder hö. This next pulse A of the rotary meter encoder kQ starts counting down the counter 17 ^ a to be programmed, where> 0 is loaded into a count indicative of the key volume to be measured by the meter 38 being tested and at the same time to start counting the counter 182, which counts the output of the linear encoder 26 to provide an accurate indication of the key volume, is sucked into the calibration device 10. When counting down from the counter 17 ^ + a, a signal is applied to the logic circuit 177 to effect a CPU interrupt-2, which, as shown in FIG. 9J, squeezes the counters 17 ^ a and 182 and thus the counting each ends. Thus, the count, stored in the counter 182, indicative of the pulses obtained from the linear encoder 26, is operated to start and end its counts in response to the output of the rotary meter encoder Uo to ensure that the count, stored in counter 182, accurately corresponds to a count, as stored in the counter 17 ^ a to be programmed, which is indicative of the fluid measured by the fluid.

Thans verwijzende naar fig. 9P worden in de stap 992 de eindwaar-. —J ~ λ uw, wen nadat, de vlag voor het einde van - 66 -Referring now to FIG. 9P, the final value in step 992. —J ~ λ uw, wen na, the flag before the end of - 66 -

-: .λ, . I-: .λ,. I

de toets is ingesteld, en omgezet in een zwevende-, -decimaalvorm alvorens de worden geaccumuleerd en gemiddeld. De eindwaarden van de druk. en de temperatuur worden uitgevoerd via de logische keten 190a van fig.the key is set, and converted to a floating, decimal form before accumulating and averaging. The final values of the pressure. and the temperature is output through logic circuit 190a of FIG.

UD om te worden weergegeven op de CRT-eindpost 112 op een wijze, over-! 5; eenkomstig het onderprogramma, zoals hiervoor beschreven met betrekking tot fig. 8P. Vervolgens wordt in de stap 99^ de in de teller 182 geaccumuleerde telling omgezet in een zwevende-, -decimaalvorm en wordt in de stap 620 de servomotor 20 vertraagd tot stilstand overeenkomstig het ouderprogramma 620, hiervoor besproken met betrekking tot fig. 8G. Daar-10 na verschaft de stap 996 opdrachtssignalen via de PI/0—keten 196 en de logische keten 19^b voor het bedienen van de solenoïde, samenhangende met de tweede uitlaatklep 36 voor het openen daarvan, en voor het bedienen van de solenoïde, samenhangende met de eerste inlaatklep 3^, voor het sluiten daarvan. Vervolgens worden in de stap 998 de verschillende para-15 meters, zoals thans uiteindelijk verzameld, gebruikt voor het berekenen van de volumes, zoals aangeduid door de uitgang van het lineaire optische codeerorgaan 26 en het draaibare optische metercodeerorgaan Uo op een wijze, die gedetailleerder wordt besproken met betrekking tot fig. 9ΙΓ. In de stap 1000 wordt een opdracht gezonden naar de lo— 20 gische en stuurketen 198a voor het bekrachtigen van het licht 111d voor toetsbeëindiging, en worden daarna in de stap 1002 de uitgangsresulta-ten, zoals berekend in de stap 998, overgebracht naar de drukker met harde afdrukken, zoals vollediger wordt besproken met betrekking tot fig. 9P, en wordt de zuiger 1U teruggebracht naar zijn onderste, ge-25 bruikelijke of parkeerstand door de stap 322, zoals vollediger weergegeven in fig. 6b. Op dit punt gaat het programma terug naar het begin van de stap 952a van fig. 9C om vast te stellen of herhaalde of andere stromingssnelheidstoetsen moeten worden uitgevoerd.UD to be displayed on the CRT terminal 112 in a manner, over-! 5; according to the subprogram, as described above with respect to Fig. 8P. Then, in step 99 ^, the count accumulated in counter 182 is converted to a floating, decimal form, and in step 620, the servo motor 20 is decelerated to a stop according to the parent program 620, discussed above with reference to Fig. 8G. After that, step 996 provides command signals through PI / 0 circuit 196 and logic circuit 19 ^ b to operate the solenoid associated with second outlet valve 36 to open it, and to operate the solenoid, associated with the first inlet valve 31 for closing it. Then, in step 998, the various parameters, as now finally collected, are used to calculate the volumes, as indicated by the output of the linear optical encoder 26 and the rotary optical meter encoder Uo in a manner that becomes more detailed. discussed with respect to Fig. 9ΙΓ. In the step 1000, a command is sent to the logic and control circuit 198a to energize the light 111d for key termination, and then in the step 1002, the output results, as calculated in the step 998, are transferred to the printer with hard prints, as discussed more fully with respect to Fig. 9P, and the piston 1U is returned to its lower, usual or parking position by step 322, as shown more fully in Fig. 6b. At this point, the program returns to the beginning of step 952a of Fig. 9C to determine whether to perform repeated or other flow rate keys.

In fig. 9G is het onderhrekingsonderprogramma 975 weergegeven, 30 dat in hoofdzaak wordt ingevoerd wanneer de stilstanddrukknop 111g wordt ingedrukt door de bedienaar of wanneer in de stap 97 ^ van fig. 9E een falen is vastgesteld als gevolg van het samenstel van een afwezigheid van draaibare codeerorgaantellingen en een aanwezigheid van de cilinder in zijn bovenste stand, overeenkomende met de plaatsing van de 3§ADI0ftielWA<LsscIia^e^aar 5^· Bij het indrukken van de stilstandknop 1l1g, wordt de servomotor 20 snel vertraagd tot stilstand, en wordt het stel--«t "-incresl oten” in zijn stilstand totdat de primaire energie is ver- - 6τ - wijderd en dan weer aangelegd. Bij het weer aanleggen van energie, keert het calibreringsinrichtingsstelsel 10 terug naar zijn reservetoestand.In Fig. 9G, the subheading subprogram 975 is shown, which is mainly entered when the standstill pushbutton 111g is pressed by the operator or when a failure due to the assembly of an absence of rotatability has been determined in step 97 ^ of Fig. 9E. encoder counts and the presence of the cylinder in its upper position, corresponding to the placement of the 3§ADI0ftielWA <LsscIia ^ e ^aar 5 ^ · When the stop button 1l1g is pressed, the servomotor 20 is slowed to a stop, and the set "inclocks" to a standstill until primary energy is removed - 6τ - and then reapplied. When energy is reapplied, calibrator system 10 returns to its standby state.

In ieder geval vangt het programma aan via het punt 975» zoals weergegeven in fig. 9G, en doet het in de stap 100^ de logische en stuurketen 5 198a een licht bedienen achter de stilstanddrukknop 111g. In de stap 1006 wordt de heersende mot or snelheid, zoals verkregen van de logische keten 198b, opgeslagen in de snelheidvergelijkingsbuffer van de RAM 126. Vervolgens wordt de servomotor 20 vertraagd overeenkomstig het vertra-gingsonderprogramma 620, zoals weergegeven in fig. ÖG. Daarna zendt de . 10 stap 1008 opdrachten naar de logische keten 19*rt> teneinde de bijbehorende solenoïde de tweede uitlaatklep 36 te doen openen, en de bijbehorende solenoïde te bedienen voor het sluiten van de eerste inlaatklep 3b. Op dit punt gaat het onderprogramma in de wachtstap 1010 totdat energie is . verwijderd en dan weer aangelegd.In any case, the program starts at point 975 »as shown in Figure 9G, and in step 100 ^ causes logic and control circuit 5 198a to operate a light behind standstill pushbutton 111g. In step 1006, the prevailing motor speed, as obtained from the logic circuit 198b, is stored in the speed comparison buffer of the RAM 126. Then, the servo motor 20 is decelerated according to the deceleration subprogram 620, as shown in FIG. Then the. Step 1008 commands to logic circuit 19 * rt> to cause the associated solenoid to open the second outlet valve 36, and operate the associated solenoid to close the first inlet valve 3b. At this point, the subprogram enters wait step 1010 until power is out. removed and then reassembled.

15 Zoals weergegeven in fig. 9H wordt een onderbrekings-1 -program ma ingevoerd wanneer de bedienaar de terugstelknop 11lg indrukt van de stelselregel- en toestandmodule 111, waardoor het programma, dat wordt —uit gevoerd, wordt onderbroken, en verdwijnt naar de stap 1012, waarbij de logische en stuurketen 198a wordt geregeld voor het bekrachtigen 20 van het licht achter de terugstelknop 111g. Vervolgens wordt in de stap 101U de heersende snelheid van de servomotor 20 uitgelezen via de logische keten 198b en opgeslagen in de snelheidsvergelijkingsbuffer, d.w.z. een te adresseren plaats van de RAM 126. Op dat punt wordt de servomotor 20 onder de regeling van de logische keten 19ba. vertraagd tot -stilstand ; 25 door het onderprogramma 620, zoals weergegeven in fig. 8G, en wordt teruggekeerd naar het programma via het punt 212, en in het bijzonder naar de stap 21U, zoals weergegeven in fig. 5.As shown in Fig. 9H, an interrupt 1 program is entered when the operator presses the reset button 11lg of the system control and state module 111, interrupting the program being executed and disappearing to step 1012 wherein the logic and control circuit 198a is controlled to energize the light behind the reset button 111g. Then, in step 101U, the prevailing speed of the servo motor 20 is read out via the logic circuit 198b and stored in the speed comparison buffer, ie an addressable location of the RAM 126. At that point, the servo motor 20 becomes controlled under the logic circuit 19ba. . delayed to a standstill; 25 through the subprogram 620, as shown in Fig. 8G, and is returned to the program at point 212, and in particular to step 21U, as shown in Fig. 5.

Een derde onderbrekingsonderprogramma, zoals hiervoor vermeld met betrekking tot de stappen 976 en 990 van fig. 9E, is in fig. 9J weer- 30 gegeven als automatisch uitgevoerd aan het einde van de metertoets, wanneer de intervaltoets 17U een impuls uitvoert via zijn logische keten 177 naar de onderbreek-2-ingang van de CPU 120, welke impuls optreedt na het neerwaarts tellen van de ingang van een van de factoren, over-eenkomende met 0,028, 0,01^ of 0,007 m toetsvolume, dat door het ca- 35 libreringsinrichtingsstelsel 10 via de meter 38 moet worden gezogen. In BAD ORIGINAL . .A third interrupt subprogram, as mentioned above with respect to steps 976 and 990 of Fig. 9E, is shown in Fig. 9J as automatically executed at the end of the meter key when the interval key 17U outputs an impulse through its logic circuit 177 to the interrupt-2 input of the CPU 120, which pulse occurs after counting down the input of one of the factors, corresponding to 0.028, 0.01 ^ or 0.007 m of key volume, which is passed by the approx. librator system 10 must be aspirated through meter 38. In BAD ORIGINAL. .

eerste instantie wordt de toestand van het stelsel in de stap 1018 opgeslagen in passende plaatsen in de RAM 126, en worden in de stap 1020 de * * · · ' * - - 68 - tellers 17Ua en 182 Tan fig. 4c dichtgedrukt, en vordt de opgeslagen telling ran de lineaire teller 182 opgeslagen in passende plaatsen in de RAM 126 alvorens elk der tellers 17Ua en 182 vordt teruggesteld. In de stap 102U vordt een êên of een vlag geplaatst in het register van 5 toetsbeëindiging van de RAM 126 bij het optreden van het neerwaarts tellen van éên van de voornoemde factoren of parameters door de teller 17^a. Het einde van een toets kan dus halverwege tussen de éên-seconde bemonsteringsimpulsen plaats vinden, die vorden gebruikt voor het ver-krijgèn van metingen van de druk en de temperatuur. Het is dus nodig 10 te vachten voor het verkrijgen van het uiteindelijke stel metingen van de druk en de temperatuur, hetgeen vordt gedaan door het instellen van de vlag voor het einde van de toets, direkt bij het optreden van het neerwaarts tellen van de voornoemde factoren. Het calibreringsinrich-tingsstelsel 10 blijft werkzaam voor het accumuleren van gegevens, zoals 15 aangeduid in fig. 9E totdat de stap 990 plaats vindt, op welk moment het moment van toetsbeëindiging van de RAM 126 vordt nagegaan om te zien of een vlag van toetsbeëindiging is ingesteld, waarna, indien dit het geval is, de toets tot een einde vordt gebrachtr-Indien de toets nog loopt, wordt in de stap 1028 de toestand van het stelsel veer aangeroepen en 20 gaat de werking van het calibreringsinrichtingsstelsel door totaan het onderbrekingspunt in het metertoetsprogramma, zoals weergegeven in fig.first, the state of the system in step 1018 is stored in appropriate locations in the RAM 126, and in step 1020, the counters 17Ua and 182 Tan of FIG. 4c are pressed, and the stored count of the linear counter 182 stored in appropriate locations in the RAM 126 before each of the counters 17Ua and 182 is reset. In step 102U, one or a flag is placed in the register of key termination of RAM 126 upon the occurrence of counting down one of the aforementioned factors or parameters by counter 17a. Thus, the end of a test may take place midway between the one-second sampling pulses used to obtain pressure and temperature measurements. Thus, it is necessary to coat in order to obtain the final set of pressure and temperature measurements, which is done by setting the flag for the end of the key immediately upon the occurrence of counting down the aforementioned factors. . The calibrator system 10 remains operative to accumulate data, as indicated in FIG. 9E, until step 990 occurs, at which time the key termination of RAM 126 is checked to see if a key termination flag is set. whereupon, if so, the key is brought to an end. If the key is still running, in step 1028 the state of the system spring is called and operation of the calibrator system continues up to the interrupt point in the meter key program as shown in fig.

9E.9E.

Het programma 98^» in zijn algemeenheid aangeduid in fig. 9E voor het invoeren van de waarden van de druk en de temperatuur, is vol-25 lediger weergegeven in het in fig. 9K weergegeven onderprogramma, waarin de eerste stap 1032, een aanduiding van het drukverschil, zoals verkregen van het drukverschilmeetorgaan U6, wordt omgezet in binaire gegevens door de A/D-omzetter 166, en wordt opgeslagen in een toebedeelde plaats in de RAM 126. Op soortgelijke wijze wordt een drukverschil, zo-30 als gemeten door de zuigerdruktransductor 51* door de A/D-omzetter 166 omgezet in binaire gegevens en door de stap 103^· opgeslagen in een toe-gevezen plaats van de RAM 126. Op soortgelijke wijze wordt de barometrische druk, zoals gemeten door de transductor 109, aangebracht in de ruimte 106, waarin het calibreringsinrichtingsstelsel 10 is opgenomen, 3^AêcÖRléfNA/iP“omze't'ber 1^6 omgezet in binaire gegevens en door de stap 1036 opgeslagen in een toegewezen plaats in de RAM 126. Op soortgelijke wijze τ.τλ>·λο« -ΐη Λβ ο+·.«τγη<»η 1038. 10k0. 10h2. de temoeratuur ingangen TP1, TF2, > » ^ A · * ί V j • 69 - ΤΜ3 en TMU van de temperatuurmeetorganen 57, W, U2 en Uk omgezet in "binaire gegevens door de A/D-omzetter 158, en opgeslagen in toegewezen plaatsen van de RAM 126 alvorens terug te keren naar de stap 986 van fig. 9E.The program 98, generally indicated in FIG. 9E for inputting the values of the pressure and temperature, is shown more fully in the subprogram shown in FIG. 9K, in which the first step 1032, an indication of the differential pressure, as obtained from the differential pressure gauge U6, is converted into binary data by the A / D converter 166, and is stored in a dedicated location in the RAM 126. Similarly, a differential pressure, such as measured by the piston pressure transducer 51 * converted into binary data by the A / D converter 166 and stored in a dedicated location of the RAM 126 by the step 103. Similarly, the barometric pressure, as measured by the transducer 109, is applied in the space 106, in which the calibrator system 10 is incorporated, 3 ^ A c R Ö Ö “lé lé NA NA / iP iP omgezet omgezet omgezet omgezet omgezet omgezet omgezet omgezet omgezet omgezet omgezet omgezet omgezet, converted into binary data by the step 1036 and stored in an allocated location in the RAM 126. τλ > · Λο «-ΐη Λβ ο + ·.« Τγη <»η 1038.10k0. 10h2. the temperature inputs TP1, TF2,> »^ A · * ί V j • 69 - ΤΜ3 and TMU of the temperature measuring devices 57, W, U2 and Uk converted into" binary data by the A / D converter 158, and stored in allocated placing the RAM 126 before returning to step 986 of FIG. 9E.

5 De stap 986, zoals in zijn algemeenheid weergegeven in fig. 9E, is vollediger weergegeven in het onderprogramma ,van fig. 9L, waarbij in de stap 10U6 elk der temperaturen, overeenkomende met de calibrerings-inrichtingstemperaturen, TP1 en TP2, en de metertemperaturen TM3 en TMU, vanuit een binaire spanning wordt omgezet in graden Celcius in een 10 zwevende-, -formaat, en dan opgeslagen in een toegewezen plaats in de RAM 126. Vervolgens worden in de stap 10U8 op soortgelijke wijze de binaire spanningen, indicatief voor de drukken MP1, MP2, en de barometrische druk PB, van hun toegewezen plaatsen in de RAM 126 genomen en omgezet in kPa in een zwevende-, -decimaalformaat, en weer opgeslagen 15 in toegewezen plaatsen in de RAM 126 alvorens terug te keren naar de stap 988, zoals weergegeven in fig. 9E.Step 986, as generally shown in Figure 9E, is more fully illustrated in the subprogram of Figure 9L, wherein in Step 10U6 each of the temperatures corresponding to the calibrator temperatures, TP1 and TP2, and the meter temperatures TM3 and TMU, from a binary voltage, are converted to degrees Celsius in a 10 floating format, and then stored in an allocated location in RAM 126. Then, in step 10U8, the binary voltages indicative of the press MP1, MP2, and the barometric pressure PB, taken from their assigned places in RAM 126 and converted to kPa in a floating, decimal format, and stored again in assigned places in RAM 126 before returning to the step 988, as shown in Fig. 9E.

Het onderprogramma of de stap 988, zoals weergegeven in fig. 9E, voor het accumuleren en middelen van de toetsgegevens, is vollediger weergegeven met betrekking tot het onderprogramma, weergegeven in fig.The subprogram or step 988, as shown in Fig. 9E, for accumulating and averaging the test data, is shown more fully with respect to the subprogram, shown in Fig. 9E.

20 9M. In de stap 1050 worden de digitale waarden van de eerste en tweede20 9M. In step 1050, the digital values of the first and second become

calibreringsinrichtingstemperaturen TP1 en TP2 bij elkaar gevoegd voor het verschaffen van een gemiddelde calibreringsinrichtingstemperatuur (ATP). Deze waarde wordt op zijn beurt toegevoegd aan de geaccumuleerde voorgaande waarden van ATP, waardoor dus een reeks van N monsters wordt 25 geaccumuleerd van de gemiddelde calibreringsinrichtingstemperatuur tijdens het uitvoeren van een metertoets. In de stap 1052 worden de metertemperaturen TM3 en TMU samengevoegd voor het verkrijgen van een gemiddelde metertemperatuur (ATM) en wordt deze nieuwe waarde samengevoegd met de vooraf geaccumuleerde waarden van de gemiddelde metertemperatuur 30 ATM voor het verkrijgen van een grootheid, die indicatief is voor Ncalibrator temperatures TP1 and TP2 are combined to provide an average calibrator temperature (ATP). This value, in turn, is added to the accumulated previous values of ATP, thus accumulating a series of N samples of the average calibrator temperature while performing a meter test. In step 1052, the meter temperatures TM3 and TMU are combined to obtain an average meter temperature (ATM) and this new value is combined with the pre-accumulated values of the average meter temperature 30 ATM to obtain a quantity indicative of N

opeenvolgende monsters van de ATM, genomen tijdens de duur van een metertoets. In de stap 105U wordt een waarde van de omgevings- of barometrische druk PB geteld bij de som van de barometrische druk PB plus het drukverschil MP2, gemeten tussen de omgevingsdruk en de in de meter 38 tot stand 35 gebrachte druk voor het verkrijgen van een gemiddelde met er druk (APM).successive samples of the ATM, taken during the duration of a meter test. In step 105U, a value of the ambient or barometric pressure PB is added to the sum of the barometric pressure PB plus the pressure difference MP2, measured between the ambient pressure and the pressure established in the meter 38 to obtain an average with pressure (APM).

BAD ORIQINALBAD ORIQINAL

De gemiddelde meterdruk wordt geteld bij de vooraf geaccumuleerde waarden van de gemiddelde meterdruk voor het verkrijgen van een grootheid,The average gauge pressure is added to the pre-accumulated values of the mean gauge pressure to obtain a quantity,

* · / * . ; I* · / *. ; I

- 70 - die indicatief is voor N opeenvolgende monsters van de AFM, gemeten gedurende de metertoets. In de stap 1056 vordt een vaarde van de omgevings-of barometrische druk PB geteld "bij het drukverschil, zoals verkregen van de drukverschil PP1-trans duct or 51 voor het verkrijgen van een ge-5 middelde calibreringsinriehtingsdruk (APP). De gemiddelde calibrerings-inriehtingsdruk (APP) vordt geteld hij de voorheen geaccumuleerde vaarden van de gemiddelde calihreringsinrichtingsdruk voor het verkrijgen van een grootheid, die indicatief is voor IJ opeenvolgende monsters van de APP, gemeten gedurende de metertoets. In de stap 1058 vordt het aan-10 tal monsters van elk der vaarden, hiervoor genomen in de stappen 1050, 1052, 105^ en IO56 opgeteld voor het bepalen van het totale aantal U monsters, vaarbij in opeenvolgende stappen een gemiddelde vaarde van elk dezer parameters kan vorden verkregen door het door de factor N delen van de geaccumuleerde grootheid.- 70 - which is indicative of N successive samples of the AFM, measured during the meter test. In step 1056, a value of the ambient or barometric pressure PB is added to the differential pressure, as obtained from the differential pressure PP1 transducer or 51, to obtain an average calibration instrument pressure (APP). Device pressure (APP) is counted as the previously accumulated values of the average calibrator pressure to obtain a quantity indicative of IJ successive samples of the APP, measured during the meter test. In step 1058, the number of samples of 10 each of the values, previously taken in steps 1050, 1052, 105, and 105, added together to determine the total number of U samples, and in successive steps an average value of each of these parameters can be obtained by dividing by the factor N the accumulated quantity.

15 Thans vordt de stap 998, zoals veergegeven in fig. 9F, gedetail leerder besproken met betrekking tot fig. 9U· Zoals hiervoor aangeduid, zijn de geaccumuleerde vaarden van de gemiddelde calibreringsinrich-tingstemperatuur (ATP), gemiddelde metertemperatuur (ATM), gemiddelde meterdruk (AMP) en gemiddelde calihreringsinrichtingsdruk (APP) indi-20 catief voor U monsters, genomen gedurende de metertoets, en vorden in de stap 1060 deze gemiddelde vaarden verkregen voor elk der temperaturen en drukken. Vervolgens vordt in de stap 1062, het foutpercent age van de uitgang van het metercodeerorgaan 40 van het fluïdum, dat door de meter 38 gaat met betrekking tot het standaardvolume, dat daardoorheen is ge-25 leid, zoals aangezogen door het calibreringsinrichtingsstelsel 10, berekend overeenkomstig de aangeduide vergelijking. De vaarden van de meterdruk PM, calihreringsinrichtingsdruk PP, calibreringsinrichtingstem-peratuur TP en metertemperatuur TM zijn de gemiddelde vaarden, zoals bepaald van de stap 1060, vaarbij de calibrerings inricht ings volumetelling 30 K vas verkregen als een aanduiding van de geaccumuleerde tellingen, geproduceerd door het lineaire codeerorgaan 26 en geaccumuleerd in de teller 182, velke tellingen indicatief zijn voor een gekozen standaardvolu- 3 3 3 me, bijvoorbeeld 0,028 m , 0,θΑ a of 0,007 m . Zoals veergegeven in fig. 9N verschaffen de verhoudingen van PM - PP en TP - TM respectieve-βη Zoals hiervoor uiteengezet, bestaan er verschillen in fluidumtemperatuur en fluidumdruk tussen het fluïdum in de metercalibreringsinrichting 10 en de fluidummeter 38 dieNow, step 998, as given in Fig. 9F, is discussed in more detail with respect to Fig. 9U. As indicated above, the accumulated values of the mean calibrator temperature (ATP), average meter temperature (ATM), average meter pressure (AMP) and mean calibrator pressure (APP) indicative of U samples taken during the meter test, and in step 1060 these mean values were obtained for each of the temperatures and pressures. Then, in step 1062, the error rate of the output of the meter encoder 40 of the fluid passing through the meter 38 with respect to the standard volume passed therethrough, as drawn by the calibrator system 10, is calculated according to the indicated equation. The values of meter pressure PM, calibrator pressure PP, calibrator temperature TP and meter temperature TM are the average values, as determined from step 1060, in addition to the calibrator volume count 30 K vas obtained as an indication of the accumulated counts produced by the linear encoder 26 and accumulated in counter 182, sheet counts are indicative of a selected standard volume 3 3 3 me, for example, 0.028 m, 0, θΑ a or 0.007 m. As shown in Fig. 9N, the ratios of PM-PP and TP-TM provide respective-βη. As explained above, there exist differences in fluid temperature and fluid pressure between the fluid in the meter calibrator 10 and the fluid gauge 38 which

* V . I* V. I

- 71 - wordt getoetst. De genoemde verhoudingen, zoals bepaald door'de stap IO62, verschaffen passende correctiefactoren, waarbij de verschillen in temperatuur worden vereffend voor het verschaffen van een nauwkeurige aanduiding van het foutpercentage van de meteraflezing van het ~ fluidumvolume met betrekking tot de gecalibreerde aanduiding of aflezing, verschaft door de metercalibreringsinrichting 10. De factor K* is representatief voor de tellingen, zoals opgeslagen in de te programmeren teller 174a, indicatief voor de fluidumstroming, zoals gemeten door de meter 38. Zoals weergegeven in stap 1062, wordt de factor K* 10 vermenigvuldigd met een constante C voor het omzetten van de telling,- 71 - is being tested. Said ratios, as determined by step 1062, provide appropriate correction factors, compensating for the differences in temperature to provide an accurate indication of the error rate of the meter reading of the fluid volume with respect to the calibrated indication or reading. by the meter calibrator 10. The factor K * is representative of the counts stored in the counter 174a to be programmed, indicative of the fluid flow as measured by the meter 38. As shown in step 1062, the factor K * 10 is multiplied by a constant C for converting the count,

..... O..... O

bijvoorbeeld 40.000 voor 0,028 ar in een waarde van het volume, dat door de meter 38 moet worden gezogen. In het uit voer ingsvoorbeeld, waarbij de factor K*, zoals in de te programmeren teller 174a gevoerd, 40.000 is, wordt de constante C gekozen als I^q'.'qoo * Verder wordt het aantal 15 tellingen, zoals verkregen van het lineaire codeerorgaan 26 en geteld door de teller 182, vermenigvuldigd met een calibreringsfactor, die, zoals hierna gedetailleerd wordt besproken, wordt verkregen door het nauwkeurig meten van het volume van de kamer 28 van de metercalibreringsinrichting 12 en het correleren van het nauwkeurig gemeten volume met de 20 reeks impulsen, uitgevoerd door het lineaire codeerorgaan 26. In een uit— voerxngsvoorbeeld werd voor een gekozen volume van 0,028 m van de kamer 28, bepaald dat 30.790 uitgangsimpulsen werden verkregen van het lineaire codeerorgaan 26. De calihreringsfactor wordt dus gekozen als het omgekeerde van deze telling of 26'. 790 * *n<a^en een e^er volume 25 door de meter 38 moet worden gezogen en de te programmeren teller 174a moet worden geprogrammeerd met een telling, overeenkomende met een andere stroming, is het op soortgelijke wijze nodig een andere calibrerings-factor te bepalen, overeenkomende met het volume, zoals bepaald in een gekozen gehied van. de kamer 28. In de praktijk wordt de telling van 30 38.790 proefondervindelijk verkregen door het bewegen van de zuiger l4 o over een lengte van de kamer 28 overeenkomende met precies 0,028 m , en het berekenen of anderszins bepalen van het aantal impulsen, zoals uitgevoerd door het lineaire codeerorgaan 26. Soortgelijke metingen en coderingen worden proefondervindelijk uitgevoerd om de tellingen te bepa-for example 40,000 for 0.028 ar in a value of the volume to be drawn through the meter 38. In the exemplary embodiment, where the factor K *, as entered into the counter 174a to be programmed, is 40,000, the constant C is chosen as I ^ q '.' Qoo * Furthermore, the number of 15 counts obtained from the linear encoder 26 and counted by counter 182 multiplied by a calibration factor, which, as discussed in detail below, is obtained by accurately measuring the volume of the chamber 28 of the meter calibrator 12 and correlating the accurately measured volume with the 20 series of pulses output by the linear encoder 26. In an output example, for a chosen volume of 0.028 m from the chamber 28, it was determined that 30,790 output pulses were obtained from the linear encoder 26. Thus, the calibration factor is chosen as the inverse of this count or 26 '. 790 * * n <a ^ and a first volume 25 must be drawn through the meter 38 and the counter 174a to be programmed must be programmed with a count corresponding to a different flow, it is similarly necessary to use a different calibration factor corresponding to the volume, as determined in a chosen region of. the chamber 28. In practice, the count of 38,790 is obtained experimentally by moving the piston 14 o over a length of the chamber 28 corresponding to exactly 0.028 m, and calculating or otherwise determining the number of pulses, as performed by the linear encoder 26. Similar measurements and codings are performed experimentally to determine the counts

OO

35 len voor een 0,014 en een 0.007 ar stroming, overeenkomende met de uit- BAD ORIGINAL ^ gang van het lineaire codeerorgaan 26 wanneer de zuiger 14 wordt bewogen over afstanden vanuit de toet sst art stand door de cilinder 12 en bij 1 * . * . ♦ ' - 72 - 3 3 wijze van voorbeeld overeenkomende met 0,01^* m en 0,007 ui volumes in de cilinder. De feitelijke tellingen en derhalve de bijbehorende cali- 3 breringsfactoren voor 0,01¼ en 0,007 m komen dus nauwkeurig overeen met de volumes, zoals bepaald door de cilinderwand van de kamer 28. Op 5 deze wijze kan met grote nauwkeurigheid een berekening worden gemaakt van het foutpercentage tussen de aflezing van de meter 38 en het feitelijke volume, zoals in de kamer 28 gezogen, door het gebruik van cali— breringsfactoren, die zijn bepaald overeenkomstig het nauwkeurige volume van de betreffende gebieden van de cilindrische wand van de kamer 10 28. Nadat de stap 1062 is uitgevoerd, keert het programma terug naar de volgende stap 1000, zoals weergegeven in fig. 9F.35 for a 0.014 and a 0.007 ar flow, corresponding to the output of the ORIGINAL linear encoder 26 when the piston 14 is moved over distances from the key position through the cylinder 12 and at 1 *. *. ♦ '- 72 - 3 3 example corresponding to 0.01 µm and 0.007 µl volumes in the cylinder. The actual counts and therefore the corresponding calibration factors for 0.01¼ and 0.007 m thus correspond exactly to the volumes, as determined by the cylinder wall of the chamber 28. In this way, a calculation can be made with great accuracy of the percentage of error between the reading of the meter 38 and the actual volume, as drawn into the chamber 28, by using calibration factors determined according to the precise volume of the respective areas of the cylindrical wall of the chamber 28. After step 1062 is executed, the program returns to the next step 1000, as shown in Fig. 9F.

De berekening van de gemiddelde temperaturen en drukken, zoals in zijn algemeenheid geleerd in de stap of het onderprogramma 1060 van fig. 9N, is vollediger weergegeven door het onderprogramma, zoals weer-15 gegeven in fig. 9Q, zoals hiervoor aangeduid in de stap 1050, waarbij elke meting van de temperatuur wordt geteld bij de voorgaande meting voor het verkrijgen van de totale aanduiding van geaccumuleerde afzonderlijke metingen van de calibreringsinrichtingstemperatuur ATP gedurende een enkele toets. Zoals aangeduid in de stap 106h, zoals weergege-20 ven in fig. 9Q» wordt deze geac cumul eerde waarde van ATP gedeeld door het aantal monsters AVOIR = N + 2 en geteld bij 1*59,67 voor het verschaffen van de uiteindelijke gemiddelde temperatuur FTP van de calibrerings-inrichting in graden Kelvin. Op soortgelijke wijze worden in de stap 1066 de waarden van de temperaturen TM3 en TM1* opeenvolgend bij elkaar 25' geteld tijdens een metertoets voor het verschaffen van de geaccumuleerde waarde van de gemiddelde temperatuur ATM van de meter tijdens de toets, en wordt de ATM gedeeld door het aantal monsters of tellingen van het eên-seconde bemonsteringskloksignaal, hetgeen op zijn beurt wordt geteld bij U59,67 voor het verschaffen van een uiteindelijke gemiddelde tempe-30 ratuur FTM, uitgedrukt in graden Kelvin. Op soortgelijke wijze worden in de stap 1068 de geaccumuleerde waarden van de gemiddelde druk APM van de meter, zoals geaccumuleerd tijdens de toets, gedeeld door het aantal AVCTR-monsters, genomen tijdens de toets voor het verschaffen van een uiteindelijke FPM van de meter, uitgedrukt in kPa. In de stap 1070 wor-3g^|^^^^|||^gccumuleerde waarden van de gemiddelde calibreringsinrichtings-druk APP, zoals geaccumuleerd tijdens een metertoets, gedeeld door het aantal AVCTR monsters voor het verschaffen van een aanduiding van de uit- % t > . , < 7~ • · ] - 73 - eindelijke druk ran de calibreringsinrichting FPP, uitgedrukt in kPa alvorens terug te keren naar de volgende stap 1062» zoals weergegeven in fig. 9N.The calculation of the average temperatures and pressures, as generally taught in the step or subprogram 1060 of Fig. 9N, is more fully represented by the subprogram, as shown in Fig. 9Q, as previously indicated in step 1050 wherein each measurement of the temperature is counted against the previous measurement to obtain the total indication of accumulated individual measurements of the calibrator temperature ATP during a single key. As indicated in step 106h, as shown in Fig. 9Q, this accumulated value of ATP is divided by the number of samples AVOIR = N + 2 and counted at 1 * 59.67 to provide the final mean temperature FTP of the calibrator in degrees Kelvin. Similarly, in step 1066, the values of the temperatures TM3 and TM1 * are successively added together 25 'during a meter key to provide the accumulated value of the average temperature ATM of the meter during the key, and the ATM is divided by the number of samples or counts of the one-second sample clock signal, which in turn is counted at U59.67 to provide a final mean temperature FTM expressed in degrees Kelvin. Similarly, in step 1068, the accumulated values of the mean pressure APM of the meter, as accumulated during the test, divided by the number of AVCTR samples taken during the test to provide a final FPM of the meter, are expressed in kPa. In step 1070, accumulated values of the mean calibrator pressure APP, as accumulated during a meter test, are divided by the number of AVCTR samples to provide an indication of the off%. t>. , <7 ~ • ·] - 73 - final pressure of the calibrator FPP, expressed in kPa before returning to the next step 1062 »as shown in Fig. 9N.

De nauwkeurigheid van de metercalibreringsinrichting 10 voor het >' meten van het door de meter 38 gezogen volume is afhankelijk van en wordt beperkt door de veranderingen in de metingen van de fluidumdruk en -temperatuur tijdens een metervolumetoets. De veranderingen in flui-dumdruk en -temperatuur, zoals optredend tijdens een metervolumetoets, zijn groter dan de veranderingen, die kunnen optreden tijdens het meten 0 en calibreren van het volume van de metercalibreringsinrichting. In het algemeen kan dus het feitelijke volume fluïdum, geleverd door de meter 38, wanneer de zuiger 1¼ wordt bewogen vanuit een eerste naar een tweede stand, worden benaderd door de volgende uitdrukking :The accuracy of the meter calibrator 10 for measuring the volume drawn by the meter 38 depends on and is limited by the changes in the fluid pressure and temperature measurements during a meter volume test. The changes in fluid pressure and temperature, as occurring during a meter volume key, are greater than the changes that may occur during measurement 0 and calibrating the volume of the meter calibrator. Generally, therefore, the actual volume of fluid supplied by the meter 38 when the piston is moved 1¼ from a first to a second position can be approximated by the following expression:

/po] + v2 [( ΛΤ/τ1 )-(^p/p1 )J/ po] + v2 [(ΛΤ / τ1) - (^ p / p1) J

15 waarin en respectievelijk het oorspronkelijke volume, fluidum druk en -temperatuur zijn, aanwezig in de kamer 28 van de calibrerings-inrichting 10 bij het begin van een metervolumetoets, ^ P en ZIT de bijbehorende veranderingen zijn in de druk en de temperatuur, welke veranderingen optreden tijdens de toests en 8 T en £ P de gemiddelde afwijkingen zijn van en P^ bij de fluidummeter 38. Zoals hiervoor uit-20 eengezet, verschaft de logische keten 178, zoals weergegeven in fig.15 in which and, respectively, the original volume, fluid pressure and temperature are present in the chamber 28 of the calibrator 10 at the start of a meter volume key, P and SIT are the corresponding changes in pressure and temperature, which changes occur during the tests and T and P are the mean deviations of P at the fluid meter 38. As explained above, the logic circuit 178 provides, as shown in FIG.

fcc, een êen-seconde kloksignaal, dat de uitgang bemonstert van de tem— peratuurtransductoren U2, U8 en 57, alsmede de druktransductoren h6 en 51 voor het verschaffen van monsters van deze veranderlijken gedurende de gehele metervolumetoets. Zoals hiervoor besproken, worden de 25 periodieke monsters van de metertémperatuur TM3 en TMU en de calibre— ringsinrichtingstemperatuur TP1 en TP2, zoals verkregen in de stap 98U van fig. 9E gesommeerd in stappen 1050, 1052, 105^ en 1056 van fig. 9M voor het verkrijgen van een ruimtelijk gemiddelde metertemperatuur en calibreringsinrichtingstemperatuur, die in tijd zijn gemiddeld door het 30 zijn bemonsterd en gesommeerd gedurende de toets, zoals uiteengezet met betrekking tot de stappen 106^+, 1066, 1068 en 1070 van fig. 9Q. Op deze wijze worden de voortdurende veranderingen in zowel de druk als tempe-bij de fluidummeter en de calibreringsinrichting 10.fcc, a one-second clock signal, which samples the output of the temperature transducers U2, U8 and 57, as well as the pressure transducers h6 and 51 to provide samples of these variables throughout the meter volume key. As discussed above, the periodic samples of meter temperature TM3 and TMU and calibrator temperature TP1 and TP2 as obtained in step 98U of FIG. 9E are summed in steps 1050, 1052, 105 ^ and 1056 of FIG. 9M for obtaining a spatial average meter temperature and calibrator temperature averaged in time by being sampled and summed during the test, as explained with reference to steps 106 +, 1066, 1068 and 1070 of FIG. 9Q. In this way, the continuous changes in both pressure and temperature at the fluid meter and calibrator 10 are monitored.

Door het op deze wijze middelen in een ruimtelijke en tijdbetekenis, .'5.,; ! - 7*» -By averaging in this way in a spatial and temporal sense. "5.,; ! - 7 * »-

kunnen de veranderingen in temperatuur en druk, die anders een fout zouden veroorzaken, in de berekening van de volumeverandering, worden vermeden. Temperatuurveranderingen in het fluïdum, zoals in de metercali-breringsinrichting gezogen en veroorzaakt door adiabatische uitzetting 5 over een drukval van 373 Pa kunnen oplopen tot 0,3° C, en een fout veroorzaken in de berekening, die kan oplopen tot 0,1 %. Het is dus nodig de fluidumdruk en —temperatuur in het gehele stelsel nauwkeurig te bewaken, en noodzakelijke correcties toe te passen teneinde het "zuiveren" volume te verkrijgen, gezogen in de metercalibreringsinrichting 10. Voor 10 een nauwkeurigheid van 0,05# in het volume, moeten de parameters $ Tthe changes in temperature and pressure that would otherwise cause an error in the calculation of the volume change can be avoided. Temperature changes in the fluid, as drawn into the meter calibrator and caused by adiabatic expansion 5 over a pressure drop of 373 Pa, may rise to 0.3 ° C, and cause an error in the calculation, which may rise to 0.1%. Thus, it is necessary to closely monitor the fluid pressure and temperature throughout the system, and make necessary corrections to obtain the "purge" volume sucked into the meter calibrator 10. For an accuracy of 0.05 # in the volume , the parameters $ T

en 6 P tussen de kamer 28 en de meterinlaat worden bewaakt tot een nauwkeurigheid van beter dan respectievelijk + 0,06° C en + 1,25 Pa· De hiervoor met betrekking tot fig. 1 beschreven temperatuurtransductoren en. druktransductoren hebben een dergelijk vermogen voor het bereiken van 15 de gewenste nauwkeurigheid voor temperatuur- en drukmeting, en verschaffen de gewenste nauwkeurigheid in de meting van het volume.and 6 P between the chamber 28 and the meter inlet are monitored to an accuracy of better than + 0.06 ° C and + 1.25 Pa, respectively. The temperature transducers described above with respect to Fig. 1. pressure transducers have such power to achieve the desired accuracy for temperature and pressure measurement, and provide the desired accuracy in volume measurement.

De stap 1002, zoals weergegeven in fig. 9F voor het uitvoeren van de resultaten van de op de meter 38 uitgevoerde toetsen, naar de drukker met harde afdrukken, is vollediger weergegeven in fig. 9P· In de 20 eerste stap 1072 wordt de drukker nagelopen door de logische keten 190b voor het starten van zijn werking, waarna het foutpercentage, zoals vooraf berekend in de stap 1062, door de drukker wordt af gedrukt. Vervolgens wordt in de stap 107^ een lijntoevoeropdracht aangelegd voor de drukker voor het met êên lijn vooruit bewegen van zijn papier alvorens in de 25 stap 1076 de stromingssnelheid, waarop de toets werd uitgevoerd, wordt weergegeven in de stap 1076. In de stap 1078 worden tien lijntoevoeropdracht signalen gelegd aan de drukker voor het toen lijnen verdervoe-ren van het papier alvorens terug te keren naar de stap 322 in fig. 9F·The step 1002, as shown in Fig. 9F for outputting the results of the keys executed on the meter 38, to the printer with hard prints, is more fully shown in Fig. 9P. In the first step 1072, the printer is checked by the logic circuit 190b to start its operation, after which the error rate, as previously calculated in step 1062, is printed by the printer. Then, in step 107 ^, a line feed command is created for the printer to advance its paper by one line before the flow rate at which the key was performed is displayed in step 1076 in step 1076. In step 1078, ten line feed command signals applied to the printer to then advance the lines before returning to step 322 in FIG. 9F

Een belangrijk aspect van de uitvinding ligt in de werkwijze van 30 het nauwkeurig meten van het volume van de kamer 28 van de cilinder 12, en het gebruiken van die meting voor het nauwkeurig calibreren van de uitgang van het lineaire codeerorgaan 26 voor het verschaffen van een manifestatie van het volume per impulsuitgang van het lineaire codeerorgaan 26. Zoals aangeduid in fig. 2A, bevat het lineaire codeeror-39AD pHHalAèld.schaal 2h met een groot aantal nauwkeurig en dicht bij elkaar aangebrachte markeringen 102, waarbij het optische codeerorgaan 26 een ·. -—jroTcf.'hjs-Ft. overeenkomende met het langs het op— ,<ιΤτ ifi,· n hi'éé Vitn Τ"ΐ'··ιΜΓι4ΐννιΐ·^ι.ί _ - T5 - tische codeerorgaan bewegen van elk dezer markeringen.· Door het nauwkeurig correleren van het aantal dergelijke uitgangssignalen met het nauwkeurig bepaalde volume van de kamer 28, kan het lineaire codeerorgaan 26 worden gecodeerd met een overeenkomstig grote mate van nauwkeurigheid voor het zodoende verbeteren van de gecalibreerde aanduiding van de meterregistratie of fout van de meter 38, die wordt getoetst.An important aspect of the invention lies in the method of accurately measuring the volume of the chamber 28 of the cylinder 12, and using that measurement to accurately calibrate the output of the linear encoder 26 to provide a manifestation of the volume per pulse output of the linear encoder 26. As indicated in Fig. 2A, the linear encoder 39AD contains pHHalAèld scale 2h with a plurality of markings 102 accurately and closely spaced, the optical encoder 26 being a. -JroTcf.hjs-Ft. corresponding to the movement of each of these markers along the op, <ιΤτ ifi, n hi'éé Vitn Τ "ΐ '·· ιΜΓι4ΐννιΐ · ^ ι.ί _ - T5 - · by accurately correlating the number such outputs with the accurately determined volume of the chamber 28, the linear encoder 26 can be encoded with a correspondingly high degree of accuracy to thereby improve the calibrated indication of the meter record or error of the meter 38 being tested.

In een dergelijke calibreringsprocedure is het eerst nodig het volume van de kamer 28 met grote nauwkeurigheid te meten. Een werkwijze van volumemeting wordt toegepast, die het tot stand brengen bevat van 0 een hoogfrequent elektromagnetisch veld in de trilholte, van welke meet-verkwijze thans de beginselen worden uiteengezet. De binnenafmetingen van de regelmatig gevormde kamer 28, volledig omgeven door geleidende wanden, kunnen nauwkeurig worden bepaald door het meten van de frequenties, waarbij resonantietoestanden optreden voor het in de kamer 28 tot stand (5 gebrachte elektromagnetische veld. Voor een bepaalde geometrie, kunnen de elektromagnetische velden in de kamer 28 een verscheidenheid van ruimtelijke gedaanten aannemen. Bij afzonderlijke frequenties, wordt de in de kamer 28 vervatte elektromagnetische energie opgeslagen over tijdintervallen, die lang zijn in vergelijking met zijn golfperiode, waarbij ?C deze resonantie-oplossingen worden aangeduid als de gebruikelijke toestanden van de kamer 28. De verhouding van de opgeslagen energie tot de per cyclus van de resonantiefrequentie verloren energie wordt bepaald als de kwaliteitsfactor of Q van de resonantie. De kwaliteitsfactor Q is een maat van de verstrooiïngsverliezen als gevolg van de ohmse weer-25 standen van de wanden voor de elektrische stromen, geïnduceerd door de elektromagnetische velden. Voor een bepaalde gebruikelijke toestand, wordt ,de resonantiefrequentie op zichzelf bepaald door de afmetingen van de kamer 28 en de voortplantingssnelheid van licht in het medium, dat het volume vult. Door het gelijktijdig meten van de resonantiefre-30 quenties van een aantal gebruikelijke toestanden, gelijk aan de lineaire afmetingen, die het volume bepalen (êên voor een bol, twee voor een recht cirkelvormige cilinder, enz.), kan derhalve het volume van de kamer 28 worden bepaald met een nauwkeurigheid, die vergelijkbaar is met de nauwkeurigheid van de frequentiemetingen.In such a calibration procedure, it is first necessary to measure the volume of the chamber 28 with great accuracy. A method of volume measurement is employed which includes the creation of a high-frequency electromagnetic field in the cavity, the measurement method of which is now explained. The inner dimensions of the regularly formed chamber 28, completely surrounded by conductive walls, can be accurately determined by measuring the frequencies, with resonance states occurring for the electromagnetic field created in the chamber 28. For a given geometry, the electromagnetic fields in the chamber 28 take a variety of spatial forms At separate frequencies, the electromagnetic energy contained in the chamber 28 is stored over time intervals that are long compared to its wave period, where these resonance solutions are referred to as the Usual States of the Chamber 28. The ratio of the stored energy to the energy lost per cycle of the resonant frequency is determined as the quality factor or Q of the resonance The quality factor Q is a measure of the scattering losses due to the ohmic weather. positions of the walls for the electric straw one induced by the electromagnetic fields. For a particular conventional state, the resonant frequency per se is determined by the dimensions of the chamber 28 and the propagation speed of light in the medium filling the volume. Therefore, by simultaneously measuring the resonance frequencies of a number of common states, equal to the linear dimensions, that determine the volume (one for a sphere, two for a straight circular cylinder, etc.), the volume of the chamber can 28 are determined with an accuracy comparable to the accuracy of the frequency measurements.

35 BAD ORIGIty^^r een bepaalde kamergeometrie is er een oneindig stel gebruikelijke toestanden, waarvan de resonantiefrequenties een onderste --------i.«moriHp met een vrij e-ruimtegolflengte in - 76 - 1 , > * Μ * < · ·' de orde van de lineaire afmetingen van de kamer 28, maar geen bovenste grens. Een volumeverandering, veroorzaakt door een mechanische verplaatsing van een van zijn lineaire afmetingen, verandert op zijn beurt de resonantiëfrequentie van de lage-ordetoestanden met ongeveer dezelfde 5 fractie.35 BATH ORIGIty ^^ For a given chamber geometry there is an infinite set of common states, the resonant frequencies of which have a lower -------- i. The order of the linear dimensions of the chamber 28, but no upper limit. A volume change, caused by a mechanical displacement of one of its linear dimensions, in turn changes the resonance frequency of the low-order states by about the same fraction.

In het kort zijn, zoals veergegeven in fig. 10, middelen in de vorm van de antenne T0 aangebracht voor het tot stand brengen of opwekken van het elektromagnetische veld in de kamer 28, en voor het daaraan onttrekken van een betrekkelijk klein gedeelte van de opgeslagen elek-10 tromagnetisehe energie om te worden gemeten door de keten van fig. 10.Briefly, as shown in FIG. 10, means in the form of the antenna T0 are provided to create or generate the electromagnetic field in the chamber 28, and to extract a relatively small portion of the stored electric-10 tromagnetic energy to be measured by the circuit of Figure 10.

Zoals hierna gedetailleerd wordt besproken, worden metingen uitgevoerd om de frequenties f te bepalen, waarop resonantie plaats vindt in de kamer 28. De keuze van de gedaante van de kamer 28 is van belang, aangezien indien een willekeurig gevormde kamer wordt gebruikt, de mathema-15 tische betrekking tussen de resonantiefrequenties f en de afmetingen van een dergelijke kamer geen gesloten of analytische oplossing kunnen hebben. De kamer 28 wordt dus gekozen met een regelmatige geometrie om te verzekeren, dat de verstrooide verliezen en de gevolgen van het koppelen verwaarloosbaar zijn, en voor het verschaffen van bekende Mazwell-20 vergelijkingen, die de betrekking bepalen tussen de kamer afmetingen en de resonantiefrequenties afhankelijk van de grensvoorwaarden, dat het elektrische veld E radiaal is, en het magnetische veld H volgens een raaklijn aan de volledig cmsloten oppervlakken van de regelmatig gevormde kamer 28. Onder deze omstandigheden nemen de veldoplossingen voor de ka-25 mer 28 een betrekkelijk eenvoudige vorm aan en kunnen herkenbare verstoringen worden voorspeld.As discussed in detail below, measurements are made to determine the frequencies f at which resonance occurs in the chamber 28. The choice of the shape of the chamber 28 is important, since if an arbitrarily shaped chamber is used, the mathematics The relationship between the resonant frequencies f and the dimensions of such a chamber cannot have a closed or analytical solution. Thus, the chamber 28 is chosen with a regular geometry to ensure that the scattered losses and coupling effects are negligible, and to provide known Mazwell-20 equations that determine the relationship between the chamber dimensions and the resonant frequencies depending of the boundary conditions, that the electric field E is radial, and the magnetic field H is tangent to the fully enclosed surfaces of the regularly formed chamber 28. Under these conditions, the field solutions for the chamber 28 take a relatively simple form and recognizable disturbances can be predicted.

In een voorkeursuitvoeringsvorm wordt de kamer 28 dus gekozen als een recht cirkelvormige cilinder, gevormd door het binnenoppervlak van de cilinder 12, de kop 60 en het vrije oppervlak van de zuiger 14.Thus, in a preferred embodiment, the chamber 28 is selected as a straight circular cylinder formed by the inner surface of the cylinder 12, the head 60 and the free surface of the piston 14.

30 Onderkend wordt, dat een kamer 28 met een dergelijke gedaante het mogelijk maakt de zuiger daardoorheen te drijven voor het verplaatsen van een "bekend fluidumvolume, zoals hiervoor uiteengezet. De gebruikelijke toestanden van het elektromagnetische veld, tot'stand gebracht in de kamer 28, die is uitgevoerd als eén recht cirkelvormige cilinder, worden 3SADOftHHMflLin twee algemene klassen, te weten de dwars elektrische toestanden (TE), waarvoor het elektrische veld nul is volgens de cilin- t Tremor ?8. en de dwars magnetische toestanden */*** · ! - TT - (TM), waarvoor het magnetische veld nul is volgens zijn cilindrische hartlijn. Zij worden verder bepaald door drie gehele getallen 1, m en n, die voor de TE-toestanden met betrekking tot de cilindrische coördinaten r, Q en z worden bepaald door : 5 1 = aantal volle-periodeverandering van E^ met betrekking tot Θ; m = aantal halve-periodeverandering van E^ met betrekking tot r; n = aantal halve-periodeverandering van met betrekking tot z.It is recognized that a chamber 28 of such shape makes it possible to drive the piston therethrough to displace a known volume of fluid, as set forth above. The usual states of the electromagnetic field established in chamber 28, designed as a straight circular cylinder, 3SADOftHHMflLin become two general classes, namely the transverse electrical states (TE), for which the electric field is zero according to the cylinder Tremor? 8. and the transverse magnetic states * / *** ·! - TT - (TM), for which the magnetic field is zero according to its cylindrical centerline. They are further determined by three integers 1, m and n, which for the TE states refer to the cylindrical coordinates r, Q and z are determined by: 5 1 = number of full-period change of E ^ with respect to Θ; m = number of half-period change of E ^ with respect to r; n = number of half-period change with respect to Θ; z.

Een soortgelijk stel indices bestaat voor de TM toestanden, waarvoor de gehele getallen 1, m, n op overeenkomstige wijze worden bepaald voor 10 wat betreft de componenten van het magnetische veld, en H^.A similar set of indices exists for the TM states, for which the integers 1, m, n are determined correspondingly for 10 with respect to the components of the magnetic field, and H 1.

De oplossingen voor de resonantiefrequenties van de gebruikelijke toestanden worden uitgedrukt voor wat betreft de geometrische afmetingen en wortels van Bessel functies door de algemene uitdrukking : f-(c/D) [(ÏS_) 2 + (§) 2 (£)2] 1/2 (1) 15 waarin D de diameter is, L de lengte, c de lichtsnelheid in het medium, dat het holt ©volume vult en χ1τη respectievelijk worden gegeven door : x. = me wortel van J'.(x) = 0 voor de TE-toestanden.The solutions for the resonant frequencies of the usual states are expressed in terms of the geometric dimensions and roots of Bessel functions by the general expression: f- (c / D) [(ÏS_) 2 + (§) 2 (£) 2] 1 / 2 (1) 15 where D is the diameter, L is the length, c is the speed of light in the medium filling the cavity © volume and χ1τη are given by: x. = me square root of J '. (x) = 0 for the TE states.

lm 1 x, = m wortel van J_ (x) = 0 voor de TM-t o e standen, lm ilm 1 x, = m square root of J_ (x) = 0 for the TM-t o e positions, lm i

Numerieke waarden voor deze Bessel wortels, overeenkomende met 20 de verschillende lagere orde TE en TM toestanden worden genomen uit de volgende tabel : dwars-elektrische toestanden dwars-magnetische toestanden _(TE)_ _(TM)_ TE X.. TM x, _ lm _ lm 11 1,84118 01 2,40483 25 21 3,05424 11 3,83171 01 3,83171 21 5,13562 31 4,21009 02 5,52008 41 5,31755 31 6,38016 12 5,33144 12 7,01559 .2 2 30 Een uitzetting van de grootheid (fD) tegen (D/L) van de ver- KWh ) is een rechte lijn die (cx^/ ΤΓψ en de helling (cn/2)2 snijdt. Een dergelijke toestandsgrafiek is weergegeven in fig. 13 voor - ?8 - voor de lagere toestanden van de recht cilindrische kamer 28 voor vaarden van n tot 2. Fig. 13 toont grafisch de "betreffende resonantiefre-quentiewaarden als een functie van de geometrische parameter (D/L) en de verandering in resonantiefrequenties vanneer de lineaire afmeting 5 L wordt veranderd. Fig. 13 is ook bruikbaar voor het voorspellen van het aantal resonanties, dat mag vorden vervacht in een bepaald frequent iebereik voor een vaste D/L verhouding, alsmede de waarden van L waarop twee verschillende toestanden in frequentie gedegenereerd zijn en derhalve elkaar storen.Numerical values for these Bessel roots, corresponding to the different lower order TE and TM states are taken from the following table: cross-electric states cross-magnetic states _ (TE) _ _ (TM) _ TE X .. TM x, _ lm _ lm 11 1.84111 01 2.40483 25 21 3.05424 11 3.83171 01 3.83171 5.13562 31 4.21009 02 5.52008 41 5.31755 31 6.38016 12 5.33144 12 7.01559 .2 2 30 An expansion of the quantity (fD) against (D / L) of the output KWh) is a straight line intersecting (cx ^ / ΤΓψ and the slope (cn / 2) 2. state graph is shown in Fig. 13 for -? 8 - for the lower states of the straight cylindrical chamber 28 for values from n to 2. Fig. 13 graphically shows the "respective resonance frequency values as a function of the geometric parameter (D / L) and the change in resonant frequencies is changed from the linear dimension 5 L. Fig. 13 is also useful for predicting the number of resonances that may be expected in a given The frequency range for a fixed D / L ratio, as well as the values of L at which two different states have degenerated in frequency and therefore interfere with each other.

7.0 De toestandgrafiek van fig. 13 wordt gebruikt voor het bepalen van de toestanden van de elektromagnetische veldbekrachtiging, de verwachte resonantiefrequenties van de gekozen toestanden en de afmeting voor wat betreft de diameter D en de lengte L van de kamer 28. In een uitvoeringsvoorbeeld van de kamer, zoals weergegeven in fig. 10, is de 15 diameter D ingesteld op 30 cm, en de verandering in de lengte L van 2 25 - 75 cm. Dientengevolge hebben de overeenkomstige waarden van (D/L) het vaardenbereik van 1 ,UU tot 0,16. Indien het frequentievaarnemingsbe- 2 reik tussen 500 MHz en 1000 MHz ligt, is (fD) veranderlijk tussen 2,32 20 20 · 2 2 x 10 en 9,29 x 10 (cycli/s) cm' . Het aantal te verwachten resonan-20 tietoestanden over de verandering in lengte L voor deze gedaante tussen het bereik van 500 en 1000 MHz, wordt dan precies gegeven door het aantal lijnen, vervat in de rechthoek, weergegeven in de toestandgrafiek van fig. 13. Zoals is te zien zijn er bij L = 25 cm, slechts drie toestanden, die optreden tussen 500 en 1000 MHz. Dit zijn n.1. de TM^^ 25 toestand, optredende bij ongeveer 755 MHz, de TE.^ toestand, optredende bij 830 MHz en de TM-,, toestand, optredende bij 960 MHz. Voor L -75 cm daarentegen, zijn er acht toestanden, te weten TE^^, TE^g, TMq1Q, TMq^ , TM^g, TEg^, T®212 eEL ^113’ jfc*ie^slialve niet zijn weergegeven in fig. 13. Bij een tussenliggende plaats, kunnen het aantal 30 toestanden en hun resonantiefrequenties f worden verkregen van het snij-punt van de vertikale lijn, overeenkomende met de gewenste (D/L) waarde met de lijnen, die de verschillende toestanden aanduiden. Omdat de metingen van de resonantiefrequentie van twee verschillende toestanden, op zichzelf zowel D als L bepalen, kunnen de andere toestanden worden &AD ©fftGWWL als een redundantiecontrole op de metingen of als een middel voor het verifiëren van de gevolgen van verstoring, veroorzaakt door af-7.0 The state graph of Fig. 13 is used to determine the electromagnetic field excitation states, the expected resonant frequencies of the selected states and the size in terms of the diameter D and the length L of the chamber 28. In an exemplary embodiment of the chamber, as shown in Fig. 10, the diameter D is set at 30 cm, and the change in length L from 25 - 75 cm. As a result, the corresponding values of (D / L) have the range of values from 1.UU to 0.16. If the frequency sensing range is between 500 MHz and 1000 MHz, (fD) is variable between 2.32 20 2 · 2 x 10 and 9.29 x 10 (cycles / s) cm -1. The number of expected resonance states over the change in length L for this shape between the range of 500 and 1000 MHz is then exactly given by the number of lines contained in the rectangle shown in the state graph of Figure 13. As it can be seen that at L = 25 cm, there are only three states, which occur between 500 and 1000 MHz. These are n.1. the TM state, occurring at about 755 MHz, the TE state, occurring at 830 MHz, and the TM state, occurring at 960 MHz. For L -75 cm, on the other hand, there are eight states, namely TE ^^, TE ^ g, TMq1Q, TMq ^, TM ^ g, TEg ^, T®212 eEL ^ 113 'jfc * ie ^ slialve are not shown in Fig. 13. At an intermediate location, the number of states and their resonant frequencies f can be obtained from the intersection of the vertical line corresponding to the desired (D / L) value with the lines indicating the different states. Because the measurements of the resonant frequency of two different states, by themselves, determine both D and L, the other states may be & AD © fftGWWL as a redundancy check on the measurements or as a means of verifying the effects of disturbance caused by distortion.

• ^ Aa a «er oöTii nol t ίΤΟΤΤβ 1 Q1 STTI P• ^ Aa a «er oöTii nol t ίΤΟΤΤβ 1 Q1 STTI P

· · ‘ 7" V. . J· · "7" V.. J

-79- ordecorrectietermen, die aanwezig kunnen zijn.-79- order correction terms, which may be present.

In een kwalitatieve betekenis is bet duidelijk, dat de elektrische en magnetische veldcomponenten van het elektromagnetische veld loodrecht op elkaar staan en een bepaalde verhouding hebben bij een re-5 sonantiefrequentie tot de afmetingen D en L van de kamer 28 met een regelmatige geometrie, en in het bijzonder de diameter en lengte van de kamer 28', zoals weergegeven in fig. 10. Zoals wordt, uiteengezet, kan de betrekking tussen de resonantiefrequentie en de afmetingen D en L voor een bepaalde toestand, worden gegeven door een mathematische uitdrukking.In a qualitative sense, it is clear that the electric and magnetic field components of the electromagnetic field are perpendicular to each other and have a certain ratio at a resonant frequency to the dimensions D and L of the chamber 28 of regular geometry, and in especially the diameter and length of the chamber 28 ', as shown in Fig. 10. As explained, the relationship between the resonant frequency and the dimensions D and L for a given state can be given by a mathematical expression.

10 De kamer 28 met een recht cirkelvormig cilindrische gedaante heeft twee onbekende afmetingen, die zijn volume bepalen, d.w.z. zijn diameter D en zijn lengte L. Het is dus nodig twee mathematische uitdrukkingen te verschaffen, die gelijktijdig kunnen worden opgelost voor de onbekende waarden D en L, zodat het dus nodig is, zoals hiervoor aangeduid, elektro-15 magnetische velden tot stand te brengen in de kamer 28 met twee verschillende toestanden, en de resonantiefrequenties te verkrijgen van deze twee toestanden, waarbij de waarden van D en L en dus het volume van de kamer 28, kunnen worden berekend. Zoals wordt besproken, worden de bekrachtigingstoestanden gekozen voor het bepalen van resonantie-20 frequenties met bijbehorende hoge kwaliteitsf act oren, waarbij de gevolgen van verstoringen voor het in de meting van D en L voeren van fouten, tot een minimum kunnen worden beperkt.The chamber 28 with a straight circular cylindrical shape has two unknown dimensions, which determine its volume, ie its diameter D and its length L. It is therefore necessary to provide two mathematical expressions, which can be solved simultaneously for the unknown values D and L, so that it is necessary, as indicated above, to create electromagnetic fields in the chamber 28 with two different states, and to obtain the resonant frequencies of these two states, the values of D and L and thus the volume of the chamber 28 can be calculated. As discussed, the excitation states are chosen to determine resonance frequencies with associated high quality factors, whereby the effects of perturbations on errors in the measurement of D and L can be minimized.

De 7MQ10 toestandslijn heeft een helling van nul, zoals weergegeven in fig. 13, en is derhalve onafhankelijk van de afmeting L van 25 de kamer, en alleen een functie van de diameter. Deze bijzondere eigenschap kan derhalve worden gebruikt voor het identificeren van deze toestand in experimentele metingen. De TM^q toestand van bekrachtiging kan worden gebruikt voor het verkrijgen van een onafhankelijke meting van de afmeting D. Verder is te zien, dat de veranderingssnelheid van de re-30 sonantiefrequentie voor êén bepaalde toestand, als een functie van de afmeting L uitsluitend wordt bepaald door de laatste index n. Dientengevolge verschuiven de frequenties van de toestanden, zoals TE^, en in dezelfde mate wanneer L wordt veranderd, waarbij de TE^g, TMq^ en TE^g toestanden samen met tweemaal de snelheid verschuiven.The 7MQ10 state line has a slope of zero, as shown in Fig. 13, and is therefore independent of the size L of the chamber, and only a function of the diameter. This particular property can therefore be used to identify this condition in experimental measurements. The TM ^ q state of excitation can be used to obtain an independent measurement of the dimension D. Furthermore, it can be seen that the rate of change of the resonant frequency for one particular state, as a function of the dimension L, becomes determined by the last index n. As a result, the frequencies of the states, such as TE ^, shift to the same degree as L is changed, with the TE ^ g, TMq ^ and TE ^ g states shifting together at twice the rate.

35 BAlDi-ORieilfcArblge kunnen de af stemeigenschappen van deze toestanden worden gebruikt voor het met een zeer grote nauwkeurigheid bepalen van de be- ----j-— torvrf-o T. wmneer de absolute diameter van de -80-.BAlDi-ORieilfcArblge, the tuning properties of these states can be used to determine with a very high degree of accuracy the value of the absolute diameter of the -80-.

--. ..,- . I-. .., -. I

' ·« . . ; holte is bepaald."·«. . ; cavity is determined.

De kwaliteitsfactor of Q van de kamer 28 hij resonantie, zoals bekrachtigd in een bepaalde gebruikelijke toestand, is in twee opzichten van belang. Ten eerste bepaalt hij de scherpte van de resonantie-5 frequentie-aanspreking en beperkt hij derhalve de uiteindelijke nauwkeurigheid, waarmede de resonantiefrequentie proefondervindelijk kan worden gemeten. Belangrijker is, dat de kwaliteitsfactor Q een maat is voor de orde van grootte van de verwachte afwijking van de resonantiefrequentie van de geïdealiseerde resultaten, zoals gegeven door de verge-10 lijking (1). In het algemeen zijn de theoretische uitdrukkingen nauwkeuriger voor wat betreft het bepalen van de geometrische afmetingen van de holte naarmate de Q voor een bepaalde toestand hoger is. De toestanden voor bekrachtiging van de kamer 28 worden dus gekozen voor het verschaffen van de hoogste kwaliteit sf act oren Q, en verschaffen dus de 15 nauwkeuriger bepaling van de afmeting en dus het volume van de kamer 28.The quality factor or Q of the chamber 28 resonance, as energized in a particular conventional state, is important in two respects. First, it determines the sharpness of the resonance frequency response and therefore limits the ultimate accuracy with which the resonance frequency can be measured experimentally. More importantly, the quality factor Q is a measure of the order of magnitude of the expected deviation from the resonant frequency of the idealized results, as given by the equation (1). In general, the theoretical expressions are more accurate in determining the geometrical dimensions of the cavity the higher the Q for a given state. Thus, the energization states of the chamber 28 are chosen to provide the highest quality effect ears Q, thus providing the more accurate determination of the size and thus the volume of the chamber 28.

Voor een volume, bestaande uit volkomen geleidende wanden, is de onbelaste of intrinsieke Qq van de kamer oneindig, en zijn de frequen-tie-oplos singen voöF de gebruikelijke re sonant iet oe standen, exact.For a volume consisting of perfectly conductive walls, the unloaded or intrinsic Qq of the chamber is infinite, and the frequency solutions for the usual resonant positions are exact.

Voor wanden met een eindige weerstand, dringen de elektrische en magne-20 tische velden in de kamer 28 door in de wanden over een afstand, bepaald als de huiddiepte 6 » die wordt gegeven door de uitdrukking : £= [λρ/120 ] 1/2 cm (2) waarin ju de permeabiliteit is van het vandmateriaal, Λ de vrije ruirnte- golflengte is in ccrn en f* de weerstand (gelijkstroom) van de wanden in 25 ohm-cm. Omdat een eindige huiddiepte de schijnbare afmetingen van de kamer, zoals gezien door de elektromagnetische velden, iets groter maakt dan de feitelijke geometrische afmetingen, verstoort de ver lieswerking, veroorzaakt door de ohmse verliezen op de wanden, de resonantiefrequentie van de gebruikelijke toestanden en verschuift deze naar een lagere 30 waarde. De meting van deze verstoring is de waarde van de verhouding van de huiddiepte tot de vrije ruimtegolflengte of ( 6 /Λ ), die via de vergelijking (2) kan worden berekend door het toepassen van bekende waarden van de gelijkstrocmweerstand en de permeabiliteit van het wand— materiaal. Voor een trilholte, gemaakt van koper (M 88 1, P - 1,72 x 9§^*o^ib-cm), is de huiddiepte gelijk aan 3,8 x 10“^ λ 1/2 cm. Bij 1000 MHz ( A * 30 cm), is de verhouding ( <8 / λ ) ongeveer gelijk aan • > 1 * * * · __ * % * - 81 - 7 x 10"6. Deze correctie op de resonantiefrequentie, veroorzaakt door de eindige geleidbaarheid, is duidelijk verwaarloosbaar voor de onderhavige toepassing. Voor roestvrij staal, serie 300, (^u = 1, p = 72 x 10“^ ohm-cm), is de verhouding van ( ^ / Λ ) bij 1000 MHz gelijk aan t,5 x 10“^, 5 hetgeen niet verwaarloosbaar wordt in vergelijking met de gewenste, totale nauwkeurigheid van 0,01% in absolute volumenauwkeurigheid. In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de wanden van de kamer 28 bekleed met —6 chroom ( = 1, ƒ* = 13 x 10~ ohm-cm), en is de bijbehorende waarde van (b / X ) gelijk aan 2 x 10”^ bij 1000 MHz. Dientengevolge moet op grond 10 van theoretische berekeningen, de correctie op de resonantiefrequentie van de gebruikelijke toestanden in de kamer 28 met een recht cirkelvormig cilindrische gedaante, verwaarloosbaar zijn, moet de door de vergelijking (1) gegeven uitdrukking voldoende zijn voor het geven van een totale volumebepaling tot een nauwkeurigheid van beter dan 0,01%.For walls of finite resistance, the electric and magnetic fields in the chamber 28 penetrate the walls over a distance, determined as the skin depth 6 given by the expression: £ = [λρ / 120] 1 / 2 cm (2) in which ju is the permeability of the vandal material, Λ is the free space wavelength in cm and f * is the resistance (direct current) of the walls in 25 ohm-cm. Since finite skin depth makes the apparent dimensions of the room, as seen by the electromagnetic fields, slightly larger than the actual geometric dimensions, the loss effect caused by the ohmic losses on the walls disturbs and shifts the resonant frequency of the usual states to a lower 30 value. The measurement of this perturbation is the value of the ratio of the skin depth to the free space wavelength or (6 / Λ), which can be calculated through the equation (2) by applying known values of the DC resistance and the permeability of the wall - material. For a cavity made of copper (M 88 1, P - 1.72 x 9§ ^ * o ^ ib-cm), the skin depth is 3.8 x 10 “^ λ 1/2 cm. At 1000 MHz (A * 30 cm), the ratio (<8 / λ) is approximately equal to •> 1 * * * · __ *% * - 81 - 7 x 10 "6. This correction to the resonant frequency caused by finite conductivity, is clearly negligible for the present application For stainless steel series 300, (^ u = 1, p = 72 x 10 “^ ohm-cm), the ratio of (^ / Λ) at 1000 MHz is the same to t, 5 x 10 ^, 5, which does not become negligible compared to the desired, overall accuracy of 0.01% in absolute volume accuracy. In a preferred embodiment, the walls of chamber 28 are coated with -6 chromium (= 1, ƒ * = 13 x 10 ~ ohm-cm), and the corresponding value of (b / X) is equal to 2 x 10 ”^ at 1000 MHz. Consequently, based on theoretical calculations 10, the correction to the resonant frequency of the Usual conditions in chamber 28 of straight circular cylindrical shape are negligible, the expression given by equation (1) must be full are capable of giving a total volume determination to an accuracy of better than 0.01%.

15 In de praktijk echter wordt de theoretische huiddieptewaarde voor een bepaald materiaal nimmer bereikt als gevolg van een verscheidenheid aan redenen, zoals wandonvolkomenheden, materiaalverontreini-gingen en oppervlakterestverontreinigingen. Dientengevolge is het nodig proefondervindelijk de werkzame huiddiepte te bepalen door het meten 20 van de Q van de kamer 28 op gekozen voorkeursbekrachtigingstoestanden, . en indien nodig passende correctie toe te passen op de volumebepaling, die het gevolg is van dit effect.In practice, however, the theoretical skin depth value for a particular material is never achieved due to a variety of reasons, such as wall imperfections, material contamination, and surface residual contamination. As a result, it is necessary to experimentally determine the effective skin depth by measuring the Q of the chamber 28 for selected preferred excitation states. and, if necessary, to make appropriate adjustments to the volume determination resulting from this effect.

De uitdrukking Q,q van de kamer 28 wordt verkregen door het verifiëren van de verhouding van de opgeslagen energie tot de verstrooi-25 ïngsverliezen, optredende op de wanden per cyclus van de elektromagnetische trilling, hetgeen kan worden geschreven als : 2 ƒ H2dv Q = —-—2- (3) S{ /as waarin H de magnetische veldvector van de gebruikelijke toestand is en b de huiddiepte. De Q-factoren voor wat betreft de gebruikelijke toe-30 standen en geometrische gedaante voor de kamer 28 met een recht cilindrische trilholte, worden gegeven door de volgende uitdrukkingen : 2 2 2 2t 3/2 BAD ORIGINAL [ Wil/xJ J [ xlm + p R J # ^ 2 ÏÏ fx2 + P2!*3 + (1-R)(£^) 2] l lm X.The expression Q, q of the chamber 28 is obtained by verifying the ratio of the stored energy to the scattering losses occurring on the walls per cycle of the electromagnetic vibration, which can be written as: 2 ƒ H2dv Q = - 2- (3) S {/ axis where H is the magnetic field vector of the usual state and b is the skin depth. The Q factors in terms of the usual conditions and geometric shape for the chamber 28 with a straight cylindrical cavity are given by the following expressions: 2 2 2 2t 3/2 BAD ORIGINAL [Wil / xJ J [xlm + p RJ # ^ 2 ÏÏx2 + P2! * 3 + (1-R) (£ ^) 2] l lm X.

im - 82 - !im - 82 -!

Voor TM toestanden : s t*L*&?] 1/2 % ' Q, - = -—- voor n > 0 (5) 0 2 // (1+R) x.For TM states: s t * L * &?] 1/2% 'Q, - = -—- for n> 0 (5) 0 2 // (1 + R) x.

= - voor n = 0 TT(2 + R) waarin R '* (D/L), P = n ff 12. en alle andere symbolen zijn, zoals hier-5 voor bepaald.= - for n = 0 TT (2 + R) where R '* (D / L), P = n ff 12. and all other symbols, as defined above.

Door het verifiëren van de rechterzijden van de voorgaande uitdrukkingen voor een bepaalde toestand en trilholtegeometrie, en het delen daarvan door de experimenteel bepaalde Q, kan een werkzame S / λ worden verkregen. Een direkte vergelijking van het resultaat, verkregen met de 10 berekende via de vergelijking (2) geeft dan een kwantitatieve verificatie van de grootte van de verstoring, verwacht in de volumebepaling van de kamer 28.By verifying the right sides of the previous expressions for a given state and cavity geometry, and dividing them by the experimentally determined Q, an effective S / λ can be obtained. A direct comparison of the result obtained with the 10 calculated through equation (2) then provides a quantitative verification of the magnitude of the disturbance expected in the volume determination of the chamber 28.

De kamer 28 is gekoppeld aan een uitwendige meetketen, zoals weergegeven in fig. 10, waarbij microgolf energie in de kamer 28 wordt 15 gevoerd voor het tot stand brengen daarin van een elektromagnetisch veld, en het daaruit onttrekken van teruggekaatste energie. De kamer 28 is een terugkaatstrilholte, die slechts een koppelingsorgaan vereist in de vorm van de antenne TO. Zoals hierna gedetailleerd wordt besproken, wordt de resonantie-eigenschap en in het bijzonder de resonantiefrequentie van 20 een bepaalde gebruikelijke toestand, bepaald door het meten van de energie, teruggekaatst van de antenne 70 als een functie van de invallende microgolffrequentie. Het gebruik van een terugkaatskamer 28 maakt een minimale verstoring mogelijk van een geïdealiseerde holte-aanspreking, en een uitvoering door het gebruik van een gericht koppelingsorgaan 110β, 25 dat het bemonsteren toelaat van de teruggekaatste energie zonder belemmering door de invallende energie. Zoals weergegeven in fig. 10, wordt de energie-uitgang van een tijdbasisgenerator 1100 aangelegd voor het bekrachtigen van de antenne 70, waarbij de teruggekaatste energie door het koppelingsorgaan 1106 kan worden overgebracht naar een kristalde-30 tector 1110.The chamber 28 is coupled to an external measuring circuit, as shown in Fig. 10, where microwave energy is fed into the chamber 28 to create an electromagnetic field therein, and extract reflected energy therefrom. The chamber 28 is a reflecting cavity, which requires only a coupling member in the form of the antenna TO. As discussed in detail below, the resonance property, and in particular the resonant frequency, of a particular conventional state, determined by measuring the energy, is reflected from the antenna 70 as a function of the incident microwave frequency. The use of a reflecting chamber 28 allows for minimal disturbance of an idealized cavity response, and an embodiment using a directional coupling member 110β, 25 that allows sampling of the reflected energy without interference from the incident energy. As shown in Fig. 10, the energy output of a time base generator 1100 is applied to energize the antenna 70, the reflected energy of which can be transferred by the coupling member 1106 to a crystal detector 1110.

„ _____ De aanwezigheid van het koppelingsorgaan in de vorm van de an- tenne 70 voert een aanvullend verlies in voor wat betreft, de verstrooiing van de elektromagnetische resonantie-energie, opgeslagen in de kamer • -.1-1— >,a+, meten. Dit wordt"_____ The presence of the coupling member in the form of the antenna 70 introduces an additional loss in terms of the scattering of the electromagnetic resonance energy stored in the chamber • -.1-1—>, a +, measure . This is

Tiihr-'MTa ^'-"--r-hirrnrBlniTi-Mnrii·'·' ' y-^-ί' > - - ' , -. . · .. .Tiihr-'MTa ^ '- "- r-hirrnrBlniTi-Mnrii ·' · '' y - ^ - ί '> - -', -... .. ...

·-*" * ‘ I· - * "*" I

- 83 - gewoonlijk bepaald als een equivalente koppeling Q of Qc ter onderscheiding van de "niet belaste" Q van de trilholte of Qq. Bovendien moet rekening worden gehouden met de onderlinge inwerking van de trilholte en -ie rest van de ketens van fig. 10 via de antenne T0 teneinde een nauwkeurige beschrijving af te leiden van het "trilholte-koppelings-stelsel” voor het verifiëren van de passende uitdrukkingen in de aanvrage.Usually determined as an equivalent coupling Q or Qc to distinguish the "unloaded" Q of the cavity or Qq. In addition, the interaction of the cavity and the rest of the circuits of FIG. 10 through the antenna T0 must be taken into account in order to derive an accurate description of the "cavity coupling system" for verifying the appropriate expressions in the application.

Aangetoond kan worden, dat voor een terugkaatskamer 28, d.w.z. een kamer waarvoor energie wordt ingevoerd en onttrokken door een enkele antenne T0, de verhouding van de teruggekaatste energie tot de invallende energie nabij een resonantie wordt gegeven door de uitdrukking : ·,/*$ ' (P./PJ =-Γ—Γ1-5-5“ (6) lA(i * V + ( »>0 -y >o waarin V de frequentie is, i/ de resonantiefrequentie, Qö de niet- belaste Q is van de trilholteresonantie en Q de koppelings Q is, die 0 evenredig is aan het energieverlies door het koppelingsorgaan.It can be shown that for a reflecting chamber 28, ie a chamber for which energy is input and extracted by a single antenna T0, the ratio of the reflected energy to the incident energy is given near a resonance by the expression: ·, / * $ ' (P./PJ = -Γ — Γ1-5-5 “(6) 1A (i * V + (»> 0 -y> o where V is the frequency, i / the resonant frequency, Qö is the unloaded Q of the cavity resonance and Q is the coupling Q, which is 0 proportional to the energy loss by the coupling member.

5 Bij de resonantiefrequentie V , wordt de verhouding van de te ruggekaatste energie tot de invallende energie bepaald als de terugkaats- · coëfficiënt voor de bepaalde gebruikelijke toestand, d.w.z. : ‘Vó’' y o ~Pm K - V2/(V %>2 t7)5 At the resonant frequency V, the ratio of the reflected energy to the incident energy is determined as the reflection coefficient for the determined usual state, ie: 'Vó' 'yo ~ Pm K - V2 / (V%> 2 t7 )

Voor β = φ, wordt de holte 100# gekoppeld beschouwd en Qq = Qc· Deze 20 toestand komt overeen met het laagfrequente equivalente ketengeval, waarbij de belastingimpedantie in overeenstemming is gebracht met de generatorimpedantie.For β = φ, the cavity 100 # is considered coupled and Qq = Qc · This state corresponds to the low frequency equivalent chain case, where the load impedance is matched with the generator impedance.

De vergelijkingen (6) en (j) combinerende en Q eliminerende,Combining equations (6) and (j) and eliminating Q,

VV

wordt de niet-belaste van de gebruikelijke toestand voor wat betreft 25 de meetbare parameters gegeven door : <l = v r (pji) -&h . (p/p)] 1/2/( y - y )d + β 1/2> <β) o o L r o r r o o ·the unloaded from the usual state with regard to the measurable parameters is given by: <l = v r (pji) - & h. (p / p)] 1/2 / (y - y) d + β 1/2> <β) o o L r o r r o o

Door het meten van β en de frequentiebreedte op een willekeurig energie-niveau (P /P ) op de holteresonantie-aanspreekkromme, kan derhalve de grootheid Q worden bepaald. Indien een "halve-energie" punt zodanig 30 dat : P1/2 * 0 + f )/2 » (9) * -----1,,-t overeenkomende met de twee halve energiepunten, - 8k -Therefore, by measuring β and the frequency width at any energy level (P / P) on the cavity resonance response curve, the quantity Q can be determined. If a "half energy" point 30 such that: P1 / 2 * 0 + f) / 2 »(9) * ----- 1 ,, - t corresponding to the two half energy points, - 8k -

. .-F..../ I. .-F .... / I

bekend als de "halve breedte" van de resonantie-aanspreking, die wordt gegeven door : waarin ν' de frequentie is, overeenkomende met de halve energie-5 punten. Voor dit geval, kan de vergelijking (8) verder worden gereduceerd tot : <a = (2 ** J Δ * )/<1 + P 1/2) * (10) o o 1known as the "half width" of the resonance response, which is given by: where ν 'is the frequency corresponding to the half energy-5 points. For this case, the equation (8) can be further reduced to: <a = (2 ** J Δ *) / <1 + P 1/2) * (10) o o 1

De waarde van Qq is derhalve veranderlijk tussen ( ν' / Δ V ) en (2 1/ / 4 ν' ), in afhankelijkheid van de mate van koppeling.The value of Qq is therefore variable between (ν '/ Δ V) and (2 1 / / 4 ν') depending on the degree of coupling.

'10 Een grafische weergeving van de kameraanspreekkromme, samen met de bepaalde parameters is weergegeven in fig. 1U. De middenfrequentie van de aanspreking, V , overeenkomende met een minimum aan teruggekaatste energie, is de resonantiefrequentie van de gebruikelijke toestand.'10 A graphical representation of the room response curve, along with the determined parameters, is shown in Fig. 1U. The center frequency of the response, V, corresponding to a minimum of reflected energy, is the resonant frequency of the usual state.

15' Het is duidelijk, dat de frequentiemeetketen, zoals weergegeven in fig. 10, een verandering teweeg brengt van de resonantiefrequentie, d.w.z. het meetrekken van de frequentie, veroorzaakt door de onderlinge inwerking tussen de kamer 28 en de elementen van de keten van fig. 10.It is clear that the frequency measuring circuit, as shown in Fig. 10, causes a change in the resonant frequency, ie the pulling of the frequency caused by the interaction between the chamber 28 and the elements of the circuit of Fig. 10.

In de keten, zoals weergegeven in fig. 10, waarin de frequentie van de 20 tijdbasisgenerator 1100 wordt veranderd door een factor van ongeveer 2, ontvangt het gerichte koppelingsorgaan 1106 de uitgangsenergie van de tijdbasisgenerator 1100 en legt een betrekkelijk klein gedeelte daarvan aan de antenne 70. In het bijzonder is de energie, gelegd aan de hulpof uitgangspoort van het gerichte koppelingsorgaan 1106, ongeveer Q0% van i-:-25 de uitgang van de tijdbasisgenerator 1100. De kamer 28 is verbonden met de hoofdingangspoort, en de kristaldetector 1110 is verbonden met de derde poort van het gerichte koppelingsorgaan 1106 voor het meten van de microgolf energie, teruggekaatst van de kamer 28. Het gebruik van het gerichte koppelingsorgaan 1106 resulteert in een factor van 100 demping 30 of "opvulling" tussen de tijdbasisgenerator 1100 en de belasting, zoals opgelegd door de antenne 70. Als gevolg hiervan wordt de tijdbasisgenerator 1100, respectievelijk gescheiden van de antenne 70, d.w.z. het kop-pelingsstelsel, om te verzekeren, dat geen onderlinge inwerking plaats het verstoren van de kamer aanspreking. Als gevolg van de 35 afscheiding, opgelegd door het koppelingsorgaan 106 tussen de antenne ..«o mate van frequentiemeetrèkken' bepaald 1 . * ~ ’ - 85 -In the circuit, as shown in Fig. 10, in which the frequency of the time base generator 1100 is changed by a factor of about 2, the directional coupler 1106 receives the output energy from the time base generator 1100 and applies a relatively small portion thereof to the antenna 70 Specifically, the energy applied to the auxiliary or output gate of the directional coupler 1106 is approximately Q0% of the output of the time base generator 1100. The chamber 28 is connected to the main input gate, and the crystal detector 1110 is connected. with the third gate of the directional coupler 1106 for measuring the microwave energy reflected from the chamber 28. The use of the directional coupler 1106 results in a factor of 100 attenuation or "padding" between the time base generator 1100 and the load, as imposed by the antenna 70. As a result, the time base generator 1100, respectively, is separated from the antenna 70, dw .z. the coupling system, to ensure that no mutual action takes place disturbing the room response. As a result of the separation imposed by the coupling member 106 between the antenna, "degree of frequency measurement" determined 1. * ~ '- 85 -

'v · · II

door de kwaliteitsfactor Q van de kamer 28, de koppelingscoëfficient y3 en de VSW. tussen de kristaldetector 1110 en het trilholtekoppelings-stelse. Aannemende, dat de tijdbasisgenerator 1100 volledig is losgekop-, peld van de trilholte 28, verschaft een trilholte 28 met een kwaliteits-· factor Q van 5000, een koppelingscoëfficient β van 0,5 en een rest- ' — 5 VSWR van 2, een frequentiemeetrekken in de orde van 1,3 x 10 of 0,0013$. Deze afwijking is len orde van grootte heter dan vereist voor het bereiken van een gewenste algemene meting van het kamervolume tot een nauwkeurigheid van beter dan 0,01$.by the quality factor Q of the chamber 28, the coupling coefficient y3 and the VSW. between the crystal detector 1110 and the cavity coupling set. Assuming that the time base generator 1100 is completely disconnected from the cavity 28, it provides a cavity 28 with a quality factor Q of 5000, a coupling coefficient β of 0.5 and a residual VSWR of 2, a frequency measurements on the order of 1.3 x 10 or 0.0013 $. This deviation is of an order of magnitude hotter than required to achieve a desired overall chamber volume measurement to an accuracy of better than 0.01 $.

Verder hebben een analyse van de trilholte 28 en van zijn bijbehorend trillingsfrequentiemeetstelsel, zoals weergegeven in fig. 10, aangetoond, dat verstoringen, als gevolg van vervormingen in de geometrie van de kamer 28, ongeacht of deze het gevolg zijn van het niet rond zijn van de cilindrische gedaante van de trilholte 28 of kleine plaatselijke j oppervlakte-onregelmatigheden en -vervormingen, aanduiden, dat deze verstoringen kunnen worden vereffend door het nemen van de volgende voorzorgsmaatregelen. Indien de machinetolerantie van de kamer 28 zodanig is, dat de diameter D van zijn cilindrische gedaante binnen de grenzen wordt gehouden van 0,305 millimeter onrond zijn, kan de diameter D en dus het 20 volume van de kamer 28 worden bepaald met een nauwkeurigheid in de orde van 1<T5 of minder, en kan een dergelijke vervorming dus voor de onderhavige werkwijze van het meten van volume, worden verwaarloosd. Op soortgelijke wijze wordt de verschuiving in. de kamerresonantiefrequenties voor een gebruikelijke toestand, veroorzaakt door een kleine binnenwaart-25 se of buitenwaartse deuk in de inwendige wand van de kamer 28, verwaarloosbaar geacht, indien de gatafmeting duidelijk beneden de afsnijgolf-lengte ligt van het elektromagnetische veld, tot stand gebracht in de kamer 28, en het gat een elektromagnetisch veld niet koppelt aan een andere structuur, onder welke omstandigheden het frequentiemeetrekken 30 ongeveer evenredig is aan de verhouding van de derde macht van de gat— diameter tot het volume van de kamer 28. Voor de praktijk is dus het frequentiemeetrekken voor binnenwaartse of buitenwaartse deuken in de wanden van de kamer 28 verwaarloosbaar, waarbij bijvoorbeeld een gat met diameter van 2,5^ cm, zoals· geplaatst in de kamer 28, met een dia-35 meter van ongeveer 30 cm en een lengte van 50 cm, een verandering van de resonantiefrequentie verschaft van slechts zeven delen in 10^.Furthermore, an analysis of the cavity 28 and its associated vibration frequency measurement system, as shown in Fig. 10, have shown that perturbations due to deformations in the geometry of the chamber 28, regardless of whether they are due to the non-roundness of the cylindrical shape of the cavity 28 or minor local surface irregularities and deformations indicate that these disturbances can be compensated for by taking the following precautions. If the machine tolerance of the chamber 28 is such that the diameter D of its cylindrical shape is kept within the limits of 0.305 millimeters unround, the diameter D and thus the volume of the chamber 28 can be determined with an accuracy of the order of 1 <T5 or less, and thus such distortion can be neglected for the present method of measuring volume. Similarly, the shift in. the chamber resonance frequencies for a conventional condition, caused by a minor inward or outward dent in the interior wall of the chamber 28, are considered negligible if the hole size is well below the cutoff wavelength of the electromagnetic field established in the chamber 28, and the hole does not couple an electromagnetic field to another structure, under which conditions the frequency counting 30 is approximately proportional to the ratio of the third power of the hole diameter to the volume of the chamber 28. Thus, in practice the frequency measurement for inward or outward dents in the walls of the chamber 28 is negligible, for example a hole with a diameter of 2.5 cm, such as placed in the chamber 28, with a diameter of about 30 cm and a length of 50 cm, providing a change in the resonant frequency from just seven parts in 10 µ.

* wan de inlaat 62, alsmede de - 86 - opeüingen voor het opnemen van de transductoren 51 en 57 ia de zuiger 1U, welke openingen of gaten gevuld kannen zijn met metalen stoppen, gedurende de volumemeting en de calibrering voor het vrijwel opheffen van het door deze foutenbronnen beïnvloeden van de bepaling van de resonant iefrequent ie.* if the inlet 62, as well as the - 86 - receptacles for receiving the transducers 51 and 57 through the piston 1U, which openings or holes may be filled with metal plugs, during the volume measurement and the calibration to virtually eliminate the these sources of error affect the determination of the resonant frequency.

Teneinde te voldoen aan de nauvkeurigheidseis van + 0,01/5 in de meting van het verplaatsingsvolume van de kamer 28, moet de resonantie-frequentiemeetketen, zoals weergegeven in fig. 10, in staat zijn de resonantiefrequenties te meten van de gebruikelijke toestanden, zoals X tot stand gebracht in de kamer 28, tot 1 deel in 10^.In order to meet the accuracy requirement of + 0.01 / 5 in the measurement of the displacement volume of the chamber 28, the resonance frequency measuring circuit, as shown in Fig. 10, must be able to measure the resonant frequencies of the usual states, such as X established in chamber 28, to 1 part in 10 ^.

De keten, zoals weergegeven in fig. 10, is ontworpen voor het verminderen van de systematische fout, die de meting kan beïnvloeden van de resonantiefrequenties f, verstoringen als gevolg van niet in overeenstemming zijnde impedanties tussen de tijdbasisgenerator 1100 en de an-I5 tenne 70, veranderingen en schommelingen van de microgolf energie, vreemde ruis en gevoeligheid voor componentdriften. Zoals weergegeven in fig. 10, heeft de microgolf energiebron de vorm van de tijdbasisgenerator 1100. De tijdbasisgenerator 1100 kan, zoals weergegeven, worden bediend met een vaste frequentie (CW) of automatisch voor het op tijdbasis gaan door 20 een beréik tussen 50 kHz en 300 MHz met een frequentie, ingesteld tussen 0,05 Hz en 30 kHz. Bovendien kan de uitgang van de tijdbasisgenerator 1100 worden geregeld door zijn noniusknop 1100a voor het door het genoemde bereik gaan bij een door de bedienaar geregelde frequentieverandering. De uitgang van de tijdbasisgenerator 1100 wordt door een co-25 axiale kabel gelegd aan een gericht koppelingsorgaan 1102, dat werkzaam is als een transformator, waarbij een gedeelte van de over het koppelingsorgaan 1102 aangelegde energie wordt overgebracht naar een frequentietel-ler 1108. Zoals hierna wordt uiteengezet, geeft de teller 1108 de frequentie weer, waarop een staande golf tot stand wordt gebracht in de 30 kamer 28. Op zijn beurt wordt de uitgang van het koppelingsorgaan 1102 door een soortgelijke coaxiale kabel gelegd aan een tweede koppelingsorgaan 110¼ om op zijn beurt via het gerichte koppelingsorgaan 1106 te worden gelegd aan een microgolf antenne JQ. Zoals weergegeven in fig. 10 en gedetailleerder in fig. 2A, is de microgolf antenne 70 een eenvoudige, BAD ORIGINAL . ^ 35 metalen jus 70a, en door een isolator 70b geïsoleerd van de kop 60 van de kamer 28.The circuit, as shown in Fig. 10, is designed to reduce the systematic error, which can affect the measurement of the resonant frequencies f, perturbations due to mismatched impedances between the time base generator 1100 and the an-I5 tenne 70 , changes and fluctuations in the microwave energy, strange noise and sensitivity to component drifts. As shown in Fig. 10, the microwave energy source is in the form of the time base generator 1100. The time base generator 1100 can, as shown, be operated at a fixed frequency (CW) or automatically for time basis through a range between 50 kHz and 300 MHz with a frequency set between 0.05 Hz and 30 kHz. In addition, the output of the time base generator 1100 can be controlled by its vernier knob 1100a for going through said range at a frequency change controlled by the operator. The output of the time base generator 1100 is passed through a co-axial cable to a directional coupler 1102, which acts as a transformer, transferring a portion of the energy applied across the coupler 1102 to a frequency counter 1108. As below Counter 1108 shows the frequency at which a standing wave is established in chamber 28. In turn, the output of coupler 1102 is passed through a similar coaxial cable to a second coupler 110¼ in turn. to be applied to a microwave antenna JQ through the directional coupler 1106. As shown in Fig. 10 and more detailed in Fig. 2A, the microwave antenna 70 is a simple, BAD ORIGINAL. ^ 35 metal gravy 70a, and isolated by an insulator 70b from the head 60 of the chamber 28.

«ncppmeen bekend is, neemt de door de antenne - 8T - * * 1 » , f . . j 70 vanuit de kamer 26 teruggekaatste energie bij bet optreden van een staande golf, in aanzienlijke mate af in vergelijking met de bij andere frequenties teruggekaatste energie. Dit is bekend als de resonantietoe-stand, en de bijbehorende frequentie als de resonantiefrequentie. Wanneer dus de frequentie van de uitgang van de tijdbasisgenerator 1100 wordt veranderd, wordt een resonantiefrequentie gekozen, waarbij een staande golf optreedt in de kamer 28, afhankelijk van de gedaante en afmetingen van de kamer 28. De frequentie, waarop de staande golf tot stand wordt gebracht, bepaalt, zoals wordt besproken, de kamerafmetingen voor wat betreft de diameter D en de lengte L, en derhalve het volume van de kamer 28. Voor het waarnemen van de energieval bij de resonantiefrequentie, is het koppelingsorgaan 1106 verbonden met de kristaldetector 1110, die de door de antenne 70 teruggekaatste microgolfenergie omzet in een gelijk-stroomsignaal. Op zijn beurt legt de kristaldetector 1110 zijn gelijk-stroomuitgang aan de Y-ingang van een kathodestraaloscillograaf 1112."Ncppm is known, the antenna - 8T - * * 1", f. . 70 energy reflected from the chamber 26 upon the occurrence of a standing wave decreases significantly compared to the energy reflected at other frequencies. This is known as the resonant state, and its frequency as the resonant frequency. Thus, when the frequency of the output of the time base generator 1100 is changed, a resonant frequency is selected at which a standing wave occurs in the chamber 28, depending on the shape and dimensions of the chamber 28. The frequency at which the standing wave is generated , as discussed, determines the chamber dimensions in terms of the diameter D and the length L, and therefore the volume of the chamber 28. To sense the energy fall at the resonant frequency, the coupling member 1106 is connected to the crystal detector 1110, which converts the microwave energy reflected from the antenna 70 into a direct current signal. In turn, the crystal detector 1110 applies its DC current output to the Y input of a cathode ray oscillograph 1112.

De X-ingang naar de kathodestraaloscillograaf 1112 wordt verschaft door de tijdbasisgenerator 1100, zodat, wanneer de generator 1100 is ingesteld in de tijdbasistoestand, de teruggekaatste energie-aanspreking van de kamer 28 een functie is van de ingangssignaalfrequentie en wordt weerge— ) geven op de kathodestraaloscillograaf 1112. Zoals is te zien in de uitgebreide veergeving 1112a, duikt de door de antenne 70 teruggekaatste energie op een in fig. 1U weergegeven wijze naar een minimum 1113 bij de resonantiefrequentie. De frequentie waarop het minimum 1113 optreedt, wordt weergegeven op de teller 1108. Het tweede koppelingsorgaan 110U >5 legt microgolfenergie aan een kristaldetector 111U, die een overeenkomstig gelijkstroomsignaal verschaft, dat moet worden versterkt door een rekenversterker 1115 en worden gelegd aan de tijdbasisgenerator 1100 voor het verschaffen van een niveauregeling over de uitgang van de trilbasis-generator 3100, waarbij in hoofdzaak een regelmatige energie-afvoer 30 wordt geplaatst op de tijdbasisgenerator 1100 wanneer deze gaat door de frequentie, waarop een staande golf optreedt.The X input to the cathode ray oscillograph 1112 is provided by the time base generator 1100 so that when the generator 1100 is set in the time base state, the reflected energy response from the chamber 28 is a function of the input signal frequency and is displayed on the cathode ray oscillograph 1112. As can be seen in the extended spring 1112a, the energy reflected by the antenna 70 dips to a minimum 1113 at the resonant frequency in a manner shown in FIG. 1U. The frequency at which the minimum 1113 occurs is displayed on the counter 1108. The second coupler 110U> 5 applies microwave energy to a crystal detector 111U, which provides a corresponding DC signal to be amplified by a computing amplifier 1115 and applied to the time base generator 1100. providing level control over the output of the vibration base generator 3100, wherein substantially a regular energy drain 30 is placed on the time base generator 1100 as it passes through the frequency at which a standing wave occurs.

De keten van fig. 10 wordt op de volgende wijze bediend voor het verkrijgen van een meting van de resonantiefrequentie. Ten eerste wordt de tijdbasisgenerator 1112 ingesteld voor een wijd bereik teneinde het 35 %&^ef?P,jêl^l®iaken in beginsel alle gebruikelijke toestandsresonanties gelijktijdig weer te geven op het scherm van de kathodestraaloscillograaf ——+·ί a-n.ansmeking voor een bepaalde toestand afzon— w j 7ü tit ' i < i in Μι m r « m n -- - 88 - 1j *'v ! derlijk kan worden weergegeven door een passende keuze van de bereik-breedte en de middenfrequentie daarvan. Ondubbelzinnige identificatie van de toestanden kan tot stand worden gebracht door het meten van hun resonant ief requent ies voor een bepaalde instelling van de zuigerstand in de 7 kamer 28, en- het gebruiken van de vergelijking (1) of door als andere mogelijkheid de zuigerstand te bewegen en de ver ander ings snelheid van hun resonantiefrequenties als een functie van de zuigerstand te vergelijken met die, weergegeven in fig. 13.The circuit of FIG. 10 is operated in the following manner to obtain a measurement of the resonant frequency. First, the timebase generator 1112 is set for a wide range in order for the 35% effective, in principle, to display all common state resonances simultaneously on the cathode ray oscillograph screen —— + · ί. separate a certain state - wj 7ü tit 'i <i in mι mr «mn - - 88 - 1j *' v! this can be represented by an appropriate choice of the range width and center frequency thereof. Unambiguous identification of the states can be accomplished by measuring their resonant requirements for a given piston position setting in the 7 chamber 28, and using the equation (1) or alternatively the piston position and compare the change speed of their resonant frequencies as a function of the piston position with that shown in Fig. 13.

De resonant iefrequent ie f van een bepaalde toestand wordt geme-10 ten door het eerst weergeven van de aanspreekkromme op het scherm van de kathodestraaloscillograaf, en het dan naar zijn CW-toestand schakelen van de tijdbasisgenerator 1100 en het met de hand afstemmen van de fijn frequentieknop 1100a totdat de op de kathodestraaloscillograaf 1112 weergegeven spanning een minimum is. De weergeving op de frequentieteller 15 1108, wanneer dit minimum is bereikt, is dan de resonantiefrequentie van de gebruikelijke trilholtetoestand. Gemakshalve kan de tweede bundel van de kathodestraaloscillograaf 1112 worden gebruikt voor het beter bepalen van de stand van dit minimum door het instellen van het stelsel in de tijdbasistoestand en het met de hand veranderen van de vertikale stand 20 van de tweede bundel, zodat deze net de bodem raakt van de resonantie-aanspreekkromme. Wanneer de generator 1100 wordt geschakeld voor het werkzaam zijn in zijn CW-toestand, is de resonantiefrequentie f van de kamer 28 dan de frequentie-instelling van de generator 1100, overeenkomende met de toestand, dat de twee bundels samenvallen. In een voor— 25 keursuitvoeringsvorm wordt het effect als gevolg van frequentiedriften van de generator 1100 door het gelijktijdig lezen van de frequent iet ell eruit gang wanneer de twee bundels precies samenvallen, opgeheven, zodat de meting met een veel grotere mate van nauwkeurigheid kan worden uitgevoerd dan de inherente stabiliteit van de tijdbasisgenerator 1100. Omdat bo-30 vendien de meting alleen afhankelijk is van het vaststellen van het minimum in de kamer aanspreekkromme, is de meting onafhankelijk van niet rechtlijnigheid in de aanspreking van de generator 1100, alsmede schommelingen in de invallende microgolf energie met de tijd. Herhaalde metingen bij een bepaalde toestand duiden aan, dat de resonantiefrequentie van de 3fAD®9'^W> worden bepaald tot een nauwkeurigheid van beter dan _+ 3 kHz of ongeveer vijf delen in 10^.The resonant frequency of a given state is measured by first displaying the response curve on the screen of the cathode ray oscillograph, then switching the time base generator 1100 to its CW state and manually fine tuning frequency button 1100a until the voltage displayed on the cathode ray oscillograph 1112 is a minimum. The display on the frequency counter 15 1108, when this minimum is reached, is then the resonant frequency of the usual cavity state. For convenience, the second beam of the cathode ray oscillograph 1112 can be used to better determine the position of this minimum by adjusting the system to the time base state and manually changing the vertical position 20 of the second beam so that it is just the bottom of the resonance response curve. When the generator 1100 is switched to operate in its CW state, the resonant frequency f of the chamber 28 is then the frequency setting of the generator 1100, corresponding to the state that the two beams coincide. In a preferred embodiment, the effect due to frequency drifts of the generator 1100 by simultaneously reading the frequency output when the two beams exactly coincide is canceled, so that the measurement can be performed with a much greater degree of accuracy than the inherent stability of the time base generator 1100. Moreover, since the measurement depends only on determining the minimum in the room response curve, the measurement is independent of non-rectilinear response of the generator 1100, as well as fluctuations in the incident microwave energy with time. Repeated measurements at a given state indicate that the resonant frequencies of the 3fAD®9 '^ W> are determined to an accuracy of better than +3 kHz or about five parts in 10 ^.

...·*..ΛΛ^,·„„βν(ΎΓιη vaa verkwijze voor het... · * .. ΛΛ ^, · "" βν (ΎΓιη vaa preferred for the

.,.,,. ” · -V . . I.,. ,,. -V. . I

- 89 - nauwkeurig meten van het volume van een sectie van de kamer 28 gedetailleerd besproken. In het algemeen omvat de onderhavige werkwijze het meten van de resonantiefrequentie van de kamer 28 voor twee verschillende bekrachtigingstoestanden. Als een voorbeeld wordt de recht cilin-5 drische kamer 28 beschouwd en het meten van de resonantiefrequenties in de TMq^q en TE^^^ toestanden. Beide toestanden zijn niet degeneratief, en hun resonantiefrequenties kunnen worden bepaald tot een nauwkeurig- 7 heid van 1 deel in 10 of beter met standaardtechnieken. De TMq.jq toestand (evenwijdige plaattoestand) is alleen afhankelijk van de gemiddelde 10 diameter (D) van de kamer 28 en onafhankelijk van de trilholtehoogte (L), waarbij de toestand afhankelijk is van zowel (D) als (L). Uit de meting van twee frequenties kan derhalve het volume van de kamer 28 worden bepaald. Voor het geval van TM01q toestand : -X = resonantiegolflengte - —— of D * ^11 ^ X01 15 waarin D = diameter, X-. » eerste Bessel wortel of J (X) = 0.- 89 - Accurately measuring the volume of a section of the chamber 28 discussed in detail. Generally, the present method includes measuring the resonant frequency of the chamber 28 for two different energizing states. As an example, the straight cylindrical chamber 28 is considered and the measurement of the resonance frequencies in the TMq ^ q and TE ^^^ states. Both states are not degenerative, and their resonant frequencies can be determined to an accuracy of 1 part in 10 or better using standard techniques. The TMq.jq state (parallel plate state) depends only on the mean diameter (D) of the chamber 28 and independently of the cavity height (L), the state being dependent on both (D) and (L). The volume of the chamber 28 can therefore be determined from the measurement of two frequencies. For the case of TM01q state: -X = resonance wavelength - —— or D * ^ 11 ^ X01 15 where D = diameter, X-. »First Bessel root or J (X) = 0.

Ul OUl O

Voor het geval vab TE.^ toestand : \ 2 Λ p = resonantiegolflengte = -—- (12) /r axi 11a ; ~For the case of TE. State: \ 2 Λ p = resonance wavelength = -—- (12) / r axi 11a; ~

Vtrr| TVtrr | T

waarin D = diameter, L = lengte of hoogte van trilholte, X^ ^ = eerste wortel van J^(X) » 0.where D = diameter, L = length or height of cavity, X ^ ^ = first root of J ^ (X) »0.

20 Samenvoeging van de twee resultaten geeft ^ ol 1 /o y r~ C y I ^ ^ * λ,,ι-1/a ' - >. in- (,3) " ΙΛ A' ( X01 ,Combining the two results gives ^ ol 1 / o y r ~ C y I ^ ^ * λ ,, ι-1 / a '->. in (, 3) "ΙΛ A" (X01,

Voor wat betreft de resonantiefrequenties, kunnen de resultaten worden uitgedrukt als : r “jAs for the resonant frequencies, the results can be expressed as: r “j

Xmc . f. X.. 2 -1/2 d = -91- L = —- 1 - -L. JU. · (1J+) 7Tfi 2f2 [f2 X01 25 waarin = 1,84ί2, X^ = 2,^048 en c * lichtsnelheid in het medium, dat de trilholte vult (lucht voor de onderhavige aanvrage).Xmc. f. X .. 2 -1/2 d = -91- L = —- 1 - -L. JU. (1J +) 7Tfi 2f2 [f2 X01 where = 1.84ί2, X ^ = 2, ^ 048 and c * light speed in the medium filling the cavity (air for the present application).

BAD ORIGIN^?1* wat ^et totale volume van de kamer :BAD ORIGIN ^? 1 * what ^ t the total volume of the room:

> ? - , . I>? -,. I

' ‘ · I"I

-90- Γ 1 -1/2 Φ* >i‘* , _A 22 fn 2-90- Γ 1 -1/2 Φ *> i ‘*, _A 22 fn 2

Volume * Γ L= " y\ A „ 4 1 xoij , ο Γ f 2 X 21 “1/2 , CV ,.11.-11- (,5, ζϊϊφ2 [ f/ 1X01 J .Volume * Γ L = "y \ A" 4 1 xoij, ο Γ f 2 X 21 "1/2, CV, .11.-11- (, 5, ζϊϊφ2 [f / 1X01 J.

33

Zoals te zien, is het volume voor de eerste orde evenredig aan of 3 1/f . Derhalve : 5 3 *λ_ of 3 [&] (16) 7As can be seen, the first order volume is proportional to or 3 1 / f. Therefore: 5 3 * λ_ or 3 [&] (16) 7

De frequenties kunnen dus nauwkeurig worden gemeten tot 1 deel in 10 , zoals door de teller 1108, en dus is de theoretische nauwkeurigheid 7 voor v in de orde van 3 delen in 10.Thus, the frequencies can be accurately measured to 1 part in 10, such as by the counter 1108, and so the theoretical accuracy 7 for v is on the order of 3 parts in 10.

De werkwijze kan worden gebruikt voor het onafgebroken meten 10 van de volumeverandering van de recht cirkelvormige cilinder 12, veroorzaakt door een positieve verplaatsing van zijn zuiger 11. Zowel het volume van de kamer 28 voor en na de zuigerbeweging, alsmede de snelheid van de volumeverandering kunnen op een eenvoudige manier worden gemeten. Voor de in fig. 10 weergegeven inrichting, blijft, wanneer 15 de zuiger 1l vanuit de stand X naar de stand Y beweegt, de resonantie-frequentie van de ®Iq-jq toestand gelijk (of verandert weinig als gevolg van niet-regelmatigheid in de diameter van de cilinder) en verschuift de resonantiefrequentie van de TE,^ toestand in een mate, die evenredig is aan de verplaatsing Δ L. In de stand X worden de resonantiefrequen-20 ties f1 en f2 gemeten en gevoegd in de vergelijking (2) voor het verschaffen van een aanduiding van een eerste volume V1. Daarna wordt de zuiger 1U bewogen naar een tweede stand Y en wordt een tweede stel re-sonantiefrequenties f’-j» f’2 voor respectievelijk de toestanden en TE.j ^ ^, genomen en een tweede volume V2 berekend overeenkomstig de 25 vergelijking (15)· Tenslotte wordt een verplaatsingsvolume Δ V berekend door het van de waarde V2 van het tweede volume, zoals bepaald bij de stand Y, aftrekken van het eerste bepaalde volume , zoals bepaald bij de stand X. Bovendien kan door het onafgebroken bewaken van de BADÏJfti@fttótefreq-uent^e* de veranderinS van de diameter van de kamer 28 30 (als gevolg van onvolkomenheden in de machinale bewerking) tussen en t. worden eremeten als een functie van L. Op een soortgelijke wijze kan * . ( tThe method can be used to continuously measure the volume change of the straight circular cylinder 12 caused by a positive displacement of its piston 11. Both the volume of the chamber 28 before and after the piston movement, as well as the speed of the volume change can be measured in a simple way. For the device shown in Fig. 10, when the piston 11 moves from position X to position Y, the resonance frequency of the IIq-jq state remains the same (or changes little due to irregularity in the diameter of the cylinder) and shifts the resonant frequency of the TE, ^ state by an amount proportional to the displacement In L. In position X, the resonant frequencies f1 and f2 are measured and added in the equation (2) for providing an indication of a first volume V1. Thereafter, the piston 1U is moved to a second position Y and a second set of resonant frequencies f'-j »f'2 for the states and TE.sub.1, respectively, is taken and a second volume V2 calculated according to the equation ( 15) · Finally, a displacement volume Δ V is calculated by subtracting from the value V2 of the second volume, as determined at position Y, from the first determined volume, as determined at position X. In addition, by continuously monitoring the The change in the diameter of the chamber 28 (due to machining imperfections) between and t. are honored as a function of L. In a similar way, *. (t

" · I"I

- 91 - de snelheid van de volumeverandering vorden gemeten door het onafgebroken bewaken van de resonantiefrequentie van de TE^ ^ ^ toestand.The rate of volume change is measured by continuously monitoring the resonance frequency of the TE state.

Verstoringen voor de voorgaande betrekkingen bevatten diëlek-trische eigenschappen van lucht, de aanwezigheid van koppelingsleidingen 30 en 32 en de andere gasinlaat 62, oppervlakte-onregelmatigheden, eindige elektrische geleidbaarheid van het vandmateriaal van de kamer 28 en degeneratie als gevolg van toestandkruising. Zolang de onregelmatigheden voor de eerste orde klein zijn in vergelijking tot Λ (die in de orde van 30 cm of groter is), zijn de verstoringen evenredig aan de volumeverandering. De werkwijze middelt dus over vervormingen en geeft een meting, die evenredig is aan het zuivere volume van de kamer 28.Disturbances for the foregoing relations included dielectric properties of air, the presence of coupling lines 30 and 32 and the other gas inlet 62, surface irregularities, finite electrical conductivity of the mating material of the chamber 28, and degeneration due to condition crossing. As long as the first order irregularities are small compared to Λ (which is of the order of 30 cm or greater), the perturbations are proportional to the change in volume. Thus, the method averages over distortions and gives a measurement proportional to the pure volume of the chamber 28.

De koppelingsleidingen 30 en 32 en de gasinlaat 62 zijn uitge-voerd met afmetingen, die duidelijk beneden de af snijgolflengte liggen van de microgolven, en zullen de resonantiefrequentie met ten hoogste 1 deel 5 in 10^ verstoren, en kunnen in de eerste orde worden gecorrigeerd.The coupling lines 30 and 32 and the gas inlet 62 are of dimensions well below the cut-off wavelength of the microwaves, and will disturb the resonant frequency by at most 1 part 5 in 10 µ, and can be corrected in the first order .

Op soortgelijke wijze moet de verstoring als gevolg van de eindige elektrische geleidbaarheid van het wandmateriaal van de kamer 28 in deze zelfde orde van grootte zijn, indien de wanden zijn vervaardigd van of bekleed met een sterk geleidend metaal, zoals koper, zilver, goud -3 of aluminium, en aanvaardbare zorgvuldigheid is betracht bij het polijsten. Als een voorbeeld is de theoretische huiddiepte voor koper bij 300 MHz gelijk aan 3*8 x 10”^ cm. De verstoring van het volume is in de orde van de verhouding van de huiddiepte tot de lineaire afmeting van de resonantietrilholte, die voor een rechte cirkelvormige cilinder met een —6 25 straal van 50 cm, ongeveer 7,6 x 10“ is. De feitelijke huiddiepte kan worden geschat uit de verstrooiïngsverliezen in de holte, die direkt samenhangen met de kwaliteitfactor of Q van de kamer, die in het algemeen proefondervindelijk kan worden gemeten tot een nauwkeurigheid van ongeveer 1%. Dientengevolge kan een eerste ordecorrectie worden uitgevoerd, v 30 die de onzekerheid vermindert tot beter dan enkele delen m 10 .Likewise, the disturbance due to the finite electrical conductivity of the wall material of the chamber 28 should be of the same magnitude if the walls are made of or coated with a highly conductive metal such as copper, silver, gold -3 or aluminum, and acceptable care has been taken in polishing. As an example, the theoretical skin depth for copper at 300 MHz is 3 * 8 x 10 ”^ cm. The perturbation of volume is on the order of the ratio of the skin depth to the linear size of the resonant vibration cavity, which is about 7.6 x 10 voor for a straight circular cylinder with a radius of 50 cm. The actual skin depth can be estimated from the scattering losses in the cavity, which are directly related to the quality factor or Q of the chamber, which can generally be measured experimentally to an accuracy of about 1%. As a result, a first order correction can be performed, v 30, which reduces the uncertainty to better than a few parts m 10.

De resonantiefrequentieverandering tussen vacuum en lucht in de trilholte wordt gegeven door : ^fvacuum/f lucht^ ^ ^ ^ diëlektrische constante is voor lucht bij microgolffre- 35 quenties, hetgeen voor droge lucht bij STP de waarde heeft van -6 orrro~ -· ς^6.5 x 10" . Derhalve is de frequentieverandering van vacuum - 92 -The resonance frequency change between vacuum and air in the cavity is given by: ^ vacuum / air ^ ^ ^ ^ dielectric constant for air at microwave frequencies, which for dry air at STP is the value of -6 orrro ~ - · ς ^ 6.5 x 10 ". Therefore, the frequency change from vacuum - 92 -

1 :Τ· . ... J1: Τ ·. ... J

naar lucht in de orde van 2J x 10 . Omdat £ voor droge lucht nauwkeurig op microgolffrequenties bekend is als een functie van de druk en de temperatuur, kan deze verschuiving worden gecorrigeerd tot g een nauwkeurigheid van althans 1 deel in 10 . De uitdrukking : 5 [(£ (£ -1)20Cj 98kFJ = (P/760)/ ( 1 +0,0031.2 (t-20)] kan worden gebruikt voor het corrigeren van de druk- en temperatuurs- afhankelijkheid van £ tot beter dan een nauwkeurigheid van 0,1$. Ctadat de verstoring in de frequentie in eerste instantie slechts 2,7 x 10 is, kan een totale nauwkeurigheid in de resonantiefrequentiebepaling worden -7 .to air on the order of 2J x 10. Since £ is known accurately at microwave frequencies as a function of pressure and temperature for dry air, this shift can be corrected to een an accuracy of at least 1 part in 10. The expression: 5 [(£ (£ -1) 20Cj 98kFJ = (P / 760) / (1 +0.0031.2 (t-20)] can be used to correct pressure and temperature dependence from £ to better than an accuracy of 0.1 $. Since the frequency perturbation is initially only 2.7 x 10, an overall accuracy in the resonance frequency determination can be -7.

TQ verwacht in de orde van 10 indien de barometrische druk wordt bewaakt tot beter dan 0,1# (of ongeveer l*/30 kPa).TQ expects on the order of 10 if the barometric pressure is monitored to better than 0.1 # (or about 1 * / 30 kPa).

De bijdrage van de waterdamp (relatieve vochtigheid) aan de diëlektrische constante van lucht kan worden uitgedrukt als : [Ψ^\ 2 p '18> ΐ5 waarin T de temperatuur is, zoals gemeten door een precisietemperatuur-—orgaan in graden Kelvin, en P de partiële druk is van waterdamp in millibar. Voor T = 20° C (293° K), is de verzadigingsdampdruk (100# relatieve vochtigheid) 23 millibar. Voor dit extreme geval is derhalve : 20 ( -1 ^waterdamp x 10*"^ ® 100, hetgeen ongeveer 1/3 die voor droge lucht is. Ook dit gevolg kan weer tot de eerste orde worden gecorrigeerd door het meten van de relatieve vochtigheid, en een nauwkeurigheid in de _*7 orde van 10 kan worden bereikt bij het bepalen van de vacuumresonantie-frequentie van de trilholte.The contribution of the water vapor (relative humidity) to the dielectric constant of air can be expressed as: [Ψ ^ \ 2 p '18> ΐ5 where T is the temperature, as measured by a precision temperature organ in degrees Kelvin, and P the partial pressure is of water vapor in millibars. For T = 20 ° C (293 ° K), the saturation vapor pressure (100 # relative humidity) is 23 millibars. For this extreme case, therefore, is: 20 (-1 ^ water vapor x 10 * "^ ® 100, which is about 1/3 that for dry air. This effect can again be corrected to the first order by measuring the relative humidity , and an accuracy of the order of 10 * can be achieved in determining the vacuum resonance frequency of the cavity.

25 Zowel de TE.^ als de ÏMq-jq zijn niet degeneratief in frequentie met andere resonantie TEM toestanden. Ongewilde degeneratie als gevolg van ongewilde toestandkruising kan worden vermeden door het op juiste wijze kiezen van de afmetingen van het volume. De voorwaarden voor toestandkruising tussen D/L > 0 tot D/L * 3 zijn :Both the TE and the IMq-jq are not degenerative in frequency with other resonance TEM states. Unintentional degeneration due to unintentional intersection can be avoided by properly selecting volume dimensions. The conditions for state intersection between D / L> 0 to D / L * 3 are:

30 D/L * 0,U5; D/L = 1 en D/L * 2,1U30 D / L * 0, U5; D / L = 1 and D / L * 2.1U

(bij D/L » 0,1*5, is de ^q-jq toestand gedeneratief met de TE.^^ bij D/L =1 is de TMq^q toestand degeneratief met de TE.^ toestand en BAD\föl£i/&AÏ. 2de toes'fcaa'3· degeneratief met de ΤΜ.^ Ϊ063Ϊ811<1)·(at D / L »0.1 * 5, the ^ q-jq state is degenerative with the TE. ^^ at D / L = 1, the TMq ^ q state is degenerative with the TE. ^ state and BAD \ föl £ i / & AÏ. 2nd toe'fcaa'3 · degenerative with the ΤΜ. ^ Ϊ063Ϊ811 <1) ·

Door het anders dan deze waarden kiezen van de D/L verhoudingen, worden derhalve onderlinge inwerkingen met ongewilde toestanden vermeden, enTherefore, by choosing the D / L ratios other than these values, mutual interactions with unwanted states are avoided, and

* V* V

- 93 - is. het resonantiegedrag van de trilholte goed "bepaald, en zijn de formules voor het "berekenen van de resonantiefrequenties uit de afmetingen van de kamer 28 streng geldig.- 93 - is. the resonance behavior of the cavity is well determined, and the formulas for calculating the resonant frequencies from the dimensions of the chamber 28 are strictly valid.

Als een uitvoeringsvoorbeeld wordt gekozen cm te werken in het r gehied van 1 < D/L < 2,1 k, waarbij het nodig is dat de nettobeveging 5 3' van de zuiger 1¼ een volume verplaatst van 2,2652 x 1(r cm . Dan kan de volgende gedaante worden gebruikt : D = 101+,88 cm * 52,1*1* cm = zuigereindstand Y Q Lg = 70,66 cm = eerste zuigerstand X.As an exemplary embodiment, it is chosen to operate in the r region of 1 <D / L <2.1 k, it being necessary that the net movement 5 3 'of the piston 1¼ displaces a volume of 2.2652 x 1 (r cm Then the following shape can be used: D = 101 +, 88 cm * 52.1 * 1 * cm = piston end position YQ Lg = 70.66 cm = first piston position X.

Derhalve is het netto verplaatste volume : —(26,22) * 2,2652 x 105 cm3.Therefore, the net displaced volume is: - (26.22) * 2.2652 x 105 cm3.

Zoals te zien, is de D/L verhouding ook veranderlijk van 1,33 voor de eerste stand tot 2 voor de eindstand, hetgeen duidelijk binnen het te-T5 wenste werkingsbereik valt. Voor dit geval geldt dan : = resonantiefrequentie van TMq.jq toestand = 219,0 MHz f2(i) = uitgangswaarde van de TE.^ toestand = 253,9 MHz (D/L=1,33) fg(f) = eindwaarde van de YE-j-j-j toestand = 331,5 MHz (D/L=2)As can be seen, the D / L ratio is also variable from 1.33 for the first position to 2 for the final position, which is clearly within the desired T5 operating range. In this case: = resonance frequency of TMq.jq state = 219.0 MHz f2 (i) = output value of the TE. ^ State = 253.9 MHz (D / L = 1.33) fg (f) = final value of the YE-yyy state = 331.5 MHz (D / L = 2)

Voor het geval van een totaal volume van 0,056 m3, zijn op soort-20 gelijke wijze de frequenties : f1 * 31*7,6 MHz fg(i) = 1*03,0 MHz f2(f) « 526,2 MHz.Similarly, for a total volume of 0.056 m 3, the frequencies are: f1 * 31 * 7.6 MHz fg (i) = 1 * 03.0 MHz f2 (f) - 526.2 MHz.

De afhankelijkheid van de frequentie voor een opwaartse veran-25 dering in L kan worden uitgedrukt als : fmm * A £ — _-___ k (19)The frequency dependence for an upward change in L can be expressed as: fmm * A £ - _-___ k (19)

f [ (1,3739) (L2/D2) + 1 J L Kf [(1.3739) (L2 / D2) + 1 J L K

hetgeen voor D/L = 1,33 geeft : ( Δ f/f) *1,1 (Δ L/L) (20) 30 en voor D/L » 2 : ( & f/f) *1,5 (Δ L/L)which gives for D / L = 1.33: (Δ f / f) * 1.1 (Δ L / L) (20) 30 and for D / L »2: (& f / f) * 1.5 ( Δ L / L)

Zoals te zien is de onzekerheid bij het meten van L nagenoeg gelijk aan die voor de frequentiemeting. Dientengevolge kan een zeer BA§t©fyCH|iAteeurigheid worden bereikt voor het bepalen van het volume, 35 dat in deze afmetingsgedaante wordt verplaatst.As can be seen, the uncertainty when measuring L is almost the same as for the frequency measurement. As a result, a very firm attitudes can be achieved for determining the volume displaced in this dimension shape.

“ ’ *·*’' '"”^wnat,ief de kwaliteitsfactor Q te schatten van de -9^- ' ·Τ,,,, 1 resonantietoestanden, omdat de nauwkeurigheid bij het meten van de resonant iefrequenties in grote mate afhankelijk is van de scherpte van de resonanties. Voor de toestand : * 0,22 voor D/L * 1,33 5 - 0,19 voor D/L = 2. i i/a waarin S de huiddiepte is, gegeven door S ~ |^(Ap )/120 Tl ^u J , f* de weerstand is van het vandmateriaal van de kamer 28, A de golflengte is en /U de permeabiliteit van het vandmateriaal.“'* * *' ''” ”^ Wnat, to estimate the quality factor Q of the -9 ^ - '· Τ ,,,, 1 resonance states, because the accuracy is highly dependent on the measurement of the resonant frequencies of the sharpness of the resonances For the condition: * 0.22 for D / L * 1.33 5 - 0.19 for D / L = 2. ii / a where S is the skin depth given by S ~ | ^ (Ap) / 120 T / u J, f * is the resistance of the vand material of the chamber 28, A is the wavelength and / U is the permeability of the vand material.

—6—6

Indien de kamer 28 gemaakt is van koper, dan |° = 1 ,T x 10 , IQ ,u » 1 en δ ss H,U3 x 10^ cm bij 219 MHz. Derhalve ‘ k Q = 6,8 x 10 voor D/L = 1,33 en Q * 5,9 x 10^ voor D/L = 2.If the chamber 28 is made of copper, then | ° = 1, T x 10, IQ, u »1 and δ ss H, U3 x 10 ^ cm at 219 MHz. Therefore "k Q = 6.8 x 10 for D / L = 1.33 and Q * 5.9 x 10 ^ for D / L = 2.

Afhankelijk van de koppelingscoëfficient, is de breedte van de resonantiekromme bij de halve energiepunten veranderlijk tussen 15 (2fQ/Q) en (fQ/Q), waarin fQ de resonantiefrequentie is. Derhalve is de breedte van de* resonantiekromme voor de waarden van Q berekend : bij fQ = 219 MHz : 3,2 </) f £ 6,U kHz voor Q = 6,8 x 10^ en 3,7 < Δ f < kHz voor Q * 5,9 x 1θ\Depending on the coupling coefficient, the width of the resonance curve at the half energy points is variable between 15 (2fQ / Q) and (fQ / Q), where fQ is the resonant frequency. Therefore, the width of the * resonance curve for the values of Q has been calculated: at fQ = 219 MHz: 3.2 </) f £ 6, U kHz for Q = 6.8 x 10 ^ and 3.7 <Δ f < kHz for Q * 5.9 x 1θ \

Omdat f gewoonlijk kan worden bepaald tot een nauwkeurigheid -2 ° ... -7 . .Because f can usually be determined to an accuracy of -2 ° ... -7. .

20 van 10 van f of beter, is een nauwkeurigheid m de orde van 10 bij het bepalen van f te verwachten. Dit betekent op zijn beurt een nauw keurigheid van deze orde bij het meten van de diameter D van de kamer 28.20 of 10 of f or better, an accuracy m of the order of 10 is to be expected in determining f. This, in turn, means accuracy of this order when measuring the diameter D of the chamber 28.

Op soortgelijke wijze geldt voor de TE.^ toestand : 25 Qj = 0,28 voor D/L = 1,33, Q j * 0,27 voor D/L = 2, hetgeen geeft : Q * 7,5 x 10“^ bij 253,9 MHz, en 30 Q * 5,5 x 10^ bij 331,5 MHz.Similarly, for the TE. State: 25 Qj = 0.28 for D / L = 1.33, Q j * 0.27 for D / L = 2, giving: Q * 7.5 x 10 " ^ at 253.9 MHz, and 30 * 5.5 × 10 ^ at 331.5 MHz.

Evenals hiervoor zijn de breedten van de resonantiekrommen : 3,fc < f < 6,8 kHz bij 253,9 MHz en 6,0< f < 12,0 kHz bij 331,5 MHz.As before, the widths of the resonance curves are: 3, fc <f <6.8 kHz at 253.9 MHz and 6.0 <f <12.0 kHz at 331.5 MHz.

BAD ORIGINASteer de kriteria aannemende, dat f nauwkeurig kan worden be- ~.P A ^ paald tot 10 van Δ f, geldt voor het slechtste geval van (12,0 kHz) -3? A ~7 - <v i, „ m"1 . TTit de hiervoor afgeleide uitdrukking voor D/L=2, ' . , j - 95 - Δ S Λ Γ Λ r 1BAD ORIGINASet the criterion assuming that f can be accurately determined ~ P A ^ to 10 from Δf, holds for the worst case of (12.0 kHz) -3? A ~ 7 - <v i, “m” 1. TTit the previously derived expression for D / L = 2, '., J - 95 - Δ S Λ Γ Λ r 1

-a - 1,5 I-a - 1.5 I.

f L Jf L J

Ο —7Ο —7

Derhalve kan ( 4 L/L) worden "bepaald tot (U x 10 )/1,5 = 2,7 x io-T. .g;;;Therefore, (4 L / L) can be "determined to (U x 10) / 1.5 = 2.7 x 10-T .g ;;;

Het is ook mogelijk de verstoring van de resonantiefrequentie van.een trilholtetoestand als gevolg van de aanwezigheid van een gas-inlaat en uit laat opening 62 aan. een kop 60 van de cilinder 12, te berekenen. Uit de stelling van de adiahatische onveranderlijkheid en een kennis van de veldgedaante binnen de trilholte, kan het frequentiemeetrekken, veroorzaakt door het gat, op een niet ingewikkelde wijze worden geschat.It is also possible to disturb the resonance frequency of a cavity condition due to the presence of a gas inlet and outlet 62 on. a head 60 of the cylinder 12. From the theorem of the adhatic immutability and a knowledge of the field shape within the cavity, the frequency contraction caused by the hole can be estimated in a non-complicated way.

Indien de gatafneting duidelijk beneden de afsnijgolflengte ligt (hetgeen altijd geldt voor het onderhavige geval), is het frequentiemeetrekken evenredig aan de verhouding van de derde macht van de gatdiameter tot het volume van de kamer 28.If the hole size is clearly below the cutoff wavelength (which is always the case here), the frequency counting is proportional to the ratio of the third power of the hole diameter to the volume of the chamber 28.

Ter illustratie wordt de uitdrukking voor de verandering in de >. resonantiefrequentie van de toestand, veroorzaakt door de opening 62, die zich in het midden van de plaat 60 bevindt, gegeven door : ( Af/fQ) * (d3)/8D2L (Χ01)^2(Χ01) (21) waarin d de diameter is dan het gat, J^(Xq^) de waarde van de Bessel-functie bij en Δ f de frequentieverschuiving is.To illustrate, the expression for the change in the>. resonance frequency of the state caused by the opening 62 located in the center of the plate 60, given by: (Af / fQ) * (d3) / 8D2L (Χ01) ^ 2 (Χ01) (21) where d is the diameter is then the hole, J ^ (Xq ^) is the value of the Bessel function at and Δf is the frequency shift.

*0 Bij numeriek verifiëren onder toepassing van D = 10^,88 cm, L = 52,W om, X01 = 2,1.01.83 en J,2 (χ^ , . 0>aé95j „or4t .* 0 When numerically verifying using D = 10 ^, 88 cm, L = 52, W om, X01 = 2,1.01.83 and J, 2 (χ ^,. 0> aé95j „or4t.

( Δ f/fQ) = 3,35 x l(TTd3(Δf / fQ) = 3.35 x l (TTd3

Zoals is te zien is voor d in de orde van 2 cm of minder, de frequent ieverschuiving slechts in de orde van 2 x 10~^. De verschuiving is 25 derhalve zeer klein, en dit gevolg kan met een passende eerste calibre-ringsprocedure, zoals het bedekken van de opening 62 met een aangepaste metalen stop, vrijwel worden opgeheven als een systematische fout in de nauwkeurigheid van de werkwijze.As can be seen for d on the order of 2 cm or less, the frequency shift is only on the order of 2 x 10 ~ ^. The shift is therefore very small, and this consequence can be virtually eliminated with a suitable first calibration procedure, such as covering the opening 62 with an adapted metal stopper, as a systematic error in the accuracy of the method.

Het koppelen van de microgolfenergie aan de kamer 28 voor de 30 twee toestanden ^ en TE^ ^ ^ kan het best tot stand worden gebracht door het plaatsen van den coaxiale voedingslijn, eindigende in de antenne bXd’oWigTi611 ^aa*s onSeveer halverwege uit het midden van de eindplaat 60 van de cilinder 12, waarbij de lus volgens een straal is gericht. Het magnetische veld op deze plaats is ongeveer 90% van de maximale veld- • —. Dientengevolge worden beide .....—----------- ._ ___ 1 **♦ i v - 96 - toestanden met grote doeltreffendheid tot dezelfde mate van koppeling bekrachtigd. Bovendien vordt de koppeling door het op de kop 60 plaatsen daarvan niet beïnvloed door de beweging van de verplaatsingszuiger 1U.Coupling the microwave energy to the chamber 28 for the two states ^ and TE ^ ^ ^ is best accomplished by placing the coaxial power line, terminating in the antenna bXd'oWigTi611 ^ a * s about halfway out of the center of the end plate 60 of the cylinder 12, the loop being oriented in a radius. The magnetic field at this location is approximately 90% of the maximum field. As a result, both .....—----------- ._ ___ 1 ** ♦ i v - 96 - states are energized to the same degree of coupling with great effectiveness. Moreover, the coupling by placing it on the head 60 is not affected by the movement of the displacement piston 1U.

5 Hierna wordt een beschrijving gegeven van een tweede voorkeurs- verkwijze voor het meten van een verplaatsingsvolume in de kamer 28 en voor het onder toepassing van dit nauwkeurig bepaalde volume calibreren van de reeks impulsen, zoals verschaft door het optische, lineaire co-deerorgaan 26. Op een soortgelijke wijze als de hiervoor beschrevene, 10 wordt de zuiger 1U bewogen vanuit een eerste stand, zoals aangeduid in fig. 10 door de aanduiding L1, naar een tweede stand, aangeduid door de aanduiding Lg, waarbij de zuiger is bewogen door een verplaatsing van Δ L. De cilinder 12 is inherent stijf, waardoor het calibreren, zoals wordt beschreven, slechts zo nu en dan kan worden uit gevoerd cox te 15 verzekeren, dat geen systematische veranderingen op de lange duur, zoals afmetingsvervorming van de cilinder 12, het niet juist gericht zijn en __ een foute werking van het optische lineaire codeerorgaan 26 of een ver vorming van de zuiger 1k heeft plaats gevonden. Teneinde de absolute meetnauwkeurigheid van de microgolfvolumecalibrering tot een maximum op 20 te voeren, is het nodig, dat de mechanische gedaante van de cilinder 12 zo dicht mogelijk bij die van een volkomen , totaal omsloten, recht cirkelvormige cilinder is, en zodoende alle mogelijke bronnen van systematische verstoringen opheft of vermindert, die mogelijk de microgolfme-tingen zouden kunnen beïnvloeden.Next, a description is given of a second preferred method for measuring a displacement volume in chamber 28 and for calibrating the series of pulses using this precisely determined volume, as provided by the optical linear encoder 26. In a similar manner to that described above, the piston 1U is moved from a first position, as indicated in Fig. 10 by the designation L1, to a second position, indicated by the designation Lg, the piston being moved by a displacement of Δ L. The cylinder 12 is inherently rigid, so that the calibration, as described, can only be performed occasionally cox to ensure that no long-term systematic changes, such as dimensional distortion of the cylinder 12, the misalignment and faulty operation of the optical linear encoder 26 or distortion of the piston 1k has occurred. In order to bring the absolute measurement accuracy of the microwave volume calibration up to a maximum of 20, it is necessary that the mechanical shape of the cylinder 12 be as close as possible to that of a completely, totally enclosed, straight circular cylinder, and thus all possible sources of eliminates or reduces systematic disturbances that could potentially affect microwave measurements.

25 Thans verwijzende naar fig. 12A, zijn bepaalde mechanische wij zigingen aangebracht. Ten eerste moet de fysieke spleet, die aanwezig is tussen de zuiger 1U en de wanden van de kamer 28, doeltreffend worden geblokkeerd om het ontsnappen te voorkomen van microgolf energie door deze spleet. Zoals uiteengezet in een samenhangende Amerikaanse octrooi-30 aanvrage, is de spleet als gevolg van de aard van de afsluiting tussen de zuiger 14 en de wand van de kamer 28, aanzienlijk. Een deksel 11 is gemaakt van een passend metallisch materiaal, zoals roestvrij staal, en heeft verder een reeks veervormige vingers 15, zoals gedetailleerd weergegeven in fig. 12B, aangebracht tussen de zuiger 1^ en de binnengo de kamer 28, welke vingers bij het op zijn plaats over de zuiger 14 zijn van het deksel 11, reiken in de spleet tussen de zuiger ~n J «rrafo ί n dichte aanraking *·><..’ --- . , -Γ * V ' - 97 - zijn met de zuiger 1U' en de wand. De vingers 15 werken als een kortsluiting, die het elektromagnetische veld terugkaatst, dat anders door de genoemde spleet zou worden geleid. In een uitvoeringsvoorbeeld zijn de veervormige vinders 15 gemaakt van een beryllium koper. Verder zijn de 5 druk- en temperatuursensoren 51, 5T, 58 en 68 verwijderd en vervangen door passende blank metalen stoppen, bemeten voor het verschaffen van een in hoofdzaak in een vlak liggend oppervlak met de binnenwanden van de kamer 28. Verder is de fluiduminlaat opening 62 in de kop 60 af gedekt door een metalen plaat voor het verschaffen van een in hoofdzaak TO in éên vlak liggend oppervlak over de bovenkant van de kop 60. Bovendien zijn de binnenomtrekswanden van de kamer 28 schoongemaakt met een passend oplosmiddel voor het verwijderen van rest sporen van de olie, die uit de zuiger af sluiting kunnen zijn gesijpeld. Opmerkende dat de vereiste calibrering wordt bepaald door een verplaatsingsvolume Δ V en 15 niet door het absolute volume van de kamer 28, beïnvloeden de hiervoor beschreven mechanische wijzigingen de nauwkeurigheid van het calibreren niet. Wanneer de metingen, zoals wordt beschreven, voor de gewijzigde kamer 28 zijn uitgevoerd, kan hetzelfde stel metingen direkt daarna worden uitgevoerd met de kamer 28 teruggebracht in zijn gebruikelijke 20 werkgedaante, en kan een stel passende calibreringsfactoren worden opgewekt voor het in onderling verband plaatsen van de twee stellen metingen.Referring now to Figure 12A, certain mechanical changes have been made. First, the physical gap present between the piston 1U and the walls of the chamber 28 must be effectively blocked to prevent microwave energy from escaping through this gap. As explained in a copending U.S. patent application 30, the gap due to the nature of the seal between the piston 14 and the wall of the chamber 28 is significant. A cover 11 is made of a suitable metallic material, such as stainless steel, and further has a series of spring-shaped fingers 15, as detailed in FIG. 12B, disposed between the piston 11 and the interior of the chamber 28, which fingers when be in place over the piston 14 of the cover 11, reach into the gap between the piston ~ n Your transformer close contact *.> <.. '---. , -Γ * V '- 97 - are with the piston 1U' and the wall. The fingers 15 act as a short circuit that reflects the electromagnetic field that would otherwise be conducted through the said gap. In an exemplary embodiment, the spring-shaped finders 15 are made of a beryllium copper. Furthermore, the pressure and temperature sensors 51, 5T, 58 and 68 have been removed and replaced with appropriate bare metal plugs sized to provide a substantially flush surface with the interior walls of the chamber 28. Furthermore, the fluid inlet port is 62 in the head 60 covered by a metal plate to provide a substantially TO in one flat surface over the top of the head 60. In addition, the inner peripheral walls of the chamber 28 have been cleaned with an appropriate solvent to remove residual traces of the oil, which may have seeped from the piston seal. Noting that the required calibration is determined by a displacement volume ΔV and 15 not by the absolute volume of the chamber 28, the mechanical changes described above do not affect the accuracy of the calibration. When the measurements, as described, have been made for the modified chamber 28, the same set of measurements can be made immediately afterwards with the chamber 28 returned to its usual operating state, and a set of appropriate calibration factors can be generated to interrelate the two make measurements.

De resultaten van de tweede metingen kunnen dan worden gebruikt als een gegevensgrend, vanwaar daaropvolgende controles van de absolute calibrering kunnen worden vergeleken zonder door de gehele procedure te moeten 25 gaan van wijziging en weer monteren van de kamer 28.The results of the second measurements can then be used as a data lock, from which subsequent absolute calibration checks can be compared without having to go through the entire procedure of modifying and reassembling the chamber 28.

In het kort bevat de volumemeet- en calibreringswerkwij ze de stap van het bewegen van de zuiger 1U naar een eerste stand, aangeduid door de aanduiding in fig. 10, door het met de hand draaien van het draaibare deel 19 van de servomotor 20. Bij de eerste stand, wordt de 30 antenne 70 bekrachtigd met elektromagnetische energie van een eerste toestand TE.^ en een tweede toestand TE^g, gekozen voor het tot een minimum beperken van de hiervoor beschreven verstoringen. De frequenties f.j en fg, waarbij resonantie tot stand wordt gebracht voor elke toestand, worden waargenomen door het beschouwen van de teller 1108. Dan wordt de 35BABL3©fi3GlftiMÏ)e'w'0Sen over een afstand Δ L naar een tweede stand, zoals aangeduid door de aanduiding Lg, waar de antenne 70 weer wordt bekrachtigd -i^wwnmoimpti^che energie van de eerste en tweede toestanden, en - 98 - => ,Τ.·»·λ m ui ii 11 »'».!' •T.· .... ) bijbehorende frequenties, waarop resonantie tot stand -wordt gebracht voor elk der toestanden, vorden genoteerd. De uitgang van het optische, lineaire codeerorgaan 26 wordt gelegd aan een teller, die de impulsen van het lineaire codeerorgaan telt wanneer de zuiger 1U wordt bewogen over 5 de afstand Δ L. De diameters D^ en Dg van de kamer 28 bij elk der eerste en tweede standen, overeenkomende met de aanduidingen en Lg worden berekend. Op dit punt wordt een berekening uitgevoerd van de Δ L met gebruikmaking van de vooraf berekende waarden van D^ en Dg. De berekende waarde van Δ L wordt gedeeld door het aantal impulsen, verkregen van 10 het lineaire codeerorgaan 26, zoals geteld tijdens de beweging van de zuiger 1¾ over de afstand Δ L voor het verschaffen van een lengteca-libreringsfactor met gebruikmaking van de metingen van D^ en Dg. Het volume A V, overeenkomende met het volume, zoals bepaald door vlakken, die door de punten en Lg en de binnenamtrek van de kamer 28 gaan, 15 wordt uitgedrukt door een mathematische uitdrukking voor wat betreft de diameters D^ en Dg en Δ L. Indien de uitgang van het optische- mine-aire codeerorgaan 26 voor een bepaald volume moet worden gecalibreerd, bijvoorbeeld voor 0,028 m , wordt dii waarde in deze vergelijking geplaatst, die wordt opgelost voor de berekende waarden D^ en Dg voor het 20 verschaffen van de waarde van Δ L, overeenkomende met de beweging vanBriefly, the volume measuring and calibration method includes the step of moving the piston 1U to a first position, indicated by the designation in Fig. 10, by rotating the rotatable portion 19 of the servo motor 20 manually. In the first position, the antenna 70 is energized with electromagnetic energy of a first state TE, and a second state TE, selected to minimize the disturbances described above. The frequencies fj and fg, establishing resonance for each state, are observed by considering the counter 1108. Then, the 35BABL3 © fi3GlftiMi) e'w'0Sen is moved a distance ΔL to a second position, as indicated by the designation Lg, where the antenna 70 is energized again - the energy of the first and second states, and - 98 - =>, Τ. · »· λ m ui ii 11» "».! " • T. · ....) associated frequencies at which resonance is established for each of the states are noted. The output of the optical linear encoder 26 is applied to a counter which counts the pulses of the linear encoder when the piston 1U is moved 5 the distance Δ L. The diameters D ^ and Dg of the chamber 28 at each of the first and second positions corresponding to the designations and Lg are calculated. At this point, a calculation of the Δ L is performed using the pre-calculated values of D ^ and Dg. The calculated value of Δ L is divided by the number of pulses obtained from the linear encoder 26, as counted during the movement of the piston 1¾ over the distance Δ L to provide a length calibration factor using the measurements of D ^ and Dg. The volume AV, corresponding to the volume, as determined by planes passing through the points and Lg and the inner circumference of the chamber 28, is expressed by a mathematical expression regarding the diameters D ^ and Dg and Δ L. the output of the optical-mine encoder 26 to be calibrated for a given volume, for example for 0.028 m, this value is placed in this equation, which is solved for the calculated values D 1 and D g to provide the value of Δ L, corresponding to the movement of

OO

de zuiger 1U voor het zuigen van 0,028 m fluïdum door de meter 38.the piston 1U for sucking 0.028 m of fluid through the meter 38.

De berekende waarde van Δ L wordt vermenigvuldigd met de vooraf berekende lengtecalibreringsfactor voor het verschaffen van het aantal impulsen, dat wordt uitgevoerd door het optische, lineaire codeerorgaan 26 wanneer 25 de zuiger wordt bewogen over een lengte Δ L voor het zuigen van 0,028 o -m in de kamer 28. Zoals hiervoor uiteengezet, wordt de telling, zoals verkregen van het lineaire codeerorgaan 26, gebruikt voor het berekenen van de calibreringsfactor, zoals opgenomen in de berekening, uitgevoerd in stap 1062, zoals weergegeven in fig. 9N. De calibréringsfactor is in 30 het bijzonder de omgekeerde van de tellingen, zoals verkregen voor 0,028 o m fluidum, gezogen in de kamer 28, en verschaft een correctie voor de berekening van het foutpercentage in de aflezing van de meter op grond van een nauwkeurige meting van het volume van de kamer 28, zoals hiervoor uiteengezet.The calculated value of Δ L is multiplied by the pre-calculated length calibration factor to provide the number of pulses output by the optical linear encoder 26 when the piston is moved a length Δ L for sucking 0.028 o -m in the chamber 28. As explained above, the count obtained from the linear encoder 26 is used to calculate the calibration factor included in the calculation performed in step 1062 as shown in Fig. 9N. In particular, the calibration factor is the inverse of the counts obtained for 0.028 of fluid drawn into chamber 28, and provides a correction for the calculation of the error rate in the meter reading based on an accurate measurement of the volume of the chamber 28, as set forth above.

3$AD ORIGINAierst is het nodig de frequenties te meten, waarop de staande golftoestanden tot stand worden gebracht bij de standen en Lg. De be-a’—n on D_ vereist, zoals wordt besproken, een *»·<<.' ---3 $ AD ORIGIN In most cases, it is necessary to measure the frequencies at which the standing wave states are established at the positions and Lg. The be-a-n on D_ requires, as discussed, a * »· <<. ' ---

*♦ I* ♦ I

- 99 - waarde van de lichtsnelheid, die verandert voor veranderende omgevingsomstandigheden van temperatuur, druk en relatieve vochtigheid. Correcties voor veranderingen in de lichtsnelheid worden verwacht klein te zijn, en de "berekening van de lichtsnelheid wordt gewoonlijk een- of ; tweemaal uitgevoerd tijdens het calihreren van het optische, lineaire codeerorgaan 26.- 99 - value of the speed of light, which changes for changing ambient conditions of temperature, pressure and relative humidity. Corrections for changes in the speed of light are expected to be small, and the calculation of the speed of light is usually performed once or twice during calibration of the optical linear encoder 26.

De lichtsnelheid in vacuum, Co, is 2,997925 x 10^ cm/s. De "bijbehorende waarde c voor lucht wordt verkregen door het delen van Co door de "brekingsindex van lucht "bij de betreffende golflengte. Voor het microgolf gebied (f < 30 GHz), hangt de brekingsindex n samen met de atmosferische parameters via de vergelijking : (n-1) x 10ë · Ilii (P + i§i2* ) (22) waarin P de totale druk is in millibar, T de temperatuur in graden kelvin en e de partiële dampdruk van water in millibar. De lichtsnelheid wordt 15. dan gegeven door : c * Co/n = c^[l + Of (P + ) x 10“6J (23)The speed of light in vacuum, Co, is 2.997925 x 10 ^ cm / s. The "corresponding value c for air is obtained by dividing Co by the" refractive index of air "at the respective wavelength. For the microwave region (f <30 GHz), the refractive index n is related to the atmospheric parameters via the equation: (n-1) x 10ëIlii (P + i§i2 *) (22) where P is the total pressure in millibars, T is the temperature in degrees kelvin and e is the partial vapor pressure of water in millibars. then given by: c * Co / n = c ^ [l + Or (P +) x 10 "6J (23)

De temperatuur en barometrische druk kunnen direkt worden verkregen uit de aflezingen van een thermometer en een barometer, opgesteld nabij de metercalibreringsinrichting 10. De partiële dampdruk van water 20 kan worden afgeleid uit de relatieve vochtigheidsgegevens, verkregen met een slingerpsychometer door het gebruik van de psychometerformule, of eenvoudiger via het gebruik van een standaardtabel, zoals de “Smithsonian Physical Table”, no. 6H0.The temperature and barometric pressure can be obtained directly from the readings of a thermometer and a barometer, located near the meter calibrator 10. The partial vapor pressure of water 20 can be derived from the relative humidity data obtained with a pendulum psychometer using the psychometer formula, or more simply by using a standard table, such as the “Smithsonian Physical Table”, no. 6H0.

Voor het berekenen van een waarde van Δ L is het nodig de ge-25 middelde waarde te bepalen van de diameter van de kamer 28, en meer in het bijzonder de waarden te bepalen van de diameters D^ en Dg bij respectievelijk de standen en Lg. De ‘berekening van D^ en Dg wordt met grote zorgvuldigheid uitgevoerd, omdat de daaruit voortvloeiende onzekerheid in het volume ongeveer tweemaal de onzekerheid van deze meting 30 is. Zoals hiervoor uiteengezet wordt de zuiger bewogen naar de eerste stand, overeenkomende met de aanduiding , waar de frequenties f ^ en fg voor de toestand van de staande resonantiegolf, tot stand worden gebracht voor de twee verschillende toestanden. De voorkeurswerkwijze bestaat uit BAf3e®F^€ilB(jU£ijdig meten van de resonantiefrequenties f^ en fg van twee 35 verschillende toestanden met dezelfde elektrische eigenschappen als een "«‘’we-Kct.and L. en het oplossen voor de gemiddelde diameterTo calculate a value of ΔL it is necessary to determine the average value of the diameter of the chamber 28, and more particularly to determine the values of the diameters D ^ and Dg at the positions and Lg, respectively . The calculation of D1 and Dg is performed with great care, because the resulting volume uncertainty is approximately twice the uncertainty of this measurement. As explained above, the piston is moved to the first position, corresponding to the designation, where the frequencies f ^ and fg for the standing resonance wave state are established for the two different states. The preferred method consists of BAf3e®F ^ € ilB (J u £ timely measuring the resonant frequencies f ^ and fg of two different states with the same electrical properties as a we-Kct.and L. and solving for the mean diameter

* I* I

tt

• '9 > . I• '9>. I

* .....* .....

- 100 -- 100 -

Dmet gebruikmaking van de juiste theoretische uitdrukking.D Using the correct theoretical expression.

In een voorkeursuitvoeringsvorm, waarbij de kamer 28 de gedaante heeft van een recht cirkelvormige cilinder, is het voor dit doel de voorkeur verdienende paar toestanden, de TE.^ en TE^ ^^ toestanden. Zoals wordt besproken, is aangetoond, dat de kwaliteitsfactor Q, verkregen door bekrachtiging in deze toestanden, groot is voor het zodoende verminderen van de gevolgen van verstoringen op de metingen van de resonantiefre-quentie. De gemiddelde diameter van de cilinder bij een willekeurige vastgestelde stand van L wordt gegeven door de uitdrukking : ,0 D(L) = -1^15028=- (2θ ^ ltf22(L)-fia(t) j 1/2 waarin f^ de resonantiefrequentie is van de TE.^ toestand en f^ de resonant iefrequent ie van de ΤΕ112 toestand, en c de lichtsnelheid is in lucht, zoals berekend met de vergelijking (23). Met gebruikmaking van twee verschillende toestanden van elektromagnetische golfenergiebekrach-15 tiging, worden de verschillende verstoringen, zoals het huiddieptever- schil, het reactieve frequentiemeetrekken, veroorzaakt door de antenne TO, de mate van afwijking, van de binnenomtrek van de kamer 28 ten opzichte van een volkomen recht cirkelvormige cilinder, vereffend, en wordt de absolute waarde van D met grote nauwkeurigheid verkregen. Door het zorg-20 vuldig tewerk gaan bij het uitvoeren van metingen van de frequenties aan de teller 1108, zoals weergegeven in fig. 10, kunnen absolute nauwkeurigheden van de waarden D als een functie van L worden verkregen in de orde van 1 deel in 10^ of 2,5^ ^um bij een diameter van 30 cm. Deze mate van nauwkeurigheid is in dezelfde orde als de veranderingen in het volu-25 me van de kamer 28 als gevolg van thermische uitzetting en krimp, zoals opgesteld in een voor wat betreft temperatuur gestabiliseerde omgeving, waarin de temperatuur binnen een bereik wordt gehouden van +_ 0,56° C.In a preferred embodiment, where the chamber 28 is in the form of a straight circular cylinder, the preferred pair of states, the TE, and TE, are for this purpose. As discussed, it has been shown that the quality factor Q, obtained by energization in these states, is great in thus reducing the effects of perturbations on the measurements of the resonance frequency. The mean diameter of the cylinder at any given position of L is given by the expression:, 0 D (L) = -1 ^ 15028 = - (2θ ^ ltf22 (L) -fia (t) j 1/2 where f the resonant frequency is of the TE state and f the resonant frequency is of the 12112 state, and c is the speed of light in air, as calculated by equation (23) Using two different states of electromagnetic wave energy. The various perturbations, such as the skin depth difference, the reactive frequency metering caused by the antenna TO, the degree of deviation, of the inner circumference of the chamber 28 from a perfectly straight circular cylinder, are equalized, and the absolute value of D obtained with great accuracy. Careful operation of measurements of the frequencies at counter 1108, as shown in FIG. 10, allows absolute accuracies of the values D as a function. T are obtained on the order of 1 part in 10 µm or 2.5 µm at a diameter of 30 cm. This degree of accuracy is in the same order as the changes in volume of the chamber 28 due to thermal expansion and shrinkage, as set up in a temperature stabilized environment, in which the temperature is kept within a range of + _ 0.56 ° C.

Teneinde deze metingen te bevestigen, alsmede een kwantitatief 30 middel te verschaffen voor het verifiëren van de orde van grootte van de te verwachten verstoringen in het meet stelsel, kan de diameter onafhankelijk worden bepaald door het meten van de resonantiegolffrequenties ÖBiPfftiAl-opvekken van elektromagnetische golven van de ^Mq-jq toestand in de kamer 28. Met een dergelijke bekrachtigingstoestand, is de resonan- —. -irsn de lengte L en mag derhalve voor een vol-In order to confirm these measurements, as well as to provide a quantitative means of verifying the order of magnitude of the disturbances to be expected in the measuring system, the diameter can be determined independently by measuring the resonant wave frequencies ÖBiPfftiAl propagation of electromagnetic waves of the ^ Mq-jq state in the chamber 28. With such an energizing state, the resonance is. -irsn the length L and may therefore be used for a

* V* V

+ · 4 * > J ___ — 101 — komen regelmatige cilinder niet veranderen vanneer de stand van de zuiger 1U vordt veranderd.. Bekrachtiging in de TMq^ q toestand is echter gevoelig voor verschillende andere verstoringen, die in beschouwing moeten worden genomen teneinde dezelfde mate van nauwkeurigheid te bereiken als voor de twee hiervoor besproken toestanden. Voor de ^Mq-jq toestand wordt de gemiddelde diameter gegeven door de uitdrukking : D(L) = 0,765U799c/f (25) waarin f een resonantiefrequentie is van de toestand.+ · 4 *> J ___ - 101 - do not change regular cylinder when piston position 1U is changed .. Excitation in the TMq ^ q state is sensitive to various other disturbances, which must be considered to the same extent of accuracy as for the two states discussed above. For the ^ Mq-jq state, the mean diameter is given by the expression: D (L) = 0.765U799c / f (25) where f is a resonant frequency of the state.

Wanneer de gemiddelde diameter D van de kamer 28 als een functie van L in de gewenste mate van nauwkeurigheid is bepaald, wordt de vaarde van Δ L verkregen en gecorreleerd aan het waargenomen aantal im-. pulsen van het optische, lineaire codeerorgaan 26 teneinde de lengteca-libreringsfactor te verkrijgen voor wat betreft de lengte per impulsinterval of aantal impulsen per centimeter. De zuigerstand wordt inge-3 steld op en de resonantiefrequenties bij f^ en fg voor de gekozen toestanden ΤΕ.^ en TE^ ^ worden gemeten. De zuiger 1U wordt dan door het draaien van het draaideel 19 bewogen naar een nieuwe stand Lg, en de resonantiefrequenties van dezelfde toestanden worden weer gemeten, waarbij het aantal optische c ode erorgaan impulsen wordt geteld tijdens de beve-20 ging van de zuiger 1U vanuit zijn eerste naar zijn tweede stand. Het aantal impulsen wordt gedeeld door Δ L = L-j-Lg voor het verschaffen van de gewenste lengtecalibreringsfactor. De afstand Δ L = (L^-Lg) moet voldoende groot zijn, zodat de calibreringsnauwkeurigheid niet wordt beperkt door de nauwkeurigheid in de impulstelling (hp 1 in dit geval), 25 en de calibrering moet worden uitgevoerd over een aantal van DL intervallen om te verzekeren, dat geen niet-rechtlijnigheidsgevolgen in deze metingen aanwezig zijn.When the mean diameter D of the chamber 28 as a function of L is determined in the desired degree of accuracy, the value of ΔL is obtained and correlated to the observed number of im-. pulses from the optical linear encoder 26 to obtain the length calibration factor in terms of length per pulse interval or number of pulses per centimeter. The piston position is set to 3 and the resonant frequencies at f ^ and fg for the selected states ΤΕ. ^ And TE ^ ^ are measured. The piston 1U is then moved by rotating the rotating part 19 to a new position Lg, and the resonant frequencies of the same states are again measured, counting the number of optical encoder pulses during the piston 1U protection from his first to his second position. The number of pulses is divided by Δ L = L-j-Lg to provide the desired length calibration factor. The distance Δ L = (L ^ -Lg) must be sufficiently large that the calibration accuracy is not limited by the impulse count accuracy (hp 1 in this case), 25 and the calibration must be performed over a number of DL intervals to ensure that no non-linearity effects are present in these measurements.

Voor de TE^ toestand, wordt de verandering in de afstand Δ L gegeven door de uitdrukking : Λ L - (L L ) Γ f 2 f 0 «5860671C 2 ^ - f 2- ·0,^8,60Ψ·1·—~Τ 30 AL-(Lg-L1) g f2 -|^ d(l2) J L *L1> (gg-j ! waarin fg en D(Lg) de resonantiefrequentie van de TE^-j toestand en de voorafbepaalde gemiddelde diameter bij de zuigerstand Lg zijn, en en BAX} QjftlQftlAgtref f ende waarden zijn bij de stand .For the TE ^ state, the change in the distance Δ L is given by the expression: Λ L - (LL) Γ f 2 f 0 «5860671C 2 ^ - f 2- · 0, ^ 8.60Ψ · 1 · - ~ AL 30 AL- (Lg-L1) g f2 - | ^ d (l2) JL * L1> (gg-j! Where fg and D (Lg) are the resonance frequency of the TE ^ -j state and the predetermined mean diameter at the piston position Lg, and and BAX} QjftlQftlAgtref f and the values are at the position.

Voor de TE^g toestand wordt de verandering in de afstand A L ---- A^ny. uitdrukking : -------- ' * *· * . i ) Γ - 302 '-ί/2 AL* (L2-L )*C I:zf~ °* 5860671c] 1 _ f2e r 0^0671¾2] 1/ ]- D(Lg) J ) [ I Dd^) ]J (27) waarin de verschillende grootheden op een soortgelijke wijze als hiervoor zijn bepaald.For the TE ^ g state, the change in distance becomes A L ---- A ^ ny. expression : -------- ' * *· * . i) Γ - 302 '-ί / 2 AL * (L2-L) * CI: zf ~ ° * 5860671c] 1 _ f2e r 0 ^ 0671¾2] 1 /] - D (Lg) J) [I Dd ^)] J (27) wherein the different quantities are determined in a similar manner as above.

Soortgelijke uitdrukkingen kunnen voor elke bekrachti gingstoe-5 stand worden geschreven, waarbij meer dan êên toestand kan worden gebruikt voor het controleren van dè inwendige gelijkblijvendheid en absolute nauwkeurigheid van deze metingen.Similar expressions can be written for any energizing state, where more than one state can be used to check the internal uniformity and absolute accuracy of these measurements.

De absolute calibrering van het verplaatsingsvolume A V tussen de zuigerstanden en Lg wordt verschaft door de volgende uitdrukking: 1Q Av = v2-v1 ( /7*A £d22( Al) + (d22-d12)l1 (28) waarin Dg en D^ de gemiddelde diameters zijn van de cilindrische doorsneden bij de zuigerstanden L1 en Lg en Λ L * (1^ - Lg). Uit een beschouwing van de vergelijking (28) is het duidelijk, dat indien voor het calibreren een bepaalde waarde wordt aangenomen van het absolute ver-15 plaatsingsvolume Δ V, bijvoorbeeld 0,028 m , en kennende de waarden vanThe absolute calibration of the displacement volume AV between the piston positions and Lg is provided by the following expression: 1Q Av = v2-v1 (/ 7 * A £ d22 (Al) + (d22-d12) l1 (28) where Dg and D ^ the mean diameters are of the cylindrical cross sections at the piston positions L1 and Lg and Λ L * (1 ^ - Lg) From a consideration of the equation (28) it is clear that if a certain value is assumed for the calibration absolute displacement volume Δ V, for example 0.028 m, and knowing the values of

Dg en D., de bijbehorende waarde van A L, d.w.z. de afstand waarover de zuiger A moet worden bewogen voor het zuigen van 0,028 ur fluidum in de kamer 28 van de metercalibreringsinrichting 12, kan worden berekend. Het doel van het calibreren is het verkrijgen van het aantal impulsen, zoals 20 verkregen van het optische lineaire codeer or gaan 26, welke impulsen voor een gewenst verplaatsingsvolume Δ V worden uit gevoerd, en wordt verkregen door het vermenigvuldigen van de verkregen waarde van A L voor een bepaald volume met de lengtecalibreringsfactor voor het verschaffen van het equivalente aantal impulsen, dat wordt uitgevoerd door het op-25 tische lineaire codeerorgaan 26.Dg and D., the corresponding value of A L, i.e. the distance by which the piston A must be moved to suck 0.028 ur fluid into the chamber 28 of the meter calibrator 12, can be calculated. The purpose of the calibration is to obtain the number of pulses, such as 20 obtained from the optical linear encoder 26, which pulses are output for a desired displacement volume ΔV, and is obtained by multiplying the obtained value of AL for a given volume with the length calibration factor to provide the equivalent number of pulses output by the optical linear encoder 26.

De keuze van de TE-j-j-j en TE^g toestanden voor het bekrachtigen van de trilholte 28, stoelde op herhaalde bepalingen met gebruikmaking van een aantal resonanties van de gebruikelijke toestand voor het bepalen van de kwaliteitsfactor Q voor elk der toestanden. Deze bepalingen 30 van de Q van een gebruikelijke toestand vereisen de metingen van de verhouding van de teruggekaatste energie (Pr) tot de invallende (Po) bij de reson&ntiefrequentie, en de frëquentiebreedte van de aanspreekkromme, BAD Q$!£4$Momende met het halve energieniveau, bepaald door P =(Po. + Pr) 1/2 ' /2. Het is gewenst, dat de gelijkstroomspanningaanspreking van deThe selection of the TE-j-j and TE-g states for energizing the cavity 28 was based on repeated determinations using a number of resonances of the usual state to determine the quality factor Q for each of the states. These determinations of the Q of a conventional state require the measurements of the ratio of the reflected energy (Pr) to the incident (Po) at the resonance frequency, and the frequency width of the response curve, BAD Q $! £ 4 $ half energy level, determined by P = (Po. + Pr) 1/2 '/ 2. It is desirable that the DC voltage response of the

• -'I• -'I

*>4t,’ — __ - 103 - kristaldetector 1110. lineair is met ingevoerde microgolfenergie. Aan deze voorwaarde kan worden voldaan door het "bedienen van de kristalde-tector 1110 ih het z.g."lineaire detectie” overeenkomende met een gelijk-strocmniveau, dat gewoonlijk -minder is dan 20 mV. Indien noodzakelijk kan de rechtlijnigheid van de aanspreking worden geverifieerd door het gebruik van het stapdempingsorgaan, dat zich bevindt aan de tijdbasis-generator 1100. Wanneer dit is vastgesteld, kan de koppelingsvoëfficient (Pr/Po) direkt worden gemeten op het scherm van de kathodestraaloscillo-graaf 1112. voor wat betreft de overenkomstige spanningsverhouding. Het halve energieniveau kan dan worden berekend als een equivalente spanning.*> 4t, '- __ - 103 - crystal detector 1110. is linear with input microwave energy. This condition can be met by "operating the crystal detector 1110 in the so-called" linear detection "corresponding to an DC current level, which is usually less than 20 mV. If necessary, the rectilinearity of the response can be verified using the step damping means located on the time base generator 1100. Once established, the coupling efficiency (Pr / Po) can be measured directly on the screen of the cathode ray oscillator. count 1112. regarding the corresponding voltage ratio. The half energy level can then be calculated as an equivalent voltage.

De halve breedte van de aanspreekkromme, zoals weergegeven in fig. 1U, is net het verschil tussen de twee frequentie-instellingen, als ingesteld op de ti'jdbasisgenerator 1100, overeenkomende met de halve energieni-veaus aan weerszijden van de resonantiefrequentie, zoals waargenomen op 5 de kathodestraaloscillograaf 1112. De Q van de resonantie wordt berekend met gebruikmaking van de uitdrukking, gegeven door de vergelijking (10).The half width of the response curve, as shown in Figure 1U, is just the difference between the two frequency settings, as set on the time base generator 1100, corresponding to the half energy levels on either side of the resonant frequency, as observed at 5, the cathode ray oscillograph 1112. The Q of the resonance is calculated using the expression given by the equation (10).

Uit deze bepalingen van Q is aangetoond, dat de TE^ ^ 1 toestand de kwali-teitsfactor Q heeft van ongeveer 6000 - 7000 over het loopbereid van de zuiger 1U, waarbij de TE-j-j2 toestand een kwaliteitsfactor Q heeft van >0 8000 - 10.000. Zoals hiervoor aangeduid, is de kwaliteitsfactor een maat van de orde van grootte van de verwachte afwijking van de resonantiefrequentie ten opzichte van de geïdealiseerde resultaten, zoals verschaft door de vergelijking (1). Door het toepassen van deze toestanden, kan dus de resonantiefrequentie met een grotere nauwkeurigheid worden geme-25 ten, en kunnen de verstoringen, die ontstaan als gevolg van onvolkomenheden in oppervlakte-onvolkomenheden, alsmede de gevolgen van het frequent iemeetrekken in de huiddiepte, tot het minimum worden beperkt.From these determinations of Q, it has been shown that the TE-1-1 state has a quality factor Q of about 6000-7000 over the piston 1U run, the TE-j-2 state having a quality factor Q of> 0 8000 - 10,000. As indicated above, the quality factor is a measure of the order of magnitude of the expected deviation of the resonant frequency from the idealized results, as provided by the equation (1). Thus, by applying these states, the resonant frequency can be measured with greater accuracy, and the perturbations caused by imperfections in surface imperfections, as well as the consequences of frequent measuring in the skin depth, can be minimum.

Het gebruik van de toestanden en TE^ ^ wordt dus geacht bepalingen de verschaffen met een grotere nauwkeurigheid van de resonantiefrequentie, 30 en dus van de gemiddelde diameter D en van de volumeverplaatsing tussen de twee zuigerstanden.Thus, the use of the states and TE ^ ^ is believed to provide determinations with greater accuracy of the resonant frequency, and thus of the mean diameter D, and of the volume displacement between the two piston positions.

Er is dus een metercalibreringsinrichting beschreven, die met een grote mate van nauwkeurigheid een fluïdum- en in het bijzonder een gasstroming kan meten door een meter. Volgens een aspect wordt het volume van de 35 ΒΑΒΐΘ£&311^1 Afearin het fluidum wordt gezogen, met uiterste nauwkeurigheid gemeten en vergeleken met de uitgang van het codeerorgaan, dat beweging ----„-ii-inder waarneemt, waarbij een aanduiding van hetThus, a meter calibrator has been described, which can measure a fluid and, in particular, a gas flow through a meter with a high degree of accuracy. In one aspect, the volume of the 35 ΒΑΒΐΘΒΑΒΐΘ & 311 ^ 1 Afearin fluid is aspirated, measured with utmost precision, and compared to the encoder output, which detects motion - ii-inder, indicating it

>... I> ... I

- 10U - in de cilinder gezogen volume met een overeenkomstige grote mate van nauwkeurigheid wordt verschaft. Dit standaard of gecalibreerde volume wordt vergeleken met de uitgang van de meter, die wordt getoetst, voor het verschaffen van een aanduiding van de meterregistratie, alsmede het 5 foutpercentage van de meterfluidumaflezing ten opzichte van het feitelijke of gecalibreerde volume, aangeduid door het optische codeerorgaan van het metercalibreringsinriehtingsstelsel. Verder wordt het meter-calibreringsinrichtingsstelsel geregeld door een computer stelsel, waarbij een aantal toetsen wordt uitgevoerd, waarin parameters van de meter-.10 en calibreringsinrichtingstemperatuur en -druk in beschouwing worden genomen voor het verstellen van de aanduiding van het gemeten volume van fluidumstroming, alsmede herhaalde toetsen onder verschillende omstandigheden worden uit gevoerd. In het bijzonder kunnen verschillende fluidum-volumes door de metercalibreringsinrichting worden gezogen door de meter 15 door het invoeren van overeenkomstige tellingf actor en in een teller van de computer, en het neerwaarts tellen van de gekozen telling tot nul voor het bepalen van de metertoets. Volgens een verder aspect wordt een nieuwe en bijzondere werkwijze toegepast voor het met grote nauwkeurigheid bepalen van het volume van de cilinder, waarin het fluidum wordt gezogen, 20 voor een bepaalde verplaatsing van de zuiger. Deze nauwkeurige meting wordt bepaald door de frequenties, waarbij bestaande golven tot stand worden gebracht voor eerste en tweede zuigerstanden voor het verschaffen van een nauwkeurige aanduiding van het fluidumvolume en de uitgang van het optische codeerorgaan, gekoppeld voor het waarnemen van de beweging van de zuiger.- 10U - volume drawn into the cylinder with a correspondingly high degree of accuracy is provided. This standard or calibrated volume is compared to the meter output being tested to provide an indication of the meter record, as well as the error rate of the meter fluid reading relative to the actual or calibrated volume, indicated by the optical encoder of the meter calibration system. Furthermore, the meter calibrator system is controlled by a computer system, in which a number of keys are performed in which parameters of the meter -10 and calibrator temperature and pressure are taken into consideration to adjust the indication of the measured volume of fluid flow, as well as repeated tests under different circumstances are performed. In particular, different volumes of fluid may be drawn through the meter calibrator through the meter 15 by entering corresponding count factor and into a counter of the computer, and counting down the selected count to zero to determine the meter key. According to a further aspect, a new and special method is used for determining with great accuracy the volume of the cylinder into which the fluid is sucked, for a specific displacement of the piston. This accurate measurement is determined by the frequencies creating existing waves for first and second piston positions to provide an accurate indication of the fluid volume and output of the optical encoder coupled to sense the movement of the piston.

Vele veranderingen kunnen worden aangebracht in de hiervoor beschreven inrichting en werkwijze, en verschillende uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen worden uitgevoerd zonder de strekking daarvan te verlaten, zodat alle onderwerpen, vervat in de voorgaande beschrijving en de 30 tekening, als illustratief moeten worden geïnterpreteerd en niet in een beperkende betekenis.Many changes can be made to the above-described apparatus and method, and various embodiments of the invention can be carried out without departing from its scope, so that all subjects contained in the foregoing description and the drawing should be interpreted as illustrative and not in a limiting sense.

BAD ORIGINALBAD ORIGINAL

Claims (23)

1. Werkwijze voor het calibreren van een metercalibreringsinrich- ting, met het kenmerk, dat de metercalibreringsinrichting een kamer "bevat, voorzien van de geometrie van een recht cirkelvormige cilinder, die een diameter D en een lengte L heeft, verder een zuiger die recht— 5 lijnig kan "bewegen in de kamer voor het leiden van fluidum tussen de fluidummeter, die wordt getoetst, en de kamer, en meetmiddelen die aan-, spreken op de "beweging van de zuiger voor het verschaffen van een signaal, dat indicatief is voor de mate van zuigerbeweging, waarbij elke incre-mentele eenheid van het signaal overeenkomt met een incrementele bewe-I0 ging van de zuiger en dus het door de fluidummeter, die wordt getoetst, geleide fluidumvolume, waarbij de werkwijze de stappen omvat van het verplaatsen van de zuiger naar een eerste stand in de kamer, verder het opwekken van eerste en tweede elektromagnetische velden in de kamer, waarbij elk elektromagnetisch veld een afzonderlijke gebruikelijke toe-15 stand is, zodanig gekozen, dat de elektrische en magnetische component-velden van de eerste en tweede velden bij de resonantietoestand in de kamer een betrekking hebben met de diameter en de lengte van de kamer, het meten van eerste en tweede frequenties, waarbij de eerste en tweede elektromagnetische velden in de kamer een resonantietoestand tot stand 20. brengen, het bewegen van de zuiger naar een tweede stand, verplaatst ten opzichte van de eerste stand onder het accumuleren van het signaal, verkregen van de meetmiddelen, het opwekken van derde en vierde elektromagnetische velden in de kamer, waarvan elk elektromagnetisch veld een afzonderlijke gebruikelijke toestand heeft, zodanig gekozen, dat de 25 elektrische en magnetische componentvelden van de derde en vierde velden bij de resonantietoestand in de kamer een bepaald verband hebben met de diameter en de lengte van de kamer, het meten van de derde en vierde resonantiefrequenties, waarop de derde en vierde elektromagnetische velden in de kamer resonantietoestanden tot stand brengen, het op grond 30 van de eerste en tweede resonantiefrequenties bepalen van de diameter en de lengte van en dus een eerste volume, bepaald door de kamer en de zuiger in zijn eerste stand, en op grond van de derde en vierde frequenties de diameter en de lengte van en dus een tweede volume, bepaald BAD ORIGINAL door de kamer en de zuiger in de tweede stand, en het bepalen van het 35 zuigerverplaatsingsvolume als het verschil tussen de tweede en eerste - 106 - 1 >.· .v I volumes, en het correleren van het geaccumuleerde signaal van de meetmiddelen met het verplaatsingsvolume voor het verschaffen van een manifestatie van de incrementele vaarde van het fluïdum, vertegenwoordigd door een incrementele eenheid van het meetmiddelensignaal.A method of calibrating a meter calibration device, characterized in that the meter calibration device comprises a chamber "having the geometry of a straight circular cylinder, which has a diameter D and a length L, furthermore a piston which is straight— 5 can move in the chamber for conducting fluid between the fluid meter being tested and the chamber, and measuring means responsive to the movement of the piston to provide a signal indicative of the degree of piston movement, each incremental unit of the signal corresponding to an incremental movement of the piston and thus the volume of fluid passed through the fluid meter being tested, the method comprising the steps of moving the piston to a first position in the chamber, further generating first and second electromagnetic fields in the chamber, each electromagnetic field having a separate conventional device. and is chosen such that the electric and magnetic component fields of the first and second fields in the resonance state in the chamber relate to the diameter and length of the chamber, measuring first and second frequencies, the first and second electromagnetic fields in the chamber establish a resonant state, moving the piston to a second position, displaced from the first position, accumulating the signal obtained from the measuring means, generating third and fourth electromagnetic fields in the chamber, each electromagnetic field of which has a separate usual state, chosen such that the electric and magnetic component fields of the third and fourth fields in the resonance state in the chamber have a certain relationship with the diameter and the length of the chamber, measuring the third and fourth resonant frequencies, showing the third and fourth electromagnetic fields establishing resonance states in the chamber, determining the diameter and the length of, and thus a first volume, determined by the chamber and the piston in its first position, on the basis of the first and second resonant frequencies, and on the basis of the third and fourth frequencies the diameter and length of and thus a second volume, determined BAD ORIGINAL by the chamber and the piston in the second position, and determining the piston displacement volume as the difference between the second and the first - 106 - 1>. Volumes, and correlating the accumulated signal from the measuring means with the displacement volume to provide a manifestation of the incremental value of the fluid, represented by an incremental unit of the measuring means signal. 2. Werkwijze volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de meetmidde len een uitgang verschaffen in de vorm van een reeks impulsen, waarvan elke impuls een incrementele "beweging vertegenwoordigt van de zuiger, waarbij de uitgangsimpulsen worden geteld gedurende de beweging van de zuiger vanuit zijn eerste stand naar zijn tweede stand. .A method according to claim 1, characterized in that the measuring means provide an output in the form of a series of pulses, each pulse representing an incremental "movement of the piston, the output pulses being counted during the movement of the piston from its first position to its second position. 3. Werkwijze volgens conclusie 2 met het kenmerk, dat het corre leren de stap omvat van het bepalen van een lengtecalibreringsfactor als de infrementele lengte, waarover de zuiger is bewogen voor het produceren van êen enkele impuls door de meetmiddelen. 1*. Wbrkwijze volgens conclusie 3 met het kenmerk, dat het corre- 15 leren het bepalen omvat van eerste en tweede diameters van de kamer bij respectievelijk de eerste en tweede zuiger standen op grond van de metingen van de eerste, tweede, derde en vierde frequenties, verder het voor een bepaald volume en de bepaalde eerste en tweede diameters bepalen van de zuigerverplaatsing, nodig voor het leiden van het bepaalde flui- 20 dumvolume tussen de fluidummeter, die wordt getoetst, en de kamer, en het op grond van de lengtecalibreringsfactor en de zuigerverplaatsing bepalen van het aantal impulsen, dat moet worden opgewekt door de meetmiddelen voor het verplaatsen van het bepaalde volume tussen de meter, die wordt getoetst, en de kamer. 25 5· Werkwijze volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de toestanden voor het opwekken van elektromagnetische energie in de kamer worden gekozen voor het verminderen van de verstoringen, zoals deze anderszins zouden worden opgewekt door de aard, de gedaante en het oppervlak van de kamer.A method according to claim 2, characterized in that the correcting comprises the step of determining a length calibration factor as the infrared length, over which the piston has been moved to produce a single pulse through the measuring means. 1 *. Method according to claim 3, characterized in that the correction comprises determining first and second diameters of the chamber at the first and second piston positions, respectively, on the basis of the measurements of the first, second, third and fourth frequencies, further determining, for a given volume and the given first and second diameters, the piston displacement necessary to direct the determined fluid volume between the fluid meter being tested and the chamber, and based on the length calibration factor and the piston displacement determining the number of pulses to be generated by the measuring means for moving the determined volume between the meter being tested and the chamber. A method according to claim 1, characterized in that the states for generating electromagnetic energy in the chamber are chosen to reduce the disturbances as they would otherwise be generated by the nature, shape and surface of the chamber . 6. Werkwijze volgens conclusie 5 met het kenmerk, dat de eerste en tweede toestanden respectievelijk de ^Mq-jq en TE^ ^ ^ toestanden zijn van het opwekken van elektromagnetische energie.Method according to claim 5, characterized in that the first and second states are the Mq-jq and TE ^ ^ ^ states of electromagnetic energy generation, respectively. 7. Werkwijze volgens conclusie 5 met het kenmerk, dat de eerste en tweede toestanden respectievelijk de TE^.j en zi«jn van 35 het opwekken van de elektromagnetische energie. BAD OWGINAItferkwijze volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de stappen worden herhaald, waarbij de eerste stand bij elk opvolgend stel stappen *·-'«·7 , ! - 107 - wordt veranderd, zodat de zuiger door een ander gedeelte van de kamer wordt verplaatst.7. A method according to claim 5, characterized in that the first and second states are respectively the TE and the generation of the electromagnetic energy. BAD OWGIN Method according to claim 1, characterized in that the steps are repeated, the first position in each successive set of steps. - 107 - is changed so that the piston is moved through another part of the room. 9. Inrichting voor het calihreren van een metercalihreringsinrich— ting, met het kenmerk, dat de metercalibreringsinrichting een kamer omvat, 5 voorzien van een stijve, niet-vervormbare gedaante, waarvan de binnenomtrek is uitgevoerd als een recht cirkelvormige cilinder met een bepaalbare lengte en diameter, verder een zuiger die rechtlijnig kan bewegen in de kamer voor het leiden van fluidum. tussen een fluidumstromings-meter, die wordt getoetst en dé kamer, motormiddelen voor het met een in 10 hoofdzaak gelijkblijvende snelheid gedurende de toets van de fluidum-stromingsmeter drijven van de zuiger, en precisiemeetmiddelen die aanspreken op de beweging van de zuiger in de kamer voor het verschaffen van een reeks impulsen, waarvan elke impuls een incrementele beweging vertegenwoordigt van de zuiger en dus het volume van fluidum, geleid 15 door de fluidummeter, die wordt getoetst, waarbij de inrichting middelen onryat voor het verplaatsen van de zuiger vanuit een eerste stand naar een tweede stand, verder middelen voor het opwekken van een elektromagnetisch veld met een veranderlijke frequentie voor het bij elk der eerste en tweede standen tot stand brengen van eerste en tweede elektromag-2Q netische velden, waarvan elk veld een afzonderlijke gebruikelijke toestand heeft, zodanig gekozen, dat de elektrische en magnetische compo-nentvelden van de eerste en tweede velden bij de resonantietoestand in de kamer samenhangen met de diameter en de lengte van de kamer, middelen voor het bepalen van eerste en tweede frequenties, waarop de reso-25 nantietoestanden van een staande golf tot stand worden gebracht in de cilinder bij elk der eerste en tweede zuigerstanden, en middelen voor het tellen van het aantal impulsen, uitgevoerd van de meetmiddelen wanneer de zuiger wordt verplaatst vanuit zijn eerste naar zijn tweede stand, waardoor een manifestatie, indicatief voor het incrementele volume van 30 de kamer, vertegenwoordigd door een impuls, kan worden verkregen op grond van het verplaats ingsvolume tussen de eerste en tweede zuiger standen, zoals bepaald uit de gemeten resonantiefrequenties, en het getelde aantal impulsen.9. Device for calibrating a meter calibration device, characterized in that the meter calibration device comprises a chamber, provided with a rigid, non-deformable shape, the inner circumference of which is designed as a straight circular cylinder with a determinable length and diameter. further, a piston which can move rectilinearly in the fluid guiding chamber. between a fluid flow meter being tested and the chamber, motor means for driving the piston at a substantially constant speed during the test of the fluid flow meter, and precision measuring means responsive to the movement of the piston in the chamber for providing a series of pulses, each pulse representing an incremental movement of the piston and thus the volume of fluid passed through the fluid meter being tested, the device onryating means for moving the piston from a first position to a second position, further means for generating an electromagnetic field of variable frequency for producing first and second electromagnetic fields, each of which has a separate usual state, at each of the first and second positions, so selected that the electric and magnetic component fields of the first and second fields at the resonance state in the chamber are related to the diameter and length of the chamber, means for determining first and second frequencies, upon which the standing wave resonance states are established in the cylinder at each of the first and second piston positions, and means for counting the number of pulses outputted from the measuring means when the piston is moved from its first to its second position, whereby a manifestation indicative of the incremental volume of the chamber, represented by a pulse, can be obtained on based on the displacement volume between the first and second piston positions, as determined from the measured resonant frequencies, and the counted number of pulses. 10. Inrichting volgens conclusie 9 met het kenmerk, dat de eerste en 35 tweede toestanden zijn gekozen voor het verminderen van de verstoringen, zouden worden opgewekt door de aard, de gedaante en het oppervlak van de kamer. Γ- —♦ J - 108 -Device according to claim 9, characterized in that the first and second states selected to reduce the disturbances would be generated by the nature, shape and surface of the chamber. Γ- - ♦ J - 108 - 11. Werkwijze voor het calibreren van een metercalibreringsinrich-ting, met het kenmerk, dat de calibreringsinrichting een kamer hevat met een regelmatige geometrie, en een zuiger die rechtlijnig kan tevegen in de kamer voor het leiden van fluïdum tussen een fluidummeter, die wordt 5 getoetst, en de kamer, waarbij de werkwijze de stappen omvat van het opwekken van elektromagnetische energie in de kamer met een eerste en een tweede, afzonderlijke gebruikelijke toestand, welke toestanden elk zodanig zijn gekozen, dat de elektrische en magnetische componentvelden van dat elektromagnetische veld 'bij zijn resonantietoestand samenhangen met 10' de afmetingen van de kamer met de regelmatige geometrie, het uit de kamer met de regelmatige geometrie verkrijgen van teruggekaatste energie, het waarnemen van een eerste frequentie van de elektromagnetische energie, die een resonantietoestand tot stand brengt van de eerste gebruikelijke toestand in de kamer, het waarnemen van een tweede frequentie van 15 de elektromagnetische energie, die een resonantietoestand tot stand brengt van de tweede gebruikelijke toestand in de kamer, het op grond van de waargenomen resonantiefrequentie bepalen van de afmetigen en dus het volume van de kamer, het leiden van de zuiger door de kamer en verschaffen van een manifestatie, die indicatief is voor de mate van de zuigerbeweging, 20 en het calibreren van de manifestatie van de zuigerbeweging op grond van een nauwkeurige bepaling van het kamervolume.11. A method of calibrating a meter calibrator, characterized in that the calibrator includes a chamber with a regular geometry, and a piston which can be sweep rectilinearly into the chamber for passing fluid between a fluid meter being tested , and the chamber, the method comprising the steps of generating electromagnetic energy in the chamber having a first and a second, separate conventional state, each of which states is selected such that the electrical and magnetic component fields of that electromagnetic field its resonance state is associated with 10 'the dimensions of the regular geometry chamber, obtaining reflected energy from the regular geometry chamber, sensing a first frequency of the electromagnetic energy, which creates a resonance state of the first usual state in the room, sensing a second frequency of the electromagnetic energy, which creates a resonance state of the second usual state in the chamber, determining the dimensions and thus the volume of the chamber on the basis of the observed resonance frequency, guiding the piston through the chamber and of a manifestation indicative of the degree of the piston movement, and calibrating the manifestation of the piston movement based on an accurate determination of the chamber volume. 12. Werkwijze volgens conclusie 11 gekenmerkt door het kiezen van de eerste en tweede gebruikelijke toestanden voor het verminderen van de verstoringen . die anders zouden worden opgewekt door de aard, de gedaante 25 en het oppervlak van de kamer.The method of claim 11 characterized by selecting the first and second conventional states for reducing the disturbances. which would otherwise be generated by the nature, shape and surface of the room. 13. Werkwijze volgens conclusie 12 met het kenmerk, dat de toestanden worden gekozen als de TIS-j-j-j en TEtoestanden. 1U. Werkwijze volgens conclusie 12 met het kenmerk, dat de toestanden worden gekozen als de TE^g en de TMq^q toestanden. 30 15’. Werkwijze volgens conclusie 12 met het kenmerk, dat de toestanden worden gekozen als de ^Mq-jq en TE^^ toestanden.Method according to claim 12, characterized in that the states are selected as the TIS-j-j-j and TE states. 1U. Method according to claim 12, characterized in that the states are selected as the TE ^ g and the TMq ^ q states. 30 15 ". Method according to claim 12, characterized in that the states are selected as the ^ Mq-jq and TE ^ ^ states. 16. Inrichting voor het meten van het volume van de kamer van de me- tercalibreringsinrichting met het kenmerk, dat de calibreringsinrichting verder een zuiger bevat die rechtlijnig kan bewegen in de kamer voor het 35 leiden van een fluïdum tussen de meter die wordt getoetst, en de kamer, BADOTWÖWiAÊe meetinrichting is voorzien van middelen voor het opwekken en veranderen van de frequentie van uitgevoerde elektromagnetische micro- "> ·-; Ί k. * .. > J - 109 - golfenergie, verder van antennemiddelen, gekoppeld aan de opvekmiddelen voor liet uitstralen van golven elektromagnetische energie in de kamer, van middelen voor liet waarnemen van de elektromagnetische energie, die de kamer verlaat, van middelen voor het vaarnemen van een resonantietoe-5 stand, velke middelen zijn gekoppeld aan de energiewaarneemmiddelen, voor het verschaffen van een aanduiding van de optredens van de minimumniveaus van energie, die de kamer verlaten, overeenkomende met het tot stand "brengen van een resonantietoestand met staande golf in de kamer, en van middelen voor het "bepalen van de frequenties, vaarop resonantie-10 toestanden met een staande golf tot stand worden gebracht in de kamer, waardoor het volume van de kamer nauwkeurig wordt bepaald.16. Device for measuring the volume of the chamber of the meter calibrator, characterized in that the calibrator further comprises a piston which can move rectilinearly in the chamber for guiding a fluid between the meter being tested, and the chamber, BADOTWÖWiAÊe measuring device, is provided with means for generating and changing the frequency of outputted electromagnetic micro->> - -; Ί k. * ..> J - 109 - wave energy, further from antenna means, coupled to the means for radiating waves of electromagnetic energy into the chamber, from means for sensing the electromagnetic energy leaving the chamber, from means for sensing a resonance condition, many means being coupled to the energy sensing means, to provide an indication of the occurrences of the minimum levels of energy leaving the chamber, corresponding to the creation of a resonance standing wave in the chamber state, and means for determining the frequencies for standing wave resonance states are established in the chamber, thereby accurately determining the volume of the chamber. 17- Inrichting volgens conclusie 16 met het kenmerk, dat de opvekmiddelen, middelen omvatten voor het veranderen van de frequentie van de elektromagnetische microgolfenergie totdat een staande golftoestand tot 15 stand is gebracht in de kamer.Device according to claim 16, characterized in that the boosting means comprise means for changing the frequency of the electromagnetic microwave energy until a standing wave condition has been established in the chamber. 18. Inrichting volgens conclusie 17 met het kenmerk, dat dë opvekmid-delen de frequentie van de elektromagnetische microgolfenergieuitgang automatisch wordt veranderd.18. Device as claimed in claim 17, characterized in that the enhancement means automatically change the frequency of the microwave electromagnetic energy output. 19. Inrichting volgens conclusie 17 met het kenmerk, dat de opvekmid-2Q delen, met de hand bedienbare middelen omvatten voor het veranderen van de frequentie van de uitgevoerde elektromagnetische golfenergie.Device according to claim 17, characterized in that the boosting means-2Q parts comprise manually operable means for changing the frequency of the output electromagnetic wave energy. 20. Inrichting volgens conclusie 16 met het kenmerk, dat de energie-waameemmiddelen en de opvekmiddelen elk zijn gekoppeld aan de antennemiddelen en aan de resonantietoestandwaarneemmiddelen, waardoor een ma- 25 nifestatie van het niveau van energie, die de kamer verlaat, wordt verschaft als een functie van de frequentie van de elektromagnetische ener- i · gie, opgewekt door de elektromagnetische opvekmiddelen.20. Device according to claim 16, characterized in that the energy sensing means and the boosting means are each coupled to the antenna means and to the resonance state sensing means, thereby providing a manifestation of the level of energy leaving the chamber as a function of the frequency of the electromagnetic energy generated by the electromagnetic boosting means. 21. Inrichting volgens conclusie 16 met het kenmerk, dat de frequen-tiewaarneemmiddelen zijn gekoppeld aan de uitgang van de elektromagne- 30 tische energie-opvekmiddelen, en middelen omvatten voor het weergeven van de frequentie van de elektromagnetische energie.21. Device according to claim 16, characterized in that the frequency sensing means are coupled to the output of the electromagnetic energy generating means, and comprise means for displaying the frequency of the electromagnetic energy. 22. Inrichting volgens conclusie 21 met het;jkenmerk, dat de vaar-neemmiddelen een teller omvatten.22. Device as claimed in claim 21, characterized in that the navigation means comprise a counter. 23. Inrichting volgens conclusie 16 met het kenmerk, dat middelen 35 zijn gekoppeld aan de uitgang van de elektromagnetische energie-opvek- BADD4)l9eiNAbroor het waarnemen van het niveau van de energie en voor hét verschaffen van een terugkoppelsignaal, dat indicatief is voor het ni- ---- A? I * . » , / J - 110 - veau van de energie naar de elektromagnetische energie-opwekmiddelen, waardoor het energieniveau, vereist door de elektromagnetische energie-opwekmiddelen, wordt gestabiliseerd. 2k. Werkwijze voor het nauwkeurig meten van het volume van een cali-5 breringsinrichting, met het kenmerk, dat de calibreringsinrichting een kamer bevat met een regelmatige geometrie, waarbij de werkwijze de stappen omvat van het opwekken van een elektromagnetisch energieveld in de kamer met een gebruikelijke toestand, zodanig gekozen, dat de elektrische en magnetische componentvelden van het energieveld bij een resonantie-10 toestand in de kamer in verband staan met de afmetingen van de kamer met de regelmatige geometrie, verder het uit de kamer met de regelmatige geometrie verkrijgen van teruggekaatste energie, het waarnemen van de frequentie van de elektromagnetische energie, welke frequentie een resonant ietoestand tot stand brengt voor de gebruikelijke toestand in de ka— 15 mer, en het op grond van de waargenomen resonantiefrequentie bepalen van de afmetingen en dus het volume van de kamer.23. Apparatus as claimed in claim 16, characterized in that means 35 are coupled to the output of the electromagnetic energy-boosting BADD419 signal for detecting the level of the energy and for providing a feedback signal indicative of the ni - ---- A? I *. »/ J - 110 - level of energy to the electromagnetic energy generating means, thereby stabilizing the energy level required by the electromagnetic energy generating means. 2k. A method of accurately measuring the volume of a calibration device, characterized in that the calibration device comprises a chamber of regular geometry, the method comprising the steps of generating an electromagnetic energy field in the chamber of a conventional state chosen so that the electric and magnetic component fields of the energy field at a resonance state in the chamber are related to the dimensions of the regular geometry chamber, further obtaining reflected energy from the regular geometry chamber, observing the frequency of the electromagnetic energy, which frequency establishes a resonant state for the usual state in the chamber, and determining the dimensions and thus the volume of the chamber on the basis of the observed resonant frequency. 25. Werkwijze volgens conclusie 2h met het kenmerk, dat de geometrie van de kamer een recht cirkelvormige cilinder is, waarbij de te meten afmetingen de diameter en axiale lengte zijn van de kamer, en de stap 20 van het bepalen de lengte en diameter en derhalve het volume bepaalt van de recht cirkelvormige cilindrische kamer.Method according to claim 2h, characterized in that the geometry of the chamber is a straight circular cylinder, the dimensions to be measured being the diameter and axial length of the chamber, and the step 20 of determining the length and diameter and therefore determines the volume of the straight circular cylindrical chamber. 26. Werkwijze volgens conclusie 25 met het kenmerk, dat de gebruikelijke toestand voor het opwekken van het elektromagnetische energieveld wordt gekozen voor het tot een minimum beperken van de verstoringen als 25 gevolg van de aard, de gedaante en het oppervlak van de kamer.26. A method according to claim 25, characterized in that the usual electromagnetic energy field generating state is selected to minimize disturbances due to the nature, shape and surface of the chamber. 27. Werkwijze volgens conclusie 26 met het kenmerk, dat de gekozen toestand de TE.^ toestand is.27. A method according to claim 26, characterized in that the selected state is the TE state. 28. Werkwijze volgens conclusie 26 met het kenmerk, dat de gekozen toestand de TE^^ toestand is.28. A method according to claim 26, characterized in that the selected state is the TE state. 29. Werkwijze volgens conclusie 26 met het kenmerk, dat de gekozen toestand de TMq^q toestand is. bad original Λ 4 f\ Λ F ^ <A method according to claim 26, characterized in that the selected state is the TMq ^ q state. bad original Λ 4 f \ Λ F ^ <
NL8101534A 1980-03-28 1981-03-27 DEVICE FOR CALIBRATING METERS. NL8101534A (en)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US13607780 1980-03-28
US06/135,191 US4379991A (en) 1980-03-28 1980-03-28 Apparatus for accurately measuring the volume of a meter prover
US13519180 1980-03-28
US06/136,077 US4365503A (en) 1980-03-28 1980-03-28 Apparatus for calibrating meter prover encoder

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8101534A true NL8101534A (en) 1981-10-16

Family

ID=26833081

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8101534A NL8101534A (en) 1980-03-28 1981-03-27 DEVICE FOR CALIBRATING METERS.

Country Status (6)

Country Link
AU (1) AU548537B2 (en)
CA (1) CA1157681A (en)
DE (1) DE3112227A1 (en)
FR (1) FR2479459A1 (en)
GB (2) GB2072854B (en)
NL (1) NL8101534A (en)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN116499544B (en) * 2023-06-30 2023-09-22 广东润宇传感器股份有限公司 Storage tank volume calibration method, system, electronic equipment and storage medium

Family Cites Families (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US185319A (en) * 1876-12-12 Improvement in apparatus for testing meters
US2491418A (en) * 1946-04-04 1949-12-13 Socony Vacuum Oil Co Inc Automatic inspection device
US3050980A (en) * 1956-04-25 1962-08-28 Raymond J Dufour Meter proving means
US2987911A (en) * 1960-01-25 1961-06-13 William C Mcdonell Gas meter calibration apparatus
US3312107A (en) * 1964-09-25 1967-04-04 Gen Dynamics Corp Liquid storage and measuring system
BE759483R (en) * 1969-12-08 1971-04-30 Commissariat Energie Atomique METHOD OF MEASURING A DISPLACEMENT AND DEVICE BY MAKING APPLICATIO
US3631709A (en) * 1970-04-06 1972-01-04 Neptune Meter Co High-speed calibration of liquid flow meters
US3877287A (en) * 1972-02-27 1975-04-15 Us Navy Low flow gas or liquid calibrator
FR2185095A6 (en) * 1972-05-16 1973-12-28 Commissariat Energie Atomique
US3933027A (en) * 1974-10-15 1976-01-20 Mehall Francis J Apparatus and method for proving meters
US3937048A (en) * 1974-12-05 1976-02-10 Textron Inc. Methods and apparatus for proving gas meters

Also Published As

Publication number Publication date
AU548537B2 (en) 1985-12-19
FR2479459A1 (en) 1981-10-02
FR2479459B1 (en) 1985-04-12
GB2072854B (en) 1985-04-03
DE3112227A1 (en) 1982-01-14
AU6767681A (en) 1981-10-01
CA1157681A (en) 1983-11-29
GB8418790D0 (en) 1984-08-30
GB2142730B (en) 1985-06-19
GB2072854A (en) 1981-10-07
GB2142730A (en) 1985-01-23

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8101533A (en) DEVICE FOR CALIBRATING METERS.
Gijbels et al. Bandwidth selection for changepoint estimation in nonparametric regression
US5827963A (en) System and method for determining a density of a fluid
EP2003526A1 (en) Method and device for controlling and monitoring a position of a holding element
US4365503A (en) Apparatus for calibrating meter prover encoder
GB1603155A (en) Apparatus and method for determination of wavelength
US20180224995A1 (en) Force detection method, apparatus and device
US11143590B2 (en) Time-domain terahertz measurement system having a single reference surface
US20100053629A1 (en) Real-time measurement of ultrashort laser pulses
WO2019142590A1 (en) Cell testing device, cell testing method, program, and recording medium
KR20150009928A (en) method for measuring temperature of film in reaction chamber
JPH102722A (en) Three-dimensional position-measuring apparatus
US3562500A (en) Composite profile apparatus and method
CN105336635A (en) CD-SEM apparatus correction method, CD-SEM apparatus application method and CD-SEM apparatus
US4379991A (en) Apparatus for accurately measuring the volume of a meter prover
NL8101534A (en) DEVICE FOR CALIBRATING METERS.
CA1311607C (en) Non-contact optical gauge
EP3680688A1 (en) Method and system for automatic real time evaluation of doppler frequency and angle of antenna beam deviation from a normal line of a moving air vehicle
US6069984A (en) Method and apparatus for correcting optical spot position
CN101229813A (en) System calibrating method for improving measurement accuracy
JPH10106484A (en) Quadrupole mass spectrographic device
US4418313A (en) Process and circuit arrangement for the determination in a diluted blood sample of the number of red blood corpuscles, the mean cell volume, the value of haematocrit and other blood parameters
US4347731A (en) Control apparatus for meter prover
CN110414853A (en) Bus heat falls change coefficient and determines method, system, device and readable storage medium storing program for executing
CA1174072A (en) Apparatus for calibrating fluid flow meters utilizing digital techniques

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
CNR Transfer of rights (patent application after its laying open for public inspection)

Free format text: M & FC HOLDING COMPANY

BV The patent application has lapsed