NL8101405A - Verwarmingsinrichting. - Google Patents

Verwarmingsinrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL8101405A
NL8101405A NL8101405A NL8101405A NL8101405A NL 8101405 A NL8101405 A NL 8101405A NL 8101405 A NL8101405 A NL 8101405A NL 8101405 A NL8101405 A NL 8101405A NL 8101405 A NL8101405 A NL 8101405A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
heating device
combustion
heat exchanger
heating
flame
Prior art date
Application number
NL8101405A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Heisler & Leins Thermostar
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from DE19803011248 external-priority patent/DE3011248A1/de
Priority claimed from DE19813108907 external-priority patent/DE3108907A1/de
Application filed by Heisler & Leins Thermostar filed Critical Heisler & Leins Thermostar
Publication of NL8101405A publication Critical patent/NL8101405A/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24HFLUID HEATERS, e.g. WATER OR AIR HEATERS, HAVING HEAT-GENERATING MEANS, e.g. HEAT PUMPS, IN GENERAL
    • F24H1/00Water heaters, e.g. boilers, continuous-flow heaters or water-storage heaters
    • F24H1/22Water heaters other than continuous-flow or water-storage heaters, e.g. water heaters for central heating
    • F24H1/40Water heaters other than continuous-flow or water-storage heaters, e.g. water heaters for central heating with water tube or tubes
    • F24H1/406Water heaters other than continuous-flow or water-storage heaters, e.g. water heaters for central heating with water tube or tubes the tubes forming a membrane wall
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24HFLUID HEATERS, e.g. WATER OR AIR HEATERS, HAVING HEAT-GENERATING MEANS, e.g. HEAT PUMPS, IN GENERAL
    • F24H1/00Water heaters, e.g. boilers, continuous-flow heaters or water-storage heaters
    • F24H1/46Water heaters having plural combustion chambers

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Thermal Sciences (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Control Of Combustion (AREA)
  • Steam Or Hot-Water Central Heating Systems (AREA)

Description

* Λ * -1- 21816/CV/tl
Korte Aanduiding: Verwarmingsinrichting.
De uitvinding heeft betrekking op een verwarmingsinrichting in het bijzonder voor water met een dwars in een uitlaatgasstroom aangebrachte, 5 door de hete uitlaatgassen geraakte en door een op te warmen warmtedrager doorstroomde kanalen bezittende roosterwarmtewisselaar en met twee ver-brandingsplaatsen,waarvan de ene onafhankelijk van de andere te schakelen is,terwijl de uitlaatgassen van beide verbrandingsplaatsen via de rooster-warratewisselaar geleid worden.
10 Bij een uit het Duitse octrooischrift 2.115.531 bekende inrichting van deze soort wordt de ene verbrandingsplaats benut om de verbrandings-kamer van de tweede verbrandingsplaats te voorzien van hete gassen,in het bijzonder opgewarmde lucht. De verbrandingsplaatsen zijn dus achter elkaar geschakeld,waarbij de ene verbrandingsplaats slechts tijdens het 15 warmlopen in bedrijf is. Aangezien het bij deze bekende installatie gaat om een verwarmingsinrichting met een olie vergassingsbrander dient de door de ene verbrandingsplaats opgewarmde lucht in eerste instantie daartoe de bij de tweede verbradingsplaats noodzakelijke olievergassing voor de ontsteking te bereiken.
20 Met de uitvinding wordt beoogd een verwarmingsinrichting met ten minste twee vermogenstrappen te bereiken,waarbij de roosterwarmtewisselaar ondanks de twee trappen gericht door de uitlaatgassen geraakt wordt en waarbij het brandstof- luchtmengsel voor de verbranding zo is afgestemd, dat een optimale verbranding bij een minimum aan luchtoverschot 25 wordt bereikt.
Volgens de uitvinding kan dit worden verkregen doordat de verbrandingsplaatsen als twee verwarmingstrappen in afzonderlijke maar naast elkaar liggende vlambuizen ,in het bijzonder van verschillend vermogen zijn aangebracht waarvan althans een in afhankelijkheid van de tempera-30 tuur van de warmtedrager als tweede trap aan resp. uit te schakelen is.
Een verwarmingsinrichting volgens de uitvinding heeft in het bijzonder ten opzichte van de bovengenoemde bekende verwarmingsinrichting het voordeel,dat op grond van het naast elkaar werken van de verbrandingsplaatsen iedere verbrandingsplaats voor zich op een stoechiometrisch 35 brandstof- luchtmengsel in te stellen is,waardoor een optimale verbranding wordt bereikt en een minimum aan schadelijk luchtoverschot optreedt.
8101405 V- -2- 21816/CV/tl
Een ander voordeel bestaat daarin,dat op grond van de nagestreefde aanraking van de roosterwarmtewisselaar met de hete gassen een optimaal nuttig effect van de verwarmingsinrichting wordt bereikt. Zo kan naar wens bij geringe warmtebehoefte,zoals bijvoorbeeld in de overgangstijd 5 tussen zomer en winter,slechts met een trap gewerkt worden. Volgens een aanvullende inrichting in de vorm van een omloop voor het verwarmde gas resp. het uitlaatgas naar de roosterwarmtewisselaar kan de uitlaattem-peratuur in de uitlaatbuis op een minimale hoogte van bijvoorbeeld 160°C worden gehouden om zo te voldoen aan wettelijke eisen. De doorsnede van 10 de omloop wordt op gunstige wijze door een thermostaat gestuurd. Niet op de laatste plaats is volgens de uitvinding een betere benutting van de warmte van het verwarmingsgas door het achter elkaar schakelen van twee roosterwarmtewisselaars te bereiken.
Uit de beschrijving en de onder-conclusies zijn kenmerken van de 15 uitvinding te ontnemen,welke het voordeel bezitten,dat op grond van het geringere volume van de warmtedrager en bijzonder korte kanaallengtes de verwarmingsinrichting in de winter voor het verwarmen van de centrale verwarming en in de zomer slechts voor de verwarming van het normaal gebruikte warme water kan dienen. Zelfs bij verhoudingsgewijs kleine af-20 getapte hoeveelheden van het voor gebruik dienende warme water werkt de verwarmingsinrichting economisch. Opslagverliezen,welke bij normale verwarmingsinstallaties in de overgangstijd en de zomertijd tot aan 50 % van de gebruikte brandstofenergie uit kunnen maken treden bij de uitvinding praktisch niet op.
25 De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuren schematisch weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de constructie volgens de uitvinding.
Fig. 1 toont een doorsnede over de verwarmingsinrichting volgens de uitvinding. .
30 Fig. 2 toont een overeenkomstige doorsnede door een variant met een omloopklep en een dubbele roosterwarntewisselaar.
Fig. 3 en 4 tonen de omloopklep met stuurinrichting.
Zoals in fig.1 is afgebeeld is in een rechthoekig huis 1 van een verwarmingsinrichting een verbrandingskamer 2 ,een brander 3 met ventila-35 tor 4 en een warmtewisselaar 5 voor het te verbruiken warme water ,een uitzettingsvat 6 voor een verwarmingsinstallatie ,een rondvoerpomp 7,een 81014 05 'j i* -3- 21816/CV/tl meerwegklep > 8 en verdere noodzakelijke buisleidingen en stuurelementen aangebracht. In principe zijn de met de warmtedrager gevulde kanalen met betrekking tot het volume minimaal gehouden,zodat een bijzonder snel verwarmen van dit volume mogelijk is. Op grond van de rechthoekige uit-5 voering van de verwarmingsinrichting en op grond van de gekozen opbouw van de genoemde afzonderlijke delen zijn aansluitmogelijkheden voor het te gebruiken warme water en voor het verwarmingswater alternatief aan tenminste twee van de zijdelingse begrenzingswanden van de verwarmingsinrichting mogelijk.
10 De ventilator 4 van de brander werkt met een luchtwiel 10,dat met behulp van een niet nader weergegeven electromotor aangedreven wordt, welke electromotor gelijktijdig een pomp voor de verwarmingsolie aandrijft. De lucht wordt axiaal door het schoepenrad 10 aangezogen en radiaal in het slakkenhuisvormige huis 11 van de ventilator verder getrans-15 porteerd om uit dit huis door een tong 12 afgestreken in een luchtgelei-dingskanaal 13 te geraken. In dit luchtgeleidingskanaal is een stromings-verdeler 14 aangebracht,welke de luchthoeveelheid in twee deelstromen opdeelt, welke in twee evenwijdig verlopende luchtgeleidingskanalen 15 en 16 stromen. Deze luchtgeleidingskanalen 15 en 16 eindigen in lucht-20 mondstukken 17 en 18 waarin coaxiaal inspuitmondstukken 19 en 20 zijn aangebracht. Het luchtgeleidingskanaal 16 ,dat een grotere diameter dan het zuiver ruimtelijk hoger gelegen luchtgeleidingskanaal 15 bezit,is door een klep 21 in doorsnede te regelen. De klep 21 omvat een beweegbaar klepdeel 22,dat door een nok 23 tegen de kracht van een veer 24 ver-25 schuifbaar is. De verwarmingsolie geraakt van de pomp voor de verwarmingsolie via een leiding 25 bij het inspuitstuk 19,waarbij van de leiding 25.een leiding 26 voor het inspuitstuk 20 is afgetakt. In de leiding 26 is een magneetklep 27 aangebracht.
De luchtgeleidingskanalen 15 en 16 gaan over in vlambuizen 28 en 30 29 ,welke in de verbrandingskamer 2 uitmonden. In deze vlambuizen 28 en 29 zijn coaxiaal verbrandingsbuizen 30 en 31 aangebracht,die zich trap-vormig in de richting van de verbrandingskamer 2 in diameter verkleinen en zijn voorzien van radiale boringen. Nabij de mondingen van de vlambuizen 28 en 29 zijn stootplaten 32 aangebracht,welke gemeenschappelijk 35 met de radiale boringen van de verbrandingsbuizen een gedeeltelijke terugvoer van de verbrande gassen naar de ingangszijde van de verbran- 8101405 -4- 21816/CV/tl dingsbuizen 30 en 31 bewerkstelligen en daarmede een gewenste oliever-gassing mogelijk maken waardoor een aan schadelijke stoffen bijzonder arme vlam,dat wil zeggen een optimale verbranding te bereiken is. Tussen de vlambuizen 28 en 29 is een ontstekingsbuis 33 een weinig schuin aan-5 gebracht waarbij deze ontstekingsbuis 33 zijn begin in de buis 28 heeft en in de nabijheid van de opening van het luchtmondstuk 18 in de buis 29 eindigt. In het stromingsgebied van deze ontstekingsbuis 33 steekt een vlambewaker 34.
De brander 3 met de ventilator 4 werkt als volgt: 10 Bij het inschakelen van de brander vindt een beluchting via het luchtkanaal 15 plaats en de inschakeling van een gebruikelijke ontstekings-electrode evenals het transport van verwarmingsolie via de leiding 25 naar het inspuitstuk 19. Het'ontstoken mengsel van brandstof en lucht verbrandt in de verbrandingsbuis 30 en geraakt als heet uitlaatgas voor 15 het grootste gedeelte voorbij de stookplaat 32 in de verbrandingskamer 2.
Een deel van het hete uitlaatgas stroomt echter terug naar de ingangszijde van de verbrandingsbuis 30 en bewerkt op deze wijze een gunstige verwar-• ming van het mengsel van lucht en olie en daarmede een overeenkomstige vergassing van de olie. Een deel van de vlam wordt op grond van de totale 20 opstelling via de ontstekingsbuis 33 geleid naar de vlambuis 29 en wel daar in het gebied van luchtmondstuk 18 en het olieinspuitstuk 20. De ontstekingsvlam wordt door de vlambewaker 34,bijvoorbeeld een ionisatie-sonde gecontroleerd ,waardoor gelijktijdig de hoofdvlam in de vlambuis 28 wordt gecontroleerd. Indien namelijk de hoofdvlam uitvalt valt ook de 25 ontstekingsvlam uit.
Wordt nu op grond van een aanvullende warmtebehoefte de tweede trap bijgeschakeld,dat wordt eerst door de nok 23 ,welke electromagnetisch of door andere middelen te bedienen is,het luchtkanaal 16 bijgestuurd en dan via de magneetklep 27 olie aan het inspuitstuk 20 toegevoerd. Dit 30 mengsel van brandstof en lucht wordt bij de ontstekingsvlam ontstoken en verbrand op soortgelijke wijze als hierboven voor de vlambuis 28 omschreven is. Zolang een ontstekingsvlam bestaat zolang is ook het ontsteken van deze tweede trap gegarandeerd. Op deze wijze is een vlambewaker en een ontstekingsinrichting voor twee op zich onafhankelijke ver-35 brandingsplaatsen voldoende.
De hete uitlaatgassen geraken uit de vlambuis 28 en 29 boven elkaar 8101405 f - ..............-____ _ j# -5- 21816/CV/tl en horizontaal in de verbrandingskamer. In deze verbrandingskamer worden deze uitlaatgassen op grond van de natuurlijke circulatie van de uitlaatgassen en op grond van de zich aan de bovenzijde omhoog uitstrekkende uitlaatbuis 35 gekeerd,zodat de verder boven intredende uitlaatgassen 5 door de meer naar beneden intredende uitlaatgassen omhuli en doorstroomi worden.In principe wordt voor de kleinere belasting de bovenste vlam-buis 28 en voor de grotere belasting de onderste vlambuis 29 géozen,ook daarom daar bij geringe vermogensbehoefte,dus bij het bedrijven van de eerste trap de weg van de hete uitlaatgassen tot aan de warmteuitwisse-10 ling zo klein mogelijk is. De verbrandingskamer 2 is slechts naar boven naar de uitlaatbuis 35 toe via een roosterwarmtewisselaar 36 open terwijl daarentegen de andere wanden 37 zijn doortrokken door kanalen 38, welke de warmtedrager opnemen. De roosterwarmtewisselaar 36 is eveneens doortrokken door buisvormige kanalen 38,die direct door de hete uitlaat-15 gassen worden omstreken. Buiten de wand 37 is het de verbrandingskamer 2 opnemende deel van de verwarmingsinrichting door een wand 40 geïsoleerd. Deze warmteisolatie 40 is daarhij zo gekozen,dat de vlambuizen 28 en 29 nog mee omgeven worden. Om ook de hitte in deze vlambuizen optimaal te benutten is de mantel 4 daarvan dubbelwandig uitgevoerd en 20 eveneens door de warmtedrager doorstroomd. De warmtedrager geraakt via een terugloop 42 en de ruimte in de vlambuismantel 41 in de verwar-mingskanalen 38,in het bijzonder daar door de roosterwarmtewisselaar 36, en dan opgewarmd via een voorloop 43 bij de omvoerpomp 7. Op deze voorloop is stroomopwaarts van de rondvoerpomp 7 via een leiding 44 het uit-25 zettingvat aangesloten. Stroomafwaarts van de omvoerpomp 7 is een stro-mingsbewaker 45 aangebracht,welke een uitschakelen van de verbrandingsinstallatie bewerkstelligd indien de omvoerpomp uitvalt.
Stroomafwaarts van de stromingsbewaker 45 mondt de voorloop uit in een driewegklep 8,welke via een electrische instelmotor 46 te bedienen 30 is. Al naar behoefte wordt door deze driewegklep een gestuurde hoeveel -heid in een verwarmingsvoorloop 47 geleid,welke dan op op zichzelf bekende wijze een centrale verwarmingsinstallatie kan verzorgen. Eveneens door deze driewegklep wordt een omloop 48 gestuurd,welke de warmtewisselaar 5 verzorgt.De terugloop van deze omloop 48 mondt uit in de terugloop 49 35 van de verwarmingsinstallatie,welke dan weer in de terugloop 42 van de verwarmingsinrichting verenigd worden.
8101405 i -6- 21816/CV/tl
De warmtewisselaar 5 is als buizenbundel-warmtewisselaar uitgevoerd met door het te verbruiken warme water door.s tr oomde buizen 50. Hierbij stroomt het koude te verbruiken water in een ingang 51 en verdeelt zich daar over het overeenkomstige aantal van de buizen 50,stroomt door 5 deze buizen naar een ruimte 52 aan het andere einde van de warmtewisselaar 5 en stroomt dan via een ander aantal buizen 50 terug naar de bovenzijde in een uitgangsruimte 53 van de warmtewisselaar waarop de warmwaterlei-ding is aangesloten. Om een bijzonder gunstige warmteovergang te bereiken zijn de delen 54 van de buitenmantel van de warmtewisselaar 5,waarin 10 de omloop 48 uitmondt resp.waarvan deze aftakt,in diameter vergroot uitgevoerd ,zodat de binnenstromende warmtedrager voor een goede radiale verdeling een zekere kalmering ondervindt om dan door een bijzonder nauw gehouden totale doorsnede tussen de biiizen met verhoogde snelheid door te stromen. Op grond van de hoge stroomsnelheid ontstaat op de 15 omstroomde vlakkem turbulentie met een bijzonder goede warmteoverdrachts-coefficient.
* «
Op grond van het met betrekking tot de warmtedrager minimaal ghouden volume is deze warmtedrager ongewoon snel op te warmen,zodat ook bij geringe warmtebehoefte,zoals bijvoorbeeld bij kortstondige afname van te 20 gebruiken water een uitstekende warmteovergang ei daarmede nuttig effect verkregen wordt. Bovendien ontstaan geen nadelige accumulatieverliezen.
Bij de in fig.2 gedeeltelijk in doorsnede weergegeven variant van de verwarmingsinrichting is voor de roosterwarmtewisselaar 36 een tweede roosterwarmtewisselaar 55 geschakeld om daardoor een betere benutting 25 van de hete uitlaatgassen,dat wil zeggen een gunstigere warmteafgifte aan de door de roosterwarmtewisselaar 35 en 55 stromende warmtedrager te bereiken.
Bij de roosterwarmtewisselaar 36 resp. 45 is een omloop 56 aangebracht,welke door een klep 57 in doorsnede te sturen is. Door deze 30 stuurbare omloop zal bereikt worden,dat de temperatuur van de uitlaatgassen in de uitlaatbuis 35 niet onder een laagste temperatuur van bijv.160° C daalt. Dergelijke minimale temperaturen zijn voorgeschreven.
De uitlaatgastemperaturen worden in het bijzonder dan sterk verminderd, indien de temperatuur wan de warmtedrager door bijvoorbeeld hoge warmte-35 afgiften in het verwarmingssysteem de verwarmingsgassen te sterk afkoelen. Via de omloop kan dan het door de warmtewisselaar stromende sterk afge- 8101405 — » -7- 21816/CV/tl koelde deel van het uitlaatgas bijgemengd worden met heter uitlaatgas.
De .sturing van de doorsnede van de omloop vindt plaats via een thermostaat.
In fig.4 en 5 is op grotere schaal de omloopklep 57 en de thermos-5 tatische regeling daarvan weergegeven. In fig.4 is de klep in twee standen namelijk met getrokken lijnen in de gesloten en met stippellijnen in de geopende stad afgebeeld. Voor de bediening dient een spiraalvormig bimetaalelement 58,dat via een as 59 een draainok 60 bedient. De draai-nok 60 is hier uitgevoerd als uit plaat gevouwen kromme. De draainok 10 60 grijpt aan op een hefboom 61,welke met de draaias 62 van de klep 57 is verbonden.
De thermostaat 58 is zijdelings van de klep 57 aangebracht om eerst bij vol vermogen te sluiten.De instelkengrootte van de thermostatische sturing bewerkstelligt een lineaire verandering van de doorsnede in de 15 omloop 56 met de temperatuurwijziging en wel een hoekverstelling van de klep 57 over een 4 · bij een temperatuurwijziging.
De klep 57 en de stroomopwaarts aangebrachte roosterwarmtewisselaar 55 kunnen zo zijn aangebracht,dat de door de omloopfetromenden uitlaatgassen althans voor een deel nog door de tweede roosterwarmtewisselaar 36 20 stromen.
81 01 405

Claims (25)

1. Verwarmingsinrichtingin het bijzonder voor water met een dwars in de uitlaatgasstroom aangebrachte,door de hete uitlaatgassen geraakte en door de op te warmen warmtedrager doorstroomde kanalen bezittende rooster-warmtewisselaar en met twee verbrandingsplaatsen,waarvan de een onafhankelijk 5 van de andere te schakelen is, terwijl de uitlaatgassen van beide verbran-dingskamers oner de roosterwarmtewisselaar worden geleid,met het kenmerk, dat de verbrandingsplaatsen (28,29) als twee verwarmingstrappen in afzonderlijke maar naast elkaar liggende vlambuizen (28,29) , in het bijzonder van verschillend vermogen zijn aangebracht,waarvan althans een in af-10 hankelijkheid van de temperatuur van de warmtedrager als tweede trap aan resp.uit te schakelen is.
2. Verwarmingsinrichting volgens conclusie l,met het kenmerk,dat de uitlaatgasstromen van de verbrandingsplaatsen (28,29) haaks op de roosterwarmtewisselaar (36) en met betrekking daartoe boven elkaar in een door 15 de roosterwarmtewisselaar (36) afgesloten verbrandingskamer (2) treden, zodat de roosterwarmtewisselaar (36) ook bij het in bedrijf zijn van beide trappen op beoogde wijze door de uitlaatgassen wordt doorstroomd.
3. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk,dat als verbrandingsplaatsen twee branders (30,31) dienst doen ,welke 20 door slechts een ventilator (10,11,12) met lucht worden verzorgd.
4. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 3,met het kenmerk,dat de ventilator als radiale ventilator is uitgevoerd met een de luchtstroom in twee naar de verbrandingsplaatsen leidende .luchtgeleidingskanalen (15, 16. verdelende stromingsverdeler (14) en met een sturing (21) voor de" 25 luchthoeveelheid in althans een van de.luchtgeleidingskanalen (16) door een de doorsnede regelende inrichting (22,23).
5. Verwarmingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk,dat de verbrandingsplaatsen met elkaar zijn verbonden door een ontstekingsbuis (33) via welke tijdens bedrijf van de eerste trap 30 constant een ontstekingsvlam naar de tweede verbrandingsplaats wordt geleid door welke ontstekingsvla.i bij bijschakelen van de tweede trap de tweede verbrandingsplaats wordt ontstoken.
6. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 5,met het kenmerk,dat slechts voor de van de eerste vlamtrap afgetakte verbrandingsvlam slechts een 35 vlambewaker (34) is aangebracht en daarmede beide verbrandingsplaatsen (28,29) worden gecontroleerd. 8101405 -9- 21816/CV/tl
7. Verwarmingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk,dat de verbrandingsplaatsén zijn aangebracht in vlambuizen (28,29),welke een door de warmtedrager doorstroomde mantel (41) bezitten.
8. Verwarmingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het 5 kenmerk,dat de wand van de Terbrandingskamer (2) is voorzien van door de warmtedrager doorstroomde kanalen (38).
9. Verwarmingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, gekenmerkt door de uitvoering als compact verwarmingsketelsysteem (1) voor centrale verwarming met een inrichting (5) voor het gereedmaken van te 10 gebruiken warm water in de vorm van een enerzijds door de warmtedrager en anderzijds door het te gebruiken waterdoorstroomde warmtewisselaar.
10. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 9,met het kenmerk,dat via een meerwsgclep (8,46) met ondersteuning van een rondvoerpomp (7) de warmtedrager naar behoefte aan het verwarmingssysteem en/of de warmte- 15 wisselaar (5) toe te voeren is.
11. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 9 of 10,met het kenmerk, dat als warmtewisselaar (5) een buizenbundelwarmtewisselaar dienst doet, waarvan de buizen (50) worden doorstroomd door het te gebruiken water en worden omstroomd, door het verwarmingsmedium.
12. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 11,met het kenmerk,dat de toe- resp. afvoerleiding (48) voor de warmtedrager in een verwijd deel (54) van de mantel van de warmtewisselaar uitmondt in welk deel ook de pijpplaat aangebracht is.
13. Verwarmingsinrichting volgens een der conclusies 9- 12,met het 25 kenmerk,dat in het de verwarmingsinrichting als compact systeem omgevende huis (1) een uitzettingsvat (6) evenals verdere stuurorganen ,zoals bijvoorbeeld een stromingsbewaker (45) en thermostaten zijn aangebracht.
14. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk,dat het huis (1) is uitgevoerd als rechthoekig blok met alternatieve aanslui- 30 tingen voor de warmtedrager en /of het te verbruiken water aan tenminste twee verticale wanden.
15. Verwarmingsinrichting in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk,dat tussen de verbrandingskamer (2) en de uitlaatbuis (35) naast de roosterwarmtewisselaar (35) voor de uitlaatgas- 35 stroom een in doorsnede te sturen omloop (56) is aangebracht.
16. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 15,met het kenmerk,dat 81014 05 3- ^ -10- 21816/CV/tl de doorsnede van de omloop (56) te sturen is door een klep (57).
17. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 15 of 16,met het kenmerk, dat de doorsnede met behulp van een temperatuurstuurinrichting (58-62) met toenemende uitlaatgastemperatuur afneemt en omgekeerd met afnemende 5 uitlaatgastemperatuur -uitgaande van een minimale temperatuur- toeneemt.
18. Verwarmingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies 15 -17, met het kenmerk,dat voor het sturen van de doorsnede van de omloop (56) een bimetaalinrichting (58) dienst doet.
19. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 18,met het kenmerk,dat de 10 bimetaalinrichting (58) een omloopklep (57) bediend.
20. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de bimetaalinrichting (58) is uitgevoerd als spiraal,welke via een inrichting (59- 62) op de klep (57) aangrijpt.
21. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk,dat 15 als inrichting een draainok (60) dienst doet,welke althans indirect op de klep (57) aangrijpt.
22. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 21,met het kenmerk,dat op een draaias (62) van de klep (57) een hefboom (61) is aangebracht,welke de draainok (60) aftast.
23. Verwarmingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk,dat naar de uitlaatbuis (35) toe twee roosterwarmtewisselaars (36,55) achter elkaar zijn aangebracht,welke warmtewisselaars na elkaar door de uitlaatgassen.worden doorstroomd.
24. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 23,met het kenmerk,dat de 25 omloop (56) althans een roosterwarmtewissélaar (55) omgaat.
25. Verwarmingsinrichting volgens een der conclusies 16- 24,met het kenmerk,dat de temperatuurstuurinrichting buiten de uitlaatgasstroom, echter in het gebied van de verbrandingskamer is aangebracht. 30 8101405
NL8101405A 1980-03-24 1981-03-21 Verwarmingsinrichting. NL8101405A (nl)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE19803011248 DE3011248A1 (de) 1980-03-24 1980-03-24 Heizgeraet insbesondere fuer wasser
DE3011248 1980-03-24
DE3108907 1981-03-09
DE19813108907 DE3108907A1 (de) 1981-03-09 1981-03-09 Heizgeraet, insbesondere fuer wasser

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8101405A true NL8101405A (nl) 1981-10-16

Family

ID=25784509

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8101405A NL8101405A (nl) 1980-03-24 1981-03-21 Verwarmingsinrichting.

Country Status (5)

Country Link
BE (1) BE888094A (nl)
FR (1) FR2478796A1 (nl)
GB (1) GB2078928A (nl)
NL (1) NL8101405A (nl)
SE (1) SE8101834L (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2525745B1 (fr) * 1982-04-27 1987-09-25 Lecomte Robert Perfectionnements a des generateurs de chaleur formant chaudiere a condensation
GB2219389B (en) * 1988-06-03 1992-04-15 William Henry Deryk Morris Improved pressure jet burner
EP0414356A3 (en) * 1989-08-22 1991-04-17 Michael Peter Walshe Adjustable pressure jet burner

Also Published As

Publication number Publication date
FR2478796A1 (fr) 1981-09-25
GB2078928A (en) 1982-01-13
BE888094A (fr) 1981-09-24
SE8101834L (sv) 1981-09-25

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4848318A (en) High efficiency frying apparatus with supercharged burner system
US4429830A (en) Space and utility water heating system
EP0138319B1 (en) Gas-fired water heater
US4258878A (en) Flue gas heat recovery system
US6345769B2 (en) Water heating apparatus with sensible and latent heat recovery
US4235369A (en) Plant for space heating and service water heating
US4251028A (en) Energy recovery system for boiler and domestic water
US20040094136A1 (en) Fuel density reduction method and device to improve the ratio of oxygen mass versus fuel mass during ignition in combustion mechanisms operating with fluid hydrocarbon fuels
US3630175A (en) Fluid heater
US4712734A (en) Low-intensity infrared heating system with effluent recirculation
US4392610A (en) Heat scavenger
EP1607687A2 (en) Improvements in and relating to heating systems and water heating apparatus for such systems
NL8101405A (nl) Verwarmingsinrichting.
NL7908016A (nl) Werkwijze voor het nuttig gebruikmaken van de hete verbrandingsgassen van warmtegenerators, alsmede inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze.
US4474229A (en) Air preheater
US4169430A (en) Modular heat exchangers with a common flue
US4215669A (en) Hot air furnace
GB2415244A (en) Heat recovery from flue gas of a boiler
GB2233077A (en) Fluids heaters such as boilers
US4090492A (en) Forced air furnace with liquid heat exchanger
US4340174A (en) Water heating apparatus, water and heating system and improved boiler
US6889910B2 (en) Combustion environment control system
JPH0132909B2 (nl)
CN210688705U (zh) 燃气采暖热水炉
US3567905A (en) Hot water space heater

Legal Events

Date Code Title Description
BT A document has been added to the application laid open to public inspection
BV The patent application has lapsed