NL8100558A - RECOMBINANT DNA TECHNIQUE FOR THE PREPARATION OF A PROTEIN LIKE A HUMAN INTERFERON; GEN FOR THE EXPRESSION OF SUCH PROTEIN; SUB-UNIT OF SUCH A GEN; METHOD FOR THE PREPARATION OF SUCH A GEN OR SUCH SUB-UNIT; PLASMIC RECOMBINANT; METHOD FOR THE PREPARATION THEREOF; CELL CONTAINING SUCH A GEN, SUB-UNIT OF IT, OR PLASMIC COMBINANT; METHOD FOR PREPARING SUCH A CELL; PROCESS FOR PREPARING A PROTEIN; SO PREPARED PROTEIN. - Google Patents

RECOMBINANT DNA TECHNIQUE FOR THE PREPARATION OF A PROTEIN LIKE A HUMAN INTERFERON; GEN FOR THE EXPRESSION OF SUCH PROTEIN; SUB-UNIT OF SUCH A GEN; METHOD FOR THE PREPARATION OF SUCH A GEN OR SUCH SUB-UNIT; PLASMIC RECOMBINANT; METHOD FOR THE PREPARATION THEREOF; CELL CONTAINING SUCH A GEN, SUB-UNIT OF IT, OR PLASMIC COMBINANT; METHOD FOR PREPARING SUCH A CELL; PROCESS FOR PREPARING A PROTEIN; SO PREPARED PROTEIN. Download PDF

Info

Publication number
NL8100558A
NL8100558A NL8100558A NL8100558A NL8100558A NL 8100558 A NL8100558 A NL 8100558A NL 8100558 A NL8100558 A NL 8100558A NL 8100558 A NL8100558 A NL 8100558A NL 8100558 A NL8100558 A NL 8100558A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
ctg
att
aac
ctc
cag
Prior art date
Application number
NL8100558A
Other languages
Dutch (nl)
Original Assignee
Searle & Co
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Searle & Co filed Critical Searle & Co
Publication of NL8100558A publication Critical patent/NL8100558A/en

Links

Classifications

    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C07ORGANIC CHEMISTRY
    • C07KPEPTIDES
    • C07K14/00Peptides having more than 20 amino acids; Gastrins; Somatostatins; Melanotropins; Derivatives thereof
    • C07K14/435Peptides having more than 20 amino acids; Gastrins; Somatostatins; Melanotropins; Derivatives thereof from animals; from humans
    • C07K14/52Cytokines; Lymphokines; Interferons
    • C07K14/555Interferons [IFN]
    • C07K14/565IFN-beta
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C12BIOCHEMISTRY; BEER; SPIRITS; WINE; VINEGAR; MICROBIOLOGY; ENZYMOLOGY; MUTATION OR GENETIC ENGINEERING
    • C12NMICROORGANISMS OR ENZYMES; COMPOSITIONS THEREOF; PROPAGATING, PRESERVING, OR MAINTAINING MICROORGANISMS; MUTATION OR GENETIC ENGINEERING; CULTURE MEDIA
    • C12N15/00Mutation or genetic engineering; DNA or RNA concerning genetic engineering, vectors, e.g. plasmids, or their isolation, preparation or purification; Use of hosts therefor

Landscapes

  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Genetics & Genomics (AREA)
  • Organic Chemistry (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Biotechnology (AREA)
  • Biochemistry (AREA)
  • Molecular Biology (AREA)
  • Biomedical Technology (AREA)
  • Bioinformatics & Cheminformatics (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Wood Science & Technology (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • Biophysics (AREA)
  • Microbiology (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Plant Pathology (AREA)
  • Toxicology (AREA)
  • Gastroenterology & Hepatology (AREA)
  • Medicinal Chemistry (AREA)
  • Proteomics, Peptides & Aminoacids (AREA)
  • Preparation Of Compounds By Using Micro-Organisms (AREA)
  • Medicines That Contain Protein Lipid Enzymes And Other Medicines (AREA)
  • Peptides Or Proteins (AREA)
  • Saccharide Compounds (AREA)

Description

*** —- t * VO 1576*** -t VO 1576

Recombinant DNA-techniek voor de bereiding van een op menselijk interferon lijkend eiwit; gen voor de expressie van een dergelijk eiwit; subeenheid van een dergelijk gen; werkwijze voor de bereiding van een dergelijk gen of een dergelijke subeenheid; plasmide-recombinant; werkwijze voor de bereiding daarvan; cel met daarin een dergelijk gen, subeenheid daarvan of plasmiderecombinant; werkwijze voor de bereiding van een dergelijke cel; werkwijze voor de bereiding van een eiwit; aldus bereid eiwit.Recombinant DNA technique for the preparation of a human interferon-like protein; gene for the expression of such a protein; subunit of such a gene; method for the preparation of such a gene or such a subunit; plasmid recombinant; process for the preparation thereof; cell containing such a gene, subunit thereof or plasmid recombinant; method for the preparation of such a cell; method for the preparation of a protein; protein thus prepared.

De uitvinding heeft betrekking op een recombinant DNA-tech-niek voor de bereiding van een op menselijk interferon lijkend eiwit.The invention relates to a recombinant DNA technique for the preparation of a human interferon-like protein.

Interferon is een natuurlijk molecuul, dat bereid wordt door 5 cellen in responsie op een virusinfectie en bepaalde anders prik kels (zie b.v. Isaacs, A., en Lindenmann, J., Proc. Roy. Soc. B., (1957), 147, 258 - 267).Interferon is a natural molecule, which is prepared by 5 cells in response to a viral infection and certain other stimuli (see eg Isaacs, A., and Lindenmann, J., Proc. Roy. Soc. B., (1957), 147 258-267).

Wanneer dit molecuul aan cellen wordt blootgesteld, maakt het de cellen resistent tegen virusinfectie. Interferon is derhal-10 ve een bekend anti-virusmiddel (zie b.v. Isaacs, A. et al., (1957),When exposed to cells, this molecule makes the cells resistant to virus infection. Interferon is therefore a known anti-virus agent (see, e.g., Isaacs, A. et al., (1957),

Proc. Ray. Soc. B., 147, 268 - 273).Proc. Ray. Soc. B., 147, 268-273).

Sedert de aanvankelijke waarneming van de anti-virusactiviteit, zijn een aantal andere eigenschappen aan interferon toegeschreven (zie b.v. Stewart, W.E., II, Interferon I, (1979), Acade-15 mie Press, I. Gresser (Ed.)), waaronder een mogelijke rol bij het remmen van groei van kankercellen in vivo (zie b.v. Paucker, K., et al., (19S2), Virology, _7, 324 - 334; Gresser, I., et al., (1370) Ann. N.Y. Acad. Sci., 173, 634 - 639; Wellstedt, H., et al., (1S7S), Lancet, 245 - 247; Slamgren, H., et al., (1976), Acta.Since the initial observation of anti-virus activity, a number of other properties have been attributed to interferon (see, e.g., Stewart, WE, II, Interferon I, (1979), Acade-15 mie Press, I. Gresser (Ed.)), Including a potential role in inhibiting cancer cell growth in vivo (see, e.g., Paucker, K., et al., (19S2), Virology, 7, 324 - 334; Gresser, I., et al., (1370) Ann. NY Acad Sci., 173, 634-639; Wellstedt, H., et al., (1S7S), Lancet, 245-247; Slamgren, H., et al. (1976), Acta.

20 fled. Scand., 133, 527 - 532; Werigan, T.C., et al., (1978), New20 fled. Scand., 133, 527-532; Werigan, T.C., et al., (1978) New

Engl. J. Wed., 295, 961 - 987; en Werigan, T.C. at al., (1973),Engl. J. Wed., 295, 961-987; and Werigan, T.C. at al., (1973),

New Engl. J. Wed. 299, 1449 - 14533.New Engl. J. Wed. 299, 1449-14533.

Interferon vertcont ook een opmerkelijke mate van species- 8100558 - 2 - specificiteit (zie b.v. Tyrell, D.A.J., (1959), Nature, 184, 452 -453, en Gresser, I., et al., (1974), Nature, 251, 543 - 545), hetwelk betekent dat voor de behandeling van een menselijke ziekte, de voorkeur wordt gegeven aan interferon dat van menselijke cellen 5 is afgeleid.Interferon vertcont also has a remarkable degree of species-8100558-2 specificity (see, e.g., Tyrell, DAJ, (1959), Nature, 184, 452-453, and Gresser, I., et al., (1974), Nature, 251 , 543-545), which means that for the treatment of a human disease, preference is given to interferon derived from human cells.

Voor een gedetailleerd overzicht met betrekking tot interferon wordt verwezen naar Texas Reports on Biology and Medicine, 35, 1979, gepubliceerd bij de University of Texas Medical Branch, Galveston, Texas, U.S.A., CS. Baron en F.Diazani, Editors).For a detailed overview regarding interferon, see Texas Reports on Biology and Medicine, 35, 1979, published at the University of Texas Medical Branch, Galveston, Texas, U.S.A., CS. Baron and F. Diazani, Editors).

10 Wat conventionele bronnen betreft, zijn weefselcultuurcellen de enige praktische bron voor materiaal. Een op weefselGultuurcel-len gebaseerde werkwijze wordt beschouwd arbeidsintensief, onbetrouwbaar en kostbaar te zijn en leidt in het algemeen tot lage opbrengsten.As for conventional sources, tissue culture cells are the only practical source of material. A tissue culture cell-based method is considered to be labor intensive, unreliable and expensive and generally results in low yields.

15 Doel van de uitvinding is om middelen te verschaffen voor de bereiding van een eiwit met eiwitten die lijken op menselijk interferon, door recombinant DNA-technieken in bacteriën, welke middelen goedkoper en betrouwbaarder zijn en ook de mogelijkheid bieden om gemodificeerde vormen van interferon te bereiden. Voorts kunnen ho-20 gere opbrengsten worden verkregen.The aim of the invention is to provide means for the preparation of a protein with proteins resembling human interferon, by recombinant DNA techniques in bacteria, which means are cheaper and more reliable and also offer the possibility to prepare modified forms of interferon . Furthermore, higher yields can be obtained.

Interferon is een glycoproteins met een molecuulgewicht van ongeveer 20,000. De amino-eindstandige polypeptideopvolgingen van menselijke en muizen-interferons zijn bekend (zie b.v. Knight, E., Jr., et al., (1980), Science 207, 525 - 526; Zoon, K.C., et al., 25 (1980), Science, 207, 527; en Taira, H., et al., (1980), Science, 207, 528 - 529).Interferon is a glycoproteins with a molecular weight of about 20,000. The amino terminal polypeptide sequences of human and murine interferons are known (see, e.g., Knight, E., Jr., et al., (1980), Science 207, 525 - 526; Zoon, KC, et al., 25 (1980). ), Science, 207, 527; and Taira, H., et al. (1980), Science, 207, 528 - 529).

Fig.1 toont gekozen gebieden van deze opvolgingen, samen met de overeenkomstige oodonmogelijkheden. Van de 13 aminozuren die bekend zijn voor menselijk fibroblast FS-4 interferon, zijn er drie 30 gemeenschappelijk (onderstreept) met de muis-interferons A en B, verkregen van Ehrlich ascites tumorcellen, terwijl slechts één aminozuur gemeenschappelijk is tussen menselijk fibroblast en lymfo-blastoïde interferons. Op het DNA-nivesu schijnt inderdaad overeenstemming tussen menselijk fibroblast interferon en muis-interferons 35 A en B (met stippen aangegeven) waarschijnlijker te zijn dan tus- 8100558 sen twee menselijke eiwitten.Fig. 1 shows selected regions of these sequences, along with the corresponding oodon capabilities. Of the 13 amino acids known for human fibroblast FS-4 interferon, three are common (underlined) with the mouse interferons A and B, obtained from Ehrlich ascites tumor cells, while only one amino acid is common between human fibroblast and lympho- blastoid interferons. Indeed, on the DNA level, similarity between human fibroblast interferon and mouse interferons 35 A and B (indicated by dots) appears to be more likely than between two human proteins.

Het met de vijf amino-eindstandige resten van menselijk fibroblast interferon overeenstemmende gebied toont duidelijk een minimaal aantal permutaties van coderend oligonucleotide over een opvolging van voldoende lengte om redelijk specifiek te zijn voor een individueel mRNA in een hogere eukaryotecel Czie b.v. Montgomery, O.L, et al., C19783, Cell, 14j 673 - 680]. Oe codons voor de serine- en leucineresten worden gededuceerd door eerst die tripletten te kiezen die het meest waarschijnlijk een maximale homologie met de analoge muiscodans vertoonden. 0e nu in deze en de andere tripletten resterende onzekerheden werden vervolgens verder verminderd door te werken op bekende frequenties van codongebruik in menselijke genen Czie b.v. Grantham, R., et al., C1980), Nucl. Acids Res., 8, r47 - rS2). Het was derhalve mogelijk om het aantal mogelijke coderingsvolgingen te verminderen tot twee, waarbij het enige verschil lag in de derde rest van het serinecodon, welke in deze positie geen duidelijk onderscheid vertoonde. Op deze basis werden de opvolgingen van twee oligodeoxyribonucleotiden CIFIA en 16} gededuceerd, waarvan verwacht werd dat ze specifiek de synthese op gang brachten van interferon cDNA, indien geïncubeerd met omgekeerd transcriptase en polyA-mRNA C3’-eindstandig polyadenyleerd mRNA], geëxtraheerd van "geïnduceerde" cellen.The region corresponding to the five amino-terminal residues of human fibroblast interferon clearly shows a minimal number of permutations of coding oligonucleotide over a sufficiently long sequence to be reasonably specific for an individual mRNA in a higher eukaryote cell C, e.g. Montgomery, O. L, et al., C19783, Cell, 14, 673-680]. The codons for the serine and leucine residues are deduced by first selecting those triplets that most likely exhibited maximum homology to the analog mouse codans. The uncertainties now remaining in this and the other triplets were then further reduced by acting on known frequencies of codon usage in human genes Csee e.g. Grantham, R., et al., C1980), Nucl. Acids Res., 8, r47 - rS2). It was therefore possible to reduce the number of possible coding sequences to two, the only difference being the third remainder of the serine codon, which showed no clear distinction in this position. On this basis, the sequences of two oligodeoxyribonucleotides CIFIA and 16} were deduced, which were expected to specifically initiate the synthesis of interferon cDNA when incubated with reverse transcriptase and polyA-mRNA C3 'terminal polyadenylated mRNA], extracted from " induced "cells.

Een extra factor bij de voorspelling van de structuur van interferon mRNA-specifieke primers was de aanname dat een G-rest in DNA een matig stabiel basepaar kan vormen met een U-rest in RNA Cof een T-rest in DNA). Wanneer de primers dus op bepaalde posities een G-rest bevatten in plaats van de correcte A-rest, zou toch een mate van specifiek op gang brengen verwacht kunnen worden (zie b.v. Powers, G.J., et al., C1S75], J.A.C.S., _97, 875 - 8843.An additional factor in predicting the structure of interferon mRNA-specific primers was the assumption that a G residue in DNA can form a moderately stable base pair with a U residue in RNA (or a T residue in DNA). Thus, when the primers contain a G-residue at certain positions instead of the correct A-residue, a degree of specific initiation could still be expected (see eg Powers, GJ, et al., C1S75], JACS, _97 , 875-8843.

De oligonucleotiden CIFIA en 133 werden gesynthetiseerd en 32 radioactief gelabeld met P-fosfaat op de 5’-eindpunten daarvan, gehybridiseerd tot mRNA-preparaten waaruit menselijke fibroblasts, hetzij "quasi-geïnduceerd" (Engels: "mock induced"] hetzij geïnduceerd tot de produktie van interferon door cp gang te brengen (Engels: "priming"] met interferon en daaropvolgende superinductie - 4 - onder toepassing van poly(I) : poly(C) en cycloheximide, en geïncu-beerd met het enzym omgekeerd transcriptase met de conventionele deoxynucleosidetrifosfaatsubstraten. Alleen IFIA gaf een transcript van ongeveer 150 nucleotiden, specifiek voor mRNA van geïnduceerde 5 fibroblasts. De nucleotideopvolging van deze negatieve streng transcript werd bepaald volgens bekende methoden en wordt in fig.2 getoond.The oligonucleotides CIFIA and 133 were synthesized and radiolabelled 32 with β-phosphate at their 5 'endpoints, hybridized to mRNA preparations from which human fibroblasts, either "quasi-induced" or induced to the production of interferon by cp (priming) with interferon and subsequent superinduction - 4 - using poly (I): poly (C) and cycloheximide, and incubated with the enzyme reverse transcriptase with the conventional deoxynucleoside triphosphate substrates Only IFIA gave a transcript of about 150 nucleotides specific for mRNA of induced fibroblasts The nucleotide sequence of this negative strand transcript was determined according to known methods and is shown in Figure 2.

De bovenstreng in fig.2 is de opvolging van het DNA-trans-cript. Deze DNA-opvolging definieert de volgorde van het 5’-einde 10 van het menselijke fibroblast interferon mRNA, getoond als de be- nedenstreng in fig.2. De mRNA-opvolging definieert op zijn beurt de eiwitopvolging, beginnende bij het eerste AUG, van het amino-eindstandige gebied van het veronderstelde interferonvoorlopermole-cuul.The top strand in Figure 2 is the sequence of the DNA transcript. This DNA sequence defines the sequence of the 5 'end 10 of the human fibroblast interferon mRNA, shown as the lower strand in Figure 2. The mRNA follow-up in turn defines the protein follow-up, starting at the first AUG, of the amino terminal region of the putative interferon precursor molecule.

15 Een tweede oligodeoxynucleotide CIFII] werd gesynthetiseerd, dat complementair was aan een deel van de bepaalde opvolging zoals 32 in fig.3 is getoond. C PJ IFII werd gehybridiseerd zoals boven tot cDNA, bereid volgens bekende procedures uit totaal mRNA van geïnduceerde en quasi-geïnduceerde fibroblastcellen en een als bo-20 ven geproduceerd transcript. Wanneer de produkten van deze reactie gefractioneerd werden op basis van afmetingen onder toepassing van denaturerende gelelektroforese, werd een bijzonder radioactief transcript van ongeveer 700 nucleotiden verkregen uit cDNA van ge-induceerde, maar niet quasi-geïnduceerde cellen.A second oligodeoxynucleotide CIFII] was synthesized, which was complementary to part of the particular sequence as shown in 32 in Figure 3. C PJ IFII was hybridized as above to cDNA, prepared according to known procedures from total mRNA of induced and quasi-induced fibroblast cells and an above-produced transcript. When the products of this reaction were fractionated based on dimensions using denaturing gel electrophoresis, a particular radioactive transcript of about 700 nucleotides was obtained from cDNA from induced, but not quasi-induced cells.

25 Na elektroforese door natieve geilen, had het interferon specifieke produkt een lengte van ongeveer 850 baseparen, hetwelk ongeveer overeenkomt met de grootte van het complete interferon mRNA-molecuul. Dit verschil in grootte kan worden verklaard door aan te nemen dat het enkelstrengs interferon cDNA, zoals het ook 30 werkt als templaat voor I-II, ook zelf op gang brengt dank zij het terug op zichzelf vormen van een lus van het 3'-einde. Dit transcript wordt vervolgens verlengd tot aan de positie van het IFII-op gang gebrachte transcript waar het een halt wordt toegeroepen, waardoor een dubbelstrengs interferongen van de volledige lengte 35 wordt verkregen (d.w.z. een gen dat codeert voor interferon), waar- 81 0 0 5 5 8 - 5 in het 3'-einde van het zelf op gang gebrachte transcript en het 5'-einde van het door IFII op gang gebrachte transcript niet covalent gebonden zijn. Oe grootte van het interferon specifieke pro-dukt zal derhalve variëren met het type gelsysteem.After native horny electrophoresis, the interferon specific product was approximately 850 base pairs in length, which approximately corresponds to the size of the complete interferon mRNA molecule. This size difference can be explained by assuming that the single-stranded interferon cDNA, as it also acts as a template for I-II, also self-initiates thanks to the looping back of the 3 'end . This transcript is then extended to the position of the IFII-initiated transcript where it is halted, thereby obtaining a full-length double-stranded interferon 35 (ie a gene encoding interferon), where 81 0 0 5 5 8-5 in the 3 'end of the self-initiated transcript and the 5' end of the IFII-initiated transcript are not covalently linked. The size of the interferon specific product will therefore vary with the type of gel system.

Het interferongen werd geëlueerd uit natieve gels en gevolgd door bekende methoden die leiden tot opheldering van de gen-opvol-gingscodering voor het amino-eindpunt van het rijpe fibroblast-interferon. Een uitgebreide versie van IFII, IFIII. (zie fig.4) werd eveneens bereid en de bovenstaande werkwijze herhaald. Dezelfde resultaten werden verkregen.The interferon was eluted from native gels and followed by known methods leading to elucidation of the gene follow-up coding for the amino endpoint of the mature fibroblast interferon. An extended version of IFII, IFIII. (see Figure 4) was also prepared and the above procedure repeated. The same results were obtained.

Deze opvolging verifieert grotendeels de bij de synthese van IFIA gebruikte voorspellingen. Uit een vergelijking van de fig. 1 en 5 kan worden gezien, dat de feitelijke mRNA-opvolging die het amino-eindpunt van het rijpe interferonpolypeptide specificeert, identiek is aan die waarop de structuur van IFIA was gebaseerd, afgezien van slechts één nucleotideverschil in het codon voor het vijfde aminozuur van het amino-eindpunt van het rijpe polypeptide. Derhalve werden uit een totaal van zeven twijfelachtige nucleotic'e-posities, er zes correct geanticipeerd in het geval van IFIA.This follow-up largely verifies the predictions used in the synthesis of IFIA. From a comparison of Figures 1 and 5, it can be seen that the actual mRNA sequence that specifies the amino endpoint of the mature interferon polypeptide is identical to that on which the structure of IFIA was based, except for only one nucleotide difference in the codon for the fifth amino acid of the amino terminus of the mature polypeptide. Therefore, out of a total of seven questionable nucleotide positions, six were correctly anticipated in the case of IFIA.

(Zie b.v. Houghton, M., et al., (1980), Nucl. Acids Res. j3, 1913 -1931.)(See, e.g., Houghton, M., et al., (1980), Nucl. Acids Res. J3, 1913-1931.)

Vervolgens werd een extra oligodeoxynucleotide primer, IFÏV (zie fig.4) bereid dat overeenstemde met een gebied nabij het uiteinde van de vers bepaalde opvolging.Docr bovenstaande werkwijze te herhalen, werd verdere informatie over de opvolging verkregen waaruit een ander primer, IFV (zie fig.4) werd gededuceerd en gesynthetiseerd. De werkwijze werd vervolgens opnieuw herhaald. Dp deze wijze werd de gehele gen-opvalgingscodering voor het rijpe fibroblast interferon polypeptide (zie fig.5) stapsgewijze vastgesteld. (Zie b.v. Houghton, ΙΊ., et al., (1930), Nucl. Acids Res. 8_, 2385 - 2834.3An additional oligodeoxynucleotide primer, IFIV (see Figure 4), corresponding to an area near the end of the freshly determined sequence was then prepared. To repeat the above procedure, further information on the sequence from which another primer, IFV (see Figure 4) was obtained. Fig. 4) was deduced and synthesized. The procedure was then repeated again. In this manner, the entire gene-encoding coding for the mature fibroblast interferon polypeptide (see Figure 5) was determined step-by-step. (See, e.g., Houghton, ΙΊ., Et al., (1930), Nucl. Acids Res. 8_, 2385-2834.3

In fig.S is de dubbeistrengs gen-opvolging weergegeven, die codeert voor de 5'-niet vertaalde mRNA-opvGlging en de eiwitccde-rende mRNA-opvolging.In Figure S, the double stranded gene sequencing encoding the 5 'untranslated mRNA sequencing and the protein-encoding mRNA sequencing is shown.

Een 'illustratief schema van de basisprocsdures, gebruikt 8100558 tAn illustrative diagram of the basic procedures, uses 8100558 t

BB

voor het clonen van het interferongen tot bacteriële plasmiden, is in fig.7 weergegeven.for cloning the interferon to bacterial plasmids, is shown in Figure 7.

De eindprodukten van deze procedures waren recombinanten, die interferon-genen bevatten die codeerden voor het rijpe inter-5 feronpolypeptide en de 3'-niet vertaalde interferon mRNA-opvolging.The end products of these procedures were recombinants containing interferon genes encoding the mature inter-5 feron polypeptide and the 3 'untranslated interferon mRNA sequence.

Bovendien bevatten deze recombinanten 1 molecuul van IFIII primer dat voorafging aan de rijpe interferon-gen opvolging en ook een synthetisch Hind III schakelmolecuul aan beide einden van het gen.In addition, these recombinants contain 1 molecule of IFIII primer that preceded the mature interferon gene sequence, and also a synthetic Hind III switch molecule at both ends of the gene.

Een partiële QNA-nucleotideopvolging van een van-deze inter-10 feron-gen recombinanten wordt getoond in fig.8, welke laat zien dat tijdens de cloningsprocedures [waarschijnlijk als gevolg van de S1 nucleasebehandeling), het 5/-eindstandige nucleotide van IFIII verloren ging. Ook werd waargenomen dat de mRNA-tripletcodering voor de tyrosinerest op de aminozuurpositie 30 in het rijpe eiwit 15 UAU was, in plaats van het UAC-triplet dat eerder vastgesteld werd door directe opvolging van omgekeerde transcripts [zie fig.53.A partial QNA nucleotide sequence of one of these inter-10 feron gene recombinants is shown in Figure 8, which shows that during the cloning procedures [probably as a result of the S1 nuclease treatment), the 5 µ-terminal nucleotide of IFIII was lost. went. It was also observed that the mRNA triplet coding for the tyrosine residue at the amino acid position 30 in the mature protein was 15 UAU, instead of the UAC triplet previously determined by direct follow-up of reverse transcripts [see Fig. 53.

Deze "stille" nucleotidewijziging is waarschijnlijk een gevolg van gen-polymorfisme en betekent dat beide typen genen tot de expressie van identieke interferons zullen leiden.This "silent" nucleotide alteration is likely due to gene polymorphism and means that both types of genes will lead to the expression of identical interferons.

20 Teneinde het interferon-gen te exprimeren in bacteriën, werd het overgebracht van pBR 322 (zie b.v. Bolivar, F., et al., (19773, Gene, _2, 95 - 1133 in de Hind III plaats van de zogenaamde pWT 2x1 expressieplasmiden. De laatstgenoemde reeks van plasmiden bevat de promotoropvolging, die verantwoordelijk is voor de transcriptie 25 van het tryptofaanoperon en zorgen voor alle drie de mogelijke ver- talingsfasen (zie b.v. de gepubliceerde Britse octrooiaanvrage 2.052.5163. Indien het interferon-gen derhalve in deze plasmiden in de correctie oriëntatie ten opzichte van de transcriptie wordt ingébracht, zal slechts een leiden tot de betrouwbare expressie 30 van het gen. Uit de in fig.8 weergegeven opvolging werd voorspeld dat pWT 221 de "open” vertalingsfase zou verschaffen die nodig is voor de betrouwbare expressie van het rijpe interferon polypeptide, hoewel laatstgenoemde zou worden verbonden met een amino-eindstan-dig peptide van 16 resten, resulterend van de expressie van de kor-35 te trp E gen opvolging en de in de pWT 2x1 plasmiden aanwezige Hind 8100558In order to express the interferon gene in bacteria, it was transferred from pBR 322 (see eg Bolivar, F., et al., (19773, Gene, 2.95 - 1133 in the Hind III site of the so-called pWT 2x1 expression plasmids). The latter series of plasmids contains the promoter follow-up, which is responsible for the transcription of the tryptophan operone, and allows for all three possible translation phases (see eg published British patent application 2.052.5163. Therefore, if the interferon gene is in these plasmids being inserted into the correction orientation relative to the transcription will only lead to the gene's reliable expression 30. From the follow-up shown in Figure 8, it was predicted that pWT 221 would provide the "open" translation phase required for the reliable expression of the mature interferon polypeptide, although the latter would be linked to a 16-residue amino terminal peptide, resulting from the expression of the short-35 t The trp E gene sequence and the Hind 8100558 contained in the pWT 2x1 plasmids

VV

- 7 - III schakelmoleculen sn ook van de expressie van de Hind III schakel en de IFIII primer, gebruikt bij de aanvankelijke cloning van het interferon-gen. Wanneer het interferon-gen werd overgebracht naar de pWT 2x1 plasmiden en de trp-promotor tot derepressie werd 5 gebracht door incubatie bij afwezigheid van tryptofaan en bij aan wezigheid van 3/3-indoolacrylzuur, werd inderdaad alleen antivirus-acta/iteit aangetoond in het geval van het pWT 221 derivaat, zoals verwacht.III switch molecules also from the expression of the Hind III link and the IFIII primer, used in the initial cloning of the interferon gene. When the interferon gene was transferred to the pWT 2x1 plasmids and the trp promoter was derepressed by incubation in the absence of tryptophan and in the presence of 3/3-indole acrylic acid, indeed only antivirus activity was detected in the case of the pWT 221 derivative, as expected.

Fig.9 (waarin Veros = controlecellen, niet geïnfecteerd met 10 EMC-virus (Encephalomyocarditis virus); Std. A = interferon stan daard A; Std. B = interferon standaard B; 221 = extract van recombinant, bevattende het in pWT 221 ingebrachte interferon-gen; 231 * extract van recombinant, bevattende het in pWT 231 ingebrachte in-terferon-gen; 231 + Std. B = extract van recombinant, bevattende 15 het interferon-gen, ingébracht in pWT 231 waaraan vóór de extrac tie interferon standaard B was toegevoegd; en EMC = controlecellen, geïnfecteerd met EMC-virus), toont een typerend resultaat, verkregen wanneer de bacterie-extracten worden geanalyseerd op antivirusactiviteit in een in vitro systeem. In dit systeem werden de mon-20 sters in 0,5 log^g stappen verdund en aangebracht op monolagen vanFig. 9 (in which Veros = control cells, not infected with 10 EMC virus (Encephalomyocarditis virus); Std. A = interferon standard A; Std. B = interferon standard B; 221 = extract of recombinant, containing it introduced into pWT 221 interferon gene; 231 * extract of recombinant, containing the interferon gene introduced in pWT 231; 231 + Std. B = extract of recombinant, containing the interferon gene, introduced in pWT 231 to which interferon standard before extraction B was added; and EMC = control cells infected with EMC virus) shows a typical result obtained when the bacterial extracts are analyzed for antivirus activity in an in vitro system. In this system, the samples were diluted in 0.5 log steps and applied to monolayers of

African green monkey cellen (Veros). Na een incubatie gedurende een nacht, werden de cellen op de proef gesteld met EMC-virus voordat de cellen werden gekleurd, waarbij de monsters die interferonacti-viteit bevatten, de verocellen bleken te beschermen tegen het cyto-25 pathische effect (cpe) van het virus. Door de verkregen resultaten te vergelijken met bekende interferonstandaards, kon het activiteit sniveau kwantitatief worden vastgesteld.African green monkey cells (Veros). After overnight incubation, the cells were tested with EMC virus before staining the cells, with samples containing interferon activity found to protect the vero cells from the cytopathic effect (cpe) of the virus. By comparing the obtained results with known interferon standards, the activity level could be quantitatively determined.

Geen activiteit werd waargenomen in extracten van de pWT 211 of pWT 231 interfercnrecombinanten (slechts het resultaat verkrs-30 gen met de pWT 231 recombinant wordt in fig.9 getoond), terwijl de waargenomen activiteit van extracten van pWT 221 recombinanten equi- g valent is aan een opbrengst van ongeveer 10 internationele refe- 3 rentie-eenheden van interferon per dm bacteriën (d.w.z. equivalent g aan 10 eenheden van een internationaal standaardpreparaat van in-35 terfaron, waarbij één eenheid gedefinieerd is in termen van die 8 i 0 0 5 5 8 5 8 - 10 15 20 25 30 hoeveelheid, die leidt tot een 50% vermindering van 'de virusrepli-catie in weefselcultuur]. Het is waarschijnlijk dat een aanzienlijke interferonactiviteit verloren gaat tijdens de extractieprocedu-re, omdat slechts een opbrengst van ongeveer 30% werd verkregen wanneer een natieve fibroblast interferonstandeard aan de pWT 231 recombinant werd toegevoegd vóór de extractie. COpgemerkt wordt dat het waargenomen toxische effect van de recombinantextracten in de antivirusanalyses te wijten is aan de aanwezigheid van Triton X-100, dat in dit bijzondere extractieprocédé werd gebruikt.} Het was nu nodig om de DNA-codering voor de niet interferon aminozuren aan het amino-eindpunt van het verbonden interferonpoly-peptide te verwijderen. Dit kan geschikt worden uitgevoerd door gebruik te maken van het plasmide pWT 501 (zie b.v. de Britse octrooiaanvrage 80 36080}. Het plasmide pWT 501 heeft een molecuullengte van 3805 bp Cbaseparen} en de restrictiekaart daarvan is in fig.10 getoond. Dit plasmide kan worden geproduceerd met een werkwijze, waarbij pWT 221 aan restrictie wordt onderworpen onder toepassing van Hha I, het trp-promotor bevattende fragment wordt geïsoleerd, dit fragment wordt geïncubeerd met DNA-polymerase I, het verkregen fragment met stomp einde wordt geligateerd aan Hind III schakels, het geligateerde materiaal onder toepassing van Hind III wordt onderworpen aan restrictie, het trp-promotor bevattende fragment wordt geïsoleerd, dit fragment wordt geligateerd aan Hind III-gesneden, bacteriële basische fosfatase-behandeld pAT 153 (zie b.v. Twigg, A.J., en Sherratt, D., (1980], Nature 283, 216 - 218], E. coli K.-12 HB101 wordt getransformeerd (genotype gal , lac , ara , pro , arg , strr, ree A , r. , M ; zie b.v. Boyer, H.W., en Roullard - Dussoix, K K D., J. Mol. Biol., 41., 459 - 472] waarbij het verkregen plasmide wordt gebruikt en geselecteerd op ampicillineweerstand en tetra-cyclineweerstand. Een klein Hind III/Taq I restrictiefragment, dat de trp-promotor bevat, kan uit dit plasmide worden geïsoleerd. De Taq I split-singsplaats in kwestie bevindt zich in de DNA-opvolging overeenkomend met de ribosoom bindingsplaats in het mRNA-gebied, dat codeert 0 0 5 5 8 35 9 voor het trp-leiderpolypeptide, dat juist vóór het initiërende me-thioninetriplet optreedt. Dit fragment kan worden verbanden met een Sac I/Hind III restrictiefragment van het gecloonoe interferon-gen, dat de gehele rijpe eiwit coderende opvolging bevat, vooraf gegaan door slechts zes baseparen zoals in fig.11 is getoond. Aangezien het amino-eindstandige residu van het rijpe interferon methionine blijkt te zijn, kan het verbindingsprocédé worden uitgevoerd op zodanige wijze, dat een chimerisch DNA wordt verkregen dat na transcriptie een kunstmatige ribosoom bindingsplaats bevat die dit methioninecodon als initiërend codon voor vertaling gebruikt.No activity was observed in extracts of the pWT 211 or pWT 231 interffer recombinants (only the result of gene gene with the pWT 231 recombinant is shown in Figure 9), while the observed activity of extracts of pWT 221 recombinants is equivalent. in a yield of about 10 international reference units of interferon per dm bacteria (ie equivalent g to 10 units of an international standard preparation of inter-35 terfaron, one unit being defined in terms of those 8 i 0 0 5 5 8 5 8 - 10 15 20 25 30 amount, leading to a 50% reduction in virus replication in tissue culture. It is likely that significant interferon activity is lost during the extraction procedure because only a yield of about 30 % was obtained when a native fibroblast interferon standard was added to the pWT 231 recombinant before extraction CO Note that the observed toxic effect v The recombinant extracts in the antivirus analyzes are due to the presence of Triton X-100, which was used in this particular extraction process.} It was now necessary to add the DNA coding for the non-interferon amino acids to the amino terminus of the linked interferon poly peptide. This can be conveniently performed using the plasmid pWT 501 (see eg British patent application 80 36080}. The plasmid pWT 501 has a molecular length of 3805 bp Cbase pairs} and the restriction map thereof is shown in Fig. 10. This plasmid are produced by a method in which pWT 221 is restricted using Hha I, the trp promoter-containing fragment is isolated, this fragment is incubated with DNA polymerase I, the resulting blunt-ended fragment is ligated to Hind III linkages , the ligated material using Hind III is subjected to restriction, the trp promoter-containing fragment is isolated, this fragment is ligated to Hind III-cut, bacterial basic phosphatase-treated pAT 153 (see eg Twigg, AJ, and Sherratt, D., (1980], Nature 283, 216 - 218], E. coli K.-12 HB101 is transformed (genotype gal, lac, ara, pro, arg, strr, roe A, r., M; see e.g. Boyer, H.W., and Roullard-Dussoix, K K D., J. Mol. Biol., 41., 459 - 472] using the resulting plasmid and selected for ampicillin resistance and tetracycline resistance. A small Hind III / Taq I restriction fragment containing the trp promoter can be isolated from this plasmid. The Taq I cleavage site in question is in the DNA sequence corresponding to the ribosome binding site in the mRNA region, which encodes the 0 5 5 8 35 9 trp leader polypeptide, which occurs just before the initiating methylion triplet. . This fragment can be linked to a Sac I / Hind III restriction fragment of the cloned interferon gene, which contains the entire mature protein coding sequence, preceded by only six base pairs as shown in Figure 11. Since the amino-terminal residue of the mature interferon appears to be methionine, the joining process can be carried out in such a way that a chimeric DNA is obtained which after transcription contains an artificial ribosome binding site using this methionine codon as initiating codon for translation.

Het samengevoegde molecuul werd vervolgens gecloond tot in E. coli K-12 HB101 onder toepassing van pAT 153 als plasmidevector. Deze werkwijze is in fig.11 weergegeven.The pooled molecule was then cloned into E. coli K-12 HB101 using pAT 153 as a plasmid vector. This method is shown in Figure 11.

Een ander belangrijk gevolg van de bovenstaande werkwijze is dat het verkregen expressieplasmide het trp-verdunnergebied ontbeert dat een belangrijke rol speelt bij het reguleren van de transcriptie van het trp-operon Czie b.v. Niozzari, G.F., en Yanofsky,C. (1378), J. Bacteriol., 133, 1457 - 1466).Another important consequence of the above method is that the resulting expression plasmid lacks the trp diluent region which plays an important role in regulating the transcription of the trp operon Czie e.g. Niozzari, G.F., and Yanofsky, C. (1378), J. Bacteriol., 133, 1457-1466).

Recombinanten, die het vereiste samengevoegde molecuul in de ene of de andere oriëntatie bevatten, werden vervolgens geanalyseerd op het vermogen daarvan om interferon te produceren. Ze bleken aanzienlijk hogere niveaus te produceren, van ruwweg zesvoudige Cin beide oriëntaties) extraheerbare antivirusactiviteit in vergelijking tot de recombinanten, die het in pWT 221 ingebrachte inter-feron-gen bevatten. Zoals verwacht was de grootte van het interfe-ronprodukt (ongeveer 19.000 Dalton) kleiner dan die, welke verkregen werd onder toepassingvan pWT 221 als expressieplasmide (ongeveer 24.000 dalton). Dit wordt in fig.12 getoond en is redelijk consistent met de verwachte aard van de in beide gevallen geproduceerde interferonpolypeptiden (in fig.l2i. a = recombinant, dat het samengevoegde molecuul in rechtse oriëntatie bevat Cg.w.z. de transcriptie verloopt van de trp-promotor naar het tetracyclineweer-stands-gen in het plasmide); b = recombinant, dat het samengevoegde molecuul in linkse oriëntatie bevat (d.w.z. de transcriptie verloopt van de trp-promctor weg van het tetracycline-weerstands-gen); c = 8100558 10 - transformant, dat pAT 153 alleen bevatj d = recombinant dat het interferon-gen bevat, maar de trp-promotor mistj f * expressie-recombinant, bestaande uit het in pWT 221 ingebrachte interferon-genj en g 8 expressierecombinant, bestaande uit het in pWT 211 ingebrachte interferon-gen]. Fig.12 toont ooK de overvloed aan 19.000 dalton-interferonpolypeptide ten opzichte van het 24.000 dalton-produkt, bereid in de pWT 221 recombinant. Deze toename in expressie van het interferon-gen Kan worden toegeschreven aan de verwijdering van het trp-verdunnergebied.Recombinants containing the required pooled molecule in one orientation or the other were then analyzed for their ability to produce interferon. They were found to produce significantly higher levels, from roughly six-fold Cin both orientations, extractable antivirus activity compared to the recombinants containing the interferon gene introduced in pWT 221. As expected, the size of the interferon product (about 19,000 Daltons) was smaller than that obtained using pWT 221 as an expression plasmid (about 24,000 Daltons). This is shown in Fig. 12 and is fairly consistent with the expected nature of the interferon polypeptides produced in both cases (in Fig. 12i. A = recombinant, which contains the joined molecule in right orientation. Cg. I.e. transcription proceeds from the trp- promoter to the tetracycline resistance gene in the plasmid); b = recombinant, which contains the assembled molecule in left-hand orientation (i.e. transcription proceeds from the trp promoter away from the tetracycline resistance gene); c = 8100558 10 - transformant, which contains pAT 153 only d = recombinant containing the interferon gene, but the trp promoter is missing f * expression recombinant, consisting of the interferon gene j and g 8 expression recombinant introduced in pWT 221, consisting of from the interferon gene introduced into pWT 211]. Figure 12 also shows the abundance of 19,000 daltons interferon polypeptide over the 24,000 daltons product prepared in the pWT 221 recombinant. This increase in expression of the interferon gene can be attributed to the removal of the trp thinner region.

De Kunstmatige ribosoom bindingsopvolging bevat zes nucleo-tiden tussen resten van de Taq I splitsingsplaats en het ATG initia-torcodon. Het oorspronKelijKe plasmide (pWT 501] bevat slechts vijf nucleotiden (van verschillende opvolging] in dit analoge gebied (zie fig.113. Daarom Kunnen verdere veranderingen in de grootte en opvolging van dit bijzondere gebied in het interferonrecombi-nant het rendement verhogen van de ribosoom binding en derhalve de opbrengst van het interferonpolypeptide verbeteren.The Artificial ribosome binding sequence contains six nucleotides between residues of the Taq I cleavage site and the ATG initiator codon. The original plasmid (pWT 501] contains only five nucleotides (of different sequence) in this analog region (see Fig. 113. Therefore, further changes in the size and follow-up of this particular region in the interferon recombinant may increase the efficiency of the ribosome. binding and thus improve the yield of the interferon polypeptide.

Te verwachten is dat de opbrengst aan interferonachtig polypeptide verder verbeterd Kan worden door het aantal interferon-genen en/of trp-promotors in elK plasmide te verhagen. Dit Kan volgens bekende methoden worden gerealiseerd.It is expected that the yield of interferon-like polypeptide can be further improved by increasing the number of interferon genes and / or trp promoters in elK plasmid. This can be done according to known methods.

OoK zal het gebruiK van bacteriefermentors, waarin hoge cel-dichtheden Kunnen worden verkregen, vanzelfsprekend de opbrengst 3 aan interferonactiviteit per dm bacteriën verhogen.Also, the use of bacterial fermenters, in which high cell densities can be obtained, will of course increase the yield of interferon activity per dm of bacteria.

Behalve dat het in staat is tot bescherming van de Vero-cellen tegen het cpe van EMC-virus, beschermt het interferonpolypeptide, dat in bacteriën is geproduceerd, ook V3 African green monkey cellen tegen infectie door vesiculaire stomatitis virus (VSV) in vitro. Bovendien is het bacteriële interferonpolypeptide evenals het natieve fibroblastinterferon ook in staat gebleken tot verhoging van de natuurlijke dodende activiteit van menselijke lym-focieten in vitro.In addition to being able to protect the Vero cells from the cpe of EMC virus, the interferon polypeptide produced in bacteria also protects V3 African green monkey cells from infection by vesicular stomatitis virus (VSV) in vitro. In addition, the bacterial interferon polypeptide as well as the native fibroblast interferon has also been shown to enhance the natural killing activity of human lymphocytes in vitro.

Het genetisch gebouwde interferonachtige eiwit is primair bedoeld voor gebruiK in de behandeling van ziekten en zal worden gebruikt in effectieve hoeveelheden, desgewenst met een farmaceu 8100558 - 11 - tisch aanvaardbare drager. De in onderzoeken toegepaste doseringen waarbij natieve menselijke interferons werden gebruikt, varieerden 5 7 aanzienlijk, b.v. van 10 tot 10 internationale referentie-eenhe-den per dag voor verschillende perioden Czie b.v. Scott, G.M., en Tyrall, D.A.J., C19S0J, Brit. Med. J., 250, 1555 - -582). Het geprefereerde behandelingsregime zal naar verwachting variëren overeenkomstig het type en de ernst van de ziekte. Het uit bacteriën bereide interferonpolypeptide kan in sommige gevallen afwijkende · activiteiten en farmacokinetische eigenschappen vertonen in vergelijking met natief fibroblastinterferon.The genetically engineered interferon-like protein is primarily intended for use in the treatment of diseases and will be used in effective amounts, optionally with a pharmaceutically acceptable carrier 8100558-11. The dosages used in studies using native human interferons varied considerably, e.g. from 10 to 10 international reference units per day for different periods Csee e.g. Scott, G.M., and Tyrall, D.A.J., C19S0J, Brit. Med. J., 250, 1555-582). The preferred treatment regimen is expected to vary according to the type and severity of the disease. The interferon polypeptide prepared from bacteria may, in some cases, exhibit aberrant activities and pharmacokinetic properties compared to native fibroblast interferon.

Het interferonrecombinant DNA is ook gebruikt voor het onderzoeken van menselijke gen-banken op de aanwezigheid van cloons die het chromosomale intsrferon-gen bevatten. Oit werd gerealiseerd door eerst het Hind III restrictiefragment te extraheren dat het interferon-gen bevatte van het pWT 221 recombinantplasmide,dit van een radiolabel te voorzien en vervolgens te hybridiseren tot plaatjes, bereid door transfectie van bacteriën met een menselijke chromosomale DNA/j* faag-hybridebibliotneek. De plaatjes die de interferon-gen sonde specifiek bonden, werden gezuiverd en daaruit werd jT-recombinant DNA bereid. Het fibroblast (of/3) interferon^· gen, aanwezig in deze moleculen, werd vervolgens in opvolging gebracht en de opvolging is weergegeven in fig.13.The interferon recombinant DNA has also been used to examine human gene banks for the presence of clones containing the chromosomal intsrferon gene. It was accomplished by first extracting the Hind III restriction fragment containing the interferon gene from the pWT 221 recombinant plasmid, radiolabelling it and then hybridizing it to platelets prepared by transfection of bacteria with a human chromosomal DNA / phage. hybrid library. The plates specifically binding the interferon gene probe were purified and jT recombinant DNA was prepared therefrom. The fibroblast (or / 3) interferon gene present in these molecules was then monitored and the monitoring is shown in Figure 13.

Een niet onderbroken gen-opvolging, identiek aan die welke in fig.B is weergegeven, werd waargenomen, onmiddellijk gevolgd door een opvolging die overeenkomt met de 3’ niet vertaalde interferon mRNA-cpvolging, die tevoren was bepaald (zie b.v. Taniguchi, T. et al., (1980), Gene, _1£, 11 - 15,- en Derynck, R. et al., (1980), Nature, 285, 542 - 547).An uninterrupted gene follow-up, identical to that shown in Figure B, was observed, followed immediately by a follow-up corresponding to the 3 'untranslated interferon mRNA sequence, which was previously determined (see, e.g., Taniguchi, T. et al. (1980) Gene, 11,11-15, and Derynck, R. et al. (1980, Nature, 285, 542-547).

Deze waarneming laat zien dat er geen tussenkomende opvolgingen (introns) zijn binnen dit bijzondere fibroblastinterferon-gen in het genome.This observation shows that there are no intervening sequences (introns) within this particular fibroblast interferon gene in the genome.

Bovendien werden ook korte gen-opvolgingen stroomopwaarts van en stroomafwaarts van het interferon-gen vastgesteld. Het stroomopwaarts flankerende gebied kan deel uitmaken van de RMA-polymerase-initiatie/promotoropvolging die de transcriptie van het interferon-gen in menselijke fibroblasts controleert (zie b.v.In addition, short gene sequences upstream and downstream of the interferon gene were also established. The upstream flanking region may be part of the RMA polymerase initiation / promoter monitoring that controls transcription of the interferon gene in human fibroblasts (see e.g.

8100558 12 -8100 558 12 -

Houghton, M., et al. (1981), Nucl. Acids Res. £, No.2).Houghton, M., et al. (1981), Nucl. Acids Res. £, No. 2).

Het blijkt dat bacteriën niet betrouwbaar eukaryote genen die introns bevatten kunnen exprimeren en dus is een implicatie van het bovenstaande dat het mogelijk dient te zijn om bacteriën te induceren voor de produktie van menselijke interferons door ze met chromosomale genen die voor interferon coderen, te transformeren. Deze chromosomale genen zouden kunnen worden geïsoleerd van gemakkelijk beschikbare menselijke gen-banken en een dergelijke benadering heeft voordelen boven het eerst isoleren van het interferon mRNA uit geïnduceerde eukaryote cellen, het synthetiseren van het cDNA-gen in vitro, het transformeren van bacteriën enz. Aangezien het blijkt, dat interferon-genen in het algemeen geen introns bevatten, omdat een leukocyt interferon-gen ze ook mist (zie b .v. Nagata, S., et al-, (1980), Nature 287, 401 - 408), zou een dergelijke benadering op verschillende interferon-genen kunnen worden toegepast.It appears that bacteria cannot reliably express eukaryotic genes containing introns and thus an implication of the above is that it should be possible to induce bacteria for the production of human interferons by transforming them with chromosomal genes encoding interferon. These chromosomal genes could be isolated from readily available human gene banks, and such an approach has advantages over first isolating the interferon mRNA from induced eukaryotic cells, synthesizing the cDNA gene in vitro, transforming bacteria, etc. it appears that interferon genes generally do not contain introns, because a leukocyte interferon gene also lacks them (see, e.g., Nagata, S., et al, (1980), Nature 287, 401-408), such an approach could be applied to different interferon genes.

Door het gecloonde interferon-gen te gebruiken, d.w.z. cDNA-gen, als sonde voor homologe opvolgingen in totaal genomisch DNA, tot restrictie gebracht met een verscheidenheid aan restric-tie-enzymen, kon de aanwezigheid van één overheersend type fibro-blastinterferon-gen worden waargenomen (zie b.v. Houghton, M., et al., loc cit). Er was echter enig bewijs voor de aanwezigheid van andere genen die partieel homoloog waren aan de sonde (ibid). De mogelijkheid blijft derhalve bestaan dat andere interferon-genen zouden kunnen worden geïsoleerd (uit restrictieontsluitingen van totaal genomisch DNA of direct uit menselijke chromosomale genbanken) onder toepassing van het onderhavige bijzondere gecloonde interferon-gen. Verder is het nu doenlijk, nu specifieke oligonu-cleotiden met succes gebruikt Zijn voor het detecteren van bacteri-ele recombinanten die interferon-genen bevatten (zie 11 onderstaand) , om geselecteerde oligonucleotiden te gebruiken voor de detectie en isolering van verschillende interferon-genen die aanwezig zijn in menselijke chromosomale gen-banken of aanwezig zijn in een restrictieontsluiting van totaal genomisch DNA. De onderhavige interferon-gen opvolging toont b.v. bepaalde overeenkomsten met 81 0 0 5 5 8 - 13 - menselijke leukocyte genen Czie b.v. Taniguchi, t., et al., (1980), Nature, 285, 547; en Streuli, M., et al. (1980}, Science, 209, 1343 - 13473. Ooor een oligonucleotidesonde te gebruiken die gemeenschappelijk is tussen de fibroblast en leukocyte interferon-gen opvolgingen, is het mogelijk om beide gen-typen uit b.v. een menselijke gen-bank te isoleren. Op soortgelijke wijze zouden andere partieel homologe interferon-genen kunnen worden verkregen door andere oligonucleotiden te gebruiken, die homoloog zijn aan verschillende gebieden van het onderhavige gecloonde interferon-gen.By using the cloned interferon gene, ie cDNA gene, as a probe for homologous sequences in total genomic DNA, restricted with a variety of restriction enzymes, the presence of one predominant type of fibroblast interferon gene could be detected observed (see, e.g., Houghton, M., et al., loc cit). However, there was some evidence for the presence of other genes that were partially homologous to the probe (ibid). Therefore, the possibility persists that other interferon genes could be isolated (from restriction digestions of total genomic DNA or directly from human chromosomal gene banks) using the present particular cloned interferon gene. Furthermore, now that specific oligonucleotides have been successfully used to detect bacterial recombinants containing interferon genes (see 11 below), it is feasible to use selected oligonucleotides for the detection and isolation of various interferon genes are present in human chromosomal gene banks or are present in a restriction digest of total genomic DNA. The present interferon gene sequence shows e.g. certain similarities to 81 0 0 5 5 8 - 13 - human leukocyte genes Csee e.g. Taniguchi, t., Et al., (1980) Nature 285,547; and Streuli, M., et al. (1980}, Science, 209, 1343 - 13473. Using an oligonucleotide probe common between the fibroblast and leukocyte interferon gene sequences, it is possible to identify both gene types from, for example, a to isolate human gene library Similarly, other partially homologous interferon genes could be obtained by using other oligonucleotides homologous to different regions of the present cloned interferon gene.

Een dergelijke benadering zou effectiever zijn dan eenvoudig het gehele gecloonde firoblastinterferon-gen te gebruiken als sonde voor partieel homologe genen, als gevolg van een vermindering van de "achtergrond” in dergelijke experimenten door het gebruik van specifieke oligonucleotiden.Such an approach would be more effective than simply using the entire cloned firoblast interferon gene as a probe for partially homologous genes, due to a reduction of the "background" in such experiments using specific oligonucleotides.

Gemeenschappelijke opvolgingen tussen verschillende interferon-genen wijzen erop dat ze voor een gemeenschappelijke functie Kunnen coderen, die door de verschillende interferonpolypeptiden worden vertoond. De gen-opvolgingcodsring voor de 50 - 60 aminozuren ongeveer bij het carboxyleindpunt van het molecuul, kan derhalve van bijzondere betekenis zijn en opgemerkt wordt dat het produkt van een recombinant dat een dergelijk sub-gen of een deel daarvan bevat, een bijzondere waarde kan hebben. Zo kunnen ook andere sub-genen (of ze nu enige homologie met andere interferon-gen opvolgingen vertonen of niet) een bijzondere waarde hebben.Common sequences between different interferon genes indicate that they may encode a common function displayed by the different interferon polypeptides. The gene follow-up coding for the 50-60 amino acids approximately at the carboxyl endpoint of the molecule may therefore be of particular significance and it is noted that the product of a recombinant containing such a sub-gene or part thereof may be of special value . Similarly, other sub-genes (whether they show any homology to other interferon gene sequences or not) may also have special value.

Ook wordt opgemerkt, dat de fibroblastinterferon-gen opvolging beperkt kan zijn met betrekking tot expressie in bacteriën als gevolg van het gebruik van codons, die eventueel niet vaak in bac-teriële mRNA-moleculen worden gebruikt. Het is derhalve duidelijk dat door bepaalds interferon-gen codons te veranderen, zodat ze nog steeds hetzelfde aminozuur zullen coderen, maar efficiënter door de bacteriële vertalingsapparatuur zullen worden vertaald, de totale opbrengst aan interferon kaïworden verbeterd. De logica die een rol speelt bij het beslissen welke codons, indien die er zijn, profijt zouden trekken van een instelling, kan worden gebaseerd op waargenomen codongebruik in prokaryote mRNA-moleculen (zie 8100558 14 - b.v. Grantham, R., et al., loc cit.3.It is also noted that the fibroblast interferon gene follow-up may be limited with respect to expression in bacteria due to the use of codons, which may be infrequently used in bacterial mRNA molecules. It is therefore evident that by altering certain interferon gene codons so that they will still encode the same amino acid, but will be translated more efficiently by the bacterial translation equipment, the overall yield of interferon cai will be improved. The logic involved in deciding which codons, if any, would benefit from an institution can be based on observed codon usage in prokaryotic mRNA molecules (see 8100558 14 - eg Grantham, R., et al., loc cit. 3.

Ook werd opgemerkt dat clonen van het interferon-gen dat bovendien het DNA bevat voor de prepeptidesignaalopvolging, tot enig voordeel kan leiden. Het interferonprodukt kan b.v., eventueel na 5 splitsing van de signaalopvolging, worden afgezonderd in de peri- plasmische ruimte. Bovendien kan de conformatie van het interferon-polypeptide meer lijken op de natuurlijke toestand dan die, die verkregen wordt door directe expressie van de gen-opvolging die codeert voor het rijpe interferon alleen. Derhalve kan de activiteit 10 van het interferonprodukt groter zijn.It was also noted that clones of the interferon gene, which additionally contains the DNA for the prepeptide signal follow-up, may lead to some benefit. For example, the interferon product can be isolated in the peri-plasmic space, optionally after splitting the signal follow-up. In addition, the conformation of the interferon polypeptide may more closely resemble the natural state than that obtained by direct expression of the gene sequence encoding the mature interferon alone. Therefore, the activity of the interferon product may be greater.

Alternatieve benaderingen voor de produktie van interferon door genetische bouw omvatten de introductie van het vereiste interferon-gen in eukaryote cellen, b.v. muis L-cellen of gistcellen.Alternative approaches to interferon production by genetic engineering include the introduction of the required interferon gene into eukaryotic cells, e.g. mouse L cells or yeast cells.

Muis L-cellen kunnen met exogeen DNA worden getransformeerd 15 en dit kan met menselijke interferon-genen op een aantal wijzen worden uitgevoerd. B.v. zou een chromosomaal interferon-gen dat de gehele DNA-opvolging bevat, die vereist is voor een correcte RNA-polymerase-initiatie, kunnen worden gecloond in de muiscellen, waardoor aldus transcriptie en daaropvolgende expressie mogelijk worden 20 gemaakt. Anderzijds zou een interferon-gen, dat deze' promotoropvol- ging mist, geschikt verbonden kunnen worden met een ander stuk van eukaryote DNA dat een promotor bevat, b.v. het thymidinekinase-gen dat als basis voor transformantselectie wordt gebruikt (zie b.v. Wigler, M., et al., (19791, Cell, 1_S, 777 - 785]. Op deze wijze zou 25 transcriptie van het interferon-gen via de verbonden gen-opvolging verlopen.Mouse L cells can be transformed with exogenous DNA and this can be done with human interferon genes in a number of ways. E.g. a chromosomal interferon gene containing the entire DNA sequence required for correct RNA polymerase initiation could be cloned into the mouse cells, thus allowing transcription and subsequent expression. On the other hand, an interferon gene lacking this promoter follow-up could conveniently be linked to another stretch of eukaryotic DNA containing a promoter, e.g. the thymidine kinase gene used as a basis for transformant selection (see eg Wigler, M., et al., (19791, Cell, 1S, 777-785). In this way, transcription of the interferon gene via the linked gene would follow-up expired.

Het is ook magelijk dat transformatie van L-cellen met een interferon-gen dat een promotoropvolging mist, toch tot. expressie van het DNA leidt als gevolg van een toevallige inbrenging in be-30 paalde gebieden van het genome.It is also possible that transformation of L cells with an interferon gene that lacks a promoter follow-up to. expression of the DNA results from accidental insertion into certain regions of the genome.

Anderzijds huizen bepaalde plasmiden in gistcellen en zouden interferon-genen in dergelijke plasmiden en geschikt gemodificeerde versies daarvan kunnen worden geïntroduceerd om expressie te verkrijgen van het heterolage DNA en interferanpolypeptide op te leve-35 ren.On the other hand, certain plasmids reside in yeast cells and interferon genes could be introduced into such plasmids and suitably modified versions thereof to obtain expression of the heterolayer DNA and yield interferan polypeptide.

8 1 0 0 5 5 8 - 15 -8 1 0 0 5 5 8 - 15 -

Het is mogelijk dat volgens dergelijke methoden bereid interferon meer biologisch werkzaam en effectief is dan interferon, bereid in prokaryotes waar bepaalde belangrijke modificaties niet aan . het eukaryote eiwit kunnen worden aangebracht. Ook kan de opbrengst aan interferon hoger zijn in deze eukaryote systemen.Interferon prepared by such methods may be more biologically active and effective than interferon prepared in prokaryotes that do not have certain important modifications. the eukaryotic protein can be applied. Also, the yield of interferon may be higher in these eukaryotic systems.

Derhalve verschaft de uitvinding 'in een eerste uitvoeringsvorm een gen voor de expressie van een eiwit met eigenschappen die lijken op die van menselijk interferon, omvattende een coderings-streng en een complementaire streng, waarvan de coderingsstreng de volgende opvolging bevat: 5’ GGC.CAT.ACC. CAT.GGA.GAA.AGG.ACA.TTC.TAA.CTG.CAA.CCT.TTC.GAA.-GCC.- TTT. GCT. CTG. GCA. CAA. CAG. GTA. GTA. GGC. GAC. ACT. GTT. CGT. GTT. GTC. -AAC.ATG. ACC.AAC.AAG.TGT.CTC.CTC.CAA.ATT.GCT.CTC.CTG.TTG.TGC.TTC.-TCC.- ACT. ACA. GCT. CTT. TCC. ATG, AGC. TAC. AAC. TTG. CTT. GGA. TTC.CTA.CAA.-AGA.AGC.AGC.AAT.TTT.CAG.TGT.CAG.AAG.CTC.CTG.TGG.CAA.TTG.AAT.GGG.-AGG. CTT. GAA. TAC. TGC. CTC. AAG. GAC. AGG. ATG. AAC. TTT. GAC .'ATC. CCT. GAG. -GAG-. ATT. AAG. CAG. CTG. CAG. CAG. TTC. CAG. AAG. GAG. GAC. GCC. GCA. TTG.ACC.-ATC. TAT.GAG.ATG.CTC.CAG.AAC.ATC.TTT.GCT.ATT.TTC.AGA.CAA.GAT.TCA.-TCT.AGC.ACT.GGC.TGG.AAT.GAG.ACT.ATT.GTT.GAG.AAC.CTC.CTG.GCT.AAT.-GTC. TAT. CAT.CAG.ATA.AAC. CAT.CTG.AAG.ACA.GTC.CTG.GAA. GAA. AAA. CTG. -GAG-.-AAA. GAA. GAT. TTC. ACC. AGG. GGA. AAA. CTC. ATG. AGC. AGT. CTG. CAC. CTG. -AAA.AGA. TAT. TAT.GGG.AGG.ATT.CTG. CAT.TAC.CTG.AAG.GCC.AAG.GAG.TAC.-ACT.CAC.TGT.GCC.TGG.ACC.ATA.GTC.AGA.GTG.GAA.ATC.CTA.AGG.AAC.TTT.-TAC.TTC.ATT.AAC.AGA.CTT. ACA.GGT.TAC.CTC.CGA.AAC.TGA.AGA.TCT.CCT.-AGC.CTG.TGC.CTC.TGG.GAC.TGG.ACA.ATT.GCT.TCA.AGC.ATT.CTT.CAA.CCA.-GCA. GAT.GCT.GTT.TAA.GTG. ACT. GAT.GGC.TAA.TGT.ACT. GCA.TAT.GAA.AGG.-ACA.CTA.GAA. GAT.TTT.GAA.ATT.TTT.ATT.AAA.TTA.TGA.GTT.ATT.TTT.ATT.-TAT.TTA.AAT.TTT.ATT.TTG.GAA.AAT.AAA.TTA.TTT.TTG.GTG.CAA.AAG.TCA.-ACA.TGG.CA 3’Thus, in a first embodiment, the invention provides a gene for the expression of a protein having properties similar to that of human interferon, comprising a coding strand and a complementary strand, the coding strand of which contains the following sequence: 5 'GGC.CAT .ACC. CAT.GGA.GAA.AGG.ACA.TTC.TAA.CTG.CAA.CCT.TTC.GAA.-GCC.- TTT. GCT. CTG. GCA. CAA. CAG. GTA. GTA. GGC. GAC. ACT. GTT. CBT. GTT. GTC. -AAC.ATG. ACC.AAC.AAG.TGT.CTC.CTC.CAA.ATT.GCT.CTC.CTG.TTG.TGC.TTC.-TCC.-ACT. ACA. GCT. CTT. TCC. ATG, AGC. TAC. AAC. TTG. CTT. GGA. TTC.CTA.CAA.-AGA.AGC.AGC.AAT.TTT.CAG.TGT.CAG.AAG.CTC.CTG.TGG.CAA.TTG.AAT.GGG.-AGG. CTT. GAA. TAC. TGC. CTC. AAG. GAC. AGG. ATG. AAC. TTT. GAC. ATC. CCT. GAG. -GAG-. ATT. AAG. CAG. CTG. CAG. CAG. TTC. CAG. AAG. GAG. GAC. GCC. GCA. TTG.ACC.-ATC. TAT.GAG.ATG.CTC.CAG.AAC.ATC.TTT.GCT.ATT.TTC.AGA.CAA.GAT.TCA.-TCT.AGC.ACT.GGC.TGG.AAT.GAG.ACT.ATT.GTT .GAG.AAC.CTC.CTG.GCT.AAT.-GTC. TAT. CAT.CAG.ATA.AAC. CAT.CTG.AAG.ACA.GTC.CTG.GAA. GAA. AAA. CTG. -GAG -.- AAA. GAA. HOLE. TTC. ACC. AGG. GGA. AAA. CTC. ATG. AGC. AGT. CTG. CAC. CTG. -AAA.AGA. TAT. TAT.GGG.AGG.ATT.CTG. CAT.TAC.CTG.AAG.GCC.AAG.GAG.TAC.-ACT.CAC.TGT.GCC.TGG.ACC.ATA.GTC.AGA.GTG.GAA.ATC.CTA.AGG.AAC.TTT.- TAC.TTC.ATT.AAC.AGA.CTT. ACA.GGT.TAC.CTC.CGA.AAC.TGA.AGA.TCT.CCT.-AGC.CTG.TGC.CTC.TGG.GAC.TGG.ACA.ATT.GCT.TCA.AGC.ATT.CTT.CAA .CCA.-GCA. GAT.GCT.GTT.TAA.GTG. ACT. GAT.GGC.TAA.TGT.ACT. GCA.TAT.GAA.AGG.-ACA.CTA.GAA. GAT.TTT.GAA.ATT.TTT.ATT.AAA.TTA.TGA.GTT.ATT.TTT.ATT.-TAT.TTA.AAT.TTT.ATT.TTG.GAA.AAT.AAA.TTA.TTT.TTG .GTG.CAA.AAG.TCA.-ACA.TGG.CA 3 '

of een sub-esnheid daarvan of een equivalent daarvan. (Opgemerkt wordt dat de zogenaamde coderingsstreng dezelfde betekenis heeft als het mRNAJor a sub-unit thereof or an equivalent thereof. (It is noted that the so-called coding strand has the same meaning as the mRNAJ

Het bovenstaande correspondeert met de gehele mRNA-coderings-opvolging plus de stroomopwaartse en stroomafwaartse gen-opvolgingsn verkregen door isolatie van het gen uit een chromosomale gen-bank 8100558 16 - en in opvolging brengen CEngels: "sequencing"].The above corresponds to the entire mRNA coding sequence plus the upstream and downstream gene sequences obtained by isolating the gene from a chromosomal gene bank 8100558 16 - and sequencing CEngels: "sequencing"].

Volgens een verdere uitvoeringsvorm verschaft de uitvinding een gen, waarvan de coderingsstreng de volgende opvolging bevat: 5' GGC. CAT. ACC. CAT.GGA.GAA.AGG.ACA.TTC.TAA.CTG.CAA.CCT.-5 TTC.GAA.GCC.TTT.GCT.CTG. GCA.CAA.CAG.GTA.GTA.GGC.GAC.ACT.- GTT.CGT.GTT.GTC.AAC.ATG. ACC.AAC.AAG.TGT.CTC.CTC.CAA.ATT.-GCT.CTC.CTG.TTG.TGC.TTC.TCC.ACT.ACA.GCT.CTT.TCC,ATG.AGC.-TAC.AAC.TTG.CTT.GGA.TTC.CTA.CAA.AGA.AGC.AGC.AAT.TTT.CAG.-TGT.CAG.AAG.CTC.CTG.TGG.CAA7TTG.AAT.GGG.AGG.CTT.GAA.TAC.-10 TGC.CTC.AAG.GAC.AGG.ATG.AAC.TTT.GAC.ATC.CCT.GAG.GAG.ATT.- AAG.CAG.CTG.CAG.CAG.TTC.CAG.AAG. GAG.GAC.GCC. GCA.TTG.ACC.-ATC,TAT.GAG.ATG.CTC.CAG.AAC,ATC.TTT.GCT.ATT.TTC.AGA.CAA.-GAT.TCA.TCT.AGC.ACT.GGC.TGG.AAT.GAG.ACT.ATT.GTT.GAG.AAC.-CT C.CT G.GCT.AAT.GTC .TAT. CAT.CAG.ATA.AAC.CAT.CTG.AAG.ACA.-15 GTC.CTG.GAA.GAA. AAA.CTG.GAG.AAA.GAA.GAT.TTC.ACC.AGG.GGA.- AAA.CTC.ATG.AGC.AGT.CTG.CAC.CTG.AAA.AGA.TAT.TAT.GGG.AGG.-ATT.CTG. CAT.TAC.CTG.AAG.GCC.AAG.GAG.TAC.AGT.CAC.TGT.GCC.-TGG.ACC.ATA.GTC.AGA.GTG.GAA.ATC.CTA.AGG.AAC.TTT.TAC.TTC.-ATT.AAC.AGA.CTT.ACA.GGT.TAC.CTC.CGA.AAC.TGA.AGA.TCT.CCT.-20 AGC.CTG.TGC.CTC.TGG.GAC.TGG.ACA.ATT.GCT.TCA.AGC.ATT.- CTT.CAA. CCA. GCA.GAT.GCT.GTT.TAA.GTG,ACT.GAT.GGC.TAA.TGT.- ACT. GCA.TAT.GAA.AGG.ACA.CTA.GAA.GAT,TTT.GAA.ATT.TTT.ATT.-AAA.TTA. TGA.GTT.ATT.TTT.ATT.TAT.TTA.AAT.TTT.ATT.TTG.GAA.-AAT.AAA.TTA.TTT.TT G.GTG.CAA.AAG.TCA.ACA.TGG.CAG.TTT.TAA.-25 TTT.CGA.TTT.GAT.TTA.TAT.AAC.CA..3’ of een subeenheid daarvan of een equivalent daarvan.According to a further embodiment, the invention provides a gene, the coding strand of which contains the following sequence: 5 'GGC. CAT. ACC. CAT.GGA.GAA.AGG.ACA.TTC.TAA.CTG.CAA.CCT.-5 TTC.GAA.GCC.TTT.GCT.CTG. GCA.CAA.CAG.GTA.GTA.GGC.GAC.ACT.- GTT.CGT.GTT.GTC.AAC.ATG. ACC.AAC.AAG.TGT.CTC.CTC.CAA.ATT.-GCT.CTC.CTG.TTG.TGC.TTC.TCC.ACT.ACA.GCT.CTT.TCC, ATG.AGC.-TAC.AAC. TTG.CTT.GGA.TTC.CTA.CAA.AGA.AGC.AGC.AAT.TTT.CAG.-TGT.CAG.AAG.CTC.CTG.TGG.CAA7TTG.AAT.GGG.AGG.CTT.GAA.TAC .-10 TGC.CTC.AAG.GAC.AGG.ATG.AAC.TTT.GAC.ATC.CCT.GAG.GAG.ATT.- AAG.CAG.CTG.CAG.CAG.TTC.CAG.AAG. GAG.GAC.GCC. GCA.TTG.ACC.-ATC, TAT.GAG.ATG.CTC.CAG.AAC, ATC.TTT.GCT.ATT.TTC.AGA.CAA.-GAT.TCA.TCT.AGC.ACT.GGC.TGG. AAT.GAG.ACT.ATT.GTT.GAG.AAC.-CT C.CT G.GCT.AAT.GTC .TAT. CAT.CAG.ATA.AAC.CAT.CTG.AAG.ACA.-15 GTC.CTG.GAA.GAA. AAA.CTG.GAG.AAA.GAA.GAT.TTC.ACC.AGG.GGA.- AAA.CTC.ATG.AGC.AGT.CTG.CAC.CTG.AAA.AGA.TAT.TAT.GGG.AGG.- ATT.CTG. CAT.TAC.CTG.AAG.GCC.AAG.GAG.TAC.AGT.CAC.TGT.GCC.-TGG.ACC.ATA.GTC.AGA.GTG.GAA.ATC.CTA.AGG.AAC.TTT.TAC .TTC.-ATT.AAC.AGA.CTT.ACA.GGT.TAC.CTC.CGA.AAC.TGA.AGA.TCT.CCT.-20 AGC.CTG.TGC.CTC.TGG.GAC.TGG.ACA. ATT.GCT.TCA.AGC.ATT.- CTT.CAA. CCA. GCA.GAT.GCT.GTT.TAA.GTG, ACT.GAT.GGC.TAA.TGT.- ACT. GCA.TAT.GAA.AGG.ACA.CTA.GAA.GAT, TTT.GAA.ATT.TTT.ATT.-AAA.TTA. TGA.GTT.ATT.TTT.ATT.TAT.TTA.AAT.TTT.ATT.TTG.GAA.-AAT.AAA.TTA.TTT.TT G.GTG.CAA.AAG.TCA.ACA.TGG.CAG. TTT.TAA.-25 TTT.CGA.TTT.GAT.TTA.TAT.AAC.CA..3 'or a subunit or equivalent.

Dit stemt overeen met het bovenstaande met enige extra stroomafwaartse opvolging.This is consistent with the above with some additional downstream follow-up.

De uitvinding verschaft ook een gen, waarvan de coderings-30 streng de volgende opvolging bevat; 5’ GGC.CAT.ACC.CAT.GGA.GAA.AGG.ACA.TTC.TAA.CTG.CAA.-CCT.TTC.GAA.GCC.TTT.GCT.CTG.GCA.CAA.CAG.GTA.GTA.GGC.-GAC.ACT.GTT.CGT.GTT.GTC.AAC.ATG.ACC.AAC.AAG.TGT.CTC.-CTC -CAA.ATT.GCT.CTC.CTG,TTG.TGC.TTC.TCC.ACT.ACA.GCT.-35 CTT.TCC.ATG.AGC.TAC.AAC,TTG.CTT.GGA.TTC.CTA.CAA.AGA.- 8 1 0 0 5 5 8 5 - 17 - AGC.AGC.AAT.TTT.CAG.TGT.CAG.AAG.CTC.CTG.TGG.CAA.TTG.-AAT.GGG.AGG.CTT.GAA. TAT.TGC.CTC.AAG.GAC.AGG.ATG.AAC.-TTT.GAC.ATC.CCT. GAG. GAG.ATT.AAG.CAG.CTG.CAG.CAG.TTC.-CAG.AAG. GAG.GAC.GCC. GCA.TTG. ACC.ATC.TAT.GAG.ATG.CTC.-CAG.AAC.ATC.TTT.GCT. ATT.TTC.AGA.CAA.GAT.TCA.TCT.AGC.-ACT.GGC.TGG.AAT. GAG.ACT.ATT.GTT. GAG.AAC.CTC.CTG.GCT.-AAT.GTC.TAT.CAT.CAG.ATA.AAC.CAT.CTG.AAG.ACA.GTC.CTG.-GAA·; GAA.-AAA. CTG. GAG. AAA. GAA. GAT. TTC. ACC. AGG. GGA. AAA. -CTC.ATG.AGC.AGT.CTG.CAC.CTG.AAA.AGA.TAT.TAT.GGG.AGG.-ATT.CTG. CAT.TAC.CTG.AAG.GCC.AAG.GAG.TAC.AGT.CAC.TGT.-GCC.TGG.ACC.ATA.GTC.AGA.GTG.GAA.ATC.CTA.AGG.AAC.TTT.-TAC.TTC.ATT.AAC.AGA.CTT.ACA.GGT.TAC.CTC.CGA.AAC.TGA.-AGA.TCT.CCT.AGC.CTG.TGC.CTC.TGG.GAC.TGG.ACA.ATT.GCT.-TCA.AGC.ATT.CTT.CAA. CCA. GCA. GAT.GCT.GTT.TAA.GTG.ACT. -GAT.GGC.TAA.TGT. ACT. GCA. TAT.GAA.AGG.ACA.CTA.GAA. GAT.-TTT.GAA. ATT.TTT.ATT.AAA.TTA.TGA.GTT. ATT.TTT. ATT. TAT.-TTA.AAT.TTT.ATT.TTG.GAA.AAT.AAA.TTA.TTT.TTG.GTG.CAA.-AAG.TCA.ACA.TGG.CAG.TTT.TAA.TTT.CGA.TTT. GAT.TTA. TAT.-AAC.CA .. 3’The invention also provides a gene, the coding strand of which contains the following sequence; 5 'GGC.CAT.ACC.CAT.GGA.GAA.AGG.ACA.TTC.TAA.CTG.CAA.-CCT.TTC.GAA.GCC.TTT.GCT.CTG.GCA.CAA.CAG.GTA.GTA .GGC.-GAC.ACT.GTT.CGT.GTT.GTC.AAC.ATG.ACC.AAC.AAG.TGT.CTC.-CTC -CAA.ATT.GCT.CTC.CTG, TTG.TGC.TTC.TCC .ACT.ACA.GCT.-35 CTT.TCC.ATG.AGC.TAC.AAC, TTG.CTT.GGA.TTC.CTA.CAA.AGA.- 8 1 0 0 5 5 8 5 - 17 - AGC.AGC .AAT.TTT.CAG.TGT.CAG.AAG.CTC.CTG.TGG.CAA.TTG.-AAT.GGG.AGG.CTT.GAA. TAT.TGC.CTC.AAG.GAC.AGG.ATG.AAC.-TTT.GAC.ATC.CCT. GAG. GAG.ATT.AAG.CAG.CTG.CAG.CAG.TTC.-CAG.AAG. GAG.GAC.GCC. GCA.TTG. ACC.ATC.TAT.GAG.ATG.CTC.-CAG.AAC.ATC.TTT.GCT. ATT.TTC.AGA.CAA.GAT.TCA.TCT.AGC.-ACT.GGC.TGG.AAT. GAG.ACT.ATT.GTT. GAG.AAC.CTC.CTG.GCT.-AAT.GTC.TAT.CAT.CAG.ATA.AAC.CAT.CTG.AAG.ACA.GTC.CTG.-GAA ·; GAA.-AAA. CTG. GAG. AAA. GAA. HOLE. TTC. ACC. AGG. GGA. AAA. -CTC.ATG.AGC.AGT.CTG.CAC.CTG.AAA.AGA.TAT.TAT.GGG.AGG.-ATT.CTG. CAT.TAC.CTG.AAG.GCC.AAG.GAG.TAC.AGT.CAC.TGT.-GCC.TGG.ACC.ATA.GTC.AGA.GTG.GAA.ATC.CTA.AGG.AAC.TTT.- TAC.TTC.ATT.AAC.AGA.CTT.ACA.GGT.TAC.CTC.CGA.AAC.TGA.-AGA.TCT.CCT.AGC.CTG.TGC.CTC.TGG.GAC.TGG.ACA.ATT .GCT.-TCA.AGC.ATT.CTT.CAA. CCA. GCA. GAT.GCT.GTT.TAA.GTG.ACT. -GAT.GGC.TAA.TGT. ACT. GCA. TAT.GAA.AGG.ACA.CTA.GAA. GAT.-TTT.GAA. ATT.TTT.ATT.AAA.TTA.TGA.GTT. ATT.TTT. ATT. TAT.-TTA.AAT.TTT.ATT.TTG.GAA.AAT.AAA.TTA.TTT.TTG.GTG.CAA.-AAG.TCA.ACA.TGG.CAG.TTT.TAA.TTT.CGA.TTT. GAT.TTA. TAT.-AAC.CA .. 3 "

IQI.Q

25 20 25 30 of een subeenheid daarvan.25 20 25 30 or a subunit thereof.

Dit vormt een polymorfe vorm van het bovenstaande.This forms a polymorphic form of the above.

Bepaalde bijzondere delen van dergelijke genen vormen eveneens uitvoeringsvormen van de uitvinding.Certain particular parts of such genes are also embodiments of the invention.

Derhalve verschaft de uitvinding in een bijzondere verdere uitvoeringsvorm een gen. waarvan de coderingsstreng de volgende opvol ging bevat: 5' TTC.TAA.CTG.CAA.CCT.TTC.GAA.GCC.TTT.GCT.CTG.GCA.-CAA.CAG.GTA.GTA.GGC.GAC.ACT.GTT.CGT.GTT.GTC.AAC.ATG.-ACC.AAC.AAG.TGT.CTC.CTC.CAA.ATT.GCT.CTC.CTG.TTG.TGC.-TTC.TCC.ACT.ACA.GCT.CTT.TCC.ATG.AGC.TAC.AAC.TTG.CTT.-GGA.TTC.CTA.CAA.AGA.AGC.AGC.AAT.TTT.CAG.TGT.CAG.AAG.-CTC.CTG.TGG.CAA.TTG.AAT.GGG.AGG.CTT.GAA.TAC.TGC.CTC.-AAG.GAC.AGG.ATG.AAC.TTT.GAC.ATC.CCT.GAG.GAG.ATT.AAG.-CAG.CTG.CAG.CAG.TTC.CAG.AAG.GAG.GAC.GCC.GCA.TTG.ACC.-ATC.TAT.GAG.ATG.CTC.CAG.AAC.ATC.TTT.GCT.ATT.TTC.AGA.- 35 81 0 0 55 8 18 f CAA. GAT.TCA.TCT.AGC.ACT.GGC.TGG.AAT.GAG.ACT.ATT.GTT.-GAG.AAC.CTC.CTG.GCT.AAT.GTC.TAT.CAT.CAG,ATA.AAC. CAT.-CTG.AAG.ACA.GTC.CTG.GAA.GAA. AAA. CTG. GAG.AAA.GAA.GAT.-TTC. ACC.AGG.GGA.AAA.CTC.ATG.AGC.AGT.CTG.CAC.CTG.AAA.-AGA.TAT. TAT.GGG.AGG. ATT.CTG. CAT.TAC.CTG.AAG.GCC.AAG.-GAG.TAC.AGT.CAC.TGT.GCC.TGG.ACC.ATA.GTC.AGA.GTG.GAA.-ATC.CTA.AGG.AAC.TTT.TAC.TTC.ATT.AAC.AGA.CTT.ACA.GGT.-TAC.CTC.CGA.AAC.TGA.AGA.TCT.CCT.AGC.CTG.TGC.CTC.TGG.-GAC.TGG.ACA. ATT.GCT.TCA.AGC. ATT.CTT.CAA. CCA.GCA.GAT.-GCT. GTT-. TAA. GTG. ACT. GAT. GGC. TAA. TGT. ACT. GCA. TAT. GAA. -AGG.ACA.CTA.GAA. GAT.TTT.GAA. ATT.TTT.ATT.AAA.TTA.TGA.-GTT.ATT.TTT.ATT.TAT.TTA.AAT.TTT.ATT.TTG.GAA.AAT.AAA.-TTA.TTT.TTG.GTG.CAA.AAG.TC 3' of sen equivalent daarvan.Thus, in a particular further embodiment, the invention provides a gene. of which the coding string contains the following sequence: 5 'TTC.TAA.CTG.CAA.CCT.TTC.GAA.GCC.TTT.GCT.CTG.GCA.-CAA.CAG.GTA.GTA.GGC.GAC.ACT. GTT.CGT.GTT.GTC.AAC.ATG.-ACC.AAC.AAG.TGT.CTC.CTC.CAA.ATT.GCT.CTC.CTG.TTG.TGC.-TTC.TCC.ACT.ACA.GCT. CTT.TCC.ATG.AGC.TAC.AAC.TTG.CTT.-GGA.TTC.CTA.CAA.AGA.AGC.AGC.AAT.TTT.CAG.TGT.CAG.AAG.-CTC.CTG.TGG. CAA.TTG.AAT.GGG.AGG.CTT.GAA.TAC.TGC.CTC.-AAG.GAC.AGG.ATG.AAC.TTT.GAC.ATC.CCT.GAG.GAG.ATT.AAG.-CAG. CTG.CAG.CAG.TTC.CAG.AAG.GAG.GAC.GCC.GCA.TTG.ACC.-ATC.TAT.GAG.ATG.CTC.CAG.AAC.ATC.TTT.GCT.ATT.TTC.AGA .- 35 81 0 0 55 8 18 f CAA. GAT.TCA.TCT.AGC.ACT.GGC.TGG.AAT.GAG.ACT.ATT.GTT.-GAG.AAC.CTC.CTG.GCT.AAT.GTC.TAT.CAT.CAG, ATA.AAC. CAT.-CTG.AAG.ACA.GTC.CTG.GAA.GAA. AAA. CTG. GAG.AAA.GAA.GAT.-TTC. ACC.AGG.GGA.AAA.CTC.ATG.AGC.AGT.CTG.CAC.CTG.AAA.-AGA.TAT. TAT.GGG.AGG. ATT.CTG. CAT.TAC.CTG.AAG.GCC.AAG.-GAG.TAC.AGT.CAC.TGT.GCC.TGG.ACC.ATA.GTC.AGA.GTG.GAA.-ATC.CTA.AGG.AAC.TTT. TAC.TTC.ATT.AAC.AGA.CTT.ACA.GGT.-TAC.CTC.CGA.AAC.TGA.AGA.TCT.CCT.AGC.CTG.TGC.CTC.TGG.-GAC.TGG.ACA. ATT.GCT.TCA.AGC. ATT.CTT.CAA. CCA.GCA.GAT.-GCT. GTT-. TAA. GTG. ACT. HOLE. GGC. TAA. TGT. ACT. GCA. TAT. GAA. -AGG.ACA.CTA.GAA. GAT.TTT.GAA. ATT.TTT.ATT.AAA.TTA.TGA.-GTT.ATT.TTT.ATT.TAT.TTA.AAT.TTT.ATT.TTG.GAA.AAT.AAA.-TTA.TTT.TTG.GTG.CAA. AAG.TC 3 'or its equivalent.

Eventueel met de toevoeging van een of twee A-resten aan het 3'-einde vormt dit de gen-opvolging, die overeenstemt met de gehele mRNA-opvolging.Optionally with the addition of one or two A residues at the 3 'end, this forms the gene sequence, which corresponds to the entire mRNA sequence.

In een andere bijzondere uitvoeringsvorm verschaft de uitvinding een gen, waarvan de coderingsstreng de volgende opvolging bevat: 5' ATG.ACC.AAC.AAG.TGT.CTC.CTC.CAA.ATT.GCT.CTC.CTG.TTG.-TGC.TTC.TCC.ACT.ACA.GCT.CTT.TCC.ATG.AGC.TAC.AAC.TTG.-CTT.GGA.TTC.CTA.CAA.AGA.AGC.AGC.AAT.TTT.CAG.TGT.CAG.-AAG.CTC.CTG.TGG.CAA.TTG.AAT.GGG.AGG.CTT.GAA.TAC.TGC.- CTC.AAG.GAC.AGG.ATG.AAC.TTT.GAC.ATC.CCT.GAG.GAG.ATT.-AAG.CAG.CTG.CAG.CAG.TTC.CAG.AAG.GAG.GAC.GCC.GCA.TTG,-ACC.ATC.TAT.GAG.ATG.CTC.CAG.AAC.ATC.TTT.GCT.ATT.TTC.-AGA.CAA.GAT.TCA.TCT.AGC.ACT.GGC.TGG.AAT.GAG.ACT.ATT.-GTT. GAG.AAC.CTC.CTG.GCT.AAT.GTC.TAT. CAT.CAG.ATA.AAC.-CAT.CTG.AAG.ACA.GTC.CTG.GAA.GAA.AAA.CTG.GAG,AAA.GAA.-GAT.TTC.ACC.AGG.GGA.AAA.CTC.ATG.AGC.AGT.CTG.CAC.CTG.-AAA.AGA.TAT.TAT.GGG.AGG.ATT.CTG. CAT.TAC.CTG.AAG.GCC.-AAG.GAG.TAC.AGT.CAC.TGT.GCC.TGG.ACC.ATA.GTC.AGA.GTG.-GAA,ATC.CTA.AGG.AAC.TTT.TAC.TTC.ATT.AAC.AGA.CTT.ACA.-GGT.TAC.CTC.CGA.AAC.TGA. 3' 8100558 - 19 - of een equivalent daarvan.In another particular embodiment, the invention provides a gene, the coding strand of which contains the following sequence: 5 'ATG.ACC.AAC.AAG.TGT.CTC.CTC.CAA.ATT.GCT.CTC.CTG.TTG.-TGC. TTC.TCC.ACT.ACA.GCT.CTT.TCC.ATG.AGC.TAC.AAC.TTG.-CTT.GGA.TTC.CTA.CAA.AGA.AGC.AGC.AAT.TTT.CAG.TGT.CAG .-AAG.CTC.CTG.TGG.CAA.TTG.AAT.GGG.AGG.CTT.GAA.TAC.TGC.- CTC.AAG.GAC.AGG.ATG.AAC.TTT.GAC.ATC.CCT.GAG .GAG.ATT.-AAG.CAG.CTG.CAG.CAG.TTC.CAG.AAG.GAG.GAC.GCC.GCA.TTG, -ACC.ATC.TAT.GAG.ATG.CTC.CAG.AAC.ATC .TTT.GCT.ATT.TTC.-AGA.CAA.GAT.TCA.TCT.AGC.ACT.GGC.TGG.AAT.GAG.ACT.ATT.-GTT. GAG.AAC.CTC.CTG.GCT.AAT.GTC.TAT. CAT.CAG.ATA.AAC.-CAT.CTG.AAG.ACA.GTC.CTG.GAA.GAA.AAA.CTG.GAG, AAA.GAA.-GAT.TTC.ACC.AGG.GGA.AAA.CTC. ATG.AGC.AGT.CTG.CAC.CTG.-AAA.AGA.TAT.TAT.GGG.AGG.ATT.CTG. CAT.TAC.CTG.AAG.GCC.-AAG.GAG.TAC.AGT.CAC.TGT.GCC.TGG.ACC.ATA.GTC.AGA.GTG.-GAA, ATC.CTA.AGG.AAC.TTT. TAC.TTC.ATT.AAC.AGA.CTT.ACA.-GGT.TAC.CTC.CGA.AAC.TGA. 3 '8100558 - 19 - or equivalent.

Dit stemt overeen met de gen-opvolging, die codeert voor het prepeptide en het rijpe eiwit.This is consistent with the gene sequence encoding the prepeptide and the mature protein.

Ook verschaft de uitvinding een gen, waarvan de coderings-5 streng de volgende opvolging omvat: 5' ATG.AGC.TAC,AAC.TTG.CTT.GGA.TTC.CTA.CAA.AGA.AGC.- AGC.AAT.TTT.CAG.TGT.CAG.AAG.CTC.CTG.TGG.CAA.TTG.AAT.-GGG.AGG.CTT.GAA.TAC.TGC.CTC.AAG.GAC.AGG.ATG.AAC.TTT.-GAC.ATC.CCT.GAG.GAG.ATT.AAG.CAG.CTG.CAG.CAG.TTC.CAG.-10 AAG.GAG.GAC.GCC. GCA.TTG.ACC.ATC.TAT.GAG.ATG.CTC.CAG.- AAC.ATC.TTT.GCT.ATT.TTC.AGA.CAA.GAT.TCA.TCT.AGC.ACT.-GGC.TGG.AAT.GAG.ACT.ATT.GTT.GAG.AAC.CTC.CTG.GCT.AAT.-GTC. TAT. CAT.CAG.ATA.AAC. CAT.CTG.AAG.ACA.GTC.CTG.GAA.-GAA.AAA.CTG. GAG.AAA.GAA. GAT.TTC.ACC.AGG.GGA.AAA.CTC.-15 ATG.AGC.AGT.CTG.CAC.CTG.AAA.AGA.TAT. TAT.GGG.AGG.ATT.- CTG. CAT.TAC.CTG.AAG.GCC.AAG.GAG.TAC.AGT.CAC.TGT.GCC.-TGG.ACC.ATA.GTC.AGA.GTG.GAA.ATC.CTA,AGG.AAC.TTT.TAC.-TTC.ATT.AAC.AGA.CTT.ACA.GGT.TAC.CTC.CGA.AAC.TGA. 3’ of een equivalent daarvan.The invention also provides a gene, the coding 5 strand of which comprises the following sequence: 5 'ATG.AGC.TAC, AAC.TTG.CTT.GGA.TTC.CTA.CAA.AGA.AGC.- AGC.AAT.TTT .CAG.TGT.CAG.AAG.CTC.CTG.TGG.CAA.TTG.AAT.-GGG.AGG.CTT.GAA.TAC.TGC.CTC.AAG.GAC.AGG.ATG.AAC.TTT.-GAC .ATC.CCT.GAG.GAG.ATT.AAG.CAG.CTG.CAG.CAG.TTC.CAG.-10 AAG.GAG.GAC.GCC. GCA.TTG.ACC.ATC.TAT.GAG.ATG.CTC.CAG.- AAC.ATC.TTT.GCT.ATT.TTC.AGA.CAA.GAT.TCA.TCT.AGC.ACT.-GGC.TGG. AAT.GAG.ACT.ATT.GTT.GAG.AAC.CTC.CTG.GCT.AAT.-GTC. TAT. CAT.CAG.ATA.AAC. CAT.CTG.AAG.ACA.GTC.CTG.GAA.-GAA.AAA.CTG. GAG.AAA.GAA. GAT.TTC.ACC.AGG.GGA.AAA.CTC.-15 ATG.AGC.AGT.CTG.CAC.CTG.AAA.AGA.TAT. TAT.GGG.AGG.ATT.- CTG. CAT.TAC.CTG.AAG.GCC.AAG.GAG.TAC.AGT.CAC.TGT.GCC.-TGG.ACC.ATA.GTC.AGA.GTG.GAA.ATC.CTA, AGG.AAC.TTT.TAC .-TTC.ATT.AAC.AGA.CTT.ACA.GGT.TAC.CTC.CGA.AAC.TGA. 3 "or equivalent.

20 Dit stemt overeen met de gen-opvolging, die codeert voor het rijpe eiwit.This is consistent with the gene sequencing encoding the mature protein.

Subeenheden van dergelijke genen vormen eveneens uitvoeringsvormen van de uitvinding.Subunits of such genes are also embodiments of the invention.

De uitvinding verschaft ook een werkwijze voor de bereiding 25 van een gen of een equivalent daarvan of een subeenheid daarvan overeenkomstig een van de eerste drie bovenstaand vermelde uitvoeringsvormen, waarbij als sonde een molecuul wordt gebruikt met een opvolging van een gen of een equivalent daarvan of een subeenheid daarvan overeenkomstig een van de andere van de bovenstaand vermel-30 de uitvoeringsvormen voor het isoleren uit menselijk chromosomaal DMA van een menselijk chromosomaal interferon-gen.The invention also provides a method for the preparation of a gene or an equivalent thereof or a subunit thereof according to any of the first three embodiments mentioned above, wherein a molecule is used as probe with a gene or an equivalent thereof or a subunit thereof according to any one of the above-mentioned embodiments for isolating a human chromosomal interferon gene from human chromosomal DMA.

Opgemerkt wordt dat hoewel enkelstrengs- of dubbelstrengs-DNA initieel als sonde gebruikt kan worden, in het hybridisazie-stadium een enkelstrengsvorm aanwezig zal zijn.It is noted that although single-stranded or double-stranded DNA may initially be used as a probe, a single-stranded form will be present at the hybridisazic stage.

35 De uitvinding verschaft verder een werkwijze voor de berei- 8 1 0 0 5 5 8 - 20 - ding van een gen of asxequivalent daarvan of een subeenheid daarvan overeenkomstig ' een van de bovenstaand vermelde uitvoeringsvormen, anders dan de eerste drie daarvan, waarbij poly A-mRNA wordt geïsoleerd uit geïnduceerde fibroblastcellen, enkélstrengs cDNA wordt gesynthetiseerd onder toepassing van oligo dT primer en omgekeerde transcriptase en daaruit dubbelstrengs ONA wordt gesynthetiseerd onder toepassing van omgekeerde transcriptase of E. coli ONA polymerase I en desgewenst een primer. Bij voorkeur wordt een primer gebruikt in de derde trap van deze werkwijze. In het algemeen wordt het reactiemengsel gefractioneerd na de tweede trap en/of na de derde trap. Zelf op gang brengen wordt bij voorkeur na de tweede trap belemmerd. Het produkt kan na clonen worden geïdentificeerd door een primer te gebruiken voor het onderzoeken van de kolonies.The invention further provides a method for the preparation of a gene or its equivalent or a subunit thereof according to any of the above embodiments, other than the first three thereof, wherein poly A mRNA is isolated from induced fibroblast cells, single-stranded cDNA is synthesized using oligo dT primer and reverse transcriptase, and double-stranded ONA is synthesized therefrom using reverse transcriptase or E. coli ONA polymerase I and, optionally, a primer. Preferably, a primer is used in the third step of this method. Generally, the reaction mixture is fractionated after the second stage and / or after the third stage. Self-initiation is preferably hindered after the second stage. The product can be identified after cloning by using a primer to examine the colonies.

De uitvinding verschaft ook een werkwijze voor de bereiding van een gen of een equivalent daarvan af een subeenheid daarvan overeenkomstig een van de bovenstaand vermelde uitvoeringsvormen, anders dan de eerste drie daarvan, waarbij mRNA wordt geïsoleerd uit geïnduceerde fibroblastcellen, enkelstrengs cDNA wordt gesynthetiseerd onder toepassing van een specifiek primer en omgekeerde transcriptase en dubbelstrengs DNA daaruit wordt gesynthetiseerd onder toepassing van omgekeerde transcriptase of E. coli DNA-pöly-merase I en desgewenst een primer.The invention also provides a method for the preparation of a gene or its equivalent from a subunit thereof according to any of the above embodiments, other than the first three thereof, wherein mRNA is isolated from induced fibroblast cells, single-stranded cDNA is synthesized using a specific primer and reverse transcriptase and double-stranded DNA is synthesized therefrom using reverse transcriptase or E. coli DNA polymerase I and optionally a primer.

Dit kan als een modificatie van de bovenstaande werkwijze worden beschouwd.This can be considered a modification of the above method.

Ook verschaft de uitvinding een werkwijze voor de bereiding van een gen of een equivalent daarvan of een subeenheid daarvan, dat een gedeelte heeft dat gemeenschappelijk is aan of verwant is met een gedeelte van een gen of een equivalent daarvan of een subeenheid daarvan volgens een van de eerste drie van de bovenstaand vermelde uitvoeringsvormen, waarbij als sonde een molecuul wordt gebruikt met een opvolging, die correspondeert met tenminste een deel van een gemeenschappelijk of verwant gedeelte voor het isoleren uit menselijk chromosomaal DNA van een menselijk chromosomaal gen.The invention also provides a method for the preparation of a gene or an equivalent thereof or a subunit thereof having a portion that is common to or related to a portion of a gene or an equivalent thereof or a subunit thereof according to any of the first three of the above-mentioned embodiments, wherein a molecule is used as probe with a sequence corresponding to at least part of a common or related portion for the isolation from human chromosomal DNA of a human chromosomal gene.

De uitvinding verschaft tevens een plasmiderecombinant, dat 8100558 - 21 - sen plasmidevector omvat waarin op een inbrengplaats een zodanig gen of subeenheid daarvan of een equivalent daarvan is ingébracht dat het plasmiderecombinant in staat wordt gesteld tot vertaling in de correcte fase voor het mRNA dat overeenstemt met het inge-5 brachte gen of de subeenheid daarvan of het equivalent daarvan en een bacteriële promotor heeft stroomopwaarts van en gelegen naast de indringingsplaats, zodanig dat het ingebrachte gen of de subeenheid daarvan of het equivalent daarvan onder bacteriële promotor-controle staat.The invention also provides a plasmid recombinant comprising 8100558-21 sen plasmid vector into which a gene or subunit or equivalent thereof has been introduced into an insertion site to enable the plasmid recombinant to translate into the correct phase for the mRNA corresponding to the introduced gene or its subunit or its equivalent and a bacterial promoter upstream of and adjacent to the site of entry, such that the inserted gene or its subunit or its equivalent is under bacterial promoter control.

10 Het Kan voordelig worden beschouwd om meerdere DNA-fragmen- ten in te brengen. Ook kan het wenselijk gedacht worden om meerdere bacteriële promotors te gebruiken. Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm wordt tenminste één trp-promotor gebruikt. Het is bijzonder voordelig om een plasmiderecombinant te gebruiken die tenmin-15 ste een deel van de DNA-opvolging die verantwoordelijk is voor ver dunning van de transcriptie, mist. Een bijzonder voorbeeld van een geprefereerd plasmiderecombinant omvat een gemodificeerd derivaat van pWT 501. In bepaalde gevallen kan een voordeel worden gewonnen uit het feit, dat het ingebrachte DNA· ook codeert voor een initia-20 tiecodon en/of tenminste een deel van een ribasoom bindingsplaats.It can be considered advantageous to insert multiple DNA fragments. It may also be desirable to use multiple bacterial promoters. In a preferred embodiment, at least one trp promoter is used. It is particularly advantageous to use a plasmid recombinant that lacks at least part of the DNA follow-up responsible for transcription dilution. A particular example of a preferred plasmid recombinant comprises a modified derivative of pWT 501. In certain cases an advantage can be gained from the fact that the introduced DNA also encodes an initiation codon and / or at least part of a ribasome binding site. .

0e bereiding van een dergelijke plasmiderecombinant door een werkwijze waarbij het DNA wordt ingébracht op de inbrengings-plaats van een geschikte plasmidevector, vormt eveneens een uitvoeringsvorm van de uitvinding.The preparation of such a plasmid recombinant by a method in which the DNA is introduced at the insertion site of a suitable plasmid vector also forms an embodiment of the invention.

25 In een bepaald geval, kan een dergelijke· werkwijze omvatten: de isolatie van een trp-promotor bevattend ongeveer 150 bp Hind III fragment uit pWT 501,* zelfligatie; gedeeltelijke ontsluiting met Taq Ij behandeling met S1 nuclease; behandeling met E. coli DNA-polymerase I; restrictie met Hind III; isolatie van een trp-promo-30 tor bevattend ongeveer 100 bp fragment; ligatie tot een ongeveer 700 bp fragment, verkregen door behandeling van een recombinant plasmide van pWT 231, dat een gen of een subeenheid daarvan of een equivalent daarvan bevat, met Sac I, S1 nuclease, E. coli DNA-polymerase I en Hind III; restrictie met Hind III; en ligatie aan 35 met Hind III tot restrictie gebracht, bactsrieel basisch fosfatase- 8 1 0 0 55 8 - 22 behandeld pAT 153.In a particular case, such a method may include: the isolation of a trp promoter containing approximately 150 bp Hind III fragment from pWT 501, * self-ligation; partial digestion with Taq Ij treatment with S1 nuclease; treatment with E. coli DNA polymerase I; restriction with Hind III; isolation of a trp promoter containing about 100 bp fragment; ligation to an approximately 700 bp fragment obtained by treatment of a recombinant plasmid of pWT 231 containing a gene or a subunit thereof or equivalent, with Sac I, S1 nuclease, E. coli DNA polymerase I and Hind III; restriction with Hind III; and ligation to 35 Hind III restrained bacterial basic phosphatase-treated pAT 153.

De uitvinding verschaft verder een cel, welke daarin een dergelijk gen of een subeenheid daarvan of een equivalent daarvan of een dergelijke plasmiderecombinant ingebracht omvat.The invention further provides a cell which contains such a gene or a subunit thereof or an equivalent thereof or such a plasmid recombinant introduced therein.

5 In een voorkeursgeval is de cel een E. coli K.-12 HB101 cel.In a preferred case, the cell is an E. coli K.-12 HB101 cell.

De bereiding van een dergelijke cel met een werkwijze, waarbij het DNA of het plasmiderecombinant in een cel wordt gebracht, vormt eveneens een uitvoeringsvorm van de uitvinding.The preparation of such a cell by a method of introducing the DNA or the plasmid recombinant into a cell is also an embodiment of the invention.

Volgens een verdere uitvoeringsvorm verschaft de uitvinding 10 een werkwijze voor de bereiding van een eiwit met eigenschappen die lijken op die van menselijk interferon, waarbij een dergelijke cel wordt gekweekt en geëxprimeerd eiwit wordt gewonnen.In a further embodiment, the invention provides a method of preparing a protein having properties similar to that of human interferon, wherein such a cell is cultured and recovered expressed protein.

De uitvinding wordt aan de hand van het volgende nader toegelicht.The invention is further elucidated with reference to the following.

15 Cl) Synthese van de oligodeqxynucleotiden.Cl) Synthesis of the oligodexy nucleotides.

De zes oligonucleotiden CpApGpGpTpTpGpTpApGpCpTpCpApT CIFIA), CpApGpGpTpTpGpTpApApCpTpCpApT (IFIB), CpTpCpTpTpTpCpCpApTpG CIFII), CpApGpCpïpCpTpTpTpCpCpApTpG (IFIII), GpApGpGpApGpApTpTpApApG (IFIV) en CpCpTpGpGpApApGpApApA (IFV), werden gesynthetiseerd volgens een 20 conventionele triëstermethodologie Czie b.v. Hsiung, H.M., et al, (1979), Nucl. Acids Res. 6_, 1371 - 13Θ5), en volgens het in fig.The six oligonucleotides CpApGpGpTpTpGpTpApGpCpTpCpApT CIFIA), CpApGpGpTpTpGpTpApApCpTpCpApT (IFIB), CpTpCpTpTpTpCpCpApTpG CIFII), CpApGpCpïpCpTpTpTpCpCpApTpG (IFIII), GpApGpGpApGpApTpTpApApG (IFIV) and CpCpTpGpGpApApGpApApA (IFV), were synthesized according to a conventional 20 triëstermethodologie cSee e.g. Hsiung, H.M., et al, (1979), Nucl. Acids Res. 6_, 1371-1355), and according to the process shown in FIG.

14 weergegeven reactieschema, waarin N (3isobuj γ, cbz of Abz voorstelt. Oe volledig beschermde oligonucleotiden werden gedeblokkeerd met 2% (w/v) benzeensulfonzuur, 0,1 PI tetraethylammoniumfluoride 25 in tetrahydrofuran (THF/pyridine/h^O (8/1/1 volumeverhouding), ge volgd door behandeling met ammonia. De gedeblokkeerde oligonucleotiden werden gezuiverd met hoge druk-vloeistofchromatografie (HPLC) over "Partisil 10 SAX", siliciumoxyde van microscopische afmetingen waarvan met quaternaire ammoniumgroepen een derivaat 30 was gemaakt (Whatman).14 Reaction scheme, depicting N (3isobujγ, cbz or Abz. The fully protected oligonucleotides were unblocked with 2% (w / v) benzenesulfonic acid, 0.1 PI tetraethylammonium fluoride 25 in tetrahydrofuran (THF / pyridine / h ^ O (8 / 1/1 volume ratio), followed by treatment with ammonia The unblocked oligonucleotides were purified by high pressure liquid chromatography (HPLC) on "Partisil 10 SAX", microscopic size silica of which a derivative was made with quaternary ammonium groups (Whatman).

(2) Fosforylering van de oligonucleotiden.(2) Phosphorylation of the oligonucleotides.

Elk synthetisch oligonucleotide (120 pmol) werd met 200 32 pmol 5 ’ - C jf' - P) ATP (Radiochemical Centre, Amersham, Buckinghamshire, Engeland; specifieke activiteit groter dan 5000 Ci/mmol) en 35 3 eenheden polynucleotidekinase (EC 2.7.1.78), (1 eenheid is de 32 hoeveelheid die de produktie van één nmol zuur onoplosbaar P ka- 8100558 5 - 23 - talyssert na incubatie gedurende 30 minuten bij 37°C volgens Richardson, C.C., (1972), Progress in Nucleic Acids Research, 2, 3 815), geincubeerd in een totaal volume van 20 ydm , dat 50 mM tris-BC1 (tris-(hydroxymethyl)aminomethaanhydrochloride), pH 9,0, 10 mil MgC^, 0,1 mM EDTA (ethyleendiaminetetra-azijnzuurdinatriumzout), 0,1 mil spermidine en 1 mM dithiothreltol CDTT) bevatte. Na SO minuten bij 37°C toen het merendeel van de primermoleculen gelabeld 3 was, werd het mengsel hetzij verdund tot 200 ydm en ingesteld op 1% (w/v) natriumdodecylsulfaat (SDS) en 10 mM EDTA, en aangezien 10 15 20 25 30 35 3 weinig oligonucleotide aanwezig was, 5 yg /cm gist tRNA, geschud met een gelijk volume met water verzadigd fenol en opnieuw geschud na toevoeging van een gelijk volume chloroform, gecentrifugeerd (10.000 x gj 2 minuten) en de verkregen waterfase zoals boven geëxtraheerd, waarna deze tweemaal met een gelijk volume chloroform werd geëxtraheerd en vervolgens door ethanolprecipitatie werd geconcentreerd (waarbij de NaCl-concentratie werd ingesteld op 200 mM, 2,5 volumehceveelheden absolute ethanol werden toegevoegd en men gedurende 1 nacht bij -20°C liet staan), CIFIA en IB),· hetzij eenvoudig gedurende 5 minuten op 100°C verwarmd CIFII, III, IV en V).Each synthetic oligonucleotide (120 pmol) was spiked with 200 32 pmol 5 '- C jf' - P) ATP (Radiochemical Center, Amersham, Buckinghamshire, England; specific activity greater than 5000 Ci / mmol) and 35 units polynucleotide kinase (EC 2.7. 1.78), (1 unit is the 32 amount which catalyzes the production of one nmol of acid insoluble β-8100558 5-23 after incubation at 37 ° C for 30 minutes according to Richardson, CC, (1972), Progress in Nucleic Acids Research , 2, 815), incubated in a total volume of 20 ydm, containing 50 mM tris-BC1 (tris- (hydroxymethyl) aminomethane hydrochloride), pH 9.0, 10 mil MgC1, 0.1 mM EDTA (ethylenediamine tetraacetic disodium salt) ), 0.1 mil spermidine and 1 mM dithiothreltol CDTT). After SO minutes at 37 ° C when most of the primer molecules were labeled 3, the mixture was either diluted to 200 ydm and adjusted to 1% (w / v) sodium dodecyl sulfate (SDS) and 10 mM EDTA, and since 10 15 20 25 3 little oligonucleotide was present, 5 µg / cm yeast tRNA, shaken with an equal volume of water saturated phenol and shaken again after addition of an equal volume of chloroform, centrifuged (10,000 x g 2 min) and the resulting aqueous phase extracted as above and extracted twice with an equal volume of chloroform and then concentrated by ethanol precipitation (adjusting the NaCl concentration to 200 mM, adding 2.5 volumes of absolute ethanol and leaving overnight at -20 ° C) , CIFIA and IB), or simply CIFII, III, IV and V) heated at 100 ° C for 5 minutes.

(3) Isolatie van poly A - mRNA.(3) Isolation of poly A - mRNA.

3 20 dm rolflessen van menselijke fibroblasts (FS-4 (afgeleid van menselijke voorhuidcellen) of 17/1 (afgeleid van menselijk embryo longcellen)) werden op gang gebracht met homoloog interferon gedurende 1 nacht (60 internationale referentie-eenheden/cm ), alvorens te worden superinduceerd gedurende 5 uren met poly(I):poly(C) (30';yg/cm ), en cycloheximide (12 yg/cm ). Kwasi-geïnduceerde cellen kregen geen poly(I):poly(C). Cellen werden van het glasoppervlak verwijderd door kart te behandelen met een fosfaatgebufferds 3 zout(PBS)-oplossing die 1,25 mg/cm trypsine (EC 3.4.4.4), 0,5 mg 3 3 per cm EDTA, 2 yg/cm cycloheximide bevatte, en verzameld in een ijskoud R.P.M.I. 1S40 (Searle modificatie) medium (Flow Laborato- 3 ries) dat 2 yg/cm cycloheximide en 10% (v/v) kalfssrum bevatte.3 20 dm roller bottles from human fibroblasts (FS-4 (derived from human foreskin cells) or 17/1 (derived from human embryo lung cells)) were run with homologous interferon overnight (60 international reference units / cm) before to be superinduced for 5 hours with poly (I): poly (C) (30 '; yg / cm), and cycloheximide (12 µg / cm). Kwasi-induced cells did not receive poly (I): poly (C). Cells were removed from the glass surface by treating kart with a phosphate buffered saline (PBS) solution containing 1.25 mg / cm trypsin (EC 3.4.4.4), 0.5 mg 3 per cm EDTA, 2 µg / cm cycloheximide and collected in an ice-cold RPMI 1S40 (Searle modification) medium (Flow Laboratories) containing 2 µg / cm cycloheximide and 10% (v / v) calf scrum.

Na snel wassen van de celpellets (1000 x g,* 5 minuten) met R.P.M.I.After washing the cell pellets (1000 x g, * 5 minutes) with R.P.M.I.

3 IS40, dat 2 yg/cm cycloheximide bevatte, werden de cellen aan lyse 8)00558 24 onderworpen door homogenisatie in ·0,2 M tris-HCl, pH 9, 50 mM NaCl, 3 10 mM EDTA, 0,5% (w/v) SOS, 1 mg/cm heparine en vervolgens gede-proteïniseerd met een gelijke volumehoeveelheid fenol, geëquili-breerd in de bovenstaande buffer (zonder heparine), gevolgd door 5 drie extracties met een gelijke volumehoeveelheid van een gebuf ferd fenol/CHClg-mengsel (1 · i v/v). Na ethanolprecipitatie en oplossen, werd het RNA selectief neergeslagen mét 3 M NaCl en poly-adenyleerd mRNA geïsoleerd door oligo (dT)-cellulosechromatografie (zie b.v. Aviv, H., en Leder, P., (1972), Proc. Nat. Acad. Sci., 10 USA., 69, 1408 - 1412).3 IS40, containing 2 µg / cm cycloheximide, the cells were lysed 8) 00558 24 by homogenization in 0.2 M tris-HCl, pH 9, 50 mM NaCl, 3 10 mM EDTA, 0.5% ( w / v) SOS, 1 mg / cm heparin and then de-proteinized with an equal volume amount of phenol equilibrated in the above buffer (without heparin), followed by 5 extractions with an equal volume amount of a buffered phenol / CHClg -mix (1 iv / v). After ethanol precipitation and dissolution, the RNA was selectively precipitated with 3 M NaCl and polyadenylated mRNA isolated by oligo (dT) cellulose chromatography (see, eg, Aviv, H., and Leder, P., (1972), Proc. Nat. Acad Sci, 10 USA, 69, 1408-1412).

(4) Omgekeerde transcriptie van fibroblast mRNA onder toepassing van IFIA en IB.(4) Reverse transcription of fibroblast mRNA using IFIA and IB.

32 75 pmol van 5’ C PJ^-gelabeld oligonucleotide (IFIA of IB) werd geïncubeerd met 22,5 yg poly(A) bevattend fibroblast mRNA 15 gedurende 1 uur bij 25°C in 36 ydm^ 0,4 M KC1 teneinde de primer de gelegenheid te geven tot hybridisatie tot de complementaire opvolging in het mRNA.32 75 pmol of 5 'C PJ ^ -labelled oligonucleotide (IFIA or IB) was incubated with 22.5 µg poly (A) containing fibroblast mRNA 15 for 1 hour at 25 ° C in 36 µm ^ 0.4 M KC1 to allow primer to hybridize to complementary follow-up in the mRNA.

Deze werd vervolgens verdund met transcriptiemengsel teneinde een uiteindelijke oplossing te verkrijgen, die 0,5 mM van elk 20 van dATP, dCTP, dGTP en dTTP bevatte, 50 mM tris-HCl, pH 8, 4 mMThis was then diluted with transcription mixture to obtain a final solution containing 0.5 mM each of dATP, dCTP, dGTP and dTTP, 50 mM tris-HCl, pH 8.4 mM

MgCl2, 60 mM KC1, 5 mM DTT, 0,01% (v/v) Triton X-100 (niet-ionisch detergens, isoöctylfenoxypolyethoxyethanol), 0,22 yM IFIA of IB, 3 3^3 50 yg/cm actinomycine D, 67 yg/cm poly A-mRNA, 20 eenheden/om ratteleverribonuclease-inhibitor> (1 eenheid is de hoeveelheid die 2'5 een 40% inhibitie van 5 mg pancreatische ribonuclease geeft vol gens Shortman, K., (1961), Biochim. Biophys. Acta., _51, 37) (zie b.v. Gribnau, A.A.M., et al., 0.969), Arch. Biochem. Biophys., 130, 3 48 - 52), en 100 eenheden/cm AMV (avian myeloblastosis virus) omgekeerde transcriptase (1 eenheid is de hoeveelheid die 1 nmol 30 dTMP opneemt in een door zuur precipiteerbaar produkt na incubatie gedurende 10 minuten bij 37°C volgens Houts, G.E., et al., (1979), J. Virol., 29, 517). Oe incubatie werd gedurende 60 minuten bij 37°C voortgezet, waarna het mengsel geëxtraheerd werd met fenol en chloroform en geconcentreerd werd door ethanolprecipitatie (zie 35 boven onder (2)).MgCl2, 60 mM KC1, 5 mM DTT, 0.01% (v / v) Triton X-100 (nonionic detergent, isoctylphenoxypolyethoxyethanol), 0.22 yM IFIA or IB, 3 ^ 3 50 yg / cm actinomycin D .67 yg / cm poly A mRNA, 20 units / om rat liver ribonuclease inhibitor> (1 unit is the amount that gives 2'5 a 40% inhibition of 5 mg pancreatic ribonuclease according to Shortman, K., (1961), Biochim Biophys Acta. 51, 37) (see, e.g., Gribnau, AAM, et al., 0.969), Arch. Biochem. Biophys., 130, 3 48-52), and 100 units / cm AMV (avian myeloblastosis virus) reverse transcriptase (1 unit is the amount that takes up 1 nmol 30 dTMP in an acid-precipitable product after incubation for 10 minutes at 37 ° C according to Houts, GE, et al. (1979), J. Virol., 29, 517). Incubation was continued for 60 minutes at 37 ° C, after which the mixture was extracted with phenol and chloroform and concentrated by ethanol precipitation (see 35 above (2)).

8100558 - 25 - (53 Analyse van de omgekeerde transcriptieprodukten verkregen met IFIA en IB.8100558 - 25 - (53 Analysis of the reverse transcription products obtained with IFIA and IB.

De met ethanol geprecipiteerde produkten werden opgelost in water en geïncubeerd bij aanwezigheid van 0,1 H NeQH en 1 mM EDTA 5 gedurende 30 minuten bij 37°C.' Een gelijk volume van 10 M ureum, 25% Cw/v3 sucrose, 0,05% (w/v3 van zowel xyleencyanol als bromofe-nolblauw werd vervolgens toegevoegd en het mengsel werd gedurende 90 seconden tot 90°C verwarmd voordat het werd aangebracht op een 12,5% Cw/v) polyacrylamidegel die 7 M ureum bevatte Czie b.v.The ethanol precipitated products were dissolved in water and incubated in the presence of 0.1 H NeQH and 1 mM EDTA 5 for 30 minutes at 37 ° C. An equal volume of 10 M urea, 25% Cw / v3 sucrose, 0.05% (w / v3 of both xylene cyanol and bromophenol blue was then added and the mixture was heated to 90 ° C for 90 seconds before applying to a 12.5% Cw / v) polyacrylamide gel containing 7 M urea. Czie bv

IQ Maxam, A., en Gilbert, W., C1977), Proc. Nat. Acad. Sci. USA, 74, 550 - 5643. Na elektroforese werd de gel autoradiografisch onderzocht om de positie van de gelabelde moleculen vast te stellen.IQ Maxam, A., and Gilbert, W., C1977), Proc. Wet. Acad. Sci. USA, 74, 550 - 5643. After electrophoresis, the gel was examined autoradiographically to determine the position of the labeled molecules.

Het gelabelde produkt van ongeveer 150 nucleotiden en alleen geproduceerd door mRNA uit geïnduceerde cellen werd van het gelschijfje 15 geëlueerd en zijn opvolging bepaald Czie b.v. Maxam en Gilbert, loc cit). De opvolging is in fig.2 weergegeven.The labeled product of about 150 nucleotides and produced only by mRNA from induced cells was eluted from the gel slice 15 and its follow-up determined C see e.g. Maxam and Gilbert, loc cit). The follow-up is shown in fig. 2.

(6) Bereiding van cONA uit fibroblast polyA-mRNA.(6) Preparation of cONA from fibroblast polyA mRNA.

cDNA werd bereid door het volgende mengsel gedurende 2 urencDNA was prepared by the following mixture for 2 hours

bij 37°C te incuberen: 0,5 mM dCTP, dGTP, dTTP, 0,15 mM J~3HJincubate at 37 ° C: 0.5 mM dCTP, dGTP, dTTP, 0.15 mM J ~ 3HJ

20 dATP (167 mCi/mmol3, 5 mM DTT, 50 mM tris-HCl, pH 8, 10 mM MgCl„, 3 z 3 0,01% Cv/v) Triton X-100, 50 yg/cm actinomycine D, 20 eenheden/cm rattelever ribonuclease-inhibitor, 50 mM KC1, 20 yg/cm3 oligoC CdT)^2_^g' 60 yg/cm3 polyA-mRNA en 100 eenheden/cm3 AMV omgekeerde transcriptase. Na incubatie werd het mengsel geëxtraheerd met fenol 25 en chloroform en met ethanol neergeslagen Czie boven onder (23 3 .20 dATP (167 mCi / mmol3, 5 mM DTT, 50 mM tris-HCl, pH 8.10 mM MgCl 3, 3 z 3 0.01% Cv / v) Triton X-100, 50 µg / cm actinomycin D, 20 units / cm rat liver ribonuclease inhibitor, 50 mM KCl, 20 µg / cm3 oligoC CdT) ^ 2 µg, 60 µg / cm3 polyA mRNA and 100 units / cm3 AMV reverse transcriptase. After incubation, the mixture was extracted with phenol 25 and chloroform and ethanol precipitated C see top bottom (23 3.

Het DNA werd door centrifugeren gewonnen, gedroogd en opgelost in 200 ydm 0,3 N NaOH. Na incubatie gedurende 1 uur bij 50°C werd het geneutraliseerd en geëlueerd als de geëxcludeerde piek van een G50 CM3 Sephadex, deeltjesvormig verknoopt gemodificeerd dextranpo-30 lymeer (Pharmacia], kolom C25 x 0,5 cm3 geëquilibreerd in 50 mMThe DNA was collected by centrifugation, dried and dissolved in 200 µm 0.3 N NaOH. After incubation for 1 hour at 50 ° C, it was neutralized and eluted as the excluded peak of a G50 CM3 Sephadex, particulate cross-linked modified dextranpo-30 polymer (Pharmacia], column C25 x 0.5 cm3 equilibrated in 50 mM

NaCl/0,1% Cw/v3 SOS. De piekfracties werden verzameld en door etha-nolprecipitatie geconcentreerd.NaCl / 0.1% Cw / v3 SOS. The peak fractions were collected and concentrated by ethanol precipitation.

(7) Transcriptie van cDNA met oligonucleotiden IFII, III, IV en V.(7) Transcription of cDNA with oligonucleotides IFII, III, IV and V.

Het 5’ C P3-gelabeld oligonucleotide C3 yM] werd gepre- ' 3 35 incufceerd met volledig snkelstrengs cDNA (440 ug/cm 3, afgeleid van 8100558 26 totaal polyA-mRNA, gedurende 2 uren bij 25°C bij aanwezigheid van 0,4 M KC1. Dit werd vervolgens gedurende 3 uren bij 37°C geïncu-beerd in een uiteindelijke oplossing, die thans 0,01% (v/v) Triton-X-100, 50 mM tris-HCl, pH 3, 80 mil DTT, 10 mil magnesiumacetaat, 5 0,5 mM van elk van dATP, dCTP, dGTP en dTTP, 80 mM KC1, 1000 eenhe- 3 32 den/cm AMV omgekeerde transcriptase, 5’ t P)-gelabeld oligonucleo- 3 tide (0,12 yM) en enkelstrengs cDNA (17,6 yg/cm ] bevatte. Na extractie met fenol en chloroform werd de waterfase gevoerd door een G50 (M3 Sephadex-kolom in 50 mM NaCl, 0,1% (w/v) SDS en de geëxclu-10 deerde fractie werd geprecipiteerd met ethanol, opgelost en aan elektroforese onderworpen.The 5 'C P3-labeled oligonucleotide C3 yM] was pre-incubated with full-stranded cDNA (440 µg / cm 3, derived from 8100558 26 total polyA mRNA, for 2 hours at 25 ° C in the presence of 0 ° C). 4 M KCl This was then incubated for 3 hours at 37 ° C in a final solution, which is now 0.01% (v / v) Triton-X-100, 50 mM Tris-HCl, pH 3.80 mil DTT, 10 mil magnesium acetate, 0.5mM each of dATP, dCTP, dGTP and dTTP, 80mM KC1, 1000 unit-3 32 den / cm AMV reverse transcriptase, 5'T P) -labelled oligonucleotide ( 0.12 yM) and single stranded cDNA (17.6 yg / cm]. After extraction with phenol and chloroform, the aqueous phase was passed through a G50 (M3 Sephadex column in 50 mM NaCl, 0.1% (w / v) SDS and the excluded fraction was precipitated with ethanol, dissolved and electrophoresed.

(83 Analyse van transcripts, geproduceerd door IFII, III, IV en V.(83 Analysis of transcripts produced by IFII, III, IV and V.

De transcripts werden hetzij zoals bovenstaand behandeld, d.w.z. voor de transcripts geproduceerd door IFIA en IB, afgezien 15 van het gebruik van een 5% (w/v3 polyacrylamidegel in 7 M ureum, hetzij werden ze'bereid en aan elektroforese onderworpen door na-tieve 1,4% (w/v3 agarosegels (zie b.v. Sharp, P.A., et al., (19733, Biochemistry, 12, 3055 - 30633, die vervolgens autoradiografisch werden behandeld. De interferongenen werden geëlueerd uit geselec-20 teerde agarosegelschijfjes door eerst te leiden door een 19G, ver volgens een 21G injectienaald (Gillette3 en de gelfragmenten gedurende 3 uren bij 25°C te roeren in 10 mM Hepes, N-2-hydroxy-ethyl-piperazine-N'-2-ethaansulfonzuur (Ultrol3, pH 7, 0,1 mM EDTA en 0,02% (v/v) Triton X-100. Na centrfigatie (700-x g, 5 minuten) 25 door een glaswolstop, geplaatst op een GF/C en een GF/B filtreer- papier (Whatman), werd het filtraat geëxtraheerd met fenol en chloroform en vervolgens met ethanol neergeslagen.The transcripts were either treated as above, ie for the transcripts produced by IFIA and IB, except using a 5% (w / v3 polyacrylamide gel in 7 M urea), or they were prepared and electrophoresed by native 1.4% (w / v3 agarose gels (see, e.g., Sharp, PA, et al., (19733, Biochemistry, 12, 3055 - 30633, which were then autoradiographed. The interferon genes were eluted from selected agarose gel discs by by stirring a 19G, then a 21G hypodermic needle (Gillette3 and the gel fragments for 3 hours at 25 ° C in 10 mM Hepes, N-2-hydroxy-ethyl-piperazine-N'-2-ethanesulfonic acid (Ultrol3, pH 7 , 0.1 mM EDTA and 0.02% (v / v) Triton X-100 After centering (700-xg, 5 minutes) through a glass wool stopper, placed on a GF / C and a GF / B filter paper (Whatman), the filtrate was extracted with phenol and chloroform and then precipitated with ethanol.

Het DNA werd vervolgens zoals bovenstaand vermeld, tot opvolging gebracht. (Engels: "sequenced".) 30 (93 Bereiding van interferon-genen 'voor cloning.The DNA was then monitored as noted above. (English: "sequenced".) 30 (93 Preparation of interferon genes' for cloning.

(a) 8ereiding_yan_enkelstrengs_cDNA_uit_tgt§al_golyA-mRNA,_geïsq- / 3 cDNA werd gesynthetiseerd in een 20 cm incubatie, bevattende bovenstaand onder (6) beschreven bestanddelen. Na extractie met fenol 35 en chloroform werd de waterfase chromatografisch behandeld over een 8100558 - 27 -(a) Preparation of single stranded cDNA from tgtalAgolyA mRNA, geq / 3 cDNA was synthesized in a 20 cm incubation containing components described above under (6). After extraction with phenol 35 and chloroform, the water phase was chromatographed on a 8100558 - 27 -

Sephadex G50 CM) kolom C28 x 4 cm) waaruit het cONA werd geëlueerd in de gsëxcludeerds fractie in 50 mM NaCl, 0,1% Cw/v) SOS. Het cDNA werd geprecipiteerd met ethanol en vervolgens gewonnen, opge-3 o lost in 0,4 cmJ 0,2 N NaOH en bij 50 C gedurende 30 minuten geïncu-beerd voordat gecentrifugeerd werd door een basische sucrosegradi-ent zoals onderstaand wordt beschreven.Sephadex G50 CM) column C28 x 4 cm) from which the cONA was eluted in the excluded group in 50 mM NaCl, 0.1% Cw / v) SOS. The cDNA was precipitated with ethanol and then recovered, dissolved in 0.4 ml of 0.2 N NaOH and incubated at 50 ° C for 30 minutes before centrifugation through a basic sucrose gradient as described below.

(b) Zuiyering_yan_interferon_enkelstrengs_cDNA:(b) Zuiyering_yan_interferon_enkelstrengs_cDNA:

Het bovenstaande cDNA werd verdeeld in twee gelijke porties en elk werd gecentrifugeerd met 36.000 omw./min bij 2°C gedurende 24 uren in een Beckmann SW 41 rotor door een 5 - 20% (w/w) isokine- 3The above cDNA was divided into two equal aliquots and each was centrifuged at 36,000 rpm at 2 ° C for 24 hours in a Beckmann SW 41 rotor through a 5-20% (w / w) isokine 3.

tische sucrosegradiënt Cll cm ) die 0,2 N NaOH, 100 mM NaCl, 10 mMsucrose gradient (C11 cm) containing 0.2 N NaOH, 100 mM NaCl, 10 mM

3 EDTA bevatte. Men verzamelde fracties van 0,5 cm door opwaartse verplaatsing onder toepassing van 50% Cw/v) sucrose en overeenstemmende fracties van beide gradiënten werden verzameld, geneutraliseerd en met absolute ethanol neergeslagen. De neerslagen werden door centrifugatie verzameld» gewassen in absolute ethanol en ver- 3 volgens in 100 ydm H2O opgelost. De fracties die lange interferon cONA-transcripts bevatten, werden geïdentificeerd door analyse van de verkregen produkten na kleine hoeveelheden van elke fractie op 32 gang te hebben gebracht met C P) IFIII en omgekeerde transcriptase zoals boven onder C7) en CS) is beschreven. De hoofdfracties die tot de synthese van een interferon DNA-molecuul van ongeveer 700 nu-cleotiden in lengte leiden, werden verzameld ter voorbereiding op een grootschalige synthese van dubbelstrengs interferon-genen.3 contained EDTA. 0.5 cm fractions were collected by upward displacement using 50% Cw / v) sucrose and corresponding fractions from both gradients were collected, neutralized and precipitated with absolute ethanol. The precipitates were collected by centrifugation, washed in absolute ethanol and then dissolved in 100 µm H 2 O. The fractions containing long interferon cONA transcripts were identified by analysis of the obtained products after initiating small amounts of each fraction with CPI (III) and reverse transcriptase as described above under C7) and CS). The major fractions leading to the synthesis of an interferon DNA molecule of about 700 nucleotides in length were collected in preparation for a large-scale synthesis of double-stranded interferon genes.

Cc) ïnhibitie_van_de_zelf_op_gang_brengend§ §ctiyiteit_yan het ge-Cc) inhibition_of_the_self_to_start_bringing §

Alvorens een grootschalige bereiding van dubbelstrengs interf eron-genen uit te voeren, werd de zelf op gang brengende activiteit van het gezuiverde interferon enkelstrengs cONA Cwanneer vervolgens geïncubeerd met omgekeerde transcriptase) verminderd door het cONA gedurende 3 uren bij 37°C te incuberen in 1,5 cm^, bevattende 150 mM natriumcacodylaat, pH 7,2, 1 mM 2-mercaptoëthanol, 1 mM CcCl2, 100 yg/cm° gelatine, 20 yg/crrP cONA, 1,2 mM rATP en SCO eenheden/cm^ eindstandig transferase CEC 2.7.7.31), Cl eenheid is c:e hoeveelheid die 1 mmoi dATP opneemt in een door zuur precipi- 81 0 0 5 5 8 - 28 - teerbaar produkt in 1 uur bij 37°C onder toepassing van dCpA)^ als primer volgens Bollum, R.i., et al., C1974J, flethods in Enzymology, 29, 70), bevatte.Before carrying out a large-scale preparation of double-stranded interferon genes, the self-triggering activity of the purified interferon single-stranded cONA C when incubated with reverse transcriptase) was reduced by incubating the cONA in 1 for 3 hours at 37 ° C. 5 cm ^, containing 150 mM sodium cacodylate, pH 7.2, 1 mM 2-mercaptoethanol, 1 mM CcCl2, 100 yg / cm ° gelatin, 20 yg / crrP cONA, 1.2 mM rATP and SCO units / cm ^ terminal transferase CEC 2.7.7.31), Cl unit is c: e amount which absorbs 1 mmole of dATP in an acid precipitable product in 1 hour at 37 ° C using dCpA) as a primer according to Bollum, Ri, et al., C1974J, flethods in Enzymology, 29, 70).

Na extractie met fenol en chloroform zoals boven beschreven, werd de waterfase op 0,3 N NaOH gebracht en gedurende 1 uur bij 50°C geïncubeerd. Het mengsel werd vervolgens geneutraliseerd en chromatografisch behandeld over een Sephadex G50 Cmedium) kolom C20 x 2 cm) en het cDNA geëlueerd in de geëxcludeerde fractie in 50 mM NaCl, 0,1% (w/v) SDS, Het werd vervolgens met ethanol neergeslagen en opnieuw in HjO opgelost.After extraction with phenol and chloroform as described above, the water phase was adjusted to 0.3 N NaOH and incubated at 50 ° C for 1 hour. The mixture was then neutralized and chromatographed on a Sephadex G50 Cmedium (column C20 x 2 cm) and the cDNA eluted in the excluded fraction in 50 mM NaCl, 0.1% (w / v) SDS, It was then precipitated with ethanol and dissolved again in HjO.

Het resultaat van deze werkwijze is de toevoeging van een enkel ΑΓΊΡ-residu aan het oorspronkelijke 3'-hydroxyleindpunt van het cDNA. De alkalibehandeling geeft ook een mengsel van 2'- en 3’-fosfaatresiduen aan dit eindpunt die niet langer kunnen deelnemen aan een zelf op gang brengende reactie met omgekeerd transcriptase. Wanneer dubbelstrengs genen vervolgens worden gemaakt onder toepassing van een oligonucleotide teneinde specifieke transcriptie op gang te brengen op het enkelstrengs cDNA, wordt derhalve het gehalte aan verontreinigende zelf op gang gebrachte produkten verminderd en kan het resterende enkelstrengs cDNA vervolgens door S1-nuclease CED 3.1.4.21) worden verminderd.The result of this method is the addition of a single ΑΓΊΡ residue to the original 3'-hydroxyl endpoint of the cDNA. The alkali treatment also gives a mixture of 2 'and 3' phosphate residues to this endpoint that can no longer participate in a self-initiated reverse transcriptase reaction. Thus, when double-stranded genes are made using an oligonucleotide to initiate specific transcription on the single-stranded cDNA, the level of contaminating self-initiated products is reduced and the remaining single-stranded cDNA can subsequently be processed by S1 nuclease CED 3.1.4.21 ) are reduced.

De zelf op gang brengende activiteit kan ook ernstig geremd worden door preïncubatie van het cDNA in geschikte buffermengsels met hetzij omgekeerde transcriptase hetzij eindpunttransferase bij aanwezigheid van de vier dideoxynucleosidetrifosfaten. Anderzijds kan het cDNA worden geïncubeerd met eindpunttransferase en deoxy-adenosinetrifosfaat, waardoor een polyCdA)staart wordt verkregen aan het 3'-hydroxyleindpunt welke eveneens de zelf op gang brengende activiteit effectief remt.The self-initiating activity can also be severely inhibited by preincubation of the cDNA in appropriate buffer mixtures with either reverse transcriptase or endpoint transferase in the presence of the four dideoxynucleoside triphosphates. Alternatively, the cDNA can be incubated with endpoint transferase and deoxy-adenosine triphosphate, thereby obtaining a polyCdA tail at the 3'-hydroxyl endpoint which also effectively inhibits self-triggering activity.

Cd) §ynthese_van_dubbelstrengs_interfergn;genen_onder_toegassing van_IFIII als primer:Cd) §ynthesis_of_double-stranded_interfergn; genes_under_application of_IFIII as primer:

Interferon enkelstrengs cDNA werd gezuiverd door centrifugeren door een basische sucrosegradiënt en zijn zelf op gang brengende activiteit werd zoals bovenstaand beschreven, verminderd, 10 yg van dit materiaal werd vervolgens gedurende 2 uren bij 25°C gepre- 8 1 0 0 5 5 8 3 - 29 -Interferon single-stranded cDNA was purified by centrifugation through a basic sucrose gradient and its self-triggering activity was reduced as described above, 10 µg of this material was then prepared at 25 ° C for 2 hours 8 1 0 0 5 5 8 3 - 29 -

incubeerd in 0,36 cm , bevattende 0,4 11 K.C1 en 575 prnol van IFIIIincubated in 0.36 cm, containing 0.4 µl K.C1 and 575 prnol of IFIII

dat tevoren geïncubeerd was met polynucleotidekinase CEC 2.7.1.78] 32 en er- "P)ATP, eveneens zoals boven beschreven. Dubbelstrengs genen werden vervolgens geproduceerd door verder gedurende 3 uren Λpreviously incubated with polynucleotide kinase CEC 2.7.1.78] 32 and er- "P) ATP, also as described above. Double-stranded genes were then produced by continuing for 3 hours Λ

5 bij 37°C te incuberen in 1,8 cm, die thans 0,01% Cv/v] Triton X-1CDIncubate at 37 ° C in 1.8 cm, which is now 0.01% Cv / v] Triton X-1CD

50 mil tris-HCl, pH 8, 20 mil DDT, 10 mM magnesiumacetaat, 0,5 mM50 mil tris-HCl, pH 8, 20 mil DDT, 10 mM magnesium acetate, 0.5 mM

3 dATP, dCTP, dGiP en dTTP, 1000 eenheden/cm omgekeerde transcriptase, 80 mil KC1, 11,1 yg/cm3 cDNA en 0,32 yM C32P]IFIII bevatte. Na extractie met fenol en chloroform werden de genen geëlueerd uit 10 een Sephadex G50 [medium] kolom C20 x 2 cm] in 50 mil NaCl, 0,1%3 dATP, dCTP, dGiP and dTTP, 1000 units / cm reverse transcriptase, 80 mil KCl, 11.1 µg / cm3 cDNA and 0.32 µM C32P] IFIII. After extraction with phenol and chloroform, the genes were eluted from a Sephadex G50 [medium] column C20 x 2 cm] in 50 mil NaCl, 0.1%

Cw/v] SDS. Gist tRNA werd toegevoegd als drager C3 yg/cm ] en de concentratie NaCl ingesteld op 0,2 M voordat neergeslagen werd met 2,5 volumehoeveelheden absolute ethanol. Na gedurende 30 minuten staan bij -70°C werd het neerslag verzameld door centrifugeren en 3 15 het gedroogde pellet opnieuw opgelost in 100 ydm H20.Cw / v] SDS. Yeast tRNA was added as carrier C3 µg / cm] and the NaCl concentration adjusted to 0.2 M before precipitating with 2.5 volumes of absolute ethanol. After standing at -70 ° C for 30 minutes, the precipitate was collected by centrifugation and the dried pellet redissolved in 100 µm H 2 O.

Ce] Iyiyering_van_dubbelstrangs_interferon;genen:Ce] Iyiyering_van_dubbelstrangs_interferon; genes:

Het DNA werd gesedimenteerd door een 5 - 20% Cw/w] lineaire sucrose-gradiënt, die 10 mil tris-HCl, pH 7,5. 0,8 M NaCl, 8 mil EDTAThe DNA was sedimented through a 5-20% Cw / w] linear sucrose gradient containing 10 mil tris-HCl, pH 7.5. 0.8 M NaCl, 8 mil EDTA

3 bevatte. Een 5,2 cm gradiënt werd gecentrifugeerd in een Beckmann 20 SW S5 rotor bij 42.000 omw./min gedurende 18 uren bij 2°C, waarna 3 fracties van 0,2 cm verzameld en met ethanol neergeslagen werden. Het DNA werd door centrifugeren verzameld, opnieuw opgelost en ver-v olgens werden kleine hoeveelheden aan elektroforese onderworpen door een 5% Cw/v] polyacrylamidegel die 7 M ureum bevatte, welke 25 vervolgens autoradiografisch werd onderzocht. De fracties die het 700 nucleotide interferon DNA-molecuul vertoonden werden verzameld. Cf] Bereiding_van_interferon-genen_die_Hind_III_schakels_aan_de3 contained. A 5.2 cm gradient was centrifuged in a Beckmann 20 SW S5 rotor at 42,000 rpm for 18 hours at 2 ° C, after which 3 0.2 cm fractions were collected and precipitated with ethanol. The DNA was collected by centrifugation, redissolved and then small amounts were electrophoresed through a 5% Cw / v] polyacrylamide gel containing 7M urea, which was then examined by autoradiography. The fractions showing the 700 nucleotide interferon DNA molecule were collected. Cf] Preparation_of_interferon genes_that_Hind_III_links_on_de

De .bovenstaande verzamelde gradientfracties werden eerst be-30 handeld met S1-nuclease door incubatie gedurende 30 minuten bij Λ 37°C in 50 udm , bevattende 0,1 mM ZnSCL, 150 mM NaCl, 25 mM natri-' 3 umacetaat, pH 4,S, en 120 eenheden/cm S1-nuclease Cl eenheid is de hoeveelheid die 10 yg nucleinezuur in 10 minuten bij 45°C oplost volgens Vogt. V.M., C1973], Eur. J. Siochem., 33, 192].The above collected gradient fractions were first treated with S1 nuclease by incubation for 30 minutes at 37 ° C in 50 µm containing 0.1 mM ZnSCL, 150 mM NaCl, 25 mM sodium acetate, pH 4 , S, and 120 units / cm S1 nuclease Cl unit is the amount of 10 µg nucleic acid dissolved at 45 ° C in 10 minutes according to Vogt. V.M., C1973], Eur. J. Siochem., 33, 192].

3 33 3

Na toevoeging van 0,5 ydm 10% Cw/v] SDS, 1 ucm 0,5 M EDTA en I ydm0 0,5 M tris-HCl, pH 8,3, werd hst mengsel geëxtraheerd met 35 8100558 - 30 - fenol en chloroform en werd de waterfase met ethanol neergeslagen.After addition of 0.5 µm 10% Cw / v] SDS, 1 µm 0.5 M EDTA and 1 µm0 0.5 M tris-HCl, pH 8.3, the mixture was extracted with 8100558-30-phenol and chloroform and the aqueous phase was precipitated with ethanol.

In dit stadium was er een totale hoeveelheid aan 0,24 yg dubbel-strengs DNA.At this stage, there was a total amount of 0.24 µg double-stranded DNA.

Teneinde te verzekeren dat er stompe einden aanwezig waren 5 voor de daaropvolgende ligatie met Hind III schakelmoleculen, werd.In order to ensure that blunt ends were present for the subsequent ligation with Hind III switch molecules.

het DNA uit ethanol gewonnen en gedurende 20 minuten bij 14°C ge- 3recovered the DNA from ethanol and collected at 14 ° C for 20 minutes

incubeerd in 50 ydm bevattende 50 mM tris-HCl, pH 7,8, 10 mMincubated in 50 ydm containing 50 mM tris-HCl, pH 7.8, 10 mM

MgCl-, 1 mM 2-mercaptoëthanol, 0,2 mM dATP, dCTP, dGTP en dTTP 3 en 40 eenheden/cm van E. coli DNA polymerase I (EC 2.7.7.73, (1 ββητ 10 heid is de hoeveelheid die 10 nmol aan totale nucleotiden opneemt in een door zure precipiteerbare fractie in 30 minuten bij 37°C onder toepassing van poly-d(A-T) als primer volgens Richardson, C.C., et al., (19643, J. Biol. Chem., 239, 2223. Het DNA werd vervolgens op de gebruikelijke wijze geëxtraheerd, met ethanol neergeslagen en 15 het door centrifugeren verkregen pellet vervolgens gedroogd.MgCl-, 1 mM 2-mercaptoethanol, 0.2 mM dATP, dCTP, dGTP and dTTP 3 and 40 units / cm of E. coli DNA polymerase I (EC 2.7.7.73, (1 ββητ 10 is the amount 10 nmol total nucleotides in an acid-precipitable fraction over 30 minutes at 37 ° C using poly-d (AT) as a primer according to Richardson, CC, et al., (19643, J. Biol. Chem., 239, 2223 The DNA was then extracted in the usual manner, precipitated with ethanol and then the pellet obtained by centrifugation dried.

2,5 yg Hind III schakel (Collaborative Research3 werd gefos-foryleerd door eerst incuberen gedurende 30 minuten bij 37°C in 3 50 ydm , bevattende 50 mM tris-HCl, pH 7,8, 10 mM MgC^, 10 mM 2-mercaptoëthanol, 0,25 mM C^-^PJATP (20 mCi/ymol3, 50 yg/cm3 BSA 20 (bovine serum albumine3 en 100 eenheden/cm3 polynucleo'tidekinase.2.5 yg Hind III link (Collaborative Research3 was phosphorylated by first incubating for 30 minutes at 37 ° C in 3 50 ydm, containing 50 mM tris-HCl, pH 7.8, 10 mM MgC 2, 10 mM 2- mercaptoethanol, 0.25 mM Cl 2 PJATP (20 mCi / ymol 3, 50 µg / cm 3 BSA 20 (bovine serum albumin 3 and 100 units / cm 3 polynucleotide kinase.

Teneinde een volledige fosforylering te verzekeren, werd het mengsel gedurende nog eens 30 minuten bij 37°C geïncubeerd na de toevoe- 3 ging van 10 ydm , bevattende 50 mM tris-HCl, pH 7,6, 10 mM MgC^, 3,75 mM rATP en 500 eenheden/cm3 polynucleotidekinase. Het mengsel 25 werd vervolgens geëxtraheerd met fenol en chloroform en neergesla- 3 gen met ethanol na de toevoeging van gist tRNA tot 10 yg/cm .In order to ensure complete phosphorylation, the mixture was incubated for an additional 30 minutes at 37 ° C after the addition of 10 µm containing 50 mM tris-HCl, pH 7.6, 10 mM MgCl 3, 3.75 mM rATP and 500 units / cm3 polynucleotide kinase. The mixture was then extracted with phenol and chloroform and precipitated with ethanol after the addition of yeast tRNA to 10 µg / cm.

Ligatie van de gefosforyleerde Hind III schakels aan de in-terferan-genen werd gerealiseerd door het interferon-gen pellet op 3 te lossen in 40 ydm , bevattende 50 mM tris-HCl, pH 7,8, 10 mM 30 MgCl_, 1 mM rATP, 20 mM DTT, 20 yg/cm3 gefosforyleerde schakel en Δ 3 ongeveer 480 eenheden/cm van T4 DNA ligase (EC 6.5.1.13, (1 een- 32 heid is de hoeveelheid die de omzetting van 1 nmol PP. in («<//3~ P3-ATP in 20 minuten bij 37°C katalyseert volgens Weiss, B., et al., (19683, J. Biol, Chem., 243, 45433. Dit werd vervolgens geduren-35 de 16 uren bij 25°C geïncubeerd.Ligation of the phosphorylated Hind III links to the interferan genes was accomplished by dissolving the interferon gene pellet at 3 in 40 ydm containing 50 mM tris-HCl, pH 7.8, 10 mM, 30 MgCl_, 1 mM rATP .20 mM DTT, 20 µg / cm3 phosphorylated link and Δ 3 about 480 units / cm of T4 DNA ligase (EC 6.5.1.13, (1 unit is the amount that converts 1 nmol PP. Into («< // 3 ~ P3-ATP catalyzed in 20 minutes at 37 ° C according to Weiss, B., et al., (19683, J. Biol, Chem., 243, 45433. This was then continued for 16 hours at 25 ° C. ° C incubated.

8 1 0 0 55 8 - 31 -8 1 0 0 55 8 - 31 -

Deze omstandigheden gaven een ongeveer 100-voudige molaire overmaat van schakel ten opzichte van DNA.These conditions gave an approximately 100-fold molar excess of link to DNA.

Na verwarming van het mengsel gedurende 5 minuten op 65°CAfter heating the mixture for 5 minutes at 65 ° C

werd het DNA tot restrictie gebracht met Hind III door toe te voe- 3 3the DNA was restrained with Hind III by adding 3 3

gen 600 ydm van een mengsel, dat 400 eenheden/cm Hind III CECgene 600 µm of a mixture containing 400 units / cm Hind III CEC

3.1.23.213 bevatte.'Cl eenheid is de hoeveelheid'die 1 yg^-ONA in 15 minuten bij 37°C in 50 ydm3 ontsloot], 3 mM DTT, 167 yg/cm3 gelatine, 83 mM tris-HCl, pH 7,5, 83 mil NaCl, 17 mM MgCl2 en 8 mM3.1.23.213. Cl unit is the amount of 1 µg-AA digested in 50 µm 3 at 37 ° C in 15 minutes], 3 mM DTT, 167 µg / cm 3 gelatin, 83 mM tris-HCl, pH 7, 5.83 mil NaCl, 17 mM MgCl 2 and 8 mM

2-mercaptoëthanol. Na incubatie gedurende 2 uren bij 37°C werd het mengsel op 0,2% Cw/v3 SDS en 20 mM EDTA gebracht en werd het DNA geëxtraheerd met fenol en chloroform en werd gist tRNA toegevoegd 3 aan de uiteindelijke waterfase om een concentratie van 5 yg/cm te verkrijgen. Deze werd vervolgens chromatografisch behandeld over een Sephadex G150 superfijn kolom C50 x 0,7 cm3 waar de dubbel-strengs genen geëlueerd werden in de geëxcludeerde fractie, onder 3 toepassing van 50 mM NaCl, 0,1% Cw/v3 SDS en 5 .yg/cm gist tRNA. Laatstgenoemde werd vervolgens met ethanol neergeslagen nadat de 3 tRNA-concentraties op 10 yg/cm waren gebracht. Het gewonnen DNA bevatte naar schatting ongeveer 0,125 yg dubbelstrengs genen.2-mercaptoethanol. After incubation for 2 hours at 37 ° C, the mixture was brought to 0.2% Cw / v3 SDS and 20 mM EDTA and the DNA was extracted with phenol and chloroform and yeast tRNA was added 3 to the final aqueous phase to a concentration of 5 yg / cm. This was then chromatographed on a Sephadex G150 superfine column C50 x 0.7 cm3 where the double stranded genes were eluted in the excluded fraction using 50 mM NaCl, 0.1% Cw / v3 SDS and 5 µg. / cm yeast tRNA. The latter was then precipitated with ethanol after the 3 tRNA concentrations were adjusted to 10 µg / cm. The recovered DNA was estimated to contain approximately 0.125 µg double-stranded genes.

Cg3 §rgn-genen:Cg3 §rgn genes:

Het DNA werd vervolgens opgelost in 50 ydm H20 en 20 ydm werd aan elektroforese onderworpen door een natieve 1,4% Cw/v3 agarosegel C20 x 14 x 0,5 cm3 gedurende 2 uren bij 120 V. DNA tussen 600 en 1000 bp in ’lengte werd vervolgens uit de gel op de volgende wijze geëlueerd: het geschikte schijfje werd uitgesneden en door een Gillette 21 G naald gevoerd. Laatstgenoemde werd gewassen met 4 cm3 10 mM Hepes, pH 7,5, 0,1 mM EDTA, 0,02% Cv/v3 Triton X-100, 65 yg/cm3 gist tRNA en het schijfje werd bij -70°C bevroren.The DNA was then dissolved in 50 ydm H 2 O and 20 ydm was electrophoresed by a native 1.4% Cw / v3 agarose gel C20 x 14 x 0.5 cm 3 for 2 hours at 120 V. DNA between 600 and 1000 bp in length was then eluted from the gel in the following manner: the appropriate slice was excised and passed through a Gillette 21 G needle. The latter was washed with 4 cm3 of 10 mM Hepes, pH 7.5, 0.1 mM EDTA, 0.02% Cv / v3 Triton X-100, 65 µg / cm3 yeast tRNA and the disc frozen at -70 ° C.

Het werd vervolgens ontdooid en geagiteerd op een rotatiemenger gedurende 1 nacht bij kamertemperatuur Congeveer 25°C3 voordat het gefiltreerd werd door een Whatman 52 papier. Het filtraat werd ingesteld op 0,1 M ammoniumacetaat, 2 mM magnesiumacetaat, 0,02% 3It was then thawed and agitated on a rotary mixer overnight at room temperature, converge at 25 ° C3 before filtering through a Whatman 52 paper. The filtrate was adjusted to 0.1 M ammonium acetate, 2 mM magnesium acetate, 0.02% 3

Cw/v] SDS en gebonden aan een 1 cm kolom van disthylaminoëthyl CDEAE3 52 cellulose. Deze werd vervolgens driemaal gewassen met 1,5 ' cnT3 hoeveelheden van bovenstaande buffer voordat het DNA werd ge- 8100558 3 - 32 - elueerd met 0,5 cm hoeveelheden van 1,1 M NaCl, 0,1 M ammoniumace-taat, 2 mM magneslumacetaat, 0,02% (w/v) SOS, 0,02 mM EOTA. Het DNA elueerde met de 2e en 3e porties die vervolgens verzameld werden, werden aangevuld met 5 yg gist tRNA en vervolgens met ethanol 5 werden neergeslagen. Het neerslag werd gewonnen door centrifugeren, 3 gewassen met absolute ethanol, gedroogd en opgelost in 20 udm wa- 3 ^ ter. 4 ydm werd genomen voor vloeistofscintillatietelling en de rest (ongeveer 8 mg) werd door vacuumdessicatie gedroogd.Cw / v] SDS and bound to a 1 cm column of disthylaminoethyl CDEAE3 52 cellulose. This was then washed three times with 1.5 'cnT3 aliquots of the above buffer before the DNA was 8100558 3 - 32 - eluted with 0.5 cm aliquots of 1.1 M NaCl, 0.1 M ammonium acetate, 2 mM magnesia acetate, 0.02% (w / v) SOS, 0.02 mM EOTA. The DNA eluted with the 2nd and 3rd aliquots which were then collected, supplemented with 5 µg yeast tRNA and then precipitated with ethanol. The precipitate was collected by centrifugation, washed 3 with absolute ethanol, dried and dissolved in 20 µm water. 4 µm was taken for liquid scintillation counting and the residue (about 8 mg) dried by vacuum desiccation.

(10) Clonen van de interferon-genen in X1776 onder toepassing van 10 pBR 322 als plasmidevector.(10) Clones of the interferon genes in X1776 using 10 pBR 322 as a plasmid vector.

De vector werd als volgt bereid: 10 yg van het plasmide pBR 322 werd aan restrictie onderworpen met Hind III, geëxtraheerd met fenol en chloroform en neergeslagen met ethanol. Het gewonnen lineaire plasmide werd vervolgens gedurende 30 minuten bij 65°C gelncu- 3 15 beerd in 25 udm , bevattende 20 mM tris-HCl, pH 7,5, 0,1% (w/v) 3 SOS en 0,7 mg/cm bacteriële basische fosfatase (EC 3.1.3.1), voordat driemaal geëxtraheerd werd met fenol en chloroform, tweemaal met ether en opnieuw neergeslagen werd met ethanol. Het gewonnen 3 precipitaat werd vervolgens in 100 ydm water opgelost.The vector was prepared as follows: 10 µg of the plasmid pBR 322 was restrained with Hind III, extracted with phenol and chloroform and precipitated with ethanol. The recovered linear plasmid was then incubated in 25 udm containing 20 mM tris-HCl, pH 7.5, 0.1% (w / v) 3 SOS and 0.7 mg for 30 minutes at 65 ° C. / cm bacterial basic phosphatase (EC 3.1.3.1), before extracting three times with phenol and chloroform, twice with ether and reprecipitating with ethanol. The recovered precipitate was then dissolved in 100 µm water.

20 ,Het gedroogde gen-pellet (zie boven onder (9Xg)) werd ver- 3 volgens opgelost in 10 ydm , bevattende 50 mM. tris-HCl, pH 7,8, 10 mM MgCl2, 1 mM rATP, 20 mM DTT, 10 ug/cm3 van de behandelde 2 vector DNA en ongeveer 16 eenheden/cm van T4 DNA ligase. Vervolgens werd dit mengsel gedurende 1 nacht bij 15°C gelncubeerd voor- 320, The dried gene pellet (see above (9Xg)) was then dissolved in 10 µm containing 50 mM. tris-HCl, pH 7.8, 10 mM MgCl2, 1 mM rATP, 20 mM DTT, 10 µg / cm3 of the treated 2 vector DNA and about 16 units / cm of T4 DNA ligase. This mixture was then incubated overnight at 15 ° C for 3

25 dat verdund werd tot 100 ydm met 10 mM tris-HCl, pH 7,5, 1 mM25 which was diluted to 100 µm with 10 mM tris-HCl, pH 7.5, 1 mM

EDTA, 0,1 M NaCl en werd gebruikt om E. coli K.-12 Xl776 te transformeren volgens bekende methoden (zie b.v. Curtiss, R., III, et al., (1976), Recombinant Molecules: Impact-on Science and Society (R.F.Beers, Jr., en E.G.Bassett (Eds.), 45 - 56).Op deze wijze werd 3 30 een totaal van 370 ampicilline (100 yg/cm )-resistente transforman ten verkregen, die vervolgens op gevoeligheid voor 10 yg/cm3 tetracycline werden onderzocht. 62% bleek tetracyclinegevoelig te zijn en werd derhalve geïdentificeerd als recombinanten. 160 van laatstgenoemde werden vervolgens gegroeid op milliporiënfilters, ge-35 plaatst op cultuurplaten teneinde interferon-gen recombinanten te 8100558 5 32 32 identificeren door Koloniehybridisatie met (f ~ P3IFIA en CT - ^P) IFIV.EDTA, 0.1 M NaCl and was used to transform E. coli K.-12 X1777 according to known methods (see, e.g., Curtiss, R., III, et al., (1976), Recombinant Molecules: Impact-on Science and Society (RFBeers, Jr., and EGBassett (Eds.), 45-56). In this way, a total of 370 ampicillin (100 µg / cm) -resistant transformants were obtained, which were then sensitive to 10 yg / cm3 tetracycline were tested.62% were found to be tetracycline sensitive and were therefore identified as recombinants. 160 of the latter were then grown on millipore filters, placed on culture plates to identify interferon gene recombinants by Colony hybridization with (8100558 5 32 32). f ~ P3IFIA and CT - ^ P) IFIV.

C113 Onderzoek van recombinanten.C113 Research of recombinants.

IQI.Q

15 20 25 3015 20 25 30

Recombinanten werden gegroeid op nitrocellulosefilters (9 cm diameter) totdat de kolonies een diameter van 2 of 3 mm hadden bereikt. Nadat de filters van de platen waren opgetild, werden ze gedurende 7 minuten geplaatst op een kussen van Whatman No.1 filtreer papier, gedrenkt in 0,5 N NaOH, vervolgens gedurende 2 minuten op een kussen, gedrenkt in 1 M tris-B£l, pH 7,5, en vervolgens gedurende 7 minuten op een kussen, gedrenkt in 0,5 Niris-HCl, pH 7,5, 1,5 M NaCl. De filters werden vervolgens gedroogd door ze op een vacuumspruitstuk te plaatsen gedurende ongeveer 5 minuten en ten- 3 slotte gewassen met 100 cm absolute ethanol voordat ze gedurende 2 uren op 80 - 85°C werden verwarmd.Recombinants were grown on nitrocellulose filters (9 cm diameter) until the colonies reached 2 or 3 mm in diameter. After the filters were lifted from the plates, they were placed on a Whatman No.1 filter paper pad soaked in 0.5 N NaOH for 7 minutes, then on a pad soaked in 1 M tris-B £ for 2 minutes. 1, pH 7.5, and then on a pad, soaked in 0.5 Niris-HCl, pH 7.5, 1.5 M NaCl for 7 minutes. The filters were then dried by placing them on a vacuum manifold for about 5 minutes and finally washing with 100 cm absolute ethanol before heating at 80-85 ° C for 2 hours.

De filters werden gedurende 2 uren bij 25°C geprelncubeerd in 3 x SSC (1 x SSC is 0,15 M NaCl, 0,015 M natriumcitraat, pH 7,63, bevattende 0,02% Cw/v) BSA, 0,02% Cw/v) Ficoll Ccopolymeer van sucrose en epichloorhydrien) en 0,02% (w/v) polyvinylpyrroli-don voordat vloeistof werd afgevoerd en ze geplaatst werden op een filtreerpapier om gedurende enkele minuten aan de lucht te drogen. De oligonucleotiden IFIA en IFIV werden radioactief gelabeld met if- P)ATP en polynucleotide kinase zoals bovenstaand beschre- 3 ven en vervolgens gesuspendeerd in driemaal SSC. 300 udm Cbevat- 32 ^ tende 0,85 pmol van elk ij”'- P) oligonucleotide Congeveer 1 yCi/ pmol) werd uniform over elk filter aangebracht Cnu staande op een niet absorberend oppervlak) en gedurende 5 minuten met rust gelaten om in te weken. De filters werden ondergedompeld in lichts paraffine en gedurende 2 of 3 dagen bij 25°C geïncubeerd. Vervolgens werden ze van olie ontdaan, in chloroform gespoeld, met lucht gedroogd en viermaal gewassen in 3 x SSC bij 25°C C20 minuten per wasbeurt), voordat ze tweemaal in 2 x SSC bij dezelfde temperatuur werden gewassen. Ma voorzichtig drogen met vloeipapier werden de filters ingesloten in een polyetheen zak en autoradiografisch onderzocht bij -70°C in een Kodak normale versterkercassette.The filters were pre-incubated in 3 x SSC (1 x SSC is 0.15 M NaCl, 0.015 M sodium citrate, pH 7.63, containing 0.02% Cw / v) BSA, 0.02% at 25 ° C for 2 hours. Cw / v) Ficoll copolymer of sucrose and epichlorohydrin) and 0.02% (w / v) polyvinylpyrrolidone before liquid was discharged and they were placed on a filter paper to air dry for several minutes. The oligonucleotides IFIA and IFIV were radiolabelled with if-P) ATP and polynucleotide kinase as described above and then suspended in three times SSC. 300 µm C-containing 0.85 pmol of each ice (- P) oligonucleotide Convex 1 µCi / pmol) was uniformly applied over each filter (standing on a non-absorbent surface) and left for 5 minutes to settle. weeks. The filters were immersed in light paraffin and incubated at 25 ° C for 2 or 3 days. They were then de-oiled, rinsed in chloroform, air-dried and washed four times in 3 x SSC at 25 ° C (20 minutes per wash) before washing twice in 2 x SSC at the same temperature. After gently drying with blotting paper, the filters were enclosed in a polyethylene bag and examined by radiographic examination at -70 ° C in a Kodak normal booster cassette.

Het autoradiGgram liet da aanwezigheid van vijf kolonies 8100558 34 - zien die significant donkerder waren dan de rest. Plasmide DNA werd uit deze volgens bekende methoden bereid Czie b.v. Birnboim, H.C., en Doly, J., C19793, Nucl. Acids Res., 7l·, 1513 - 1523] en daaropvolgende restrictie en nucleotideopvolgingsanalyse bevestig-5 den dat elk van deze recombinanten eën fibroblastinterferon-gen bevatte. , dat codeerde voor het rijpe interferonpolypeptide en de 3’-niet vertaalde mRNA-opvolging.The autoradiogram showed the presence of five colonies 8 100 558 34 - which were significantly darker than the rest. Plasmid DNA was prepared from these by known methods. See e.g. Birnboim, H.C., and Doly, J., C19793, Nucl. Acids Res., 711, 1513-1523] and subsequent restriction and nucleotide follow-up analysis confirmed that each of these recombinants contained one fibroblast interferon gene. , which encoded the mature interferon polypeptide and the 3 'untranslated mRNA follow-up.

C12) Overbrenging van het interferon-gen in pWT 2x1 expressie-plasmiden, 10 Plasmide DNA werd bereid uit een van de bovenstaande inter- feron-recambinanten door centrifugeren van een geklaard lysaat door dichtheidsgradiënten, bevattende ethidiumbromide Czie b.v. Katz, L., et al., C1973), J. Bacteriol. 114, 577 - 591,· en Wensink, P.C., et al., C1974], Cell, _3, 315 - 325]. 3 yg werd vervolgens tot re-15 strictie gebracht met Hind III en het geëxtraheerde DNA werd aan elektroforese onderworpen door een natieve 5% Cw/v] polyacrylamide-gel. Het interferon-gen Congeveer 730 bp] werd zichtbaar gemaakt 3 door kleuren met 1 yg/cm ethidiumbromide en bekijken onder UV-licht C254 nm], waardoor excisie van een klein gelschijfje dat het 20 gen bevatte, mogelijk werd gemaakt. Dit schijfje werd gedispergeerd 3 door te leiden door de opening van een 1 cm kunststof injectiespuit, welke vervolgens gewassen werd met 4 volumehoeveelheden, ten opzichte van het gelschijfje, AGEB C0r5 N ammoniumacetaat, 10 mM magnesiumacetaat, 0,1% Cw/v] SDS en 0,1 mM'EDTA), dat vervolgens 25 gemengd werd met gelsuspensie en gedurende 16 uren bij 37°C rustig werd geschud. Gist tRNA werd toegevoegd om een uiteindelijke con- 3 centratie van 25 yg/cm. te krijgen voordat het mengsel gecentrifugeerd werd door een Whatman 52 papier in een 2 cm3 injectiespuit en vervolgens het papier met AGEB werd gewassen. Het verzamelde 30 filtraat werd vervolgens vijfmaal met H„0 verdund voordat chromato- 3 ^ grafie volgde over een 1 cm kolom van DEAE 52-csllulose zoals bo- 3 venstaand onder C9]Cg] is beschreven. Het eluaat Cl cm totaal] 3 werd tweemaal geëxtraheerd met 1 cm isoamylalcahol, verzadigd met 1/5 x AGEB bevattende 1,1 H NaCl Com het ethidiumbromide te verwij-35 deren] voordat neergeslagen werd met ethanol na de toevoeging van 8100558 3 - 35 - 5 yg gist tRNA. Het DNAwerd gewonnen en opgelost in 50 ydm H^O (ongeveer 0,2 yg DNA).C12) Transfer of the interferon gene into pWT 2x1 expression plasmids, Plasmid DNA was prepared from one of the above interferon recambinants by centrifugation of a clarified lysate through density gradients containing ethidium bromide C see e.g. Katz, L., et al., C1973), J. Bacteriol. 114, 577 - 591, and Wensink, P.C., et al., C1974], Cell, 3.315-325]. 3 µg was then restrained with Hind III and the extracted DNA was electrophoresed through a native 5% Cw / v] polyacrylamide gel. The interferon gene Congeer Feather 730 bp] was visualized 3 by staining with 1 µg / cm ethidium bromide and viewing under UV light C254 nm], allowing excision of a small gel slice containing the gene. This slice was dispersed 3 through the opening of a 1 cm plastic syringe, which was then washed with 4 volumes by volume, relative to the gel slice, AGEB C0r5 N ammonium acetate, 10 mM magnesium acetate, 0.1% Cw / v] SDS and 0.1 mM'EDTA), which was then mixed with gel suspension and gently shaken at 37 ° C for 16 hours. Yeast tRNA was added to a final concentration of 25 µg / cm. before the mixture was centrifuged through a Whatman 52 paper in a 2 ml syringe and then the paper was washed with AGEB. The collected filtrate was then diluted with H 2 O 5 times before chromatography followed on a 1 cm column of DEAE 52-clululose as described above under C9] Cg]. The eluate C1 cm total] 3 was extracted twice with 1 cm isoamyl alcohol, saturated with 1/5 x AGEB containing 1.1 H NaCl Com to remove the ethidium bromide] before precipitating with ethanol after the addition of 8100558 3 - 35 5 yg yeast tRNA. The DNA was collected and dissolved in 50 ydm H 2 O (about 0.2 yg DNA).

Vervolgens werd 4 ydm^ geligateerd (in een uiteindelijk volume van 10 ydm^l met 80 mg van pWT 211, pWT 221 of pWT 231, dat vooraf tot restrictie was gebracht met Hind III en vervolgens behandeld met basische fosfatase om ligatie van het moederplasmide . (zie boven ander (10)) tot een minimum te beperken. Elke ligatie werd vervolgens gebruikt voor het transformeren van E. coli K-12 HB101 onder toepassing van bekende methoden (zie b.v. Emtage, J.S., et al., (1980), Nature 283, 171 - 174). Transformanten werden ge- 3 groeid op L-agarplaten, die 100 yg/cm ampicilline bevatten (in feite werd carbenicillinenatrium (Beecham) gebruikt, dat een derivaat' is dat kan worden beschouwd als een equivalent; carbenicilline is oC-carboxybenzylpenicilline) en plasmide DNA werd in elk geval uit 6-12 kolonies bereid. Door Pst I (EC 3.1.23.31) restricties uit te voeren en de produkten met gelelektroforese te analyseren, konden interferonrecombinanten worden geïdentificeerd alsook de oriëntatie van het interferon-gen ten opzichte van de tryptofaan-promotoropvolging. Voor elk van de drie pWT 2x1 plasmiden, werd een recombinant met het interferon-gen in de vereiste oriëntatie voor expressie geselecteerd en onderzocht op zijn vermogen tot de produktie van biologisch actief interferon.Subsequently, 4 ydm 2 was ligated (in a final volume of 10 ydm 2 1 with 80 mg of pWT 211, pWT 221 or pWT 231, which had been pre-restrained with Hind III and then treated with basic phosphatase to ligate the parent plasmid. (see above (10)) to a minimum, each ligation was then used to transform E. coli K-12 HB101 using known methods (see, e.g., Emtage, JS, et al., (1980), Nature 283, 171-174) Transformants were grown on L-agar plates containing 100 µg / cm ampicillin (in fact, carbenicillin sodium (Beecham), which is a derivative which can be considered an equivalent, was used; carbenicillin is oC-carboxybenzylpenicillin) and plasmid DNA was prepared from 6-12 colonies in each case By limiting Pst I (EC 3.1.23.31) and analyzing the products by gel electrophoresis, interferon recombinants could be identified as well as the orientation of the inte rferon gene relative to the tryptophan promoter sequence. For each of the three pWT 2x1 plasmids, a recombinant containing the interferon gene in the required orientation for expression was selected and tested for its ability to produce biologically active interferon.

(13) Inductie van expressieplasmiden die het interferon-gen bevatten.(13) Induction of expression plasmids containing the interferon gene.

3 150 cm culturen van elk van de drie pWT 2x1 interferon- gen clonen werden gegroeid in L-bouillon (luriabouillon: 1% (w/v) .3 150 cm cultures of each of the three pWT 2x1 interferon gene clones were grown in L broth (luria broth: 1% (w / v).

bactotrypton, 0,5% (w/v) bactogistextract, 0,5% (w/v) NaCl)., 0,2% (w/v) glucose, 0,004% (w/v) thymine, pH 7) bevattende ampicilline tot een 0.D.„,-„ van ongeveer 0,3. De bacteriën werden gepelle-aOQ nm teerb door centrifugeren, gewassen en vervolgens hersuspendeerd in inductiemedium (42 mfl i^^HPO^, 22 mN KH^PO^, 6,6 mH NaCl, 18,7 mH NH Cl, 0,1 mM CaCl2, 1,0 mN NgSQ^, 1 yg/cm^ vitamine B1, 0.2% (w/v) glucose, 0,5% (w/v) casaminozuren missend tryptofaan (Qifoo), 20 yg/crrf5 3 /3-indoolacrylzuur en 100 yg/cm13 ampicilline). Na incubatie gedurende 4 uren bij 37°C (op welk tijdstip het 0.D.flnn on- w uu nm 8100558 5 36 - 10 15 20 25 30 geveer 1,0 bedroeg) werden de cellen gecentrifugeerd en geëxtraheerd zoals onderstaand beschreven. (14) Extractie van interferon uit bacteriën. De volgende bewerkingen werden uitgevoerd bij 2°C: de bacte- 3 riële pellets werden hersuspendeerd in 1,2 cm PBS, bevattende 2% (w/v) HSA (menselijk serumalbumine). Een gelijke volumehoeveelheid van 50% (w/v) sucrose, bevattende 0,1 M tris-HCl, pH 8, en 1% (w/v) 3 HSA werd vervolgens toegevoegd, gevolgd door 0,8 cm van een verse 3 3 lysozymeoplossing (10 mg/cm in PBS). Na 15 minuten werd 0,8 cm varv 0,5 M EDTA, pH 8,5, toegevoegd en werden de cellen gedurende nog eens 10 minuten met rust gelaten. 4 cm 0,6% (v/v) Triton X-100 werd vervolgens toegevoegd en na mengen gedurende 10 minuten, werd het extract aan geluidgolven blootgesteld (Engels: "sonicated") om de viskositeit te verlagen en volledige lyse te verzekeren, vervolgens geultracentrifugeerd met 50.000 omw./min in een Beckman-Ti 50 rotor gedurende 2 uren. De bovendrijvende vloeistof werd ge-dialyseerd tegen PBS, geklaard door centrifugeren (10 minuten met 10.000 omw./min) voordat geanalyseerd werd op interferonactiviteit door de bescherming te volgen die aan Vero-cellen werd gegeven tegen het. cpe van EMC-virus in een in vitro microplaatanalysesysteem (zie b.v. Dahl, H., en Degre, M., (1972), Acta. Path. Microbiol. Scan., 1380, 863). Een alternatieve extractiemethode omvat eenvoudig aan geluids-trillingen blootstellen van de geïnduceerde bacteriën in 10 mM tris-HCl, pH 8,0, gevolgd door centrifugeren gedurende 30 minuten'.bij 15.000 x g en verzamelen van de bovendrijvende vloeistof. (15) Constructie van gemodificeerde expressierecombinanten. HEt plasmide pWT 501 bevat een 150 bp Hind III fragment dat de trp-promotor en een deel van de gen-opvolging, die codeert voor het trp-leider polypeptide bevat. Dit fragment werd gewonnen uit een natieve 5% (w/v) polyacrylamidegel en zelf geligateerd onder toepassing van T4 DNA-ligase (10). De cancatemeren werden vervolgens partieel ontsloten met Taq I alvorens eerst te behandelen met Sl-nuclease, vervolgens E. coli DNA-polymerase I en tenslotte met Hind III (9)(f). Op deze wijze leidt de vereiste Taq I splitsing 81 0 0 5 5 8 35 - 37 - binnen de opvolging die correspondeert met de ribosoom bindings-plaats in het mRNA-gebied dat codeert voor het trp-leiderpolypepti-de, tot een fragment van ongeveer 100 bp na de Hind III restrictie. Dit fragment werd geïsoleerd uit een 8% Cw/v) natieve polyacryl-amidegel C12) ter voorbereiding op ligatie aan het Sac I/Hind III fragment van hét interferon-gen. Het laatstgenoemde fragment werd verkregen door eerst het interferon-gen, gecloond in pWT 231 met Sac I te ontsluiten. Na behandeling met S1-nuclease, vervolgens met E. coli DNA-polymerase I, werd het DNA tot restrictie gebracht met Hind III en het verkregen fragment van ongeveer 700 bp gewonnen uit een 5% Cw/v) natieve polyacrylamidegel gewonnen, 10bactotrypton, 0.5% (w / v) bactogist extract, 0.5% (w / v) NaCl), 0.2% (w / v) glucose, 0.004% (w / v) thymine, pH 7) ampicillin to a 0.D. ", -" of about 0.3. The bacteria were peeled-aOQ nm tar by centrifugation, washed and then resuspended in induction medium (42 mfl ^ ^ HPO ^, 22 mN KH ^ PO ^, 6.6 mH NaCl, 18.7 mH NH Cl, 0.1 mM CaCl2, 1.0 mN NgSQ ^, 1 yg / cm ^ vitamin B1, 0.2% (w / v) glucose, 0.5% (w / v) casamino acids missing tryptophan (Qifoo), 20 yg / crrf5 3/3- indole acrylic acid and 100 µg / cm 13 ampicillin). After incubation for 4 hours at 37 ° C (at which time the 0.D.flnn approximately 8100558 5 36-10 15 20 25 30 30 was 1.0), the cells were centrifuged and extracted as described below. (14) Extraction of interferon from bacteria. The following operations were performed at 2 ° C: the bacterial pellets were resuspended in 1.2 cm PBS containing 2% (w / v) HSA (human serum albumin). An equal volume amount of 50% (w / v) sucrose, containing 0.1 M tris-HCl, pH 8, and 1% (w / v) 3 HSA was then added, followed by 0.8 cm of a fresh 3 3 lysozyme solution (10 mg / cm in PBS). After 15 minutes, 0.8 cm varv 0.5 M EDTA, pH 8.5, was added and the cells were left for an additional 10 minutes. 4 cm 0.6% (v / v) Triton X-100 was then added and after mixing for 10 minutes, the extract was exposed to sound waves (English: "sonicated") to decrease the viscosity and ensure complete lysis, then centrifuged at 50,000 rpm in a Beckman-Ti 50 rotor for 2 hours. The supernatant was dialyzed against PBS, cleared by centrifugation (10 min at 10,000 rpm) before being analyzed for interferon activity by following the protection given to Vero cells against it. cpe of EMC virus in an in vitro microplate analysis system (see, e.g., Dahl, H., and Degre, M., (1972), Acta. Path. Microbiol. Scan., 1380, 863). An alternative extraction method involves simply exposing the induced bacteria in 10 mM tris-HCl, pH 8.0 to sound vibrations, followed by centrifugation at 15,000 x g for 30 minutes and collecting the supernatant. (15) Construction of modified expression recombinants. The plasmid pWT 501 contains a 150 bp Hind III fragment containing the trp promoter and part of the gene sequence encoding the trp leader polypeptide. This fragment was recovered from a native 5% (w / v) polyacrylamide gel and self-ligated using T4 DNA ligase (10). The cancemers were then partially digested with Taq I before first treating with S1 nuclease, then E. coli DNA polymerase I and finally Hind III (9) (f). In this way, the required Taq I cleavage 81 0 0 5 5 8 35 - 37 - within the sequence corresponding to the ribosome binding site in the mRNA region encoding the trp leader polypeptide, results in a fragment of approximately 100 bp after the Hind III restriction. This fragment was isolated from an 8% Cw / v) native polyacrylamide gel C12) in preparation for ligation to the Sac I / Hind III fragment of the interferon gene. The latter fragment was obtained by first unlocking the interferon gene cloned in pWT 231 with Sac I. After treatment with S1 nuclease, then with E. coli DNA polymerase I, the DNA was restrained with Hind III and the resulting approximately 700 bp fragment recovered from a 5% Cw / v) native polyacrylamide gel, 10

De twee fragmenten werden vervolgens aan elkaar geligateerd door incuberén gedurende 16 uren bij 25°C in een uiteindelijk volu- 3 me van 20 ydm , bevattende 50 mfl tris-HCl, pH 7,8, 10 mfl NgCl^, 15 1 mM ATP, 20 mM DTT, ongeveer 480 eenheden/om3 T4 DNA ligase, 3 3 0,5 yg/cm van het Hind III/Taq I trp-fragment en 5 yg/cm van het 20 25The two fragments were then ligated together by incubating at 25 ° C for 16 hours in a final volume of 20 ydm, containing 50 mfl tris-HCl, pH 7.8, 10 mfl NgCl, 15 1 mM ATP, 20 mM DTT, approximately 480 units / om3 T4 DNA ligase, 3 3 0.5 µg / cm of the Hind III / Taq I trp fragment and 5 µg / cm of the 20

Sac I/Hind III fragment van het interferon-gen. Na restrictie met Hind III, werd het samengevoegde molecuul getransformeerd in E.coli K-12 HB101 onder toepassing van pAT 153 als de vector. Laatstgenoemde was vooraf tot restrictie gebracht met Hind III voor de behandeling met bacteriêle basische fosfatase CEO 3.1.3.1) om het gehalte aan niet-recombinerende transformanten CIO) te verlagen. Plasmide DNA werd volgens bekende methoden uit transformanten bereid Czie b.v. Katz, et al., en Wensink, et al., loc cit), waarna dit geanalyseerd werd door restrictie-enzymindeling en ook door nu-cleotideopvolging. Op deze wijze werden verschillende recombinanten die het vereiste samengevoegde molecuul bevatten, geïdentificeerd. Deze werden vervolgens geïnduceerd om interferon te produceren zoals bovenstaand beschreven C13), met dien verstande, dat de ccncen-Sac I / Hind III fragment of the interferon gene. After restriction with Hind III, the pooled molecule was transformed into E.coli K-12 HB101 using pAT 153 as the vector. The latter had been previously restrained with Hind III for treatment with bacterial basic phosphatase (CEO 3.1.3.1) to decrease the level of non-recombinant transformants (CIO). Plasmid DNA was prepared from transformants according to known methods. Csee e.g. Katz, et al., And Wensink, et al., Loc cit), after which this was analyzed by restriction enzyme classification and also by nucleotide monitoring. In this manner, various recombinants containing the required pooled molecule were identified. These were then induced to produce interferon as described above C13) with the proviso that the cc

OO

30 tratie van 3/3-indoolacrylzuur ingesteld werd op 2,5 yg/cm .The tration of 3/3 indole acrylic acid was adjusted to 2.5 µg / cm.

Om radioactief interferon te bereiden werden bacteriën zoals beschreven, geïnduceerd, maar bij afwezigheid van casaminozuren en 3 bij aanwezigheid van 5 ug/cm 3,3-indoalacrylzuur. Aan het eind van ' ’ 3 de inductieperiode werden porties van 1 cm geïncubeerd gedurende 35 ld nog eens 15 minuten-met 5 yCi van een ‘C)-aminczuurmengsel. De 8100558 - 38 - bacteriën werden vervolgens gecentrifugeerd en het pellet gelyseerd 3 door toevoeging van 50 ydm van een mengsel van 10% (v/v) glycerol, 5% Cw/v) 2-mercaptoëthanol, 3% Cw/v) SDS, 62,5 mM tris-HCl, pH 6,8, 0,01% Cw/v) bromofenolblauw en verwarming gedurende 2 minuten op 5 90°C. Monsters werden vervolgens aan elektroforese onderworpen door 12,5% Cw/v) polyacrylamidegels volgens bekende methoden Czie b.v. Laemmli, U.K., C1970), Nature, 227, 680 - 685). De gel werd vervolgens gedroogd en autoradiografisch onderzocht om het interferon-polypeptide zichtbaar te maken Czie fig.12).To prepare radioactive interferon, bacteria were induced as described, but in the absence of casamino acids and 3 in the presence of 5 µg / cm 3,3-indoalacrylic acid. At the end of the 3 induction period, 1 cm aliquots were incubated for another 35 minutes with 5 yCi of a "C) -amic acid mixture. The 8100558-38 bacteria were then centrifuged and the pellet lysed by adding 50 µm of a mixture of 10% (v / v) glycerol, 5% Cw / v) 2-mercaptoethanol, 3% Cw / v) SDS, 62.5 mM tris-HCl, pH 6.8, 0.01% Cw / v) bromophenol blue and heating at 90 ° C for 2 minutes. Samples were then electrophoresed by 12.5% Cw / v) polyacrylamide gels by known methods C see e.g. Laemmli, U.K., C1970), Nature, 227, 680 - 685). The gel was then dried and autoradiographed to reveal the interferon polypeptide (see Figure 12).

10 810055810 8100558

Claims (43)

1. Gen voor de expressie van een eiwit met eigenschappen die lijken op die van menselijk interferon, omvattende een coderingsstreng en een complementaire streng, waarbij de coderingsstreng de volgende opvolging bevat: 5’ GGC. CAT. ACC. CAT. GGA. GAA. AGG. ACA. TTC. TAA. CTG. CM. CCT. -TTC.GAA.GCC.TTT.GCT.CTG. GCA.CAA.CAG.GTA.GTA.GGC.GAC.ACT.-GTT.CGT.GTT.GTC.AAC.ATG.ACC.AAC.AAG.TGT.CTC.CTC.CAA.ATT.-GCT.CTC.CTG.TTG.TGC.TTC.TCC.ACT.ACA.GCT.CTT.TCC.ATG.AGC.-TAC.AAC.TTG. CTT.GGA.TTC.CTA.CAA.AGA.AGC.AGC.AAT.TTT.CAG.-TGT.CAG.AAG.CTC.CTG.TGG.CAA.TTG.AAT.GGG.AGG.CTT.GAA.TAC.-TGC.CTC.AAG.GAC.AGG.ATG.AAC.TTT.GAC.ATC.CCT.GAG.GAG.ATT.-AAG.CAG.CTG.CAG.CAG.TTC.CAG.AAG. GAG.GAC.GCC. GCA.TTG.ACC.-ATC.TAT.GAG.ATG.CTC.CAG.AAC.ATC.TTT.GCT.ATT.TTC.AGA.CAA.- GAT. TCA.TCT.AGC.ACT.GGC.TGG.AAT.GAG.ACT.ATT.GTT.GAG.AAC.-CTC.CTG.GCT.AAT.GTC.TAT. CAT.CAG. ATA.AAC. CAT.CTG.AAG.ACA.-GTC.CTG.GAA.GAA.AAA.CTG,GAG.AAA.GAA.GAT.TTC.ACC.AGG.GGA.-AAA.CTC.ATG.AGC.AGT.CTG.CAC.CTG.AAA.AGA.TAT.TAT.GGG.AGG.-ATT.CTG. CAT.TAC.CTG.AAG.GCC.AAG.GAG.TAC.AGT.CAC.TGT.GCC.-TGG.ACC,ATA.GTC.AGA.GTG.GAA.ATC.CTA.AGG.AAC.TTT.TAC.TTC.-ATT.AAC.AGA.CTT.ACA.GGT.TAC.CTC.CGA.AAC.TGA.AGA.TCT.CCT.-AGC.CTG.TGC.CTC.TGG.GAC.TGG.ACA.ATT.GCT.TCA.AGC.ATT.CTT.-CAA.CCA.GCA.GAT.GCT.GTT.TAA.GTG.ACT.GAT.GGC.TAA.TGT.ACT.- GCA. TAT.GAA.AGG.ACA.CTA.GAA.GAT.TTT.GAA.ATT.TTT.ATT.AAA.- TTA.TGA.GTT.ATT.TTT.ATT.TAT.TTA.AAT.TTT.ATT.TTG,GAA.AAT.-AAA.TTA.TTT.TTG.GTG.CAA.AAG.TCA.ACA.TGG.CA 3' of een subeenheid daarvan of een equivalent daarvan.A gene for the expression of a protein having properties similar to that of human interferon, comprising a coding strand and a complementary strand, the coding strand containing the following sequence: 5'GGC. CAT. ACC. CAT. GGA. GAA. AGG. ACA. TTC. TAA. CTG. CM. CCT. -TTC.GAA.GCC.TTT.GCT.CTG. GCA.CAA.CAG.GTA.GTA.GGC.GAC.ACT.-GTT.CGT.GTT.GTC.AAC.ATG.ACC.AAC.AAG.TGT.CTC.CTC.CAA.ATT.-GCT.CTC. CTG.TTG.TGC.TTC.TCC.ACT.ACA.GCT.CTT.TCC.ATG.AGC.-TAC.AAC.TTG. CTT.GGA.TTC.CTA.CAA.AGA.AGC.AGC.AAT.TTT.CAG.-TGT.CAG.AAG.CTC.CTG.TGG.CAA.TTG.AAT.GGG.AGG.CTT.GAA.TAC .-TGC.CTC.AAG.GAC.AGG.ATG.AAC.TTT.GAC.ATC.CCT.GAG.GAG.ATT.-AAG.CAG.CTG.CAG.CAG.TTC.CAG.AAG. GAG.GAC.GCC. GCA.TTG.ACC.-ATC.TAT.GAG.ATG.CTC.CAG.AAC.ATC.TTT.GCT.ATT.TTC.AGA.CAA.- GAT. TCA.TCT.AGC.ACT.GGC.TGG.AAT.GAG.ACT.ATT.GTT.GAG.AAC.-CTC.CTG.GCT.AAT.GTC.TAT. CAT.CAG. ATA.AAC. CAT.CTG.AAG.ACA.-GTC.CTG.GAA.GAA.AAA.CTG, GAG.AAA.GAA.GAT.TTC.ACC.AGG.GGA.-AAA.CTC.ATG.AGC.AGT.CTG. CAC.CTG.AAA.AGA.TAT.TAT.GGG.AGG.-ATT.CTG. CAT.TAC.CTG.AAG.GCC.AAG.GAG.TAC.AGT.CAC.TGT.GCC.-TGG.ACC, ATA.GTC.AGA.GTG.GAA.ATC.CTA.AGG.AAC.TTT.TAC .TTC.-ATT.AAC.AGA.CTT.ACA.GGT.TAC.CTC.CGA.AAC.TGA.AGA.TCT.CCT.-AGC.CTG.TGC.CTC.TGG.GAC.TGG.ACA.ATT .GCT.TCA.AGC.ATT.CTT.-CAA.CCA.GCA.GAT.GCT.GTT.TAA.GTG.ACT.GAT.GGC.TAA.TGT.ACT.- GCA. TAT.GAA.AGG.ACA.CTA.GAA.GAT.TTT.GAA.ATT.TTT.ATT.AAA.- TTA.TGA.GTT.ATT.TTT.ATT.TAT.TTA.AAT.TTT.ATT.TTG , GAA.AAT.-AAA.TTA.TTT.TTG.GTG.CAA.AAG.TCA.ACA.TGG.CA 3 'or a subunit thereof or equivalent. 2. Gen volgens conclusie 1, waarvan de coderingsstreng de volgende opvolging bevat: 5’ GGC.CAT.ACC. CAT.GGA.GAA.AGG.ACA.TTC.TAA.CTG.CAA.CCT.-TTC.GAA.GCC.TTT.GCT.CTG. GCA.CAA.CAG.GTA.GTA.GGC.GAC.ACT.-GTT.CGT.GTT.GTC.AAC.ATG.ACC.AAC.AAG.TGT.CTC.CTC.CAA.ATT.-GCT.CTC.CTG.TTG.TGC.TTC.TCC.ACT.ACA.GCT.CTT.TCC.ATG.AGC.- 8 1 0 0 55 8 TAC. AAC. TTG .· CTT .GGA.TTC. CTA. CAA. AGA. AGC. AGC. AAT. TTT .CAG.-TGT.CAG.AAG.CTC.CTG.TGG.CAA.TTG.AAT.GGG.AGG.CTT.GAA.TAC.-TGC.CTC.AAG.GAC.AGG.ATG.AAC.TTT.GAC.ATC.CCT. GAG. GAG.ATT.-AAG.CAG.CTG.CAG.CAG.TTC.CAG.AAG. GAG.GAC.GCC. GCA.TTG. ACC. -ATC. TAT. GAG.ATG.CTC.CAG.AAC.ATC.TTT,GCT. ATT,TTC.AGA.CAA. - GAT. TCA.TCT.AGC.ACT.GGC.TGG,AAT.GAG.ACT.ATT.GTT.GAG.AAC.-CTC.CTG.GCT.AAT.GTC. TAT. CAT.CAG.ATA.AAC. CAT.CTG.AAG.ACA.-GTC.CTG.GAA.GAA.AAA.CTG. GAG.AAA.GAA. GAT.TTC.ACC.AGG.GGA.-AAA.CTC.ATG.AGC,AGT.CTG.CAC.CTG.AAA.AGA. TAT.TAT.GGG.AGG. -ATT.CTG.CAT.TAC.CTG.AAG.GCC.AAG. GAG.TAC.AGT.CAC.TGT.GCC. -TGG.ACC.ATA.GTC.AGA.GTG.GAA.ATC.CTA.AGG.AAC.TTT.TAC.TTC.-ATT.AAC.AGA.CTT.ACA.GGT.TAC.CTC.CGA.AAC.TGA.AGA.TCT.CCT.-AGC.CTG.TGC.CTC.TGG.GAC.TGG.ACA.ATT.GCT.TCA.AGC.ATT.CTT.-CAA. CCA. GCA.GAT.GCT.GTT. TAA.GTG. ACT. GAT.GGC.TAA.TGT.ACT.- GCA. TAT.GAA.AGG.ACA.CTA.GAA. GAT.TTT.GAA.ATT.TTT.ATT.AAA.-TTA.TGA.GTT.ATT.TTT.ATT.TAT.TTA.AAT.TTT.ATT.TTG.GAA.AAT.-AAA.TTA.TTT.TTG.GTG.CAA.AAG.TCA.ACA.TGG.CAG.TTT.TAA.TTT.-CGA.TTT. CAT.TTA, TAT.AAC.CA...3’ of een subeenheid daarvan of een equivalent daarvan.The gene of claim 1, the encoding string of which contains the following sequence: 5'GGC.CAT.ACC. CAT.GGA.GAA.AGG.ACA.TTC.TAA.CTG.CAA.CCT.-TTC.GAA.GCC.TTT.GCT.CTG. GCA.CAA.CAG.GTA.GTA.GGC.GAC.ACT.-GTT.CGT.GTT.GTC.AAC.ATG.ACC.AAC.AAG.TGT.CTC.CTC.CAA.ATT.-GCT.CTC. CTG.TTG.TGC.TTC.TCC.ACT.ACA.GCT.CTT.TCC.ATG.AGC.- 8 1 0 0 55 8 TAC. AAC. TTG. CTT .GGA.TTC. CTA. CAA. AGA. AGC. AGC. AAT. TTT .CAG.-TGT.CAG.AAG.CTC.CTG.TGG.CAA.TTG.AAT.GGG.AGG.CTT.GAA.TAC.-TGC.CTC.AAG.GAC.AGG.ATG.AAC.TTT. GAC.ATC.CCT. GAG. GAG.ATT.-AAG.CAG.CTG.CAG.CAG.TTC.CAG.AAG. GAG.GAC.GCC. GCA.TTG. ACC. -ATC. TAT. GAG.ATG.CTC.CAG.AAC.ATC.TTT, GCT. ATT, TTC.AGA.CAA. - HOLE. TCA.TCT.AGC.ACT.GGC.TGG, AAT.GAG.ACT.ATT.GTT.GAG.AAC.-CTC.CTG.GCT.AAT.GTC. TAT. CAT.CAG.ATA.AAC. CAT.CTG.AAG.ACA.-GTC.CTG.GAA.GAA.AAA.CTG. GAG.AAA.GAA. GAT.TTC.ACC.AGG.GGA.-AAA.CTC.ATG.AGC, AGT.CTG.CAC.CTG.AAA.AGA. TAT.TAT.GGG.AGG. -ATT.CTG.CAT.TAC.CTG.AAG.GCC.AAG. GAG.TAC.AGT.CAC.TGT.GCC. -TGG.ACC.ATA.GTC.AGA.GTG.GAA.ATC.CTA.AGG.AAC.TTT.TAC.TTC.-ATT.AAC.AGA.CTT.ACA.GGT.TAC.CTC.CGA.AAC. TGA.AGA.TCT.CCT.-AGC.CTG.TGC.CTC.TGG.GAC.TGG.ACA.ATT.GCT.TCA.AGC.ATT.CTT.-CAA. CCA. GCA.GAT.GCT.GTT. TAA.GTG. ACT. GAT.GGC.TAA.TGT.ACT.- GCA. TAT.GAA.AGG.ACA.CTA.GAA. GAT.TTT.GAA.ATT.TTT.ATT.AAA.-TTA.TGA.GTT.ATT.TTT.ATT.TAT.TTA.AAT.TTT.ATT.TTG.GAA.AAT.-AAA.TTA.TTT. TTG.GTG.CAA.AAG.TCA.ACA.TGG.CAG.TTT.TAA.TTT.-CGA.TTT. CAT.TTA, TAT.AAC.CA ... 3 "or a subunit or equivalent. 3. Gen volgens conclusie 1 of 2, waarvan de coderingsstreng de volgende opvolging omvat: 5’ GGC. CAT.ACC. CAT.GGA.GAA.AGG.ACA.TTC.TAA.CTG.CAA.-CCT.TTC.GAA.GCC.TTT.GCT.CTG. GCA.CAA.CAG.GTA.GTA.GGC.-GAC.ACT.GTT.CGT.GTT.GTC.AAC.ATG.ACC.AAC.AAG.TGT.CTC.-CTC.CAA.ATT.GCT.CTC.CTG.TTG.TGC.TTC.TCC.ACT.ACA.GCT.-CTT.TCC.ATG.AGC.TAC.AAC.TTG.CTT.GGA.TTC.CTA.CAA.AGA.-AGC.AGC.AAT.TTT.CAG.TGT.CAG.AAG.CTC.CTG.TGG.CAA.TTG.-AAT.GGG.AGG.CTT.GAA.TAT.TGC.CTC.AAG.GAC.AGG.ATG.AAC.-TTT.GAC.ATC.CCT.GAG.GAG.ATT.AAG.CAG.CTG.CAG.CAG.TTC.-CAG.AAG.GAG.GAC.GCC.GCA.TTG.ACC.ATC.TAT.GAG,ATG.CTC.-CAG.AAC.ATC.TTT.GCT.ATT.TTC.AGA.CAA.GAT.TCA.TCT.AGC.-ACT.GGC.TGG.AAT.GAG.ACT.ATT.GTT.GAG.AAC.CTC.CTG.GCT.-AAT.GTC.TAT. CAT.CAG.ATA.AAC. CAT.CTG,AAG.ACA.GTC.CTG, -GAA.GAA. AAA.CTG. GAG. AAA.GAA.GAT.TTC.ACC.AGG.GGA.AAA.-CTC.ATG.AGC.AGT.CTG.CAC.CTG.AAA.AGA.TAT.TAT.GGG.AGG.- 8100558 - 41 ATT.CTG. CAT.TAC.CTG.AAG,GCC.AAG.GAG.TAC.AGT.CAC.TGT.-GCC.TGG.ACC.ATA.GTC.AGA.GTG.GAA.ATC.CTA.AGG.AAC.TTT.-TAC.TTC.ATT.AAC.AGA.CTT.ACA.GGT.TAC.CTC.CGA.AAC.TGA.-AGA.TCT.CCT.AGC.CTG.TGC.CTC.TGG.GAC.TGG.ACA.ATT.GCT.-TCA.AGC.ATT.CTT.CAA.CCA.GCA.GAT.GCT.GTT.TAA.GTG.ACT.-GAT.GGC.TAA.TGT.ACT. GCA.TAT.GAA.AGG.ACA.CTA.GAA.GAT.-TTT.GAA.ATT.TTT.ATT.AAA.TTA.TGA.GTT.ATT.TTT.ATT.TAT.-TTA.AAT.TTT.ATT.TTG.GAA.AAT. AAA.TTA.TTT.TTG.GTG.CAA.-AAG.TCA.ACA.TGG.CAG.TTT.TAA.TTT.CGA.TTT.GAT.TTA.TAT.- AAC.CA..3’ of een subeanheid daarvan.Gene according to claim 1 or 2, the coding strand of which comprises the following sequence: 5'GGC. CAT.ACC. CAT.GGA.GAA.AGG.ACA.TTC.TAA.CTG.CAA.-CCT.TTC.GAA.GCC.TTT.GCT.CTG. GCA.CAA.CAG.GTA.GTA.GGC.-GAC.ACT.GTT.CGT.GTT.GTC.AAC.ATG.ACC.AAC.AAG.TGT.CTC.-CTC.CAA.ATT.GCT.CTC. CTG.TTG.TGC.TTC.TCC.ACT.ACA.GCT.-CTT.TCC.ATG.AGC.TAC.AAC.TTG.CTT.GGA.TTC.CTA.CAA.AGA.-AGC.AGC.AAT. TTT.CAG.TGT.CAG.AAG.CTC.CTG.TGG.CAA.TTG.-AAT.GGG.AGG.CTT.GAA.TAT.TGC.CTC.AAG.GAC.AGG.ATG.AAC.-TTT. GAC.ATC.CCT.GAG.GAG.ATT.AAG.CAG.CTG.CAG.CAG.TTC.-CAG.AAG.GAG.GAC.GCC.GCA.TTG.ACC.ATC.TAT.GAG, ATG.CTC .-CAG.AAC.ATC.TTT.GCT.ATT.TTC.AGA.CAA.GAT.TCA.TCT.AGC.-ACT.GGC.TGG.AAT.GAG.ACT.ATT.GTT.GAG.AAC.CTC .CTG.GCT.-AAT.GTC.TAT. CAT.CAG.ATA.AAC. CAT.CTG, AAG.ACA.GTC.CTG, -GAA.GAA. AAA.CTG. GAG. AAA.GAA.GAT.TTC.ACC.AGG.GGA.AAA.-CTC.ATG.AGC.AGT.CTG.CAC.CTG.AAA.AGA.TAT.TAT.GGG.AGG.- 8100558 - 41 ATT.CTG . CAT.TAC.CTG.AAG, GCC.AAG.GAG.TAC.AGT.CAC.TGT.-GCC.TGG.ACC.ATA.GTC.AGA.GTG.GAA.ATC.CTA.AGG.AAC.TTT.- TAC.TTC.ATT.AAC.AGA.CTT.ACA.GGT.TAC.CTC.CGA.AAC.TGA.-AGA.TCT.CCT.AGC.CTG.TGC.CTC.TGG.GAC.TGG.ACA.ATT .GCT.-TCA.AGC.ATT.CTT.CAA.CCA.GCA.GAT.GCT.GTT.TAA.GTG.ACT.-GAT.GGC.TAA.TGT.ACT. GCA.TAT.GAA.AGG.ACA.CTA.GAA.GAT.-TTT.GAA.ATT.TTT.ATT.AAA.TTA.TGA.GTT.ATT.TTT.ATT.TAT.-TTA.AAT.TTT. ATT.TTG.GAA.AAT. AAA.TTA.TTT.TTG.GTG.CAA.-AAG.TCA.ACA.TGG.CAG.TTT.TAA.TTT.CGA.TTT.GAT.TTA.TAT.- AAC.CA..3 'or a subunit thereof. 4, Gen volgens een of meer van de conclusies 1-3, waarvan de coderingsstreng de volgende opvolging omvat: 5' TTC.TAA.CTG.CAA.CCT.TTC.GAA.GCC.TTT.GCT.CTG.GCA.-CAA.CAG.GTA.GTA.GGC.GAC.ACT.GTT.CGT.GTT.GTC.AAC.ATG.-ACC.AAC.AAG.TGT.CTC.CTC.CAA.ATT.GCT.CTC.CTG.TTG.TGC.-TTC.TCC.ACT.ACA.GCT.CTT.TCC.ATG.AGC.TAC.AAC.TTG.CTT.-GGA.TTC.CTA.CAA.AGA.AGC.AGC.AAT.TTT.CAG.TGT.CAG.AAG.-CTC.CTG.TGG.CAA.TTG.AAT.GGG.AGG.CTT.GAA.TAC.TGC.CTC.-AAG.GAC.AGG.ATG.AAC.TTT.GAC.ATC.CCT.GAG.GAG.ATT.AAG.-CAG.CTG.CAG.CAG.TTC.CAG.AAG.GAG.GAC.GCC.GCA.TTG.ACC.-ATC.TAT.GAG.ATG.CTC.CAG.AAC.ATC.TTT.GCT.ATT.TTC.AGA.-CAA.GAT.TCA.TCT.AGC.ACT.GGC.TGG.AAT.GAG.ACT.ATT.GTT.-GAG.AAC.CTC.CTG.GCT.AAT.GTC.TAT.CAT.CAG.ATA.AAC. CAT.-CTG.AAG.ACA.GTC.CTG.GAA.GAA.AAA.CTG.GAG.AAA.GAA.GAT.-TTC.ACC.AGG,GGA.AAA.CTC.ATG.AGC.AGT.CTG.CAC.CTG.AAA.-AGA.TAT.TAT.GGG.AGG.ATT.CTG. CAT.TAC.CTG.AAG.GCC.AAG.-GAG.TAC.AGT.CAC.TGT.GCC.TGG.ACC.ATA.GTC.AGA.GTG.GAA.-ATC.CTA.AGG.AAC.TTT.TAC.TTC.ATT.AAC.AGA.CTT.ACA.GGT.-TAC.CTC.CGA.AAC.TGA.AGA.TCT.CCT.AGC.CTG.TGC.CTC.TGG.-GAC.TGG.ACA.ATT.GCT.TCA.AGC.ATT.CTT.CAA.CCA.GCA.GAT.-GCT.GTT.TAA.GTG.ACT.GAT.GGC.TAA.TGT.ACT.GCA.TAT.GAA.-AGG.ACA.CTA.GAA.GAT.TTT.GAA.ATT.TTT.ATT.AAA.TTA.TGA.-GTT «ATi,!ίi.A ii.ιAT.TTA.AAT.1iT.Aii,iTG.GAA.AAi.AAA.-TTA.TTT.liG.GiG.CAA.AAG.TC,.3’ of een equivalent daarvan. 8100558 42 - 5The gene according to any of claims 1 to 3, the encoding strand of which comprises the following sequence: 5 'TTC.TAA.CTG.CAA.CCT.TTC.GAA.GCC.TTT.GCT.CTG.GCA.-CAA .CAG.GTA.GTA.GGC.GAC.ACT.GTT.CGT.GTT.GTC.AAC.ATG.-ACC.AAC.AAG.TGT.CTC.CTC.CAA.ATT.GCT.CTC.CTG.TTG. TGC.-TTC.TCC.ACT.ACA.GCT.CTT.TCC.ATG.AGC.TAC.AAC.TTG.CTT.-GGA.TTC.CTA.CAA.AGA.AGC.AGC.AAT.TTT.CAG. TGT.CAG.AAG.-CTC.CTG.TGG.CAA.TTG.AAT.GGG.AGG.CTT.GAA.TAC.TGC.CTC.-AAG.GAC.AGG.ATG.AAC.TTT.GAC.ATC. CCT.GAG.GAG.ATT.AAG.-CAG.CTG.CAG.CAG.TTC.CAG.AAG.GAG.GAC.GCC.GCA.TTG.ACC.-ATC.TAT.GAG.ATG.CTC.CAG. AAC.ATC.TTT.GCT.ATT.TTC.AGA.-CAA.GAT.TCA.TCT.AGC.ACT.GGC.TGG.AAT.GAG.ACT.ATT.GTT.-GAG.AAC.CTC.CTG. GCT.AAT.GTC.TAT.CAT.CAG.ATA.AAC. CAT.-CTG.AAG.ACA.GTC.CTG.GAA.GAA.AAA.CTG.GAG.AAA.GAA.GAT.-TTC.ACC.AGG, GGA.AAA.CTC.ATG.AGC.AGT.CTG. CAC.CTG.AAA.-AGA.TAT.TAT.GGG.AGG.ATT.CTG. CAT.TAC.CTG.AAG.GCC.AAG.-GAG.TAC.AGT.CAC.TGT.GCC.TGG.ACC.ATA.GTC.AGA.GTG.GAA.-ATC.CTA.AGG.AAC.TTT. TAC.TTC.ATT.AAC.AGA.CTT.ACA.GGT.-TAC.CTC.CGA.AAC.TGA.AGA.TCT.CCT.AGC.CTG.TGC.CTC.TGG.-GAC.TGG.ACA. ATT.GCT.TCA.AGC.ATT.CTT.CAA.CCA.GCA.GAT.-GCT.GTT.TAA.GTG.ACT.GAT.GGC.TAA.TGT.ACT.GCA.TAT.GAA.-AGG. ACA.CTA.GAA.GAT.TTT.GAA.ATT.TTT.ATT.AAA.TTA.TGA.-GTT «ATi,! Ίi.A ii.ιAT.TTA.AAT.1iT.Aii, iTG.GAA.AAi .AAA.-TTA.TTT.liG.GiG.CAA.AAG.TC, .3 'or equivalent. 8100558 42 - 5 5. AT G.AGC.TAC.AAC.TTG.CTT.GGA.TTC.CTA.CAA.AGA.AGC.-AGC.AAT.TTT.CAG.TGT.CAG.AAG.CTC.CTG.TGG.CAA.TTG.MT.-GGG. AGG. CTT. GM. TAC; TGC. CTC. AAG. GAC. AGG. ATG . AAC, TTT. -GAC.ATC.CCT.GAG.GAG.ATT.AAG.CAG.CTG.CAG.CAG.TTC.CAG.-MG. GAG. GAC. GCC. GCA, TTG. ACC. ATC. TAT. GAG. ATG. CTC .CAG.-AAC. ATC.TTT. GCT. ATT.TTC. AGA. CM. GAT.TCA.TCT. AGC, ACT.-GGC.TGG.AAT.GAG.ACT.ATT.GTT.GAG.AAC.CTC.CTG.GCT.AAT.-GTC. TAT. CAT. CAG. ATA. AAC. CAT. CTG. AAG. ACA ,GTC. CTG. GM. -GAA. MA. CTG. GAG. AAA. GAA. GAT. TTC. ACC. AGG. GGA. AAA. CTC.-ATG.AGC.AGT.CTG.CAC.CTG.AAA.AGA. TAT.TAT.GGG.AGG.ATT.-CTG. CAT1 TAC. CTG. AAG. GCC. AAG. GAG. TAC. AGT. CAC .TGT.GCC.-TGG.ACC.ATA.TGC.AGA.GTG.GAA.ATC.CTA.AGG.AAC.TTT.TAC.-TTC.ATT.AAC.AGA.CTT.ACA.GGT.TAC.CTC.CGA.AAC.TGA. 3’ of een equivalent daarvan.5. AT G.AGC.TAC.AAC.TTG.CTT.GGA.TTC.CTA.CAA.AGA.AGC.-AGC.AAT.TTT.CAG.TGT.CAG.AAG.CTC.CTG.TGG.CAA. TTG.MT.-GGG. AGG. CTT. GM. TAC; TGC. CTC. AAG. GAC. AGG. ATG. AAC, TTT. -GAC.ATC.CCT.GAG.GAG.ATT.AAG.CAG.CTG.CAG.CAG.TTC.CAG.-MG. GAG. GAC. GCC. GCA, TTG. ACC. ATC. TAT. GAG. ATG. CTC .CAG.-AAC. ATC.TTT. GCT. ATT.TTC. AGA. CM. GAT.TCA.TCT. AGC, ACT.-GGC.TGG.AAT.GAG.ACT.ATT.GTT.GAG.AAC.CTC.CTG.GCT.AAT.-GTC. TAT. CAT. CAG. ATA. AAC. CAT. CTG. AAG. ACA, GTC. CTG. GM. -GAA. MA. CTG. GAG. AAA. GAA. HOLE. TTC. ACC. AGG. GGA. AAA. CTC.-ATG.AGC.AGT.CTG.CAC.CTG.AAA.AGA. TAT.TAT.GGG.AGG.ATT.-CTG. CAT1 TAC. CTG. AAG. GCC. AAG. GAG. TAC. AGT. CAC .TGT.GCC.-TGG.ACC.ATA.TGC.AGA.GTG.GAA.ATC.CTA.AGG.AAC.TTT.TAC.-TTC.ATT.AAC.AGA.CTT.ACA.GGT.TAC. CTC.CGA.AAC.TGA. 3 "or equivalent. 5. ATG. ACC.MC,AAG.TGT. CTC.CTC. CAA. ATT.GCT. CTC.CTG.TTG.-TGC.TTC.TCC.ACT.ACA.GCT.CTT.TCC.ATG.AGC.TAC.AAC.TTG.-CTT.GGA.TTC.CTA.CAA.AGA.AGC.AGC.AAT.TTT.CAG.TGT.CAG.-MG. CTC. CTG. TGG. CAA. TTG. AAT. GGG. AGG. CTT. GAA. TAC. TGC. -CTC. AAG. GAC. AGG. ATG. MC. TTT. GA C. ATC. CCT. GAG. GAG. ATT. - : 10 15 20 25 30 AAG.CAG.CTG.CAG.CAG.TTC.CAG.AAG.GAG.GAC.GCC.GCA.TTG.-ACC.ATC.TAT.GAG.ATG.CTC.CAG.AAC.ATC.TTT.GCT.ATT.TTC.-AGA. CAA. GAT .TCA.TCT. AGC. ACT. GGC. TGG. MT. GAG. ACT.. ATT .· -GTT. GAG.AAC.CTC.CTG.GCT.AAT.GTC.TAT. CAT.CAG.ATA.AAC.-CAT. CTG. MG. ACA. GTC. CTG. GAA. GM. AAA. CTG. GAG.AAA, GAA. -GAT.TTC.ACC.AGG.GGA.AAA.CTC.ATG.AGC.AGT.CTG.CAC.CTG.-AAA.AGA.TAT. TAT.GGG.AGG, ATT.CTG. CAT.TAC.CTG.AAG.GCC.-AAG.GAG.TAC.AGT.CAC.TGT.GCC.TGG.ACC.ATA.GTC.AGA.GTG.-GAA.ATC.CIA.AGG.AAC.TTT.TAC.TTC.ATT.AAC.AGA.CTT.ACA.-GGT.TAC.CTC.CGA.AAC.TGA... 3’ of een equivalent daarvan.5. ATG. ACC.MC, AAG.TGT. CTC.CTC. CAA. ATT.GCT. CTC.CTG.TTG.-TGC.TTC.TCC.ACT.ACA.GCT.CTT.TCC.ATG.AGC.TAC.AAC.TTG.-CTT.GGA.TTC.CTA.CAA.AGA.AGC.AGC. AAT.TTT.CAG.TGT.CAG.-MG. CTC. CTG. TGG. CAA. TTG. AAT. GGG. AGG. CTT. GAA. TAC. TGC. -CTC. AAG. GAC. AGG. ATG. MC. TTT. GA C. ATC. CCT. GAG. GAG. ATT. -: 10 15 20 25 30 AAG.CAG.CTG.CAG.CAG.TTC.CAG.AAG.GAG.GAC.GCC.GCA.TTG.-ACC.ATC.TAT.GAG.ATG.CTC.CAG.AAC. ATC.TTT.GCT.ATT.TTC.-AGA. CAA. HOLE .TCA.TCT. AGC. ACT. GGC. TGG. MT. GAG. ACT .. ATT. · -GTT. GAG.AAC.CTC.CTG.GCT.AAT.GTC.TAT. CAT.CAG.ATA.AAC.-CAT. CTG. MG. ACA. GTC. CTG. GAA. GM. AAA. CTG. GAG.AAA, GAA. -GAT.TTC.ACC.AGG.GGA.AAA.CTC.ATG.AGC.AGT.CTG.CAC.CTG.-AAA.AGA.TAT. TAT.GGG.AGG, ATT.CTG. CAT.TAC.CTG.AAG.GCC.-AAG.GAG.TAC.AGT.CAC.TGT.GCC.TGG.ACC.ATA.GTC.AGA.GTG.-GAA.ATC.CIA.AGG.AAC.TTT. TAC.TTC.ATT.AAC.AGA.CTT.ACA.-GGT.TAC.CTC.CGA.AAC.TGA ... 3 'or equivalent. 5. Gen volgens een of meer van de conclusies 1-3, waarvan de coderingsstreng de volgende opvolging omvat:Gene according to one or more of claims 1 to 3, the encoding strand of which comprises the following sequence: 6. Gen volgens een of meer van de conclusies 1-3, waarvan de coderingsstreng de volgende opvolging omvat:Gene according to one or more of claims 1-3, the coding strand of which comprises the following sequence: 7. Subeenheid van een gen volgens een of meer van de conclu- 8100558 35 - 43 - siss 1-6.Subunit of a gene according to one or more of claims 8100558 35 - 43 - siss 1-6. 8. Gen of equivalent daarvan of een subeenheid daarvan, volgens een of meer van de conclusies 1 - 7, in wezen zoals hier beschreven.The gene or equivalent thereof or a subunit thereof, according to any of claims 1 to 7, essentially as described herein. 9. Werkwijze voor de bereiding van een gen of een equivalent daarvan of een subeenheid daarvan, volgens een of meer van de conclusies 4-8, waarbij polyA-mRNA wordt geïsoleerd uit geïnduceerde fibroblastcellen, enkelstrengs cDNA wordt gesynthetiseerd onder toepassing van oligo dT primer en omgekeerde transcriptase en dub-belstrengs DNA daaruit wordt gesynthetiseerd onder toepassing van omgekeerde transcriptase of E. coli DNA polymerase I en desgewenst een primer.A method for the preparation of a gene or an equivalent thereof or a subunit thereof, according to any of claims 4-8, wherein polyA mRNA is isolated from induced fibroblast cells, single-stranded cDNA is synthesized using oligo dT primer and reverse transcriptase and double-stranded DNA is synthesized therefrom using reverse transcriptase or E. coli DNA polymerase I and optionally a primer. 10. Werkwijze voor de bereiding van een gen of een equivalent daarvan of een subeenheid daarvan, volgens een of meer van de conclusies 4-8, waarbij mRNA wordt geïsoleerd uit geïnduceerde fibroblastcellen, enkelstrengs cDNA wordt gesynthetiseerd onder toepassing van een specifieke primer en omgekeerde transcriptase en dubbelstrengs DNA daaruit wordt gesynthetiseerd onder toepassing van omgekeerde transcriptase of E. coli DNA polymerase I, en desgewenst een primer.A method for the preparation of a gene or an equivalent thereof or a subunit thereof, according to any of claims 4-8, wherein mRNA is isolated from induced fibroblast cells, single-stranded cDNA is synthesized using a specific primer and reverse transcriptase and double-stranded DNA is synthesized therefrom using reverse transcriptase or E. coli DNA polymerase I, and optionally a primer. 11. Werkwijze volgens conclusie 9 of 10, waarbij in de derde trap een primer wordt gebruikt.The method of claim 9 or 10, wherein a primer is used in the third step. 12. Werkwijze volgens een of meer van de conclusies 9-11, waarbij het reactiemengsel na de tweede trap en/of de derde trap wordt gefractioneerd.A method according to any of claims 9-11, wherein the reaction mixture is fractionated after the second stage and / or the third stage. 13. Werkwijze volgens een of meer van de conclusies 9 - 12, waarbij zelf op gang brengen na de tweede trap wordt belemmerd.The method of any of claims 9-12, wherein self-initiation after the second stage is inhibited. 14. Werkwijze volgens een of meer van de conclusies 9 - 13, waarbij het produkt na cloning wordt geïdentificeerd door een primer te gebruiken voor het onderzoeken van de kolonies.The method of any of claims 9-13, wherein the post-cloning product is identified by using a primer to examine the colonies. 15. Werkwijze volgens een Gf meer van de conclusies 9-14 voor de bereiding van een gen of een equivalent daarvan of een subeenheid daarvan, volgens een of meer van de conclusies 4 - 8, in wezen zoals hier beschreven.A method according to a Gf more of claims 9-14 for the preparation of a gene or an equivalent thereof or a subunit thereof, according to one or more of claims 4-8, essentially as described herein. 16. Gen of een equivalent daarvan of een subeenheid daarvan vol- 8100558 • 5 - 44 - • 5 - 44 - 10 15 20 25 30 gens een of meer van de conclusies 4-8, bereid met een werkwijze volgens een of meer van de conclusies 9-15.A gene or an equivalent thereof or a subunit thereof according to one or more of claims 4-8, prepared by a method according to one or more of the following claims: 8100558 • 5 - 44 - • 5 - 44 - 10 15 20 25 30 claims 9-15. 17. Werkwijze voor de bereiding van een gen of een equivalent daarvan of een subeenheid daarvan volgens een of meer van de conclusies 1-3, waarbij als sonde een molecuul wordt gebruikt met een opvolging van een gen of een equivalent daarvan of een subeenheid daarvan volgens een of meer van de conclusies ;1 - 8 of 16 voor het isoleren uit menselijk chromosomaal DNA van een menselijk chromosomaal interferon-gen.A method for the preparation of a gene or an equivalent thereof or a subunit thereof according to one or more of claims 1-3, wherein a molecule is used as probe with a sequence of a gene or an equivalent thereof or a subunit thereof according to any of claims 1 to 8 or 16 for isolating a human chromosomal interferon gene from human chromosomal DNA. 18. Werkwijze volgens conclusie 17 voor de bereiding van een gen of een equivalent daarvan of een subeenheid daarvan, volgens een of meer van de conclusies 1 - 3, in wezen zoals hier beschreven.A method according to claim 17 for the preparation of a gene or an equivalent thereof or a subunit thereof, according to one or more of claims 1 to 3, essentially as described herein. 19. Gen of equivalent daarvan of een subeenheid daarvan volgens een .of meer van de conclusies 1-3, bereid met een werkwijze volgens conclusie 17 of 18.A gene or equivalent thereof or a subunit thereof as claimed in one or more of claims 1 to 3, prepared by a method according to claim 17 or 18. 20. Werkwijze voor de bereiding van een gen of een equivalent daarvan of een subeenheid daarvan, dat een gedeelte gemeenschappelijk met of verwant aan een gedeelte van een gen of een equivalent daarvan of een subeenheid daarvan volgens een of meer van de conclusies 1-3 heeft, waarbij als sonde een molecuul wordt gebruikt met een opvolging, die correspondeert met tenminste een deel van het gemeenschappelijke of verwante deel voor het isoleren uit menselijk chromosomaal DNA van een menselijk chromosomaal gen.A method for the preparation of a gene or an equivalent thereof or a subunit thereof having a portion in common with or related to a portion of a gene or an equivalent thereof or a subunit thereof according to any of claims 1-3 wherein a molecule is used as probe with a sequence corresponding to at least part of the common or related part for the isolation from human chromosomal DNA of a human chromosomal gene. 21. Werkwijze voor de bereiding van een gen of een equivalent daarvan of een subeenheid daarvan dat een deel gemeenschappelijk met of verwant aan een deel van een gen of een equivalent daarvan of een subeenheid daarvan volgens een of meer van de conclusies 1-3 heeft, in wezen zoals hier beschreven.A method for the preparation of a gene or an equivalent thereof or a subunit thereof having a part in common with or related to a part of a gene or an equivalent thereof or a subunit thereof according to one or more of claims 1 to 3, essentially as described here. 22. Gen of equivalent daarvan of subeenheid daarvan dat een deel gemeenschappelijk met of verwant aan een deel van een gen of een equivalent daarvan of een subeenheid daarvan volgens een of meer van de conclusies 1-3 heeft, bereid met een werkwijze volgens conclusie 20 of 21.Gene or equivalent thereof or subunit thereof having a portion in common with or related to a portion of a gene or an equivalent thereof or a subunit thereof according to any of claims 1-3, prepared by a method according to claim 20 or 21. 23. Plasmiderecombinant, omvattende een plasmidevector met daarin ingébracht op een inbrengingsplaats een gen of een subeenheid 8100558 35 - 45 - daarvan of een equivalent daarvan volgens een of meer van de conclusies 1 - 8, 18 of 19, welk plasmiderecombinant vertaling in de correcte fase mogelijk maakt voor bet mRNA, dat overeenstemt met het ingebrachte gen of subeenheid daarvan of equivalent daarvan en 5 een bacteriële promotor heeft stroomopwaarts van of naast de in- t brengingsplaats zodat het ingebrachte gen of subeenheid daarvan of equivalent daarvan onder bacteri'&le promotorcontrole staat.A plasmid recombinant, comprising a plasmid vector having introduced into an insertion site a gene or a subunit 8100558 35 - 45 - thereof or an equivalent thereof according to any one of claims 1 - 8, 18 or 19, which plasmid recombinant translation is in the correct phase. allows the mRNA corresponding to the introduced gene or subunit thereof or equivalent thereof and has a bacterial promoter upstream of or adjacent to the insertion site so that the inserted gene or subunit or equivalent thereof is under bacterial promoter control. 24. Plasmiderecombinant volgens conclusie 23, omvattende daarin ingébracht meerdere genen of subeenheden daarvan of equivalenten 10 daarvan volgens een of meer van de conclusies 1 - 8, 16 of 19.The plasmid recombinant according to claim 23, comprising a plurality of genes or subunits thereof or equivalents introduced therein according to any one of claims 1 to 8, 16 or 19. 25. Plasmiderecombinant volgens conclusie 23 of 24, omvattende meerdere bacteriële promotors.Plasmid recombinant according to claim 23 or 24, comprising a plurality of bacterial promoters. 26. Plasmiderecombinant volgens een of meer van de conclusies 23 - 25, omvattende tenminste één trp-promotor.Plasmid recombinant according to one or more of claims 23 to 25, comprising at least one trp promoter. 27. Plasmiderecombinant volgens een of meer van de conclusies 23 - 26, welke tenminste een deel van de DNA-opvolging die verantwoordelijk is voor verdunning van de transcriptie, mist.Plasmid recombinant according to one or more of claims 23 to 26, which lacks at least part of the DNA follow-up responsible for transcription dilution. 28. Plasmiderecombinant volgens een of meer van de conclusies 23 - 27, omvattende een gemodificeerd derivaat van pWT 501.Plasmid recombinant according to one or more of claims 23 to 27, comprising a modified derivative of pWT 501. 29. Plasmiderecombinant volgens een of meer van de conclusies 23 - 28, omvattende een plasmidevector met daarin ingébracht een gen of een subeenheid daarvan of een equivalent daarvan volgens een of meer van de conclusies 1 - 8, 16 of 19, dat ook codeert voor een initiatiecodon en/of tenminste een deel van een ribosoom bindings-25 plaats.Plasmid recombinant according to one or more of claims 23 to 28, comprising a plasmid vector having a gene or a subunit thereof or an equivalent thereof according to one or more of claims 1 to 8, 16 or 19 encoded therein, which also encodes a initiation codon and / or at least part of a ribosome binding site. 30. Plasmiderecombinant volgens een of meer van de conclusies 23 - 29, in wezen zoals hier beschreven.Plasmid recombinant according to one or more of claims 23 to 29, essentially as described herein. 31. Werkwijze voor de bereiding van een plasmiderecombinant volgens een of meer van de conclusies 23 - 30, omvattende het inbren- 30 gen van een gen of een subeenheid daarvan of een equivalent daarvan volgens een of meer van de conclusies 1-8, 16 of 19 in een in-brengingspiaars van een geschikte plasmidevector.31. A process for the preparation of a plasmid recombinant according to any of claims 23-30, comprising the introduction of a gene or a subunit thereof or an equivalent thereof according to any one of claims 1-8, 16 or 19 into an insertion pair of a suitable plasmid vector. 32. Werkwijze volgens conclusie 31, omvattende: isolatie van een trp-promotor bevattend ongeveer 150 bp Hind III fragment uit pWT 35 501,- zelfligatiej partiele ontsluiting met Taq Ij behandeling met 81 0 0 55 8 5 - 46 - S1-nucleasej behandeling met E. coli DNA-polymerase I; restrictie met Hind III; isolatie van een trp-promotor bevattend ongeveer 100 bp fragment; ligatie aan een ongeveer 700 bp fragment, verkregen door behandeling van een recombinantplasmide van pWT 231, dat een gen of een subeenheid daarvan of een equivalent daarvan volgens een of meer van de conclusies 1 - 8, .16 of 19 bevat met Sac I, Sl-nuclease, E. coli DNA-polymerase I en Hind III; restrictie met Hind III; en ligatie aan met Hind III tot 'restrictie gebracht, met bacte rieel basisch fosfatase behandeld pAT 153. 10 15 20 25 30A method according to claim 31, comprising: isolation of a trp promoter containing approximately 150 bp Hind III fragment from pWT 35 501 self-ligation partial digestion with Taq Ij treatment with 81 0 0 55 8 5-46-S1 nuclease treatment with E. coli DNA polymerase I; restriction with Hind III; isolation of a trp promoter containing about 100 bp fragment; ligation to an approximately 700 bp fragment obtained by treatment of a recombinant plasmid of pWT 231 containing a gene or a subunit thereof or equivalent according to any one of claims 1 to 8, 16 or 19 with Sac I, Sl nuclease, E. coli DNA polymerase I and Hind III; restriction with Hind III; and ligation to Hind III restrained bacterial basic phosphatase treated pAT 153. 10 15 20 25 30 33. Werkwijze volgens conclusie 31 of 32, in wezen zoals hier beschreven.The method of claim 31 or 32, essentially as described herein. 34. Plasmiderecombinant volgens een of meer van de conclusies 23 - 30, bereid met een werkwijze volgens een of meer van de conclusies' 31 - 33.34. Plasmid recombinant according to one or more of claims 23 - 30, prepared by a method according to one or more of claims' 31 - 33. 35. Cel, omvattend daarin ingébracht een gen of een subeenheid daarvan of een equivalent daarvan volgens een of meer van de conclusies 1 - 8, 16 of 19, of een plasmiderecombinant volgens een of meer van de conclusies 23 - 30 of 34.A cell comprising a gene or a subunit thereof or an equivalent thereof as claimed in any one of claims 1 to 8, 16 or 19 or a plasmid recombinant according to any of claims 23 to 30 or 34 inserted therein. 36. Cel volgens conclusie 35, welke een E. coli K.-12 HB101-cel is.The cell of claim 35, which is an E. coli K.-12 HB101 cell. 37. Cel volgens conclusie 35 of 36, in wezen zoals hier beschreven.The cell of claim 35 or 36, essentially as described herein. 38. Werkwijze voor de bereiding van een cel volgens een of meer van de conclusies 35 - 37, omvattende het inbrengen van een gen of een subeenheid daarvan of een equivalent daarvan volgens een of meer van de conclusies 1-8, 16 of 19, of een plasmiderecombinant volgens een of meer van de conclusies 23 - 30 of 34 in een cel.A method for the preparation of a cell according to any one of claims 35-37, comprising introducing a gene or a subunit thereof or an equivalent thereof according to any one of claims 1-8, 16 or 19, or a plasmid recombinant according to any of claims 23 to 30 or 34 in a cell. 39. Werkwijze volgens conclusie 38, in wezen zoals hier beschreven.The method of claim 38, essentially as described herein. 40. Cel volgens een of meer van de conclusies 35 - 37, bereid met een werkwijze volgens conclusie 38 of 39.The cell of any one of claims 35 to 37, prepared by a method of claim 38 or 39. 41. Werkwijze voor de bereiding van een eiwit met eigenschappen die lijken op die van menselijk interferon, waarbij een cel wordt gekweekt volgens een of meer van de conclusies 35 - 37 of 40 en tot expressie gebracht eiwit wordt gewonnen. 35 8100558 - 47A method for the preparation of a protein having properties similar to that of human interferon, wherein a cell is cultivated according to one or more of claims 35-37 or 40 and recovered expressed protein. 35 8100558 - 47 42. Werkwijzs volgens conclusie 41, in wezen zoals hier beschreven.The method of claim 41, essentially as described herein. 43. Eiwit met eigenschappen, die lijken op die van menselijk interferon, bereid met een werkwijze volgens conclusie 41 of 42. 8 1 0 0 55 843. Protein with properties similar to that of human interferon prepared by a method according to claim 41 or 42. 8 1 0 0 55 8
NL8100558A 1980-02-06 1981-02-05 RECOMBINANT DNA TECHNIQUE FOR THE PREPARATION OF A PROTEIN LIKE A HUMAN INTERFERON; GEN FOR THE EXPRESSION OF SUCH PROTEIN; SUB-UNIT OF SUCH A GEN; METHOD FOR THE PREPARATION OF SUCH A GEN OR SUCH SUB-UNIT; PLASMIC RECOMBINANT; METHOD FOR THE PREPARATION THEREOF; CELL CONTAINING SUCH A GEN, SUB-UNIT OF IT, OR PLASMIC COMBINANT; METHOD FOR PREPARING SUCH A CELL; PROCESS FOR PREPARING A PROTEIN; SO PREPARED PROTEIN. NL8100558A (en)

Applications Claiming Priority (12)

Application Number Priority Date Filing Date Title
GB8003947 1980-02-06
GB8003947 1980-02-06
GB8006712 1980-02-28
GB8006712 1980-02-28
GB8012666 1980-04-17
GB8012666 1980-04-17
GB8013592 1980-04-24
GB8013592 1980-04-24
GB8015646 1980-05-12
GB8015646 1980-05-12
GB8036951 1980-11-18
GB8036951 1980-11-18

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8100558A true NL8100558A (en) 1981-09-01

Family

ID=27546780

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8100558A NL8100558A (en) 1980-02-06 1981-02-05 RECOMBINANT DNA TECHNIQUE FOR THE PREPARATION OF A PROTEIN LIKE A HUMAN INTERFERON; GEN FOR THE EXPRESSION OF SUCH PROTEIN; SUB-UNIT OF SUCH A GEN; METHOD FOR THE PREPARATION OF SUCH A GEN OR SUCH SUB-UNIT; PLASMIC RECOMBINANT; METHOD FOR THE PREPARATION THEREOF; CELL CONTAINING SUCH A GEN, SUB-UNIT OF IT, OR PLASMIC COMBINANT; METHOD FOR PREPARING SUCH A CELL; PROCESS FOR PREPARING A PROTEIN; SO PREPARED PROTEIN.

Country Status (8)

Country Link
AU (1) AU545758B2 (en)
DE (1) DE3103714A1 (en)
DK (1) DK33181A (en)
FR (1) FR2481316B1 (en)
IL (1) IL61994A0 (en)
IT (1) IT1170688B (en)
NL (1) NL8100558A (en)
SE (1) SE8100581L (en)

Families Citing this family (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2052516B (en) * 1979-06-01 1983-06-29 Searle & Co Plasmid vectors production and use thereof
DE3005897A1 (en) * 1980-02-16 1981-09-03 Hoechst Ag, 6000 Frankfurt GENERAL PRODUCT OF A HIGHER ORGANISM FROM A MICROORGANISM CONTAINING THIS GENE
DE3005843A1 (en) * 1980-02-16 1981-09-10 Hoechst Ag, 6000 Frankfurt GENERAL PRODUCT OF A HIGHER ORGANISM FROM A MICROORGANISM CONTAINING THIS GENE
ZA811368B (en) * 1980-03-24 1982-04-28 Genentech Inc Bacterial polypedtide expression employing tryptophan promoter-operator
KR860001471B1 (en) 1980-04-03 1986-09-26 비오겐 엔. 브이 Manufacturing process of human fibroblast interferon (ifn- ) poly peptides
FR2490675B1 (en) * 1980-09-25 1985-11-15 Genentech Inc MICROBIAL PRODUCTION OF HUMAN FIBROPLASTER INTERFERON
DE3932311A1 (en) * 1989-09-28 1991-04-11 Boehringer Ingelheim Int Purifying equine interferon beta - using anion and cation-exchange columns, useful for antiviral or immuno:modulatory medicament

Family Cites Families (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
AU538665B2 (en) * 1979-10-30 1984-08-23 Juridical Foundation, Japanese Foundation For Cancer Research Human interferon dna
IL58765A (en) * 1979-11-21 1986-09-30 Yeda Res & Dev Process for the production of essentially pure messenger rna of human fibroblast interferon and process for the production of interferon beta
DE3005843A1 (en) * 1980-02-16 1981-09-10 Hoechst Ag, 6000 Frankfurt GENERAL PRODUCT OF A HIGHER ORGANISM FROM A MICROORGANISM CONTAINING THIS GENE
KR860001471B1 (en) * 1980-04-03 1986-09-26 비오겐 엔. 브이 Manufacturing process of human fibroblast interferon (ifn- ) poly peptides
EP0042246B1 (en) * 1980-06-12 1987-03-18 The Cancer Institute Of Japanese Foundation For Cancer Research Plasmid
FR2490675B1 (en) * 1980-09-25 1985-11-15 Genentech Inc MICROBIAL PRODUCTION OF HUMAN FIBROPLASTER INTERFERON

Also Published As

Publication number Publication date
SE8100581L (en) 1981-08-07
IT1170688B (en) 1987-06-03
AU6678781A (en) 1981-08-13
IT8147715A0 (en) 1981-02-04
IL61994A0 (en) 1981-02-27
AU545758B2 (en) 1985-08-01
FR2481316B1 (en) 1985-07-12
DK33181A (en) 1981-08-07
FR2481316A1 (en) 1981-10-30
DE3103714A1 (en) 1982-11-25

Similar Documents

Publication Publication Date Title
DK170236B1 (en) Recombinant DNA molecules, method for preparing an IFN-alpha type polypeptide and method for selecting DNA sequences encoding IFN-alpha type polypeptides
JP4307775B2 (en) Use of CSF-1 inhibitors
JP2642291B2 (en) DNA encoding hybrid human leukocyte interferon
EP0048970A2 (en) Polypeptides, process for their microbial production, intermediates therefor and compositions containing them
NL8103151A (en) POLYPEPTIDES, PHARMACEUTICAL PREPARATIONS CONTAINING THESE POLYPEPTIDES AND METHODS FOR PREPARING THEREOF.
McGeoch Structure of the gene N: gene NS intercistronic junction in the genome of vesicular stomatitis virus
CN113811611A (en) Nontoxic CAS9 enzyme and application thereof
Young et al. Bacteriophage T4 gene transcription studied by hybridization to cloned restriction fragments
Sawahel The production of transgenic potato plants expressing human alpha-interferon using lipofectin-mediated transformation
NL8100558A (en) RECOMBINANT DNA TECHNIQUE FOR THE PREPARATION OF A PROTEIN LIKE A HUMAN INTERFERON; GEN FOR THE EXPRESSION OF SUCH PROTEIN; SUB-UNIT OF SUCH A GEN; METHOD FOR THE PREPARATION OF SUCH A GEN OR SUCH SUB-UNIT; PLASMIC RECOMBINANT; METHOD FOR THE PREPARATION THEREOF; CELL CONTAINING SUCH A GEN, SUB-UNIT OF IT, OR PLASMIC COMBINANT; METHOD FOR PREPARING SUCH A CELL; PROCESS FOR PREPARING A PROTEIN; SO PREPARED PROTEIN.
US6201115B1 (en) Amplifying sequences, vectors comprising these sequences and their uses in compositions for the expression of nucleotide sequences in transfected cells therapeutic and vaccine applications
JPS61501747A (en) Method for detecting nucleic acid sequences
GB2068970A (en) Recombinant DNA Technique for the Preparation of a Protein Resembling Human Interferon
Watanabe et al. In vitro viral RNA synthesis by a subcellular fraction of TMV-inoculated tobacco protoplasts
Larsson et al. VA RNAs from avian and human adenoviruses: dramatic differences in length, sequence, and gene location
EP0062971A2 (en) Genetically modified microorganisms
CN111518812B (en) sgRNA for editing sheep FGF5 gene to realize alternative splicing, complete nucleic acid molecule and application
JPS6156199A (en) Novel human interferon alpha
JPH02291267A (en) Dna coding protein bonding to enhancer of alpha-fetoprotein
Koronakis et al. The traM gene of the resistance plasmid R1: comparison with the corresponding sequence of the Escherichia coli F factor
US4921802A (en) Plant virus cDNA
CN114990093A (en) Protein sequence MINI RFX-CAS13D with small amino acid sequence
Tomarev et al. Molecular cloning of double-stranded cDNA from the eye lens of the frog Rana temporaria: construction of the cDNA clonotheque and identification of a clone containing the nucleotide sequences of the γ-crystallin gene: Gene bank; clone library; recombinant DNA; ophthalmology; poly (A)+ RNA
Kowalski et al. Vectors for the direct selection of cDNA clones corresponding to mammalian cell mRNA of low abundance
CN110257424A (en) A method of fixed point editor&#39;s CCR5 gene

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed
BV The patent application has lapsed
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed