NL8006712A - "overkapping". - Google Patents

Description

/ X Sch/Se/l Overkapping

De uitvinding heeft betrekking op een overkapping voor een gegeven grondoppervlak, die gemakkelijk aangebracht en vrijwel geheel weggenomen kan worden. Zulk een overkapping is van belang voor oppervlakken, waarop 5 bij mooi weer of in het droge jaargetijde in de open lucht en bij slecht weer of in het natte jaargetijde in een gesloten ruimte werk kan worden verricht of manifestaties, bijvoorbeeld sportevenementen, massa-bijeenkomsten, muziek-en toneelfeesten, circus, enz. kunnen worden gehouden.

10 Ook voor loodsen, hangars en andere opslagplaatsen kan zulk een overkapping van voordeel zijn.

Voor de genoemde doeleinden kent men reeds gebouwen met een gedeeltelijk wegschuifbaar dak en tenten.

De uitvinding beoogt een overkapping te verschaffen, 15 die op één of twee tegenover elkander gelegen einddelen na van de grond tot het dak gemakkelijk verwijderbaar en

A

weer aanbrengbaar is. Voor dit doel is die overkapping gekenmerkt door één of meer groepen telescopisch samenhangende en over elkaar heen beweegbare moten, die elk ten 20 minste bestaan uit twee tegenover elkaar gelegen opstaande wanddelen, die door een dakdeel vast met elkaar zijn verbonden. Deze overkapping heeft dus in tegenstelling tot een tent een stijve constructie. Ondanks dit laat zij toe, dat het werkzame deel van het overkapte oppervlak geheel 25 aan de buitenlucht opengesteld wordt.

Met voord-el kan de overkapping zo worden uitgevoerd, dat zij uit twee, zich elk van het middendwarsvlak van de overkapping af tot een eigen einde daarvan uitstrekkende delen bestaat, van elk deel waarvan de beweegbare 30 moten naar het betrokken einde van dat deel toe en daarvan af beweegbaar zijn. Deze overkapping is vooral geschikt voor lange ruimten.

Het verwijderen en aanbrengen van de overkapping kan vergemakkelijkt worden, als elke moot daarvan als een over 35 een eigen paar rails verrijdbaar portaal wordt uitgevoerd.

8 0 0 6 7 1 2 Ter vergroting van de stabiliteit en voor het ver- 4.

-2- gemakkelijken van het bewegen van de moten van de overkapping verdient het in bepaalde gevallen aanbeveling, de overkapping van ten minste één zich in de bewegingsrichting van de moten uitstrekkende draagbalk en de beweeg-5 bare moten van over die balk heen verrijdbare steunen te voorzien.

De moten kunnen van de gewenste vensters, deuren en andere voorzieningen zijn voorzien. Voorts kunnen zij een dakdeel in de vorm van een mansardekap hebben. Deze 10 vorm is zeer stabiel en stoort de omgeving weinig.

De buitenwand van elke moot kan bestaan uit metalen platen met een damwandprofiel. Zulk een wand is sterk, betrekkelijk dun en licht. Hij laat zich goed samenstellen met deur- en raamkozijnen. Raamkozijnen kunnen 15 worden vermeden, als de vensters uit platen van doorzichtige of doorschijnende kunststof bestaan en een in het damwandprofiel van de buitenwand passend profiel bezitten.

De overkapping volgens de uitvinding kan zo gemakkelijk verwijderd en weer aangebracht worden, dat zij zelfs 20 bij frequent voorkomende weersveranderingen geopend en gesloten kan worden, zodat in vele gevallen met voordeel een met een weersgesteldheid-detectie-inrichting samenwerkende besturingseenheid voor het in afhankelijkheid van de weersgesteldheid openen resp. sluiten van de overkapping 25 kan worden toegepast.

De uitvinding zal aan de hand van de tekening nader worden toegelicht. In de tekening is

Figuur 1 een overkapping volgens de uitvinding in gesloten toestand, 30 · Figuur 2 de overkapping volgens fig.1, die zoals men ziet vier tennisbanen overdekt, in open toestand,

Figuur 3 op grotere schaal een detail van de overkapping volgens fig.1 en 2.,

Figuur 4 eveneens op grotere schaal een dwarsdoor-35 snede van een moot en van delen van aangrenzende moten van de overkapping volgens fig. 1 en 2, 0 0 0 6 7 1 5 een deel van één van die moten, gedeelte- » t * -3- » lijk wéggebroken en van binnen uit gezien,

Figuur 6 een binnenaanzicht van een deel van een overkapping zonder ondersteuning binnen de overkapping en 5 Figuur 7 op kleinere schaal een variant van de overkapping volgens fig.1 en 2 of 6. *

De overkapping volgens fig.1 en 2 bestaat uit twee in het middendwarsvlak daarvan aan elkaar aansluitende delen, die elk uit vier moten 1,2,3,4 zijn samengesteld.

10 Van elk stel van vier moten is de eindmoot 1 vast opgesteld en kunnen de drie overige moten 2,3,4 als portalen in een richting loodrecht op het middendwarsvlak over rails 5,6,7, worden verplaatst en telescopisch over elkaar en over de eindmoot 1 heen geschoven worden (zie fig.2).

15 In de tekening dient de overkapping voor het over dekken van een grondvlak met vier tennisbanen 8. Binnen de overkapping zijn zich in de bewegingsrichting van de moten uitstrekkende , op palen 9 rustende, vaste steunbalken 10 aangebracht, waarop de beweegbare moten 2,3,4 ver-20 rijdbaar rusten. De steunbalken 10 dragen lampen 11. Voorts zijn palen 12 met lampen 13 langs de zijwanden van de overkapping geplaatst. De vorm van de palen 12 is aangepast aan de inwendige vorm van de moten.

De vaste eindmoten 1 bestaan elk uit een eind-25 wand 14, twee tegenover elkander opgestelde opstaande wanddelen en een mansardevormig dakdeel. De beweegbare moten 2,3,4, bestaan elk slechts uit twee opstaande wanddelen en een mansardevormig dakdeel. In de opstaande wanddelen en de eindwanden kunnen deuren en vensters zijn aan-30 gebracht, maar die zijn niet getekend. In de dakdelen bevinden zich vensters 15 en 16.

De overkapping volgens fig.3, die slechts één deel met de moten 1,2,3,4 gedeeltelijk laat zien, is zodanig uitgevoerd, dat elke beweegbare moot 2,3,4 zowel met rollen 35 17 op de steunbalken 10 (zie fig.2), als met rollen 18 op de onderliggende moot 1,2, resp. 3 rust. Uit fig.4, die een deel van de^moot 4 van het ene deel van de overkapping en delen van'de moten 4 en 3 van het andere deel van de 8 0 ff 6 7 1 2 * “ ! -4- \ t overkapping volgens fig. 1 en 2 weergeeft, blijkt, dat het dakdeel van elke beweegbare moot is voorzien van een zich dwars op de bewegingsrichting üitstrekke'nde balk 19 aan de onderzijde waarvan steunen 20 voor de 5 rollen 17 (in fig.4 niet zichtbaar) zijn aangebracht.

Elke in fig.3 slechts schematisch aangegeven moot heeft een kokerstructuur, waarvan de bovenwand 21 uit metaalplaat met een damwandprofiel, de zijwanden met U-balken 22 en de onderwand uit een rooster met 10 plafonddelen 23 en vensterdelen 24 bestaat. De aan het ko-kerprofiel van de moot 4 aangebrachte rollen 18 rusten verrijdbaar op rails 25, die zich over het damwandprofiel van de bovenwand 21 van de moot 3 heen uitstrekken. Op dezelfde wijze rust de moot 3 op de moot 2 en deze op de 15 vaste moot 1.

De afdichting tussen de moten 4 en 3 wordt in fig.4 gevormd door een aan een opstaande stootrand van de moot 3 aangebrachte, dwars op de bewegingsrichting gerichte strook elastisch materiaal 26 en aan een dwarsge-20 richte balk 27 van de moot 4 gevormde ribben 28, die in de gesloten toestand van de overkapping in die strook 26 zijn gedrukt. Dezelfde afdichting treft men aan tussen de moten 3 en 2 en tussen de moten 2 en 1.

De afdichting tussen de twee delen van de overkap-25 ping, dus de afdichtint ter plaatse van het middendwars- vlak tussen de twee moten 4, bestaat in de uitvoeringsvorm volgens fig.4 uit een in de ene I-vormige dwarsbalk 19 aangebrachte strook 29 van elastisch materiaal en in de andere I-vormige dwarsbalk 19 bevestigde ribben 30, 30 die in de strook 29 zijn gedrukt, als de overkapping gesloten is. Bovendien is aan de eindrand van de bovenwand van de ene moot 4 een in de gesloten toestand van de overkapping over de eindrand van de andere moot 4 heen grijpende dwarsstrook 31 met druiprand aangebracht.

35 Fig.5 laat zien, dat de kokerstructuur zowel in het dakgedeelte als in de opstaande zijwanden van elke moot aanwezig is. Diagonaal gerichte schoren 32 dienen voor een verdere verstijving van de moten. Elke moot rust fl π n«7 12 __________ -4- r overkapping volgens fig. 1 en 2 weergeeft, blijkt, dat het dakdeel van elke beweegbare moot is voorzien van een zich dwars op de bewegingsrichting uitstrekkende balk 19 aan de onderzijde waarvan steunen 20 voor de 5 rollen 17 (in fig*4 niet zichtbaar) zijn aangebracht.

Elke in fig.3 slechts schematisch aangegeven moot heeft een kokerstructuur, waarvan de bovenwand 21 uit metaalplaat met een damwandprofiel, de zijwanden met U-balken 22 en de onderwand uit een rooster met 10 plafonddelen 23 en vensterdelen 24 bestaat. De aan het ko-kerprofiel van de moot 4 aangebrachte rollen 18 rusten verrijdbaar op rails 25, die zich over het damwandprofiel van de bovenwand 21 van de moot 3 heen uitstrekken. Op dezelfde wijze rust de moot 3 op de moot 2 en deze op de 15 vaste moot 1.

De afdichting tussen de moten 4 en 3 wordt in fig.4 gevormd door een aan een opstaande stootrand van de moot 3 aangebrachte, dwars op de bewegingsrichting gerichte strook elastisch materiaal 26 en aan een dwarsge-20 rithte balk 27 van de moot 4 gevormde ribben 28, die in de gesloten toestand van de overkapping in die strook 26 zijn gedrukt. Dezelfde afdichting treft men aan tussen de moten 3 en 2 en tussen de moten 2 en 1.

De afdichting tussen de twee delen van de overkap-25 ping, dus de afdichtint ter plaatse van het middendwars- vlak tussen de twee moten 4, bestaat in de uitvoeringsvorm volgens fig.4 uit een in de ene Ι-vormige dwarsbalk 19 aangebrachte strook 29 van elastisch materiaal en in de andere I-vormige dwarsbalk 19 bevestigde ribben 30, 30 die in de strook 29 zijn gedrukt, als de overkapping gesloten is. Bovendien is aan de eindrand van de bovenwand van de ene moot 4 een in de gesloten toestand van de overkapping over de eindrand van de andere moot 4 heen grijpende dwarsstrook 31 met druiprand aangebracht.

35 Fig.5 laat zien, dat de kokerstructuur zowel in het dakgedeelte als in de opstaande zijwanden van elke moot aanwezig is. Diagonaal gerichte schoren 32 dienen voor een verdere verstijving van de moten. Elke moot rust 8 00 6 7 1 2 -5- i met wielen 33 op een eigen paar rails 5,6,7 (zie fig.

1) en is voorzien van aan de buitenzijde van de rails afhangende randplaten 34, die met daaraan bevestigde elastische afdichtstrokén 35 tegen het buitenoppervlak 5 van de rails aanliggen en daarmede een tochtdichte afdichting vormen.

Uit fï,g.6 blijkt, dat aan de binnenzijde van de buitenste rails 7 tandheugels 36 zijn aangebracht.

Daarin grijpen door motoren 37 aangedreven tandwielen 38.

10 De motoren aan de tegenover elkaar liggende opstaande wanddelen van elke moot moeten synchroon aangedreven worden om te voorkomen, dat de moten scheef getrokken worden als zij worden verplaatst. Het zal duidelijk zijn, dat alleen de buitenste meten 4 aangedreven behoeven 15 te worden, omdat zij door hun balken 19 en 27 de moten 3 mede bewegen en de moten 3 door hun overeenkomstige balken de moten 2 medenemen, als de overkapping wordt geopend resp. gesloten. Is de overkapping zoals die volgens fig.6 slechts voor het over-20 dekken van betrekkelijk kleine grondoppervlakken bestemd, dan kunnen de inwendige steunpalen 9 en steunbalken 10 achterwege blijven.

Fig.7 geeft aan, dat de moten van de overkapping ook aan uitwendig aangebrachte vaste vakwerkportalen 38 25 kunnen worden opgehangen. Die portalen zijn dan voorzien van rails of langsbalken 39, waarover rollen 40 verrijdbaar zijn. De moten van de overkapping zijn door kabels 41 of staven aan deze rollen opgehangen. Voorts zijn de moten 2 en 3 met behulp van over binnenrails 42 30 beweegbare rollen 43 en kabels of staven aan de moten 3 en 4 verrijdbaar opgehangen.

Opgemerkt wordt, dd: overkappingen volgens de uitvinding ook uit slechts één uit een aantal telescopisch in en uit elkaar schuifbare moten en een vaste moot 35 samengesteld deel kan bestaan.

8006712 j_

Claims (9)

1. Overkapping voor een gegeven grondoppervlak gekenmerkt door een of meer groepen telescopisch samenhangende en over elkaar heen beweegbare moten, die elk tenminste bestaan uit twee tegenover elkaar gelegen op- 5 staande wanddelen, die door een dakdeel vast met elkaar zijn verbonden.

2. Overkapping volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de overkapping uit twee, zich elk van het midden-dwarsvlak van de overkapping af tot een eigen einde daar- 10 van uitstrekkende delen bestaat, van elk deel waarvan de beweegbare moten naar het betrokken einde van dat deel toe en daarvan af beweegbaar zijn.

3. Overkapping volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat elke moot als portaal over een eigen paar 15 rails verrijdbaar is.

4. Overkapping volgens een der voorgaande conclusies, gekenmerkt door tenminste één zich in de bewegingsrichting van de moten uitstrekkende draagbalk, en dat de beweegbare moten zijn voorzien van over die balk heen 20 verrijdbare steunen.

5. Overkapping volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de moten voorzien zijn van de gewenste vensters, deuren en andere voorzieningen.

6. Overkapping volgens een der voorgaande conclu-25 sies ,met het kenmerk, dat het dakdeel van de moten de vorm van een mansardekap hebben.

7. Overkapping volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de buitenwand van elke moot bestaat uit metalen platen met een damwandprofiel.

8. Overkapping volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de vensters uit platen van doorzichtige of doorschijnende kunststof bestaan en een in het damwandprofiel van de buitenwand passend profiel bezitten.

9. Overkapping volgens een der voorgaande conclu-35 sies, gekenmerkt door een met een weersgesteldheid-detec -tie-inrichting samenwerkende besturingseenheid voor het Q η fi £ 7 1 9 -Ί- in afhankelijkheid van de weersgesteldheid openen cq. sluiten van de overkapping 8006712 V