NL8003374A - Vloeistofmeter. - Google Patents

Description

( -Ss*. ·* VO 055¼

Titel: Vloeistofmeter.

De uitvinding heeft betrekking op een fluidumdebietmeter, in het bijzonder op een vloeistofmeter, zoals een benzineverbruiksmeter voor een motorvoertuig, echter ook geschikt voor andere vloeistofme.tingen, waarbij nauwkeurige weergave van het momentane debiet en/of van het to-5 tale debiet over een tevoren bepaalde periode belangrijk is.

Op het gebied van fluldummeters zijn in de octrooiliteratuur reeds véle voorstellen gedaan. Bij die vloeistofmeters, waarbij gebruik wdrdt gemaakt van een in een fluxdumdoorgang gelegerde rotor, die door axiaal langsstromend fluïdum om zijn as wordt geroteerd en waarbij middelen 10 zijn aangebracht om de rotoromwentelingen waar te nemen en om te zetten in een voor het fluldumdebiet representatief signaal, kan men twee hoofdsystemen onderscheiden. Zo zijn er debietmeters voor vloeistof-doseerinrichtingen, zoals drankautomaten, waarbij in een bepaalde, relatief korte tijd telkens eenzelfde, relatief grote hoeveelheid vloei-15 stof, bijvoorbeeld frisdrank, door de fluldumdoorgang moet kunnen stromen. Teneinde deze vloeistof stroming niet meer dan nodig te hinderen, wordt gebruik gemaakt van een rotor met een zodanige schroef configuratie,' dat deze door de over de volle doorgangsopening axiaal stromende vloeistof onder een relatief geringe hoek, bijvoorbeeld van 20°, wordt getroffen.

20 Made door onder de gegeven omstandigheden onvermijdelijk optredende slip is er van een lineair verband tussen de rotatiesnelheid en vloeistof-debiet binnen ruime grenzen geen sprake, hetgeen echter bij drankauto-maten, waarbij het dus slechts gaat om eenzelfde tot aal-hoe veelheid, die telkens in dezelfde, korte tijd moet worden af gegeven, geen bezwaar is.

25 Van een principieel ander systeem zijn voorbeelden beschreven in de Amerikaanse octrooischriften 3.2k0.0é3 en 3.922.525· Hierbij wordt gebruik gemaakt van een rotor met schoepen die zich radiaal en in door de rotorhartlijn gaande vlakken uitstrekken en wordt bovenstrooms van de rotor de fluldumstroom uit de aanvankelijke axiale richting omgebogen 30 in een schroeflijnvormige beweging, teneinde de rotoras zoveel mogelijk haaks te kruisen en derhalve een optimale inwerking op de rotorschoepen te hebben. Bij de debietmeter volgens het Amerikaanse octrooischrift__ 3.21*0.063 is het vloeistofomhuigorgaan uitgevoerd als een de fluxdumdoorgang vullend inzetstuk met bij de omtrek schroeflijnvormige 800 33 74 -2- doorgangen, waardoor niet alleen de vloei stof stroming schroeflijnvormig wordt georiënteerd, maar bovendien de vloeistofdoorgang wordt vernauwd, waardoor een versnelling optreedt, die een relatief groot aantal rotor-omwentelingen per volume doorgestroomde vloeistof bewerkstelligt. In ' 5 combinatie met waarneemmlddelen, waarbij rotoromwentelingen worden omgezet in pulsen, welke weer in debietvaarden worden vertaald, is een dergelijke stroomversnelling gunstig voor de meetnauwkeurigheid.

In het bijzonder voor het meten van het brandstofverbruik van voert ui gmot oren blijkt men echter in de praktijk nog veelvuldig de zeer 10 onnauwkeurige vacuummeting in het inlaat spruit stuk van de motor toe te passen, waaruit dan, indirect, het brandstofverbruik wordt afgeleid.

Als reden hiervoor zou kunnen worden aangevoerd, dat het moeilijk is een meter van het in het Amerikaanse octrooischrift 3.2^0.0é3 beschreven type te realiseren, die goedkoop is, een grote bedrijfszekerheid heeft en 15 bovendien binnen ruime grenzen nauwkeurig aangeeft. Daarbij moet rekening worden gehouden met het feit, dat een rotor, die in een axiale vloeistofstroming om een axiale hartlijn moet roteren, door de axiale stuwing van de vloeistof stroom wordt beïnvloed, in die zin, dat de rotor tegen de stroomafwaartse legering daarvan wordt gedrukt, hierdoor de 20 legerwrijving wordt verhoogd en het rotortoerental niet meer representatief is voor de hoeveelheid doorstromende vloeistof. Bij de meter volgens het Amerikaanse octrooischrift 3.2^0.063 wordt met dit verschijnsel rekening gehouden door toepassing van een dubbele kogellegering voor de rotor, terwijl in het Zwitserse octrooischrift kjh.0^0 een constructie 25 is beschreven, waarbij voor het opheffen van axiale vloeistof stuwing een deel van de axiale stroming langs de buitenzijde van de rotor in tegenstroom wordt teruggeleid, zodat de rotor radiaal is gelegerd op bij de buitenomtrek daarvan in stand gehouden vloeistofwervels. Men zou kunnen stellen, dat de reden, dat tot dusver geen of weinig gebruik wordt ge-30 maakt van de in de octrooiliteratuur beschreven gebruiksmeters, is, dat deze gecompliceerd zijn en daardoor kostbaar en bovendien storingsgevoe-lig, niet met geringe afmetingen kunnen worden vervaardigd en/of bij grote debietvariaties niet meer juist aangeven. In het bijzonder in het laag-toerenbereik zal de invloed van de kogellager wrijving belangrijk worden en zullen wervels bij de buitenomtrek van de rotor niet functio-35 neren.

800 3 3 74 Κ * -3-

De uitvinding verschaft een debietmeter, die niet alleen, zoals bij proefnemingen is gebleken, uit stekend voldoet, maar die ook dermate goedkoop kan worden vervaardigd, dat gedacht kan worden aan uitvoering voor eenmalig gebruik, hetgeen belangrijk kan zijn om bijvoorbeeld bij 5 bloedtransfusie-apparatuur steriele omstandigheden te waarborgen.

Uitgaande van de stand van de techniek, zoals beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3.2^0.063 is volgens de uitvinding een flul-dumdebietmeter, voorzien van een in een leidingsonderbreking monteerbaar huis met een axiale., doorgang, een vloeistofrichtorgaan in de vorm van een 10 de doorgangsopening opvullend inzet stuk met langs de omtrek ten minste een schroeflijnvormig kanaal, een aan de stroomafwaartse zijde van het vulstuk gelegerde rotor met een volgens de doorgangshartlijn gerichte rotatie-as en zich evenwijdig aan de rotorhartlijn op afstand daarvan uitstrekkende schoepdelen en voorzien van middelen voor het waarnemen 15 van rotoromwentelingen en het omzetten hiervan in een voor het fluïdum— debiet representatief signaal, gekenmerkt doordat de rotor een centrale as heeft, die met het stroomopwaartse einde is gelegerd in een daarvoor aangebrachte holte in het stroomafwaartse kopvlak van het inzetstuk en die met het stroomafwaartse einde is gelegerd in een dergelijke holte in 20 een contraleger, waarvan het, de legerholte bevattende middendeel door radiale plaatvormige delen met de doorgangswand is verbonden, en waarbij de rotor met beperkte axiale speling is gelegerd.

Een dergelijke debietmeter voldoet aan een groot aantal eisen.

Het contraleger kan samen met het huis in êén spuitgietgang uit kunst-25 stof worden vervaardigd en met de rotor en het inzetstuk is de meter, exclusief de rotatiewaameemmiddelen, samengesteld uit slechts drie onderdelen. Voor het assembleren behoeft men slechts de rotor in het huis te laten zakken, totdat het stroomafwaartse aseinde in de legerholte van het contraleger is opgenomen en vervolgens wordt het inzetstuk 30 zelfklemmend en axiaal begrensd door een in het huis gevormde aanslag-rand, op zijn plaats gebracht. Tijdens bedrijf zal de in de rotorzone schroeflijnvormig bewegende vloeistof tegen de zich radiaal uitstrekkende, plaatvormige delen van het contraleger stuiten, waarbij het grootste deel van de vloeistof direct axiaal stroomafwaarts wordt geleid, echter 35 daarbij tevens zoveel contrastuwing wordt veroorzaakt, dat de rotor in 800 3 3 74 -1+- axiaal zwevende toestand wordt gehouden. Bij kleine afmetingen van de meter en dus ook van de rotor en. hij uitvoering van althans de rotor in kunststof,, zal de massa daarvan in vloeistof zeer gering zijn en derhalve wordt ook de legerwrijving verwaarloosbaar.

5 De meter volgens de uitvinding kan derhalve zo licht zijn uit ge voerd,. dat deze uit kunststof met een lengte van ongeveer ^0 mm, een door-stroomkanaalopening variërend van 1)-,5-5 mm, een grootste rotordiameter van 2,3 mm, een inzetstuk met een axiale lengte ven 3 mm, een rotor-ruimte met een axiale lengte van 3 mm en een stroomafwaarts contraleger 10 van 2 mm worden uitgevoerd, waarbij het totale gewicht, zelfs gevuld met vloeistof, niet meer dan 10 g zal bedragen. De meter is derhalve zo licht, dat deze in een onderbreking van een benzineleiding kan worden gemonteerd en aldaar zonder verdere ondersteuningen of ophangingen kan functioneren. De meter is dan ook ongevoelig voor trillingen van de 15 motor en ook. de hoekstand van de meter is volstrekt onbelangrijk. In dit verband.wordt opgemerkt, dat de rotor slechts ongeveer 15 mg weegt en in vloeistof dus minder, zodat de stand van de totale meter geen enkele invloed heeft op de legerwrijving.

Made door deze geringe rotorafmetingen en het geringe gewicht 20 daarvan in vloeistof, wordt de meter ook bij zeer geringe vloeistof- stromingen direct in beweging gebracht. In de praktijk blijkt, dat zelfs bij een debiet van 2 liter per uur zuiver wordt gemeten.

Bij proefnemingen is gebleken, dat het vloeistofstuwingseffect op de rotorl’egering binnen ruime debiet grenzen, in nadere uitwerking van 25 de uitvinding wordt opgeheven door het inzetstuk uit te rusten met twee schroeflijnvormige omtrekskanalen, die zich elk onder een steile hoek met de hartlijn over ongeveer 180° uitstrekken en diametraal tegenover elkaar beginnen en eindigen, terwijl het contraleger is uit gevoerd als een platte strook, die zich dwars door de fluidumdoorgang 30 uitstrekt. ' ~ _.... _ ^ yoo-rgaaj^ is reèds melding gemaakt van de wenselijkheid van meting van een zo groot mogelijk aantal pulsen per volume-eenheid doorgestroomde vloeistof. Bij gebruik van een rotatiewaameemmiddel, waarvan de werking is gebaseerd op onderbreking van een lichtstraal het-35 geen boven met magneten werkende constructies het voordeel heeft, dat 800 3 3 74 -5- voor rotorrotatie geen magneetveldkrachten behoeven te worden overwonnen, is het dus wenselijk per rotoromwenteling een zo groot mogelijk aantal onderbrekingen te kunnen waarnemen. Theoretisch behoeft men hiertoe slechts het aantal schoepen van de rotor te vergroten. In de. praktijk 5 blijkt echter, dat, vooral bij geringe afïnetingen van de gehele rotor, mede als ’gevolg van lichtstraalafbuigingen in het materiaal van het meter-huis en in de doorstromende vloeistof aldus onnauwkeurigheden worden geïntroduceerd. In het Amerikaanse octrooischrift 1*.012.958 wordt in dit verband voorgesteld een deel van de wand van het huis als een convergeren-10 de lens uit te voeren, om de door de lichtbron uitgezonden straal te bundelen en derhalve ook nog kleinere, buiten de motorkem uitstekende schoepdelen te kunnen waarnemen.

7olgens de uitvinding kan het genereren van pulsen door een lichtstraal meerdere malen per rotoromwenteling te onderbreken, op veel een-15 voudiger wijze worden bereikt door de lichtstraal de rotorhartlijn te laten snijden of op geringe afstand te laten kruisen en de rotor nabij de as hol uit te voeren, zodat bij rotorrotatie de zich op afstand van de rotorhartlijn bevindende rotor-delen de lichtstraal altijd bedrijfszeker onderbreken.

20 Zo kan volgens de uitvinding de rotor bestaan uit een plat recht hoekig lichaam met aan weerseinden uitstekende asstompen en een centrale li chtdoorlaat opening.

Het werken met holle ruimten binnen het rotorlichaam is niet geheel risicovrij. In de vloeistofstroom aanwezige gasbellen worden nl.

25 door de centrifugaalkracht naar het midden van het doorstroomkanaal gedwongen en kunnen binnen het rotorlichaam blijven hangen. De luchtbellen veroorzaken een zodanige lichtstraalafbuiging, dat de meter niet of niet meer nauwkeurig registreert.

Teneinde de kans op dergelijke aanhechting van luchtbellen in de 30 centrale rotoropening te verkleinen, kan volgens de uitvinding de centrale lichtdoorlaatopening polygonaal zijn uitgevoerd.

Man kan natuurlijk ook het binnenkomen van luchtbellen in de meter verhinderen door geëigende maatregelen, zoals een ontluehtings-inrichting stroomafwaarts van de meter, echter het is goedkoper indien 35 volgens de uitvinding de binnen de rotor aanwezige holle ruimte aan de 800 33 74 -6- stroomafwaartse zijde open wordt gehouden, zodat luchtbellen., meteen.----------------- stroomafwaarts kunnen worden afgevoerd, hetgeen, zoals bij praktijkproeven is gebleken,, inderdaad.het geval is.

In een voorkeursvorm van de uitvinding is de rotor voorzien van 5 een lichaam, dat dwars op een centrale as staat en vanwaar zich vrij-dragende staafvormige elementen op afstand van de as en in omtreksrich-ting gespatieerd, stroomafwaarts uitstrekken.

Indien de aanwezigheid van lucht in de rotor echter verband houdt met het feit, dat er op een bepaald moment geen vloeistof door de meter 10 stroomt, moet dit kunnen worden geregistreerd. Volgens de uitvinding wordt dit bereikt door de grootste radiale afmeting van de rotor slechts in geringe mate kleiner te kiezen dan de overeenkomstige maat van de fluidumdoorgang, zodat bij afwezigheid van vloeistof in het middendeel van de doorstroomopening de rotor ogenblikkelijk stilstaat als gevolg 15 van wrijving in het vloeistoflaagje, dat bij de wand van het doorstroom-kanaal altijd aanwezig zal zijn.

Deze eigenschap van de meter volgens de uitvinding in combinatie met het uiterst geringe rotorgewicht en de te verwaarlozen legerwrijving bij de rotoras, garandeert een hoge meetgevoeligheid, welke nodig'is 20 voor een nauwkeurige totaal-meting, welke laatste alleen maar mogelijk is, indien de rotor meteen roteert zodra hier vloeistof langsstroomt en de rotor ook meteen stilstaat zodra de vloeistof niet meer stroomt.

Volgens de uitvinding kan gebruik worden gemaakt van op zichzelf bekende infraroodapparatuur, hetgeen het voordeel heeft, dat, gezien de 25 lange golflengte van de infraroodstralen, de breking in materialen relatief klein is en derhalve de materiaalkeuze voor het huis groter is.

Met de debietmeter volgens de uitvinding, uitgevoerd met de in het voorgaande gegeven specificaties, zijn accurate en instantane metingen mogelijk gebleken bij debietvariaties tussen 2 liter en 80 liter per uur, 30 terwijl bij rotoromwentelingen tussen 50.60.000 per minuut, bereinedebiet-metingen met minder dan 1,5% afwijking mogelijk blijken te zijn. Verder is de debietmeter volgens de uitvinding ongevoelig voor verstoppingen, omdat binnenkomende vuildeeltjes in hun stroomafwaartse traject geen obstakels ontmoeten die doorspoeling verhinderen.

800 33 74 4r -7- t

Samengevat kan worden gesteld, dat het op zichzelf niet moeilijk is om binnen tevoren gekozen, nauwe debietgrenzen,.nauwkeurige en lineaire metingen te verrichten, echter accurate metingen bij zeer grote debietvariaties zijn tot dusverre niet mogelijk gebleken, tenzij omvang-5 rijke en gecompliceerde apparatuur wordt toegepast. De uitvinding verschaft voor het eerst een debietmeter van eenvoudige en goedkope constructie, waarbij dit doel wel wordt bereikt.

Ter verduidelijking van de uitvinding zullen, onder verwijzing naar de tekening, enige uitvoeringsvoorbeelden van de fluïdumdebiet-10 meter worden beschreven.

Fig. 1 toont de fluldummeter, in een specifiek voor debietmeting in een benzineleiding geschikte uitvoeringsvorm, gedeeltelijk in axiale doorsnede, gedeeltelijk in zijaanzicht; fig. 2a en 8 zijn schematische axiale eindaanzichten van variant-15 uitvoeringen van de rotor.

fig. 3 is een opengewerkt schematisch perspectief aanzicht van een voorkeursuitvoeringsvorm van de debietmotor en fig. k is een eindaanzicht van de rotor in de uitvoeringsvorm volgens fig. 3.

20 Volgens de tekening in het bijzonder fig. 1, is de meter opgenomen in een benzineleiding 1, waarin de stromingsrichting volgens de pijl verloopt. De meter heeft een huis 2 van bijvoorbeeld transparante kunststof en met een cilindrische configuratie. In het huis 2 is een., rotor 3 in de vorm van een rechthoek met een centrale opening k en asstompen 5 25 en 6 gelegerd tussen enerzijds een een- of meergangige worm 7 en een zich dwars door de centrale opening in het huis 2 uitstrekkend, plaatvormig contraleger 8. De asstompen 5 en 6 van de rotor 3 zijn daarbij vrij draaiend opgenomen in legerholten in de worm 7 en de contraleger-plaat 8.

30 De benzinestroom in de leiding 1 wordt door de worm 7 gedwongen in het door de wormwinding en het huis 2 begrensde schroeflijnvormige, relatief nauwe kanaal of meerdere kanalen indien de worm meergangig is.

De uitgang van het wormkanaal bij de rotor 3 sluit met de rotoras een hoek α in die zoveel mogelijk haaks is, dat wil zeggen zoveel mogelijk de 35 90° benadert, zodat in ruimte 9» waarin de rotor 3 draait, een zoveel 800 3 3 74 -8- mogelijk· radiale -stroming ..aaawezig~is..die de rotor .vrijwel .haaks treft...............

Het plaatvormige contraleger 8 vormt een veerstand in de benzineleiding 1 die voor enige stuwing in de benzinestroom zorgt met als gunstig resultaat dat de rotor. .3 met de asstomp £-niet in de-betreffende-legerholte.------------- 5 wordt geperst maar- in axiale zin tussen de tegenover elkaar liggende, leger bolt es in de legerplaat 8 en de vorm. 7 zweeft.

Het buis 2 is voorzien van schematisch aangegeven, diametraal tegenover elkaar gelegen signaalgevers en -ontvangers bijvoorbeeld een infrarood-stralingsbron 10 en een ontvanger 11. Door de zender 10 uit-10 gezonden lichtstraal gaat door de rotoropening ^ en wordt door de rotor-. rotatie, periodiek onderbroken, zodat de ontvanger 11 lichtpulsen ontvangt die verder op overigens bekende wijze kunnen worden omgezet in voor het fluïdumdebiet representatieve signalen. De rotoropening U is bij voorkeur rechthoekig, zodat wordt verhinderd dat zich in de opening 15 een luchtbel vast zet die het door de zender 10 uitgezonden signaal kan verstoren.

De fluidumdebietmeter volgens de uitvinding kan op eenvoudige wijze in een benzineleiding 1 worden opgencmen door deze door te knippen, de buiseinden op het meterhuis 2 te schuiven en bijvoorbeeld met behulp 20 van slangklemmen vast te zetten, en de noodzakelijke elektrische en andere aansluitingen, met gecalibreerde aflees apparatuur te verbinden.

Een dergelijke benzinedebietmeter kan goedkoop worden vervaardigd en geeft een nauwkeurige aflezing van de momentane, werkelijke benzinestroom naar de carburateur van de motor.

25 De rotor 3 kan in kunststofuitvoering een gewicht in de orde van grootte hebben van slechts 15 mg, zodat ook de massatraagheid gering is en de rotor direct reageert op debietfluctuaties, terwijl ook hierdoor slip nauwelijks zal kunnen optreden en lagervrijving tot een minimum wordt teruggebracht. Mede door de specifieke legering van de rotor is de 30 motor ongevoelig voor trillingen en standwijzigingen.

De fig. 2a en 2b tonen varianten van rotorconfiguraties en andere opstellingen van de signaalgever 10 en ontvanger 11, Volgens fig. 2a is de rotor gesloten, dus zonder centrale opening U uitgevoerd en zijn de signaalgever en -ontvanger excentrisch opgesteld. Fig. 2b toont eveneens 35 een excentrische opstelling van de signalering echter doordat de rotor 3b 800 33 74 -9- een grote centrale opening Ub beeft, worden vier pulsen per rotoromwente-ling vericregen.

In de uitvoeringsvorm volgens fig. 3 en U heeft de debietmeter eveneens een huis 2 dat in een onderbreking in een benzineleiding kan 5 worden opgenomen. Het huis 2 kan met uitwendige uitsparingen 12 en 13 voor het onderbrengen van een infraroodzender 10 en ontvanger 11 en met een contralegerplaat 8 in één spuitgietgang worden vervaardigd. Inwendig is het huis 2 uitgerust met een aanslagrand 1^ voor een vloeistofricht-orgaan in de vorm van een inzetstuk 15 met twee schroeflijnvomige om— 10 trekskanalen 16 en 17, die zich elk over ongeveer 180° uitstrekken en diametraal tegenover elkaar beginnen en eindigen. De respectieve uitmondingen liggen over 90° versprongen ten opzichte van het contraleger 8.

Ia de naar elkaar toe gekeerde eindvlakken van het inzetstuk 15 en het contraleger 8 zijn legerholten 18, resp. 19 aangebracht voor de 15 as 20 van een rotor 21, waarbij de totale lengte van de rotoras 2Q

kleiner is dan de afstand tussen de bodems van de legerholten 18 en 19, zodat de rotor 21 met axiale speling is gelegerd.

De rotor 21 is uitgerust met een dwars op de as 20 gericht lichaam 22, van waar zich staafvormige elementen 23 vlak bij de binnenwand van 20 het huis 2, vrij dragend stroomafwaarts uitstrekken.

Een uit de schroeflijnkanalen 16 en 17 komende vloeistof stroom treft deze elementen 23 vrijwel haaks en doet de rotor draaien, waarbij de elementen 23 de (zie fig. U) vlak langs de rotoras 20 gerichte lichtstraal 2k onderbreken. De rotor 21 heeft een open configuratie zodat 25 luchtbellen niet worden vastgehouden. Bij. onderbreking van de vloeistof-stroom door de debietmeter staat de rotor onmiddellijk stil.

Assemblage van de debietmeter geschiedt door inlaten van de rotor 21 totdat het stroomafwaartse einde van de as 20 in de legerholte 19 is opgenomen, inschuiven van het inzetstuk 15 totaan de aanslag 1U en mon-30 tage van zender 10 en ontvanger 11 in de daarvoor aanwezige uitsparingen 12 en 13.

800 33 74

Claims (8)

1. Fluïdumdebietmeter, voorzien van een in een leidingonderbreking monteerbaar huis met een axiale doorgang, een vloeistofrichtorgaan in de vorm van een de doorgangs opening opvullend inzet stuk met langs de omtrek ten minste een schroef lijnvormig kanaal, een aan de stroomafwaarts- 5 se zijde van het vulstuk gelegerde rotor met een volgens de doorgangs-hartlijn gerichte rotatieas en zich evenwijdig aan de rotorhartlijn op afstand daarvan uitstrekkende schoepdelen en voorzien van middelen voor het waarnemen van rotoromwentelingen en het omzetten hiervan in een voor het fluïdum representatief signaal, met het kenmerk, dat de rotor een 10 centrale as heeft, die met het stroomopwaartse einde is gelegerd in een 'daarvoor aangebrachte holte: in het stroomafwaartse kopvlak van het inzet-stuk en die met het stroomafwaartse einde is gelegerd in een dergelijke holte in een contraleger, waarvan het, de legerholte bevattende middendeel door radiale plaatvormige delen met de doorgangsvand is verbonden 15 en waarbij de rotor met beperkt axiale speling is gelegerd. 2. 'Debietmeter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het inzet-stuk is uit gerust met twee -schroeflijnvormige omtrekskanalen, die zich elk onder een steile hoek met de hartlijn over ongeveer 1Ö0° uitstrekken en diametraaX-tegenover elkaar beginnen en eindigen, terwijl het contra- 20 leger is uitgevoerd als een platte strook, die zich dwars door de fluï-dumdoorgang uit strekt.

3. Debietmeter volgens conclusie 1 of 2, waarbij voor het genereren van pulsen een lichtstraal per rotoromwenteling meerdere malen wordt onderbroken, met het kenmerk, dat de lichtstraal de rotorhartlijn snijdt 25 of op geringe afstand kruist en de rotor nabij de as hol is uitgevoerd. k. Debietmeter volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de rotor bestaat uit een plat, rechthoekig lichaam met aan weerseinden uitstekende asstompen en een centrale lichtdoorlaatopening.

5. Debietmeter volgens conclusie met het kenmerk, dat de centrale 30 lichtdoorlaatopening polygonaal is.

6. Debietmeter volgens éên van de conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de binnen de rotor aanwezige holle ruimte open is. 800 3 3 74 -11-

7. Debietmeter volgens conclusie 6, met het kenmerk» dat de rotor is voorzien van een rotorlichaam, dat dwars op een centrale, as staat en vanwaar zich vrij dragende staafvormige elementen op afstand van de as in omtreksrichting gespatieerd, stroomafwaarts uitstrekken.

3. Debietmeter volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de grootste radiale afmeting van de rotor slechts in geringe mate kleiner is dan de overeenkomstige afmeting- van de fluidum-doorgang.

9- Debietmeter volgens één van de voorgaande conclusies, met het 10 kenmerk, dat voor het waarnemen van rotoromwentelingen gebruik, wordt gemaakt van infraroodapparatuur.

10. Debietmeter volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de fluxdumdebietmeter een brandstofverbruiksmeter voor een verbrandingsmotor is. 15 11· Fluxdumdebietmeter, voorzien van een huis (2) met een axiale doorgang waarin, gepositioneerd met behulp van een aanslagrand (1U) een vloeistofrichtorgaan is aangebracht in de vorm van een inzetstuk (15)· met twee schroeflijnvormige omtrekskanalen (16, 17) die zich elk over ongeveer 180° uitstrekken en diametraal tegenover elkaar beginnen 20 en eindigen,, waarbij stroomafwaarts van het inzetstuk (15) een contra! leger in de vorm van een zich dwars door de vloeistofdoorgang uitstrekkende, ongeveer dwars op de verbindingslijn van de uitmondingen van. de kanalen (ΐβ, 17) georiënteerde, plaat (8) is aangebracht, in de naar elkaar toe gekeerde eindvlakken van inzetstuk (15) en plaat (8) 25 legerholten (18, 19) zijn gevormd voor het met axiale speling legeren van de rotoras (20), waarbij de rotor (21) is voorzien van een dwars op de as (20) gericht lichaam (22) vanwaar zich stroomafwaarts en op afstand van de as (20), staafvormige elementen (23) uitstrekken met bij voorkeur een ronde of halfronde dwarsdoorsnede, en de meter verder is 30 uitgerust met een infraroodzender (10) en -ontvanger (11), waarvan de lichtstraal (2^) vlak langs de rotoras (20) is gericht, zodat de lichtstraal bij draaiende rotor door de elementen (23) periodiek wordt onderbroken. 800 3374