NL7906357A - Roldeur. - Google Patents

Description

- ·*— ' ' ' r vo 8325 i : ~ 1 > Matex B.V., t I .... - ....

! De Meem.- \ i J Roldeur.

i \ i

De uitvinding heeft betrekking op een roldeur, opgebouwd uit ; aaneengeschakelde' opwikkelbare lamellen, voorzien van een steuncon- ) structie voor het opnemen van de windbelasting. !

Roldeuren zijn in vele afmetingen, uit de praktijk bekend. Raar- j t ί 5 | mate de door deze roldeuren af te sluiten opening breder is, is het | l ' j „ j [ lastiger een goede steunconstructie aan te brengen voor het opnemen

1 I

j van de windbelasting. Bij grote roldeuren, zoals bijvoorbeeld voor i t j ; scheepswerven, hangars en dergelijke, is het bekend om aan de binnen- j ! en/of buitenzijde van de roldeur vertikale of schuin staande steunbal-: 10 ; ken aan te brengen, die zowel aan de bovenzijde van de opening als in I de bodem moeten zijn verankerd en die de amplitude van de lamellen bij, I grote windbelasting beperken en daardoor verhinderen, dat de roldeur onder invloed van de windbelasting uit de vertikale geleidingssteunen ; I wordt geblazen of gezogen. Een goede verankering in de bodem van deze ; 15 steunkolommen maakt de toegankelijkheid van de door de roldeur afge sloten werkplaats lastiger, omdat deze verankering telkens bij het opendraaien van de deur moet worden weggenomen, danwel bij het dichtdraaien van de deur moet worden aangebracht. Een ander nadeel van deze bekende ’ steunkolommen bestaat daarin, dat de daardoor veroorzaakte geluids- | 20 hinder enorm groot kan zijn omdat de lamellen vrijwel continu tegen j deze steunbalken staan te klapperen, hetgeen de arbeidsomstandigheden ; in de door de roldeur afgesloten hal aanzienlijk verslechtert. 3ij een grote deurbreedte blijkt, dat men bij windbelasting weliswaar de amplitude in het midden van de roldeur door het aanbrengen van dergelijke 25 steunbalken heeft beperkt, maar dat daardoor tevens de doorbuiglengte van elke lamel met ongeveer de helft wordt verminderd, waardoor de ter plaatse van de steunbalken niet elastische vervormingen in de lamellen .ontstaan, hetgeen niet slechts uit esthetisch oogpunt, maar ook in ver- i 7906357 / - 2- * τ

band met het oprollen van de lamellen ontoelaatbaar is. I

: i

Bij een andere bekende, uit aaneengeschakelde opwikkelbare ; , lamellen bestaande roldeurconstructie worden geen steunbalken toegepasti ! doch zijn op de uiteinden van de lamellen met regelmatige tussenafstan-; 5 ' den verstijvingsorganen aangebracht, welke zijn voorzien van eenzijdige; i ; haken, die met enige speling vertikaal beweegbaar zijn opgenomen in ; | vertikale geleidingskokers. |

Onder windbelasting buigen de lamellen in principe parabolisch ί I ί

i door totdat de windhaken tegen de wanden van de geleidingskokers gaan I

i 10 aanliggen. Bij verdere toename van de windbelasting worden de lamellen niet meer uitsluitend op trek belast, maar treden in de nabijheid van ! de windhaken grote ongunstige buigmomenten op, waardoor de windhaak of i de lamellen blijvend kunnen vervormen. Dit maakt deze constructie voor \.J | zeer brede deuropeningen en derhalve grote windbelastingen ongeschikt.

15 ! De uitvinding beoogt deze bezwaren te ondervangen en is daartoe ! gekenmerkt doordat elk verst ij vingsorgaan aan zijn uiteinde is voorzien van een tweezijdig buiten het deurvlak uitstekende, symmetrische wind- > ; haak, welke is opgenomen in een geleidingskoker, waarvan de naar de ! deuropening gerichte zijde bestaat uit twee, naar buiten schuin staande

; I

20 i kokerwanden, in het midden gescheiden door een sleuf, terwijl de naar ! ; i ! de sleuf gekeerde zijde van de windhaak bolvormig is afgerond. j

Door deze tweezijdige windhaken met bolvormig afgeronde voor- j ; zijde en de schuine stand van de naar de deuropening gerichte koker-’ j vanden kan de roldeur volgens de uitvinding bij elke vindbelasting steeds 1 4 l 25 . een zodanige stand innemen, dat in de lamellen nagenoeg uitsluitend j trekkrachten ontstaan en geen de lamellen ongunstig belastende excen- ! ; triciteitsmomenten. Deze constructie is ook, in tegenstelling tot de i : eenzijdige windhaak, niet richtinggevoelig, dat wil zeggen even goed bestand tegen windzuiging als winddruk. j 30 Bij voorkeur worden aan weerszijden van de kokersleuf naar de deur- t opening gerichte, schuin verlopende aanslagvlakken voor de met de lamel-' len verbonden verstij vingsorganen aangebracht. De verstijvingsorganen bezitten een zodanige vorm, dat het oprollen van de roldeur niet wordt ' gehinderd. ! 35 Een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt, aan de hand van de tekening nader toegelicht.· Hierin toont: ' 7006357 ' . s -3 - ---------» "1 f ( fig. X een doorsnede van de rechterzijde van een roldeur met ; ί steunconstructie volgens de uitvinding, ; fig. 2 een aanzicht van een verstijvingsorgaan net windhaak vol- gen de uitvinding, 5 fig. 3 een doorsnede van twee verbonden roldeurlamellen, waarvan ' ' i er een is voorzien van een verstijvingsorgaan volgens de uitvinding.

In fig. 1 is met A de rechterzijde van de door een roldeur af te \ sluiten opening aangegeven. De deuropening A wordt begrensd door een j l kolom 1 met verstijvingsribben 2, waarop een aantal bevestigingssteunen 10 i 3, bijvoorbeeld door lassen, zijn aangebracht. De geleidingskoker U j | wordt met een zijde geplaatst tegen de ribben 2, terwijl een andere j ! zijde van de geleidingskoker U komt .aan te liggen tegen de bevesti- j gingssteunen 3. De geleidingskoker ^ bestaat bij voorkeur uit twee [ T * ï * . ί i I omgebogen platen 5,6, die met bevestigingsbouten 7 op elkaar en aan dei t » 15 ; bevestigingssteunen 3 zijn bevestigd. Tussen de platen 5 en 6 bevindt j zich een sleuf 8, welke voldoende groot is voor het doorlaten van de ! ! verstijvingsorganen 1¾. De naar de roldeur toegekeerde zijden van de j platen 5,6 zijn schuin omgezet, waarbij zij bij voorkeur een scherpe f hoek 11 vormen met de loodlijn op de roldeur, waarbij de hoek 11 bij j .

, | 20 voorkeur ongeveer 20° bedraagt. Aan weerszijden van de sleuf 8 zijn de; t schuin verlopende aanslagvlakken 9,10 geplaatst, waartegen de roldeur-, lamellen zich bij windbelasting kunnen aanleggen. Het aanslagvlak 9 is enerzijds bijvoorbeeld door lassen bevestigd op het uiteinde van de plaat 5 en anderzijds op de kolom 1, terwijl het aanslagvlak 10 op de 25 plaat 6 is bevestigd. Dit aanslagvlak 10 kan door een aantal haaks op het vlak 10 aangebrachte profielen 23 worden ondersteund.

De roldeur bestaat uit een aantal lamellen, waarvan de afzonder- J lijke vormgeving en de onderlinge koppeling is aangegeven in fig. 3. Afhankelijk van de breedte en hoogte van de roldeur en derhalve van de 30 maximaal ze verwachten windbelasting wordt elke x-de lamel voorzien van een verstijvingsorgaan lU, waarbij de tussenafstand x tussen de ver-stijvingsorganen door berekening kan worden vastgesteld. Elk verstijvingsorgaan is aan zijn uiteinde voorzien van een windhaak 15, die met ruime speling vertikaal beweegbaar is in de door de platen 5 en 6 ge-35 vormde koker. De speling tussen het afgeronde deel van de windhaak 15 en de platen 5,6 is bepalend voor de maximale doorbuiging van de rol- 7906357 g · _ U- m »· !---------------1 i deurlamellen en tevens voor de in de windhaken optredende trekkrach- ; i i ten. Het verstijvingsorgaan wordt met behulp van bouten 16 aan de j t i j lamel bevestigd, waarbij het aantal te plaatsen bouten afhankelijk is, j ' , van de deurbreedte en de lameldikte, waarbij de lengte van het ver-5 i stijvingsorgaan uiteraard zo groot wordt gekozen, dat voldoende bou- j ten 16 kunnen worden geplaatst. Het aantal benodigde bouten kan op i j ^ i | grond van de lameldikte en de maximaal te verwachten windbelasting j worden berekend. ! j

De naar de lamellen toegekeerde zijde van de windhaak 15 is af ge- i 10 rond met een straal R IJ, zodat de afgeronde kop van de windhaak 15 j . zich gemakkelijk kan aanleggen tegen de wanden van de platen 5 aan j weerszijden van de sleuf 8* j ( , In fig. 1 zijn met 13' en 13" 'respectievelijk de uiterste stan- ! den van de lamel 13 aangegeven, die deze lamel onder windbelasting 15 kan innemen. Daarbij komen de lamellen en de daarmede verbonden verst ij vingsorganen l4 aan te liggen respectievelijk tegen de aanslag-i vlakken 9 en 10.

I ‘ '

In fig. 3 is de bij voorkeur toegepaste vorm van de lamel 13 weergegeven. Deze is aan zijn boven- en onderuiteinde voorzien van j 20 tegengesteld gekromde randen 19 en 20, die op eenvoudige wijze in ' ! elkaar, kunnen worden gehaakt. De kromtestraal R 21 van het verstij- ! j l | vingsorgaan lU komt overeen met de kromtestraal van de lamel 13 om i 1 . . ! ! een goede aanligging van het verstιjvingsorgaan tegen de lamel te ;

t · ♦ I

verzekeren. De van de lamel af gekeerde zijde van het verst ij vings- : ; ! 25 ! orgaan lU bezit een grotere kromtestraal R.22, zodat het verstijvings- ! orgaan 1^ ook aan die zijde nog concaaf is en derhalve het oprollen i . ! I van de lamellen niet hindert. j ! i

! I

i ! j 7906357

Claims (1)

1. 3. Roldeur volgens conclusies 1-2, met het'kenmerk, dat j de verstijvingsorganen (lU) ter plaatse van een lamel (13) een schoep- j j ' vormige doorsnede bezitten, waarvan de naar een lamel gerichte zijde I 20 dezelfde kromtestraal (R 21) bezit als die lamel, terwijl de van die • lamel afgekeerde zijde een grotere kromtestraal (R 22) bezit. · : h. Roldeur volgens conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de verstijvingsorganen (l4) zich in de langsrichting van de lamel (13) tot ten minste voorbij het uiteinde van de aanslagvlakken (9,10) uit— i 25 strekken. 790 6 3 57