NL7906277A - Elektrische koppeling voor een hoogspanningscircuit. - Google Patents

Description

* -1- 1/ “ 1 * * P & c LW 5013-14 Ned.

Elektrische koppeling voor een hoogspanningscircuit

De uitvinding heeft betrekking op elektrische koppelingen en in het bijzonder op een vrouwelijke elektrische koppeling welke bestemd is voor het losneembaar verbinden van een mannelijk contactelement met een onder stroom staand hoogspanningscircuit.

5 Bij het verbinden en losnemen van elektrische koppelingen in stroom- verdeelsystemen heeft men gewoonlijk drie situaties. Bij de situatie van het maken van de verbinding worden de mannelijke en vrouwelijke contact-elementen met elkaar verbonden, waarvan de een spanningvoerend is en de andere is verbonden met een normale belasting. Daarbij ontstaat een vlam-10 boog van matige sterkte tussen de contactelementen wanneer zij elkaar naderen totdat zij met elkaar zijn verbonden. Bij de situatie van het verbreken van de verbinding worden de met elkaar verbonden mannelijke en vrouwelijke contactelementen van elkaar gescheiden terwijl zij stroom toevoeren aan een normale belasting. Ook hierbij ontstaat een vlamboog 15 van matige sterkte tussen de contactelementen van het ogenblik af, dat zij van elkaar worden gescheiden totdat zij op enige afstand van elkaar zijn gekomen. De derde situatie betreft het maken van de verbinding in een storingstoestand. Daarbij worden de mannelijke en vrouwelijke contactelementen met elkaar verbonden, waarvan het ene spanningvoerend is en het 20 andere met een belasting waarin een storing of fout bestaat, bijvoorbeeld een kortsluiting. Hierbij treedt een sterke vlamboogvorming op tussen de contactelementen wanneer zij elkaar naderen en totdat zij met elkaar zijn verbonden, waardoor explosies kunnen ontstaan en gevaar bestaat voor het bedieningspersoneel.

25 Het is bekend materialen te gebruiken welke een de vlamboog dovend gas afgeven wanneer een vlamboog optreedt, waardoor de matige sterkte van vlambogen, welke optreden bij het maken en verbreken van de verbinding, wordt vernietigd. De moeilijke situatie daarbij is het maken van de verbinding * in een storingstoestand daar hierbij veel meer de vlamboog dovend gas 30 nodig is voor het uitdoven van de vlamboog. De doof het gas ontwikkelde druk bij het maken van de verbinding bij een storingstoestand kan vijftig maal groter zijn dan de druk bij het maken van een normale verbinding.

De techniek heeft tot nu toe een punt bereikt waarbij de vlamboog-werking bij het maken en verbreken van normale verbindingaikan worden toegestaan.

790 62 77 * r -2-

Voor het maken van een verbinding bij een storingstoestand heeft men getracht gebruik te maken van het bovengenoemde, de vlamboog dovende gas, om de contactelementen sneller met elkaar in aanraking te brengen, waardoor de tijd, waarin het vlamboogeffekt optreedt, wordt verminderd.

5 Hoewel de bedachte oplossingen wel gunstig zijn bestaat er toch behoeft aan verbetering van de koppelingen die gebruik maken van het gas voor het versnellen van de aanraking.

De bekende koppelingen van dit type, bestemd voor het maken van een verbinding bij storingen, hebben een vrouwelijk contactsamenstel, 10 bestaande uit een vrouwelijk contactorgaan en een zuiger welke beweegbaar is tussen een eerste en een tweede stand. De gasdruk, die ontstaat door de vlamboogwerking bij het maken van de verbinding bij een storing, beweegt het vrouwelijke contactorgaan versneld naar het mannelijke contactorgaan, waardoor de verbinding sneller tot stand komt en de werkingstijd 15 van de vlamboog wordt verminderd. Dergelijke koppelingen worden gewoonlijk genoemd "bussen met bewegende zuiger”. Voorbeelden daarvan zijn beschreven in de Amerikaanse octrooischriften 3.542.986, 3.930.709 en 4.068.913.

Volgens het Amerikaanse octrooischrift 3.542.986 wordt het vrouwelijke contactelement axiaal beweegbaar gedragen door een zuiger 20 waarop het door de vlamboogwerking ontstaande gas inwerkt. Het zuigersamen-stel kan als één geheel in de langsrichting van de koppeling bewegen binnen een geleidend huis en bestaat uit de zuiger en het vrouwelijke contactelement, alsmede een isolerende bus rondom het vrouwelijke contactelement. Deze "bus met bewegende zuiger" verzekert de elektrische verbinding 25 tussen het vrouwelijke contactelement en de eindklem van de bus door een buigzame elektrische kabel welke met één einde is verbonden met de zuiger (die op zijn beurt elektrisch is verbonden met het vrouwelijke contactelement) en met het andere einde aan de eindklem van de bus.

Volgens Amerikaans octrooischrift 4.068.913 is het vorige type 30 koppeling gewijzigd door het aanbrengen van een klep dw^rs op de boring vein de zuiger die het beweegbare vrouwelijke contactelement draagt, en van een veer die een axiale kracht naar achteren uitoefent op het zuigersamenstel en wordt samengedrukt bij beweging naar voren van het zuigersamenstel. De veer dient voor het versnellen van de scheiding tussen 35 de contactelementen bij het uittrekken van het mannelijke contactelement 790 6 2 77 %i * -3- uit de bus, bijvoorbeeld bij het verbreken van de verbinding. Bij de scheiding tussen het mannelijke en het vrouwelijke contactelement wordt dus het zuigersamenstel door de veer van het de koppeling verlatende mannelijke contactelement afgedreven.

5 Volgens het Amerikaanse octrooischrift 3.930.709, dat volgde op de beide bovengenoemde octrooischriften, is een verbetering aangebracht ten opzichte van zowel het bovengenoemde Amerikaanse octrooischrift 3.542.986 en het Amerikaanse octrooischrift 4.083.383. De buigzame kabel, welke was verbonden met de zuiger en met de eindklem van de bus, werd 10 weggelaten en in plaats daarvan een metalen veer met sleuven aangebracht rondom de zuiger, elektrisch geleidend verbonden zowel met de zuiger als met het geleidende huis.

Andere bekende bussen met bewegende zuiger zijn weergegeven in het Amerikaanse octrooischrift 3.945.699 en het bovengenoemde Amerikaanse 15 octrooischrift 4.083.383. Deze octrooischriften worden niet nader besproken.

Alle bekende bussen met bewegende zuiger doen de zuiger bewegen van zijn eerste stand naar zijn tweede stand bij het verbreken van de verbinding. Om hieronder nader genoemde redenen is deze zuigerbeweging ongewenst omdat de slaglengte bij verbreken van de verbinding hierdoor 20 zeer groot wordt.

Een belangrijk voordeel van de onderhavige uitvinding is daarom dat dit nadeel wordt overwonnen. Dit wordt bereikt door het aanbrengen van organen voor het vasthouden van de zuiger in zijn eerste stand behalve bij het optreden van een storingstoestand.

25 De bekende bussen met bewegende zuiger kunnen niet op betrouwbare wijze opnieuw worden gebruikt nadat een storingstoestand is opgetreden.

Een ander belangrijk voordeel van de uitvinding is dat een bus wordt verschaft voor het verbreken van de verbinding, welke gedeeltelijk opnieuw kan worden gebruikt na een storingstoestand doordat alleen bepaalde 30 delen behoeven te worden vervangen en dit betrouwbaar kan geschieden en niet de gehele inrichting behoeft te worden vernieuwd.

De uitvinding verschaft hiertoe een bewegende zuigerinrichting met de bovengenoemde voordelen.

De uitvinding betreft daarom een vrouwelijke elektrische koppeling, 35 bestaande uit een geleidend huis met een eerste einde, bestemd voor het 790 62 77 r -4- opnemen van een mannelijk contactelement, een tweede einde bestemd om te worden gesloten en een inwendig wandoppervlak dat een axiale opening verschaft tussen deze einden. De koppeling heeft een langwerpig vrouwelijk contactsamenstel bestaande uit een buisvormige geleidende zuiger binnen 5 en geleidend verbonden met het huis en axiaal beweegbaar tussen een normale of eerste stand, waarin de zuiger zich op maximale afstand bevindt van het eerste einde van het huis, en een tweede stand. De zuiger verschaft een kamer grenzende aan het tweede einde van het huis. Het samenstel omvat verder vrouwelijke contactorganen, bestemd voor aanraking met het 10 mannelijke contactelement, gedragen door en beweegbaar met en in elektrisch geleidende verbinding met de zuiger. Het vrouwelijke contactsamenstel kan naar de kamer gas voor het doven van de vlamboog overbrengen, welk gas ontstaat wanneer een vlamboog wordt opgewekt tussen het mannelijke contactelement en het vrouwelijke contactorgaan. De uitvinding omvat 15 daarbij een grendelmechanisme voor het vasthouden van de zuiger in de eerste stand totdat de gasdruk in de kamer een bepaalde waarde bereikt, welk mechanisme de zuiger vrijmaakt en laat bewegen naar de tweede stand wanneer de druk deze bepaalde waarde overschrijdt. De bepaalde waarde van de gasdruk houdt slechts verband bij maken van de verbinding bij 20 een storingstoestand zodat de zuiger door het grendelmechanisme in de eerste stand wordt gehouden behalve bij een storing.

Verder weerstaat geen enkel deel van de koppeling de beweging van de zuiger van de eerste stand naar de tweede stand wanneer eenmaal de bepaalde gasdruk is overschreden.

25 Een ander kenmerk van de uitvinding is dat het vrouwelijke contact samenstel een bus omvat die vergrendeld is verbonden met het vrouwelijke contactorgaan, dat op zijn beurt door middel van schroefdraad is verbonden met de zuiger. De vergrendelde verbinding belet relatieve rotatie en langsbeweging van de bus ten opzichte van het vrouwelijke contactorgaan 30 en de zuiger wordt belet te roteren ten opzichte van het vrouwelijke . .

contactorgaan, waardoor de bus en het vrouwelijke contactorgaan verwijderbaar zijn van de zuiger en daardoor kunnen worden vervangen na een storing.

De bus heeft een gedeelte dat in de langsrichting op een afstand ligt van het vrouwelijke contactorgaan en dat gedeelte omvat een geleiding 35 van gas af ge vend, een vlamboog dovend materiaal, die in de langsrichting 790 6 2 77 -5- t V * op een afstand ligt van het vrouwelijke contactorgaan zodanig dat een open ruimte van bepaalde afmetingen tussen deze delen aanwezig is.

Het geleidende huis heeft een naar binnen uitstekend aanslagvlak tegenover het dwarsvlak van de zuiger, welk aanslagvlak op een afstand 5 van dit zuigervlak is gelegen wanneer de zuiger in de eerste stand staat.

De tweede stand van de zuiger wordt bepaald door het aankomen van het dwarse zuigervlak tegen dit aanslagvlak.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van de koppeling volgens 10 de uitvinding is weergegeven.

Fig. 1 is een langsdoorsnede door het vrouwelijke koppelingsdeel, met het vrouwelijke contactsamenstel in aanzicht weergegeven en in de eerste stand daarvan ten opzichte van de rest van de koppeling.

Fig. 2 komt overeen met fig. 1 maar met het samenstel in de tweede 15 stand.

Fig. 3 is een gedeelte van fig. 1 op grotere schaal en in doorsnede, waaruit het grendelmechanisme blijkt voor het in de eerste stand houden van het vrouwelijke contactsamenstel.

Fig. 4 is een gedeeltelijke doorsnede volgens 4-4 van fig. 2.

20 De tekening toont een vrouwelijke elektrische koppeling in de vorm van een busvormig inzetstuk 10 voor het losneembaar verbinden van een niet-weergegeven mannelijk contactelement met een niet-weergegeven spanning-voerend hoogspanningscircuit.

De koppeling 10 heeft een stijf metalen, elektrisch geleidend 25 huis 12 met een eerste einde 14 voor het opnemen van het mannelijke contactelement, een tweede einde 16, voorzien van een boring 18 met inwendige schroefdraad, bestemd voor het opnemen van een niet-weergegeven verlengstuk met schroefdraad van een elektrische kabel, welke is verbonden met het hoogspanningscircuit, bijvoorbeeld een niet-weergegeven transformator. Het 30 tweede einde 16 is daardoor tijdens het gebruik vrijwel geheel gesloten.

Het huis 12 heeft een binnenwand met een inwendig wandvl*ak 18, waardoor een axiaal verlopende opening is gevormd tussen de einden 14 en 16.

De koppeling 10 heeft verder een buitenhuis 20 van elastomeer materiaal, aangebracht rondom het huis 12, met een, radiaal gezien, binnenste 35 deel 22 van isolerend elastomeer materiaal, dat is gehecht aan het huis 18, en een, radiaal gezien, buitenste deel 24 van geleidend elastomeer 790 6 2 77 * -* -6- materiaal, gehecht op een bekende wijze aan het binnenste deel 22.

De koppeling 10 heeft een buisvormig neusstuk 26 voor isolatie van de bus, dat met schroefdraad is bevestigd in het huis 12 en axiaal buiten het einde 14 daarvan uitsteekt, op een op zichzelf bekende wijze.

5 Verder heeft op bekende wijze het neusstuk 26 een rondgaande buitengroef 28 als bevestigingssnaporgaan voor een bijbehorend, van ruggen voorzien deel, van een elastomeer huis verbonden met het mannelijke contactelement.

Verder heeft de koppeling 10 een langwerpig vrouwelijk contact-samenstel 30, zie fig. 1 en 2. Dit contactsamenstel omvat een buisvormige 10 zuiger 32 van elektrisch geleidend materiaal, in het bijzonder metaal zoals aluminium, welke zuiger is gelegen binnen het inwendige wandvlak 18 van het huis 12 en open is aan de beide einden zodat het gas erdoorheen kan stromen.

Het contactsamenstel 30 heeft een gesleufde veer 34, gelegen rondom 15 en beweegbaar tezamen met de zuiger 32, welke veer verschuifbaar aanligt tegen het wandvlak 18 en elektrisch geleidend is verbonden met de zuiger 32 en met het huis 12, hetgeen alles bekend is uit het genoemde Amerikaanse octrooischrift 3.930.709.

De zuiger 32 en de rest van het vrouwelijke contactsamenstel 30 20 bevinden zich normaal in een eerste stand in de langsrichting van het huis 12, zoals weergegeven in fig. 1 en 3, maar onder bepaalde omstandigheden, welke hieronder nader worden beschreven, beweegt het contactsamenstel 30 uit deze stand naar een tweede stand, weergegeven in fig. 2. In de eerste stand bevindt de zuiger 32 zich op maximale afstand van het eerste einde 25 14 van het huis en in de tweede stand op een minimale afstand van dit einde 14.

De zuiger 32 voorziet het vrouwelijke contactelementsamenstel 30 van een kamer 36 nabij het tweede einde 16 van het huis.

Het contactsamenstel 30 bestaat verder uit een buisvormig vrouwelijk 30 contactorgaan 38 voor het losneembaar opnemen van het mannelijke contact- ft element. Het orgaan 38 heeft radiaal buigzame contactvingers 39 aan één einde en wordt gedragen door en is beweegbaar met de zuiger 32 en elektrisch geleidend daarmee verbonden. Bij voorkeur is de verbinding tot stand gebracht, zoals ook bekend is uit het Amerikaanse octrooischrift 3.930.709, 35 door uitwendige schroefdraad aan het contactorgaan 38 en inwendige schroefdraad in de zuiger 32. Het orgaan 38 is aan beide einden open en verschaft 790 62 77 -7- een gasdoorgangskanaal.

Het samenstel 30 heeft verder organen voor het doen ontstaan van een vlamboog dovend gas wanneer een vlamboog ontstaat tussen het mannelijke contactelement en het vrouwelijke contactorgaan 38 wanneer het mannelijke 5 element het vrouwelijke orgaan nadert. Zoals is weergegeven omvatten deze organen een buisvormige geleiding 40 voor het materiaal dat het gas doet ontstaan. De geleiding 40 dient voor het opnemen en geleiden van een volgonderdeel van het gasmateriaal, dat niet is weergegeven en uitsteekt van het mannelijke contactelement, zodat het daarvóór is gelegen in 10 aanraking met het vrouwelijke orgaan 38.

De geleiding 40 ligt op één lijn met het vrouwelijke orgaan 38 en bij voorkeur op een afstand daarvan, gevormd door een spleet 42 van bepaalde afmetingen, overeenkomstig het Amerikaanse octrooischrift 3.654.590.

15 Het samenstel 30 heeft verder een buisvormige bus 44 van relatief zacht isolerend kunststofmateriaal, bevestigd aan een eerste einde aan het vrouwelijke orgaan 38, rondom dit orgaan, zoals hieronder nader wordt beschreven. De bus 44 ligt ook rondom en steunt de geleiding 40 en is daaraan gehecht met een geschikt hechtmiddel zoals beschreven in Amerikaans 20 octrooischrift 4.068.913. De bus 44 heeft nabij zijn andere einde, op een afstand gelegen van het orgaan 38, inkepingen 46 en 48 waarop een geschikte, niet-weergegeven sleutel kan aangrijpen waardoor de bus 44 kan worden geroteerd.

Het vrouwelijke orgaan 38 heeft, in de langsrichting op een afstand 25 van de contactvingers 39 in de richting van de zuiger 32, een rondgaande karteling 50 en aan de omtrek uitstekende tanden 52 welke zijn gelegen tussen de karteling 50 en de contactvingers 39. De bus 44 wordt verbonden met het vrouwelijke contactorgaan 38 door het einde van de bus 44, dat op afstand is gelegen van de geleiding 40, op één lijn te brengen met de 30 contactvingers 39 en deze delen tot op zekere hoogte in elkaar te drukken.

De tanden 52 en de karteling 50 bijten daarbij in het binnenvlak van de bus 44 zodanig dat de karteling 50 en de tanden 52 een weerstand bieden tegen verdraaiing en langsbeweging van de bus 44 ten opzichte van het orgaan 38, waardoor dit orgaan 38 een uitwendige vorm heeft welke is 35 vergrendeld met het inwendige van de bus 44, maar waardoor het orgaan 38 790 62 77 *> *· -8- door rotatie kan worden verwijderd van de zuiger 32 en daardoor vervangbaar is.

De zuiger 32 heeft aan de buitenzijde een in de langsrichting verlopende spiesleuf 52 (fig. 4) en het geleidende huis 12 is radiaal naar 5 binnen vervormd tot een inwendige langsspie 56, fig. 2 en 4, welke spie ligt in de spiesleuf en waardoor de zuiger 32 wordt belet te roteren ten opzichte van het huis 18 in alle werkstanden van de zuiger. Dit kenmerk is op zichzelf bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 3.930.709 maar hierbij heeft men een spie bestaande uit een afzonderlijke plaat, welke 10 op zijn plaats is vastgeschroefd.

De zuiger 32 heeft een dwarsvlak 58 tegenover het eerste einde 14 van het huis, terwijl het vrouwelijke contactorgaan 38 een dwarsvlak 60 heeft tegenover het zuigervlak 58, terwijl verder het samenstel 30 een metalen onderlegring 62 heeft, aangebracht tussen de vlakken 58 en 60.

15 De ring 62 omgeeft het vrouwelijke contactorgaan 38. Eén vlak van de ring 62 ligt aan tegen het vlak 58 en het andere vlak van de ring tegen het vlak 60. Door dit aanliggen is de diepte bepaald van het inschroeven van het orgaan 38 in de zuiger 32, waardoor samenwerking ontstaat tussen de vlakken 58 en 60, terwijl ook wordt verzekerd dat de bepaalde grootte van de spleet 20 42 behouden blijft wanneer het orgaan 38 in de zuiger 32 wordt geschroefd.

Alle elementen van het vrouwelijke contactsamenstel 30 zijn tezamen beweegbaar van de eerste stand (fig. 1) naar de tweede stand (fig. 2).

De koppeling 10 heeft een grendelmechanisme 64 (fig. 1 en 3). Dit grendelmechanisme houdt de zuiger 32 en de rest van het samenstel 30 in de 25 eerste stand, welke Stand deze delen innemen wanneer het mannelijke contact-element volledig is verbonden met de koppeling 10 en bij het maken en verbreken van de verbinding van de koppeling. Het samenstel 30 verlaat alleen de eerste stand bij een storing waarbij een vlamboog van grote energie ontstaat tussen het mannelijke contactelement en het vrouwelijke orgaan 30 30 en de vlamboog dovend gas wordt afgegeven via de geleiding 40 en door het volgorgaan, verbonden met het mannelijke element. Het gas stroomt door de kanalen door het vrouwelijke contactorgaan 30 en de zuiger 32 naar de kamer 36 en oefent een druk uit op de zuiger 32 in de kamer 36. Deze gasdruk is onvoldoende om het grendelmechanisme 64 vrij te maken totdat de gasdruk 35 een bepaalde waarde overschrijdt, welke alleen optreedt bij een storing, 790 62 77 -9- waardoor het grendelmechanisme 64 de zuiger loslaat en de gasdruk in de kamer 36 de zuiger en de rest van het samenstel 36 doet bewegen naar de tweede stand (fig. 2).

In het bijzonder bestaat het grendelmechanisme 64 uit een naar 5 buiten stekend veerkrachtig onderdeel 66, gedragen door de zuiger 32 (en deel uitmakend van het vrouwelijke contactsamenstel 30), welk uitsteeksel in ingrijping is met een naar binnen gekeerd omtrekskanaal 68 in het binnenwandvlak 18 van het huis 12. Het kanaal 68 heeft een scherpe zijde 70 tegenover het eerste einde 14 van het huis 12 en een tapse zijde 72 10 tegenover de scherpe of rechte zijde 70 van het kanaal. De zuiger 32 heeft een naar buiten gekeerde groef 74 met rechte zijden. Het veerkrachtige onderdeel 66 is een veer waarvan een binnenste deel is gelegen in de groef 74 en een buitenste deel in het kanaal 68, wanneer de zuiger 32 in de eerste stand staat. De veer is bij de weergegeven uitvoeringsvorm een 15 C-vozmige veer met cirkelvormige dwarsdoorsnede, die vrijwel geheel de zuiger 32 omgeeft. Deze veer is naar binnen buigbaar en verlaat dan het kanaal 68 wanneer de gasdruk in de kamer 36 de bepaalde waarde overschrijdt, waardoor het grendelmechanisme 64 wordt vrijgegeven. Dit vrijgeven wordt bestuurd en bevorderd door de tapse zijde 72 van het kanaal 68. De groef 20 74 heeft een voldoende diepte zodat de veer 66, wanneer deze erin wordt opgenomen, de tapse zijde 75 van het kanaal 68 vrijgeeft. De tapse hoek o van de zijde 72 is ongeveer 45 .

De zuiger 32 en het binnenwandvlak 18 van het huis 12 hebben tegenover elkaar een buitenvlak 74' respectievelijk een binnenvlak 76, 25 die tegen elkaar komen te liggen wanneer de zuiger 32 in de eerste stand komt, waardoor belet dat de zuiger 32 voorbij de eerste stand beweegt in de richting van de zuigerbeweging van de tweede stand af. De vlakken 74' en 76 zijn overeenkomstig taps uitgevoerd. Een goede tapse hoek bedraagt ongeveer 45°.

30 Het is van belang dat geen deel van de koppeling 10 de beweging weerstand van de zuiger 32 van de eerste stand naar de tweede stand wanneer eenmaal het grendelmechanisme 64 de zuiger heeft vrijgegeven bij het overschrijden van -de gasdruk in de kamer 36 van de bepaalde waarde. In Amerikaans octrooischrift 4.068.913 is bijvoorbeeld een terugbrengveer beschreven, 35 die de zuiger naar zijn eerste stand drukt, maar de snelle beweging van 790 62 77 / -lode zuiger van de eerste naar de tweede stand tegenwerkt, welke beweging moet plaatsvinden bij de kritieke werking wanneer een storing optreedt.

Het huis 12 heeft een aanslagvlak 78 dat naar binnen uitsteekt van het cilindrische binnenwandvlak 18 en is gelegen tegenover het dwarse 5 zuigervlak 58. Het aanslagvlak is op een afstand gelegen van het zuiger- vlak wanneer de zuiger in de eerste stand staat. De tweede stand van de zuiger wordt bepaald door het aanliggen van het aanslagvlak 78 tegen het dwarse zuigervlak 58. In het bijzonder heeft het binnenwandvlak 18 een naar binnen gekeerde groef 80, waarbij van een snapring 82 het buitenste 10 deel is opgenomen in de groef 80 en een binnenste deel het aanslagvlak 78 vormt. De groef 80 heeft rechte zijden en het buitendeel van de snapring 82 is steeds opgenomen in de groef 80. Opgemerkt wordt dat de breedte van de groef 80 iets groter kan zijn, zoals is weergegeven, dan de dikte van de snapring 82 zodat deze ring in de langsrichting beweegbaar is binnen 15 de zijden van de groef.

De binnendiameter van de snapring 82 is iets kleiner dan de buitendiameter van het dwarse zuigervlak 58, maar iets groter dan de buitendiameter van de bus 44. Ook is de binnendiameter van het neusstuk 26 iets groter dan de buitendiameter van de bus 44. Wanneer nu eenmaal de delen zijn 20 gemonteerd zijn de zuiger 32, de gesleufde veer 34 en het veerkrachtige onderdeel 64 opgesloten binnen het huis 12, terwijl de rest van het samenstel 30 uitneembaar en daardoor vervangbaar is.

Wanneer de zuiger 32 in de tweede stand staat steekt de bus 44 buiten het neusstuk 26 uit, zodat zichtbaar is dat de zuiger 32 in de 25 tweede stand staat. Wanneer dit zichtbare signaal aanwezig is zal de bedienende man normaal niet trachten de verbinding tot stand te brengen daar hij niet weet of de verbinding nu gemaakt kan worden of de storing nog aanwezig of zelfs het circuit dood is. Wanneer echter toch wordt getracht bij dit zichtbare signaal de verbinding tot stand te brengen is 30 het van belang dat het volgorgaan van het mannelijke contactelement aankomt * tegen de contactvingers 39 van het vrouwelijke contactorgaan 38, waardoor het samenstel 30 naar de eerste stand wordt verschoven, volgens fig. 1, waarin de koppeling gereed is voor het maken van de verbinding, ook in de storingstoestand, voordat het volgorgaan het vrouwelijke contactorgaan 35 38 binnengaat en het mannelijke contactelement binnen de vlamboogafstand 790 6 2 77 -11- komt van het vrouwelijke contactorgaan 38.

Bij het maken van de verbinding bij een storingstoestand verschaft de uitvinding het versneld met elkaar in aanraking komen van de contacten, waardoor de vlamboogwerkingstijd wordt verminderd, daar het grendelmechanisme 5 64 de zuiger vrijgeeft wanneer de bepaalde gasdruk van de storingstoestand wordt overschreden, waardoor deze gasdruk het vrouwelijke contactorgaan 38 kan drijven naar het mannelijke contactelement en het daarbij niet gehinderd wordt door een terugbrengveer zoals bij de bekende koppelingen volgens de Amerikaanse octrooischriften 3.930.709 en 4.068.913.

10 Daar verder het grendelmechanisme 64 de zuiger 32 positief in zijn eerste stand houdt, behalve bij een storingstoestand, is een belangrijke verbetering bereikt met betrekking tot het normale verbreken van de verbinding, ten opzichte van de bekende koppelingen, bijvoorbeeld volgens de zojuist genoemde Amerikaanse octrooischriften. Daarbij wordt het vrouwelijke 15 contactsamenstel bewogen tegen de terugbrengveer in naar de tweede stand voordat het verbreken van de verbinding begint, waardoor de slag voor het verbreken van de verbinding groter wordt, hetgeen ongewenst is. Door de uitvinding wordt deze slag tot een minimum teruggebracht daar de gasdrukken, welke optreden bij het normale verbreken van de verbinding, onvoldoende 20 groot zijn om het grendelmechanisme 64 het samenstel 30 te doen vrijgeven, zodat dit samenstel hierbij niet beweegt. Dit is van belang daar het type koppelingen, waarop de uitvinding betrekking heeft, vaak wordt gebruikt in nauwe ruimten, waarin de kortst mogelijke slag voor het verbreken van de verbinding zeer gewenst is.

25 Gebleken is in dit verband dat de werking van de koppeling niet wordt verbeterd door snel van elkaar scheiden van de contacten bij het verbreken van de verbinding, zodat dit onnodig is. Dit snelle scheiden van de contacten is niet aanwezig volgens de uitvinding, maar is dus geen nadeel.

30 Bij de koppeling volgens Amerikaans octrooischrift 4.068.913 vindt bij het tot stand brengen van de verbinding geen zuigerbeweging plaats van de eerste stand uit, maar deze koppeling heeft een klep in de zuiger, die de doorgang belet van gas naar de kamer tussen de zuiger en het gesloten einde van het huis, behalve bij een storing. Bij deze 35 bekende koppeling zijn dus niet de voordelen aanwezig van de expansiekamer 790 62 77 -12- volgens Amerikaans octrooischrift 3.539.972.

De koppeling volgens Amerikaans octrooischrift 3.930.709 is een verbetering ten opzichte van die volgens Amerikaans octrooischrift 4.068.913 omdat de klap volgens dit laatst genoemde Amerikaanse octrooi-5 schrift is vervallen en daardoor vrije stroming mogelijk is van gas door het vrouwelijke contactorgaan en de zuiger heen naar de kamer tussen de zuiger en het gesloten einde van het huis, maar hierbij vindt beweging van de zuiger plaats bij het verbreken van de verbinding, hetgeen ongewenst is.

10 Er is geen koppeling bekend van deze soort die op betrouwbare wijze opnieuw kan worden gebruikt na een storing. Met de uitvinding is het opnieuw gebruiken gedeeltelijk mogelijk door eenvoudig een wringsleutel de plaatsen op de bus 44 en deze te roteren, tezamen met de geleiding 40 en het vrouwelijke contactorgaan 38, waardoor deze delen worden verwijderd 15 tezamen met de ring 62, van de zuiger 32, waarna de aldus verwijderde delen kunnen worden vervangen door nieuwe. In dit verband wordt opgemerkt dat het kit, dat wordt gebruikt volgens de Amerikaanse octrooischriften 3.930.709 en 4.068.913 voor het bevestigen van de buisvormige geleider aan het vrouwelijke contactorgaan, onbetrouwbaar is nadat een storing is 20 opgetreden, zodat, hoewel het mogelijk is om de buis te verwijderen, het vrouwelijke contactorgaan niet altijd meekomt. In tegenstelling daarmee wordt de ingrijping tussen de bus 44 en het vrouwelijke contactorgaan 38 verkregen door de karteling 50 en de tanden 52, zodat de vervangbaarheid verzekerd is.

25 Verder beschrijft het Amerikaanse octrooischrift 4.068.913 een verbreekbare klep door de zuiger, zodat zelfs als het mogelijk zou zijn het vrouwelijke contactorgaan en de bijbehorende delen te vervangen, de inrichting niet meer geschikt is voor verder gebruik na een storing. Dit octrooischrift beschrijft wel als alternatief het gebruik van een opnieuw 30 sluitbare klep, maar ook deze opnieuw sluitbare klep is bij hernieuwd gebruik mogelijk niet meer voor 100% betrouwbaar.

790 62 77

Claims (10)

1. Vrouwelijke elektrische koppeling, bestemd voor het losneembaar verbinden van een mannelijk contactelement met een spanningvoerend hoog-spanningscircuit, welke koppeling bestaat uit een stijf geleidend huis met een eerste einde, bestemd voor het opnemen van het mannelijke contact-5 element, een tweede einde, bestemd om in hoofdzaak te worden gesloten, en een binnenwandvlak rondom een axiaal verlopende opening, uit een langwerpig vrouwelijk contactsamenstel, voorzien van een buisvormige zuiger van geleidend materiaal binnen en in elektrisch geleidende verbinding met het huis en axiaal beweegbaar tussen een eerste stand, waarin de zuiger op 10 maximale afstand ligt van het eerste einde van het huis, en een tweede stand, waarin de zuiger op een minimale afstand ligt van dit eerste einde van het huis, waarbij de zuiger in de koppeling een kamer begrenst nabij het tweede einde van het huis, en uit een vrouwelijk contactorgaan, bestemd voor aanraking met het mannelijke contactelement, welk vrouwelijke contact-15 orgaan wordt gedragen door en beweegbaar is met en in elektrisch geleidende verbinding met de zuiger, waarbij het vrouwelijke contactsamenstel zodanig is gevormd dat het een vlamboog dovend gas kan overbrengen naar de kamer, welk gas wordt ontwikkeld wanneer een vlamboog wordt opgewekt tussen het mannelijke contactelement en het vrouwelijke contactorgaan wanneer deze 20 delen elkaar naderen, met het kenmerk dat de koppeling verder omvat een grendelmechanisme voor het vasthouden van de zuiger in de eerste stand totdat de gasdruk van het gas in de kamer een bepaalde waarde bereikt, en voor het vrijmaken van de zuiger, waardoor deze naar voren kan bewegen naar de tweede stand wanneer de gasdruk de bepaalde waarde overschrijdt, 25 onder de invloed van de gasdruk welke in de kamer op de zuiger wordt uitgeoefend.

2. Koppeling volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het grendelmechanisme bestaat uit een naar buiten stekend veerkrachtig onderdeel, gedragen door de zuiger, dat is opgenomen in een naar binnen gekeerd 30 kanaal in het binnenwandvlak van de koppeling.

3. Koppeling volgens conclusie 2, met het kenmerk dat het kanaal een scherpe of·rechte zijde heeft tegenover het eerste einde van het huis en een tapse zijde, in hoofdzaak tegenover de scherpe zijde van het kanaal.

4. Koppeling volgens conclusie 3, met het kenmerk dat de zuiger 790 62 77 v- -Λ- f Λ, -14- een naar buiten gekeerde groef met scherpe of rechte randen heeft, waarbij het naar buiten stekende veerkrachtige onderdeel een veer is waarvan het binnenste deel is opgenomen in de naar buiten gekeerde zuigergroef en een buitenste deel is opgenomen in het genoemde kanaal, wanneer de zuiger in 5 de eerste stand staat, maar welke veer naar binnen kan buigen uit het kanaal wanneer de gasdruk de bepaalde waarde overschrijdt, waarbij de veer in aanraking komt met de tapse zijde van het kanaal en de zuiger naar de tweede stand kan bewegen.

5. Koppeling volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de zuiger 10 en het binnenwandvlak respectievelijk een buitenvlak en een binnenvlak hebben, welke tegenover elkaar liggen en in aanraking met elkaar zijn wanneer de zuiger in de eerste stand staat, waardoor wordt belet dat de zuiger beweegt voorbij de eerste stand in de richting van de zuigerbeweging van de tweede stand af.

6. Koppeling volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het vrouwelijke contactsamenstel ook een buisvormige bus omvat, die op één lijn ligt met het vrouwelijke contactorgaan en tussen dit orgaan en het eerste einde van het huis, welk contactorgaan een buitenvorm heeft welke in ingrijping is met de binnenzijde van de bus en dit vrouwelijke contactorgaan is geschroefd 20 in de zuiger.

7. Koppeling volgens conclusie 6, met het kenmerk dat de ingrijping relatieve rotatie en langsbeweging belet van de bus ten opzichte van het vrouwelijke contactorgaan, waarbij de zuiger aan de buitenzijde een spiesleuf heeft in de langsrichting, en het geleidende huis radiaal naar 25 binnen is vervormd waardoor een spie is ontstaan aan de binnenzijde in de langsrichting, gelegen in de spiesleuf, waardoor rotatie wordt belet van de zuiger ten opzichte van het geleidende huis, waardoor de bus en het vrouwelijke contactorgaan uit de zuiger kunnen worden verwijderd en daardoor vervangbaar zij.

8. Koppeling volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de zuiger verder een dwarsvlak heeft tegenover het eerste einde van het huis, en het geleidende huis is voorzien van een naar binnen stekend aanslagvlak tegenover het dwarse zuigervlak en op een afstand daarvan gelegen wanneer de zuiger in de eerste stand staat, waarbij de tweede stand wordt bepaald door het 35 tegen elkaar aanliggen van dit aanslagvlak en het dwarse zuigervlak. 790 62 77 > -15- 2r T

9. Koppeling volgens conclusie 8, met het kenmerk dat het binnen-wandvlak een naar binnen gekeerde groef heeft, waarbij van een snapring het buitenste deel is opgenomen in de groef en een binnenste deel het genoemde aanslagvlak vormt.

10. Koppeling volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het vrouwelijke contactorgaan en de zuiger tezamen een open doorgang vormen voor de overgang van gas naar de genoemde kamer. 790 62 77