NL7808720A - Drager voor houders. - Google Patents

Description

f *\ ·» i :i P] ·/* 1 · ' ’3 $ ; i i .1 ^ 1 U 2090 (R) I Unilever N.V. te Rotterdam I Drager voor houders.

;] ' Door Aanvrager wordt als uitvinder genoemd: j J.Damstra te Hendrik Ido Ambacht.

ï 4 ‘1 *1

De onderhavige uitvinding betreft een draagverpakking 1 voor houders, zoals b.v. flessen, blikjes, glazen pot- i ten enz.

j De drager wordt veelal uit karton gevouwen en geplakt, ;j 5 zodat ongeveer de vorm van een klein flessenbakje ont- 'i | staat.

| Draagverpakkingen voor flessen in de hierbovengenoemde

j vorm zijn bijvoorbeeld uit DE-AS 1 288 502 en DE-AS

] 10 i486 513 bekend. Deze draagverpakkingen worden uit I voorgevouwen en voorgeplakte plano's opgericht, waar- I bij een vakindeling ontstaat en een handvat wordt ge- j vormd dat zich over het midden van de verpakking uit strekt. Deze verpakkingen vergen niet alleen een 15 groot aantal vouw- en plakhandelingen, maar ook vooral I veel kartonmateriaal. Door het vouwen bestaan b.v. de handvatten uit vier lagen en de bodem gedeeltelijk uit twee lagen.

j j 20 Volgens de uitvinding wordt een drager voor houders ! ^ gevormd, die enerzijds wordt vervaardigd met gebruik- 78 0 8 7 2 0 i ^ i · l ! 2 making van betrekkelijk weinig kartonmateriaal en ook een vakindeling bestemd voor "de afzonderlijke houders i bezitten kan, en die anderzijds zorgt voor een goed overbrengen van de op de bodem inwerkende krachten 5 op het handvat en voor een goede vormvastheid, ook bij de opening.

De drager bestaat uit zij- en frontwanden, een bodem en een uit twee helften samengevouwen tussenwand, wel-10 ke een opening voor het dragen bevat. Tussen de tussen-wandhelften bevindt zich in het midden een vouwrand, die de bovenrand van de tussenwand van de drager vormt.

Aan de beide einden, bijv. buiten het gebied van de ' openingen voor het dragen verbreedt de vouwrand zich 15 met behulp van twee divergerende vouwlijnen, waartussen zich een stabiliseringsvlak ongeveer in de vorm van een driehoék of een trapezium bevindt, dat aan één zijde via een frontvouwlijn in een met de frontwand verbonden vlak,of bij voorkeur direct,in de frontwand 20 overgaat. De tussenwandhelften zijn aarf hun naar de frontwand gekeerde einden met stroken verlengd. Door de vouwlijnen tussen het stabiliseringsvlak en de einden van de tussenwandhelften worden de laatstgenoemde buitenwaarts uiteengevouwen. De stroken zijn 25 bij voorkeur zodanig met de frontwand verbonden, dat aan de frontwand de afstand tussen de einden van de tussenwandhelften gelijk is aan de lengte van de frontvouwlijn van het stabiliseringsvlak.

30 De vouwrand kan gevormd zijn door een vouwlijn, die zich aan beide einden in de twee divergerende vouwlijnen splitst, of door een smal vlak tussen twee vouwlijnen, die aan beide einden van het vlak of strook van elkaar gebogen zijn.

35

De ongeveer driehoekige stabiliseringsvlakken, die ten opzichte van de vouwrand over het midden van de '' / \ 7808720 \ 3 ' \ \ - . · - i »·/ . , 3 V1 verpakking schuin aflopen, zorgen voor een zo goed als vormvaste verbinding.tussen de tussenwand en de frontwanden . Hierdoor worden niet alleen vervormingen van de rechthoekige dwarsdoorsnede van de opening van de 5 drager, van de frontwanden en van de tussenwand praktisch voorkomen, maar wordt ook een gunstig overbrengen· van de krachten van het door de erin geplaatste houders belaste bodemvlak via de frontwanden naar het handvat in de tussenwand mogelijk gemaakt. De drager 10 kan derhalve uit een betrekkelijk licht kartonmateriaal worden vervaardigd. Zij- en frontwanden alsmede de bodem kunnen op verschillende wijzen worden uitgevoerd.

Bij een voorkeursuitvoering bezitten de frontwanden, welke via de stabiliseiingsvlakken en de stroken aan 15 de einden van de tussenwandhelften met de tussenwand zijn verbonden, zijwandgedeelten, die ongeveer in het midden van de zijwanden onder overlapping aan elkaar zijn geplakt. Uit de tussenwandhelften worden kleppen gevouwen, die voor een vakindeling zorgen, en het vast-20 plakken van deze kleppen aan de zijwanden beveiligt tevens de zijwanden tegen vervormingen en draagt bij tot het overbrengen van de op de bodem werkende krachten naar het midden van de tussenwanden. Het bodemdeel kan bijvoorbeeld uit verlengingen van een of de beide 25 frontwanden zijn gevormd of ook als apart onderdeel door plakstroken aan de onderzijde met alle front- en zijwanden verbonden zijn. Volgens een andere voorkeursuitvoering zijn de frontwanden met de tussenwanden verbonden en worden met een U-vormig gevouwen deel, 30 dat uit de zijwanden en de bodem bestaat, aan de zij-en onderkanten van de frontwanden geplakt. Ook hier kunnen door te plakken verdere verbindingen tussen de zijwanden en de uit de tussenwand gevouwen kleppen voor de vakindeling gevormd worden.

35

In de bijgevoegde tekeningen zijn uitvoeringsvoor-beelden schematisch weergegeven. Pig. 1 toont een 7808720 4 plano voor een drager voor houders.

Pig. 2 toont in perspectief een uit een plano in fig.

1 gevormde drager.

Pig. 3 toont een ander perspectief, waarbij een deel 5 van een zijwand is weggenomen.

Fig. it toont een ander plano, waarbij een vouwrand, bestaande uit een smalle strook tussen twee vouwlijnen is weergegeven.

10 De in fig. 1 getoonde plano bestaat uit de front-, wanden 1, de zijwandgedeelten 2a en de tussenwandhelf-ten 3a. De zijwandgedeelten 2a worden, elkaar ongeveer in het midden overlappend, tot de zijwanden 2 aan elkaar geplakt, en de tussenwandhelften 3a worden 15 tot de tussenwand 3 samengevouwen, zoals in fig. 2 weergegeven. In de tussenwand 3 bevindt zich de opening voor het dragen 4, welke door de kleppen ita in de tussenwandhelften 3a wordt gevormd. Met de tussenwandhelften 3a zijn stroken 5 via vouwlijnen 20 6 verbonden. De stroken 5 aan de einden van de tussen wandhelften 3a worden aan de binnenzijde op de front-wanden 1 geplakt.

Tussen de tussenwandhelften 3a bevindt zich de vouw-25 rand 7 gevormd door e.en vouwlijn 7a. Aan beide zijden van het ongeveer door de draagopening 4 aangegeven middengedeelte van de tussenwand 3 splitst de vouwlijn 7a zich in twee vouwlijnen 8. Deze vouwlijnen 8 sluiten een driehoekig vlak in, dat als stabiliserings-30 vlak 9 is aangeduid. De derde zijde van het stabili-seringsvlak 9 is de frontvouwlijti 10, die de bovenrand van de frontwand 1 vormt. Door de in dit.voorbeeld gekozen constructie van de vouwlijnen 8 en 10 wordt het stabiliseringsvlak 9 bij het oprichten van 35 de plano in een schuine, van de vouwrand 7 naar de fi frontwand 1 aflopende stand gebracht. De lengte van 78 0 8 7 2 0 ' w 5 de frontvouwlijn 10 bepaalt de spreiding tussen de einden van de tussenwandhelften 3a resp. de afstand tussen de vouwlijnen 6 van de aan de frontwa’nd 1 geplakte stroken 5· 5

Bij het in fig. 1 weergegeven voorbeeld vormt elke scheidingslijn 11 als snijlijn tussen het bovenste, gevelvormige deel van de frontwand 1 en het bovenste deel van de stroken 5 een hoek van 45° met de aanlig-10 gende vouwlijn 6 resp. van 135° met de aanliggende vouwlijn 12 opzij van frontwand 1, en de breedte b van de stroken 5 komt ongeveer overeen met de afstand tussen de vouwlijn 6 van de aan de frontwand 1 bevestigde strook 5 en de vouwlijn 12 die in de opgerichte 15 drager de hoekrand tussen frontwand 1 en zijkant 2 vormt. De stroken 5 worden daarom bij voorkeur zo gevouwen, dat ze de binnenzijde van frontwand 1 tussen de vouwlijnen 6 en de vouwlijnen 12 bedekken. In plaats van de snijlijn kan als scheidingslijn 11 20 ook een vouwlijn worden gebruikt zoals in fig. 4 getoond. Snijlijn 13, welke de breedte b van de plak-' stroken 5 bepaalt, vormt de grootst mogelijk hoogte van de zijwanden 2 in de aangegeven uitvoeringsvorm volgens fig. 1.

25

Door het stabiliseringsvlak 9 wordt een hol profiel geschapen, dat zowel de frontwand 1 als de tussenwand 3 verstevigt, zodat de drager bij de in het gebruik voorkomende belastingen niet of moeilijk 30 kan vervormen. Het stabiliseringsvlak 9 maakt het bovendien mogelijk het kartonmateriaal van frontwand 1 in de tussenwandhelften te laten overgaan en daarmee de frontwanden 1 en de tussenwandhelften 3a als één plano uit te voeren, wanneer het bijvoorbeeld 35 door de vouw- en plakhandelingen bij het mechanisch oprichten niet mogelijk is de scheidingslijnen 11 als ; l § vouwlijnen uit te voeren. Een schuine, aflopende con- 780872Ü 6 structie van de stabiliseringsvlakken 9 draagt niet alleen bij tot verhoging van de stevigheid en het overbrengen van de kracht naar het handvat, maar verleent ook de drager een aantrekkelijk uiterlijk.

5

De plano volgens fig. 1 bevat bovendien nog kleppen ' 14 in de tussenwandhelften 3a. Deze worden langs vouwlijnen 15 uit de tussenwandhelften 3a gevouwen. Zij bezitten aan hun einden plakranden 16, die na vouwen 10 langs de vouwlijnen 17 op de binnenzijde van de zijwanden 2 worden geplakt. De kleppen 14 vormen samen met de tussenwand 3 een vakindeling. Bij het in de tekeningen weergegeven voorbeeld worden twee door de tussenwand 3 gescheiden rijen van elk drie door de 15 kleppen 14 afgescheiden vakken gevormd. De drager kan dus bijvoorbeeld voor zes bierflessen worden gebruikt.

Figuur 3 laat zien dat de drager van een bodem 18 is 20 voorzien, welke door middel van plakstroken 19, 20 aan de frontwanden 1 en de zijwanden 2 is bevestigd.

De boven- en onderkanten van de door het uitvouwen van de kleppen 14 ontstane openingen in de tussenwandhelften 3a zijn slechts licht uiteen gebogen en 25 volgen door de bij kartonmateriaal mogelijke welving slechts ongeveer de loop van de vouwlijnen 8. Het erin plaatsen van ronde voorwerpen, zoals b.v. flessen, ondervindt geen hinder van deze gebogen einden van de tussenwandhelften 3a. Eventueel kunnen ook de 30 vouwlijnen 8 gebogen zijn.

V

In de in fig. 4 getoonde plano is de vouwrand 7 door twee dicht bij elkaar geplaatste vouwlijnen 7b begrensd, die aan hun einden overgaan in uit elkaar 35 gebogen vouwlijnen 8, welke de stabiliseringsvlakken 9 vormen. Ook is de scheidingslijn 11 als vouwlijn v7 uitgevoerd. Van deze plano worden de tussenwand 3 i 7808720 7

V

en beide frontwanden 1 gevormd, die met behulp van de plakstroken 19 en 20a met een niet getoond U-vormig deel kunnen worden verbonden, dat de bodem en de zijwanden vormt. Van de tussenwandhelften 3a kunnen 5 kleppen 14 voor een vakindeling afgescheiden zijn, zoals in verband met fig. 1 beschreven. De tussenwandhelften 3a zijn echter minder hoog dan in fig. 1 t/m 3 aangegeven en bevinden zich bij de opgezette drager slechts in het bovengedeelte, maar zijn bij voorkeur 10 toch zo groot dat zij nog tussen de schouders van de flessen uitsteken.

Als de scheidingslijn 11 als vouwlijn is uitgevoerd is het voordelig, de stroken 5 niet aan de frontwanden 15 1 te plakken en ook de tussenwandhelften 3a niet tegen elkaar te plakken. Door inzetten van flessen worden de einden van de tussenwandhelften 3a en de stroken 5 licht gebogen en de daardoor verkregen spanning in het materiaal draagt bij tot de stabili-20 sering van de houder.

Een voordeel van de als uitvoeringsvoorbeelden weergegeven drager bestaat daarin dat alle delen, uitgezonderd de bodem, uit één rechthoekige plano kunnen 25 worden gevormd en al het noodzakelijke plakken na het vouwen van de plano, inclusief het plakken van de bodem, tussen de buitenste delen zoals b.v. de frontwanden en de op de binnenzijde van deze buitenste delen gevouwen plakstroken plaats vindt, 30 zodat voor het plakken slechts één arbeidsgang nodig is. Binnen de grenzen van de uitvinding kan echter in verschillende opzichten van het weergegeven voorbeeld worden afgeweken, als dit door aantal en vorm van de erin te plaatsen houders, door de vorm van 35 de verpakking of door de inrichtingen voor het oprichten en plakken van de plano, noodzakelijk mocht zijn.

7808720

Claims (9)

1. Kartonnen drager voor houders, bestaande uit zij-en frontwanden, een bodem en een uit twee helften samengevouwen tussenwand, welke een opening voor het dragen 5 bevat, met het kenmerk, dat de tussen de tussenwand-helften (3a) lopende vouwrand (7) zich aan beide einden met behulp van twee divergerende vouwlijnen (8) verbreedt, waartussen zich een ongeveer driehoekig stabili-seringsvlak (9) bevindt, dat aan één zijde via een front-10 vouwlijn (10) in een met de frontwand (1) verbonden vlak overgaat, en zich aan de einden van de tussenwand-helften (3a) stroken (5) bevinden, welke zodanig met de frontwand (1) zijn verbonden, dat de vouwlijnen (6), die de stroken (5) met de tussenwandhelften (3a) verbinden, 15 aan de einden van de tussenwandhelften (3a) zich ten minste gedeeltelijk op enige afstand van elkaar bij de frontwand (1) bevinden.

2. Drager volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het 20 vlak dat de verbinding vormt tussen de frontvouwlijn (10) en de frontwand (1) deel uitmaakt van de frontwand (1).

3. Drager volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de, tussen de tussenwandhelften (3a) lopende, vouw- 25 rand (7) door twee vouwlijnen (7b) wordt gevormd, waarbij deze vouwlijnen (7b) zich als divergerende vouwlijnen (8) gebogen voortzetten, zodat de vouwrand (7) aan zijn einden in de stabiliseringsvlakken (9) overgaat.

4. Drager volgens een der conclusies 1 t/m 3, met het kenmerk, dat de vouwlijnen (6) aan de einden van de tussenwandhelften (3a) evenwijdig lopen*

5. Drager volgens een der conclusies 1 t/m 4, met het 35 kenmerk, dat de stabiliseringsvlakken (9) schuin aflopen C. naar de frontwanden (1).

) % 6. Drager volgens een der conclusies 1 t/m 5, met het \ 7808720 V · , , * ’ -S> ' t kenmerk, dat de scheidingslijnen (11) tussen het bovendeel van de frontwanden (1) en het bovendeel van de stroken (5) onder een hoek van ongeveer 135°C ten opzichte van de zij vouwlijnen (12) van de frontwanden 5 (1) lopen, en de breedte (b) van de stroken (5) zo groot is, dat de stroken (5) de binnenzijde van de fronwanden Jl) tussen de tussenwandhelften (3a) en de vouwlijnen (12) ten minste in het bovendeel in wezen bedekken. '

7. Plano geschikt voor de vervaardiging van een drager volgens een der conclusies 1 t/m 6.

8. Plano volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat hij tussenwandhelften (3a), frontwanden (1) en zijwandge- 15 deelten (2a) bevat, waarbij de zijwandgedeelten (2a) aan beide zijden van de frontwandeh (1) hiermede via vouwlijnen (12) zijn verbonden en in het midden van de zijwanden (2) van de drager onder overlapping aan elkaar kunnen worden geplakt. 20

9. Plano volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat deze tussenwandhelften (3a) omvat, waaruit kleppen (14) kunnen worden gevouwen, die met de zijwanden (2) kunnen worden verbonden, bijv. door plakken, welke kleppen (14) 25 dan voor een vakindeling zorgen. 78 0 87 20