NL2030717B1 - Inrichting voor het vangen van vis, systeem dat gebruik maakt van de inrichting, werkwijze voor het vangen van vis en basisschip voor gebruik daarbij - Google Patents

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vangen van vis, omvattende een vaartuig voor het voortbewegen van een net door een waterlichaam, met het kenmerk, dat het vaartuig ten behoeve van de aandrijving is verbonden met een door de wind 5 voortbewogen apparaat.

Description

P915/NLpd

INRICHTING VOOR HET VANGEN VAN VIS, SYSTEEM DAT GEBRUIK MAAKT VAN

DE INRICHTING, WERKWIJZE VOOR HET VANGEN VAN VIS EN BASISSCHIP

VOOR GEBRUIK DAARBIJ

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vangen van vis volgens de aanhef van conclusie 1. Deze inrichting maakt gebruik van een vaartuig om in het water levende plantaardige en dierlijke organismen te verzamelen en vangen, hierna eenvoudig aangeduid als het vangen van vis. Voorts heeft de uitvinding betrekking op een systeem voor het vangen van vis onder toepassing van de inrichting volgens de uitvinding, op een basis- schip voor gebruik in het systeem volgens de uitvinding en op een werkwijze voor het vangen van vis, omvattende het gebruik van een vaartuig met net volgens de uitvinding.

Een dergelijke inrichting is in de techniek bekend. Het is gebruikelijk om door middel van een vaartuig een net voort te be- wegen door een waterlichaam, wat bijvoorbeeld een zoetwaterlichaam of een zoutwaterlichaam kan zijn. Met name bij het vissen in zout- waterlichamen zijn de schepen zeer groot geworden om een grote hoeveelheid vis te kunnen vangen. Het nadeel van deze grote sche- pen is dat het energieverbruik tijdens het vissen zeer hoog is terwijl de manoeuvreerbaarheid zeer laag is. Het aantal beman- ningsleden op dergelijke schepen is bovendien hoog, waardoor de kosten sterk worden opgedreven.

In de techniek is geen directe oplossing om het nadeel van de geringe manoeuvreerbaarheid weg te nemen onder behoud van de grote opslagcapaciteit. Ook is geen oplossing voor het hoge energiever- bruik beschikbaar.

De uitvinding heeft nu tot doel een verbeterde inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen.

In het bijzonder heeft de uitvinding tot doel een inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen die met grote mate van vrijheid vissen en dergelijke kan vangen.

Met name heeft de uitvinding tot doel een inrichting te ver- schaffen voor het vangen van vis met minder energieverbruik.

Tevens heeft de uitvinding tot doel een verbeterde inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen die met minder mankracht toekan.

Daarnaast heeft de uitvinding tot doel een inrichting te ver- schaffen die nauwkeurig op verscheidene geografische posities kan vissen, bij voorkeur zodanig dat vissen nauwkeurig kunnen worden opgespoord en gevolgd, in het bijzonder dat de inrichting volgens de uitvinding naar posities kan worden gebracht waar zich vissen bevinden. Ook is het met de inrichting volgens de uitvinding, bij- voorbeeld een vaartuig met een net, mogelijk dat deze exact naar een geschikte grond voor bodemvissen wordt geleid.

Ter verkrijging van ten minste een van de hiervoor genoemde voordelen, verschaft de uitvinding volgens een eerste uitvoerings- vorm een inrichting die de maatregelen van conclusie 1 bevat. Deze inrichting heeft het voordeel dat zeer nauwkeurig kan worden be- paald waar het vissen wordt uitgevoerd zonder dat een bemanning aanwezig is. Daardoor kan de afmeting zeer beperkt blijven wat de manoeuvreerbaarheid vergroot.

Tevens is gebleken dat in de inrichting volgens de uitvin- ding, vanwege de toepassing van een door de wind voortbewogen aan- drijving, het energieverbruik nihil is. Een dergelijke synergeti- sche werking is een groot voordeel.

Volgens een andere uitvoeringsvorm heeft de uitvinding be- trekking op een systeem voor het vangen van vis volgens conclusie 8, op een basisschip volgens conclusie 12 en op een werkwijze voor het vangen van vis volgens conclusie 13.

De uitvinding heeft derhalve betrekking op een inrichting voor het vangen van vis, omvattende een vaartuig voor het voortbe- wegen van een net door een waterlichaam, met het kenmerk, dat het vaartuig een onbemand vaartuig is dat ten behoeve van de aandrij- ving is verbonden met een door de wind voortbewogen apparaat.

De inrichting volgens de uitvinding is met name zeer energie- zuinig wanneer het door de wind voortbewogen apparaat een kite of vlieger is. Door het vaartuig te voorzien van een automatische stuurinrichting kan het vaartuig het net nauwkeurig op de gewenste positie door het water bewegen om zodoende exact de vissen te vol- gen en te onderscheppen. Ook kan hiermee een vooraf te bepalen traject worden afgelegd, bijvoorbeeld om nauwkeurig een gewenste grond met een trawlnet volgens een te bepalen traject te bevissen.

Voorts kan het vaartuig bij een voldoende vangst terugkeren naar een basisschip waar het de vangst kan afleveren om vervolgens op- nieuw op vangst te gaan.

Middels de uitvinding is het tevens mogelijk om de in- richting; in het bijzonder wordt hiermee bedoeld het vaartuig met net, na vaste tijd te hebben gevist terug te laten keren naar het basisschip. De aard en hoeveelheid van de vangst kan dan worden geanalyseerd op basis waarvan kan worden besloten of ook andere inrichtingen volgens de uitvinding naar die positie worden ge- stuurd, in het geval de vangst zeer positief was, of dat het zo-

Juist geanalyseerde inrichting naar een andere positie wordt ge- stuurd, in het geval de vangst negatief was.

Om bij het manoeuvreren niet geheel afhankelijk te zijn van de besturing van het door de wind voortbewogen apparaat heeft het de voorkeur dat het vaartuig voorts een roer omvat en een bestu- ringsmodule voor het aansturen van het roer. Hierdoor kan nauwkeu- riger en in sommige gevallen sneller worden gemanoeuvreerd.

Een eenvoudige en geautomatiseerde sturing van het vaartuig middels het bedienen van het door de wind voortbewogen apparaat is eenvoudig te realiseren wanneer het vaartuig middels ten minste twee lijnen is verbonden met het door de wind voortbewogen appa- raat en een besturingsmodule omvat voor het onafhankelijk van el- kaar aansturen van de lijnen. Een dergelijke aansturing van een vlieger of kite is bekend voor manuele bediening, maar ook voor geautomatiseerde bediening.

De besturingsmodule kan rechtstreeks zijn verbonden met het vaartuig of kan middels een tussenmodule, bijvoorbeeld een stijf staafvormig element, een flexibele lijnverbinding of een combina- tie daarvan, met het vaartuig zijn verbonden. In geval van de toe- passing van een tussenmodule kan het vaartuig als onderwatervaar- tuig zijn uitgevoerd en kan de besturingsmodule voor het door de wind voort te bewegen apparaat zich bijvoorbeeld boven of aan het wateroppervlak bevinden.

Om het vaartuig, bijvoorbeeld bij voldoende vangst, automa- tisch terug te laten keren naar een basisschip waar het in dat ge-

val de vangst kan afgeven heeft het de voorkeur dat het vaartuig tevens een navigatiemodule omvat voor het instellen van een te volgen route. Die route kan als eindbestemming de positie van het basisschip bevatten. Ook kan een navigatiemodule worden gebruikt voor het vaartuig naar een andere locatie te doen verplaatsen waar bijvoorbeeld een grotere vangstkans is.

Om een vergrote vrijheid van verplaatsing te geven heeft het de voorkeur dat het vaartuig een communicatiemodule omvat voor communicatie met een basisstation, bijvoorbeeld voor het verzenden van een huidige positie en het ontvangen van een doelpositie.

De inrichting volgens de uitvinding kan in een verscheiden- heid aan vormen worden uitgevoerd. Met name heeft het de voorkeur dat het vaartuig een onderwatervaartuig is. Echter, ook een vari- ant van een oppervlaktevaartuig is zeer geschikt voor de in- richting volgens de uitvinding, bijvoorbeeld wanneer een vol net bij het basisschip dient te worden losgekoppeld en te worden ver- vangen door een leeg net. Een hybride uitvoeringsvorm is evenzeer mogelijk waarbij deinrichting tijdens het vissen als onderwater- vaartuig opereert en bij onderhoud of andersoortige handelingen aan het oppervlak verschijnt.

Volgens een verdere variant heeft de uitvinding betrekking op een systeem voor het vangen van vis onder toepassing van een in- richting volgens de uitvinding en zoals hiervoor beschreven, waar- bij het systeem een basisschip omvat en ten minste een vaartuig voor het voortbewegen van een net door een waterlichaam, waarbij het basisschip is ingericht voor het ontvangen van de vangst van het vaartuig. Bij voorkeur heeft het systeem betrekking op een combinatie van een basisschip en een veelvoud aan vaartuigen voor het voortbewegen van een net door een waterlichaam. Daardoor wordt de efficiëntie van het systeem aanmerkelijk vergroot.

In een voorkeursvariant van het systeem omvat het basisschip een basisstation voor communicatie met het ene of met meerdere vaartuigen.

Het kan de voorkeur hebben dat bij het afleggen van grotere afstanden, of bij het kruisen van scheepsroutes, de vaartuigen aan boord van het basisschip worden genomen. Ook kan het voordelig zijn dat bij een afgewerkte vangst het net van het vaartuig wordt afgenomen en wordt overgebracht op het basisschip. Vervolgens kan hetzelfde, geleegde net worden teruggeplaatst op het vaartuig, of kan onmiddellijk een nieuw leeg net aan het vaartuig worden gekop- peld. In dergelijke gevallen heeft het de voorkeur dat het basis- 5 schip een hijsinrichting omvat voor het vanuit het water aan boord overbrengen van ten minste een van het vaartuig en het net, vice versa. Tevens zal het de voorkeur genieten dat tevens het door de wind voortbewogen apparaat aan boord van het basisschip wordt ge- nomen, wat zowel afzonderlijk van het vaartuig als in combinatie met het vaartuig kan gebeuren. In dat laatste geval kan het vaar- tuig een lier of soortgelijk oprolmechanisme bevatten voor het op- slaan van de lijnen en het apparaat.

Volgens de uitvinding heeft het derhalve tevens de voorkeur dat het in systeem volgens de uitvinding het basisschip een hijs- inrichting omvat voor het van het basisschip overbrengen van een net naar het vaartuig, vice versa.

Volgens nog een ander aspect heeft de uitvinding betrekking op een basisschip voor gebruik in het systeem volgens de uitvin- ding en zoals hiervoor uitgebreid omschreven, omvattende ten min- ste een van een basisstation voor communicatie met de vaartuigen en een hijsinrichting.

Tot slot heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het vangen van vis, omvattende het gebruik van een vaartuig met een net zoals hiervoor beschreven, waarbij het vaartuig is verbon- den met een door de wind voortbewogen apparaat ten behoeve van de aandrijving van het vaartuig.

Bij voorkeur omvat de werkwijze het aan boord van het basis- schip houden van de vaartuigen tijdens verplaatsing tussen vis- gronden of tussen een haven en een visgrond, vice versa.

Volgens een alternatieve variant kan de vlieger rechtstreeks aan bijvoorbeeld borden van een trawlnet worden gekoppeld. In ge- val van een trawlnet is het gebruikelijk dat de zijdelingse uit- einden van het net elk aan een bord zijn verbonden die door een trawler worden voortgetrokken. Wegens de vereiste weerstand door het wijd uitwaaieren van de borden ten opzichte van de trawler wordt een zeer grote weerstand in het water verkregen. Door vol- gens de onderhavige uitvinding het vaartuig uit te voeren met de functie van een dergelijk bord dat bij trawlvissen wordt gebruikt, waardoor de beide borden elk middels een aan elk afzonderlijk bord bevestigd door de wind voortbewogen apparaat worden voortbewogen wordt een eenvoudige verplaatsing van het trawlnet door het water verkregen.

Voorts kan de vlieger of kite rechtstreeks aan bijvoorbeeld een Sumwing, zoals beschreven in Europees octrooi EP2043429B, wor- den gekoppeld, waarbij een afzonderlijk vaartuig komt te verval- len. In dat geval dient de Sumwing als vaartuig of inrichting vol- gens de uitvinding.

De uitvinding zal hierna aan de hand van een tekening nader worden uitgelegd. De tekening toont hierbij in:

Fig. 1 een eerste variant van de inrichting volgens de uit- vinding,

Fig. 2 een detailaanzicht van de inrichting volgens Fig. 1,

Fig. 3 een aanzicht vanuit een andere positie van de in- richting volgens Fig. 1,

Fig. 4 een aanzicht vanuit nog een andere positie van de in- richting volgens Fig. 1, en

Fig. 5 en Fig. 6 aanzichten tonen van het hoofdlichaam van het vaartuig en daaromheen te plaatsen huls met vleugelelementen.

In de figuren zijn dezelfde onderdelen middels dezelfde ver- wijzingscijfers aangeduid. Echter, de voor een praktische uitvoe- ring van de uitvinding noodzakelijke onderdelen zijn niet alle ge- toond, vanwege de eenvoud van de weergave.

Fig. 1 toont een toepassing van de inrichting 1 volgens de uitvinding. De inrichting 1 is hier vanaf de achterzijde getoond.

De inrichting 1 is een onderwatervaartuig 1 dat zich in de getoon- de positie onder het wateroppervlak 2 bevindt. De inrichting 1 be- vat een hoofdlichaam 3 en twee aan weerszijden zich daarvan uit- strekkende vleugelelementen 4, 5. Voorts is een roer 6 voorzien dat in de getoonde uitvoeringsvorm vier vleugels omvat. Aan de in- richting 1 is een eerste uiteinde van een treklijn 7 bevestigd die met het andere uiteinde aan een besturingsmodule 8 is bevestigd.

De besturingsmodule 8 is op zijn beurt verbonden met twee lijnen 9, 10 van een kite 11. De besturingsmodule 8 is ingericht om de lijnen 9, 10 te bedienen om een verplaatsingsrichting van de in- richting 1 te bepalen. Het besturen van de inrichting 1 kan tevens worden geregeld door het aansturen van het roer 6, met name de vinnen 17, 18, 19, 20, en de positie van de vleugelelementen 4, 5.

Het roer 6 is uitgevoerd als een stel staartvinnen 17, 18, 19, 20. Het roer 6 omvat in de uitvoeringsvorm volgens Fig. 4 twee horizontale roervinnen 17, 18 en twee verticale roervinnen 19, 20.

Deze kunnen elk onafhankelijk van elkaar aangestuurd worden, maar een gezamenlijke aansturing is eveneens mogelijk.

De vleugelelementen 4, 5 zijn bij voorkeur kantelbaar ten op- zichte van het hoofdlichaam 3 van de inrichting 1, om bij elke po- sitie van het hoofdlichaam 3 ten opzichte van de vlieger een ge- wenste positie in het water te behouden. De kantelbaarheid kan be- staan uit een beweging om een loodrecht op de lengteas van het vaartuig gelegen as. Tevens zijn de vleugels bij voorkeur ver- plaatsbaar om een lengteas van het vaartuig.

De inrichting 1 is voorts ingericht om te kunnen worden ge- koppeld aan een uiteinde van een netlijn 12, zoals ook getoond in

Fig. 4. De netlijn 12 is met het andere uiteinde gekoppeld aan een net 13 dat in de getoonde variant een trawlnet 13 is. Het trawlnet heeft een zelfcorrigerend mechanisme waarmee de hoogte van het net boven de waterbodem 15 continu en automatisch wordt geregeld.

Fig. 2 geeft een vergroot aanzicht van een deel van de in- richting volgens Fig. 1.

In Fig. 3 is een ander perspectief genomen voor het tonen van de inrichting volgens de uitvinding. De beide vleugelelementen 4, 5 van het vaartuig 1 zijn duidelijk zichtbaar, waarbij een vleu- gelelement 4 zich beduidend dichter bij het wateroppervlak 2 be- vindt dan het andere vleugelelement 5. Hierdoor wordt onder andere een besturing van de inrichting 1 gerealiseerd alsmede een optima- le weerstand tegen de trekkracht van de vlieger of kite. Voorts is in Fig. 3 getoond dat de treklijn 7 aan het uiteinde een haspel of liermechanisme 16 bevat voor het aansturen van de lijnen 9, 10 van de kite 11. Ook is bij de besturingsmodule 8 een antenne 14 voor- zien voor communicatie met een basisstation. Een basisstation kan bijvoorbeeld gegevens ontvangen van de besturingsmodule 8 en ver- zenden naar de besturingsmodule 8, zoals voor het aanpassen van de positie van de inrichting 1.

Fig. 4 toont ten slotte een detailaanzicht van de inrichting 1 waarbij de koppeling van de inrichting 1 met de treklijn 7 dui- delijk is getoond. De treklijn 7 dient er tevens voor om de in- richting 1, en dan in hoofdzaak de positie van de beide vleugel- elementen 4, 5 in hoofdzaak loodrecht ten opzichte van de positie van de vlieger of kite te houden, waardoor een maximale trekkracht kan worden verkregen.

Een geschikte oplossing om de vleugelelementen te allen tijde loodrecht op de verbindingslijn met de kite of vlieger te houden, terwijl een optimale besturing van de inrichting 1 wordt verkregen is getoond in Fig. 5 en Fig. 6. De vleugelelementen 4, 5 zijn bei- de met hun naar het hoofdlichaam 3 gerichte uiteinde gekoppeld aan een huls 21 die om het hoofdlichaam 3 van de inrichting 1 is gepo- sitioneerd. De huls 21 is hierbij coaxiaal met en roteerbaar ten opzichte van het hoofdlichaam 3 geplaatst. De vleugelelementen 4, 5 kunnen op een vaste positie worden gehouden door samenwerkende regelelementen.

Door een aansturing van de regelelementen kunnen de huls 21 en de daarmee gekoppelde vleugelelementen 4, 5 op een vaste hoek- positie ten opzichte van het hoofdlichaam 3 worden gehouden, ter- wijl een continue bijsturing mogelijk is, bijvoorbeeld wanneer de vlieger of kite zich vanwege weersomstandigheden hoger of lager in de lucht bevindt. 29 De inrichting kan met het regelen van de staartvinnen 17, 18, 19, 20 door het water worden gestuurd, bijvoorbeeld wanneer het gewenst is om de inrichting een gewenst traject af te laten afleggen. Richtingsveranderingen (links en rechts) worden eenvou- dig geregeld door het aansturen van de vinnen 19, 20. Hoogteveran- deringen van de inrichting 1 worden eenvoudig geregeld door het aansturen van de vinnen 17, 18.

Het hoofdlichaam 3 van de inrichting 1 kan in hoofdzaak een hol lichaam 3 zijn, dat gevuld is met accu's om de elektronica te voeden. Voorts zullen enkele actuatoren aanwezig zijn om de vleu- gelelementen 4, 5 en de huls 21 alsmede de vinnen te doen bewegen en/of verplaatsen. De elektronica wordt in hoofdzaak gevormd door de regelcircuits voor het aansturen van de vinnen 17, 18, 19, 20,

voor het aansturen van de vleugelelementen 4, 5 en de huls 21, voor het aansturen van de haspel of liermechanisme 16, de bestu- ringsmodule 8, de gps apparatuur, de zend- en ontvangsteenheid, et cetera.

De uitvinding strekt zich tevens uit over elke combinatie van maatregelen die hiervoor onafhankelijk van elkaar zijn beschreven.

In het bijzonder kunnen de varianten die worden benoemd bij een van de inrichting, het systeem, het basisschip en de werkwijze, ook alle worden toegepast in elk ander van de inrichting, het sys- teem, het basisschip en de werkwijze volgens de uitvinding.

De uitvinding is niet beperkt tot de hiervoor beschreven en in de figuren getoonde uitvoeringsvormen. De uitvinding wordt slechts beperkt door de bijgevoegde conclusies.

Claims (18)

CONCLUSIES

1. Vaartuig voor het vangen van vis, voor het voortbewegen van een net door een waterlichaam, met het kenmerk, dat het vaartuig is ingericht voor het aankoppelen van een net en waarbij het vaartuig ten behoeve van de voortbeweging is verbonden met een door de wind voortbewogen apparaat.

2. Vaartuig volgens conclusie 1, waarbij het twee aan weerszijden van een hoofdlichaam van het vaartuig uitstrekkende vleugelelemen- ten omvat.

3. Vaartuig volgens conclusie 1, waarbij het door de wind voortbe- wogen apparaat een kite of vlieger is.

4. Vaartuig volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij het vaartuig een roerinrichting omvat en een besturingsmodule voor het aansturen van de roerinrichting.

5. Vaartuig volgens conclusie 1, 2, 3 of 4, waarbij het vaartuig middels een lijn, bij voorkeur ten minste twee lijnen, is verbon- den met het door de wind voortbewogen apparaat en een besturings- module omvat voor het aansturen van de lijn, bij voorkeur voor het onafhankelijk van elkaar aansturen van de ten minste twee lijnen.

6. Vaartuig volgens conclusie 4 of 5, waarbij het tevens een navi- gatiemodule omvat voor het instellen van een te volgen route.

7. Vaartuig volgens een der voorgaande conclusies, omvattende een communicatiemodule voor communicatie met een basisstation, bij- voorbeeld voor het verzenden van een huidige positie en het ont- vangen van een doelpositie.

8. Vaartuig volgens conclusie 1, waarbij het een onderwatervaar- tuig is.

9. Vaartuig volgens conclusie 1, waarbij het vaartuig een hoofd- lichaam en een om ten minste een deel van het vaartuig voorziene huls omvat, welke huls roteerbaar is rond ten minste een deel van het hoofdlichaam en waarbij de vleugelelementen aan de huls zijn bevestigd.

10. Vaartuig volgens conclusie 1, waarbij het vaartuig een hoofd- lichaam en een om ten minste een deel van het vaartuig voorziene huls omvat, welke huls roteerbaar is rond ten minste een deel van het hoofdlichaam en waarbij verbindingselementen voor het aankop- pelen van het door de wind voortbewogen apparaat aan de huls zijn voorzien.

11. Vaartuig volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het vaartuig accu's omvat voor het voeden van in, op of aan het vaar- tuig voorziene elektronische apparatuur.

12. Systeem voor het vangen van vis onder toepassing van een vaar- tuig volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het systeem een basisschip omvat en ten minste een vaartuig voor het voortbe- wegen van een net door een waterlichaam, waarbij het basisschip is ingericht voor het ontvangen van de vangst van het genoemde vaar- tuig.

13. Systeem volgens conclusie 12, waarbij het basisschip een ba- sisstation omvat voor communicatie met de vaartuigen.

14. Systeem volgens conclusie 12 of 13, waarbij het basisschip een hijsinrichting omvat voor het vanuit het water aan boord overbren- gen van ten minste een van het vaartuig en het net.

15. Systeem volgens conclusie 12-14, waarbij het basisschip een hijsinrichting omvat voor het van het basisschip overbrengen van een net naar het vaartuig.

16. Basisschip voor gebruik in het systeem volgens een der conclu- sies 12 - 15, omvattende ten minste een van een basisstation voor communicatie met de vaartuigen en een hijsinrichting.

17. Werkwijze voor het vangen van vis, omvattende het gebruik van een vaartuig met een net volgens een der conclusies 1 - 11 of een systeem volgens conclusie 12-15, waarbij het vaartuig is verbonden met een door de wind voortbewogen apparaat ten behoeve van de aan- drijving van het vaartuig.

18. Werkwijze volgens conclusie 17 met gebruik van een basisschip volgens conclusie 16, omvattende het aan boord van het basisschip houden van de vaartuigen tijdens verplaatsing tussen visgronden of tussen een haven en een visgrond vice versa.