NL2029660B1 - Inrichting voor de geleiding van kabels op platte daken - Google Patents

Inrichting voor de geleiding van kabels op platte daken Download PDF

Info

Publication number
NL2029660B1
NL2029660B1 NL2029660A NL2029660A NL2029660B1 NL 2029660 B1 NL2029660 B1 NL 2029660B1 NL 2029660 A NL2029660 A NL 2029660A NL 2029660 A NL2029660 A NL 2029660A NL 2029660 B1 NL2029660 B1 NL 2029660B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
connector
insert
troughs
mesh cable
cable duct
Prior art date
Application number
NL2029660A
Other languages
English (en)
Other versions
NL2029660A (nl
Inventor
Trinkwald Jürgen
Schmidt Olaf
Bischoff Martin
Hohmann Lennart
Original Assignee
Obo Bettermann Hungary Kft
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Obo Bettermann Hungary Kft filed Critical Obo Bettermann Hungary Kft
Publication of NL2029660A publication Critical patent/NL2029660A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2029660B1 publication Critical patent/NL2029660B1/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02GINSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
    • H02G3/00Installations of electric cables or lines or protective tubing therefor in or on buildings, equivalent structures or vehicles
    • H02G3/02Details
    • H02G3/04Protective tubing or conduits, e.g. cable ladders or cable troughs
    • H02G3/0437Channels
    • H02G3/0443Channels formed by wire or analogous netting
    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02GINSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
    • H02G3/00Installations of electric cables or lines or protective tubing therefor in or on buildings, equivalent structures or vehicles
    • H02G3/30Installations of cables or lines on walls, floors or ceilings
    • H02G3/34Installations of cables or lines on walls, floors or ceilings using separate protective tubing

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Installation Of Indoor Wiring (AREA)
  • Details Of Indoor Wiring (AREA)

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor de geleiding van kabels op platte daken, omvattend ten minste een gaaskabelgoot, ten minste een dakgeleiderhouder en ten minste een connector voor het met de dakgeleiderhouder verbinden van de gaaskabelgoot, waarbij de dakgeleiderhouder een steungebied omvat om te steunen op een vlak, een daarvan uitstekend vasthouddeel en een groef met vergrendelingselement in het voorvlak van het vasthouddeel omvat.

Description

P35225NLOO/TRE Titel: Inrichting voor de geleiding van kabels op platte daken De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor de geleiding van kabels op platte daken, omvattend ten minste een gaaskabelgoot, ten minste een dakgeleiderhouder en ten minste een connector voor het met de dakgeleiderhouder verbinden van de gaaskabelgoot, waarbij de dakgeleiderhouder een steungebied omvat om te steunen op een vlak, een daarvan uitstekend vasthouddeel en een groef met vergrendelingselement in het voorvlak van het vasthouddeel omvat.
Dergelijke gaaskabelgoten bestaan voornamelijk uit metallisch materiaal, in het bijzonder verzinkt of roestvrij staal. De dakgeleiderhouders zijn relatief zware onderdelen. Ze kunnen bestaan uit een kunststof lichaam met een daarin aangebrachte massa. Een dergelijke dakgeleiderhouder omvat op diens onderzijde een steungebied om te steunen op een vlak, bijvoorbeeld een dakvlak. Vanaf dit vlak steekt een vasthouddeel uit, dat tegenover het steungebied een voorvlak omvat. Op dit voorvlak kan een gaaskabelgoot met bijbehorende gaasstaven worden gelegd. Om de verbinding tussen de dakgeleiderhouder en de gaaskabelgoot tot stand te brengen, is het vasthouddeel voorzien van een groef en een vergrendelingselement in de groef, zodat door middel van een in de groef met het vergrendelingselement vergrendelbaar vergrendeldeel kan worden bevestigd aan de dakgeleiderhouder, die in de vergrendelpositie vasthoudcontouren omvat, die ten minste een, bij voorkeur twee gaasstaven van de gaaskabelgoot omgrijpen. Bekende connectoren zijn relatief klein uitgevoerd, waardoor ze moeilijk hanteerbaar en ook moeilijk te positioneren zijn. Dergelijke connectoren bedekken met name een dwarsdraad van de betreffende gaaskabelgoot, zodat het noodzakelijk is om de dakgeleiderhouder met de connectoren zo te positioneren, dat deze precies in de juiste positie onder een dwarsdraad van de gaaskabelgoot zijn gepositioneerd. Een ander nadeel hierbij is, dat de gaaskabelgoot dwars op diens lengterichting in zekere zin verschuifbaar wordt vastgehouden, omdat de connector slechts over een dwarsstaaf omgrijpt, maar de naastgelegen langsdraden van de gaaskabelgoot niet worden vastgepakt. Een voordeel van deze bekende uitvoering is, dat de verbinding uit een stuk bestaat, dat wil zeggen niet uit meerdere te monteren onderdelen bestaat. In de stand van de techniek zijn ook connectoren bekend die tweedelig zijn, waarbij een deel van de connector wordt vergrendeld aan de dakgeleiderhouder, terwijl een tweede deel van de connector na het opleggen van de gaaskabelgoot door middel van een schroef aan het onderste deel van de connector wordt bevestigd. Daarbij omgrijpt echter het met schroeven bevestigbare deel twee naastgelegen langsstaven van de gaaskabelgoot. Zo
-2- wordt de positionering van de gaaskabelgoot verbeterd en vereenvoudigd, maar wordt de montage van de connector voor de gebruiker moeilijker gemaakt.
Omdat bij het leggen van dergelijke gaaskabelgoten grote lengtes worden gebruikt, is het noodzakelijk om een overeenkomstig aantal dakgeleiderhouders en connectoren te gebruiken en te bevestigen, zodat een verhoogde montage-eis met betrekking tot de connectors aanzienlijke nadelen met zich meebrengt.
Uitgaand van deze stand van de techniek heeft de uitvinding tot doel om een inrichting volgens de genoemde wijze te verschaffen, die uit enkele afzonderlijke delen bestaat,
eenvoudig te monteren is, een zekere uitlijning van een gaaskabelgoot met de bijbehorende dakgeleiderhouders mogelijk maakt en kosten-efficiënt ter beschikking kan worden gesteld.
Om dit doel te bereiken, stelt de uitvinding voor dat de connector ten minste een in de groef vergrendelbaar vergrendelingsdeel en draadstaven van de gaaskabelgoot omgrijpende vasthoudcontouren omvat, dat de connector een vlak onderdeel is, dat plaatsbaar is op de van het vasthouddeel afgekeerde zijde van het basisoppervlak van de gaaskabelgoot en aan deze zijde ten minste een paar excentrisch en symmetrisch ten opzichte van elkaar uitgevoerde inleggoten omvat voor twee parallelle langsdraden van het basisoppervlak van de gaaskabelgoot en dat midden tussen de inlegkanalen het vergrendelingsdeel of de vergrendelingsdelen van de connector is uitgevoerd, waarbij de groef van het vasthouddeel met vergrendelingselement zich parallel uitstrekt aan de langsdraden van de opgelegde gaaskabelgoot, en dat het vergrendelingsdeel of de vergrendelingsdelen van de connector een boven de vergrendelingsdelen in de richting van het basisoppervlak van de gaaskabelgoot uitstekende montagehulpcontour omvat, die zich bij het insteken van de connector schroeft in de groef van het vasthouddeel en een paralleluitlijning met de groef dwingt en/of dat tenminste naast een inleggoot ten minste een centreerhulpcontour uitsteekt in de richting van het basisvlak van de gaaskabelgoot, die bij het insteken van de connector op het basisvlak van de gaaskabelgoot aanligt tegen ten minste een langsdraad van de gaaskabelgoot en daarvoor een geleiding vormt.
De uitvinding betreft een plat onderdeel uit een stuk, bij voorkeur van kunststof, dat op eenvoudige wijze op de gaaskabelgoot kan worden geplaatst, waarbij de inleggoten voor twee parallelle langsdraden van de gaaskabelgoot een ondersteuning bieden voor de positionering en borging in de lengterichting van de connector.
Het vergrendelingsdeel is in het midden uitgevoerd tussen de inleggoten.
In de montagedoelpositie is de gaaskabelgoot zo uitgelijnd, dat de groef van het vasthouddeel met het vergrendelingselement zich parallel
-3- uitstrekt aan de langsdraden van de opgelegde gaaskabelgoot. Het vergrendelingsdeel of de vergrendelingsdelen van de connector steken in de richting naar het basisoppervlak van de gaaskabelgoot uit en hebben aan het voorvlak, d.w.z. aan het vrije uiteinde, een montagehulpcontour die zich bij het insteken van de connector in de groef van het vasthouddeel schroef en een paralleluitlijning met de groef dwingt, zodat een juiste uitlijn- en montagehulp wordt gevormd, wat bijna onvermijdelijk leidt tot een correcte montage. Aanvullend of alternatief kunnen tenminste naast een inleggoot bij voorkeur inleggootparen een of meer centreerhulpcontouren uitsteken in de richting van het basisvlak van de gaaskabelgoot. Deze centreerhulpcontouren leiden ertoe, dat bij het insteken van de connector op het basisvlak van de gaaskabelgoot een geleiding van de centreerhulpcontour met ten minste een langsdraad van de gaaskabelgoot wordt bereikt en daarmee de toevoer van de connector in de juiste positie wordt ondersteund. De vorming van enerzijds de montagehulpcontour en anderzijds de centreerhulpcontour kan als alternatief ook alleen worden aangebracht. De vorming van beide corresponderende elementen verdient echter de voorkeur. Hiermee wordt voor de monteur die de connector aanbrengt, een betrouwbare ondersteuning ter beschikking gesteld, die leidt tot de juiste uitlijning van de connector en zo een correcte montage waarborgt. Bij voorkeur is het voorzien dat de montagehulpcontour een langsstrook is. Hierdoor wordt verzekerd dat de montagehulpcontour in de groef van het vasthouddeel wordt geschroefd, zonder dat de connector van de correcte positie kan afwijken. Bovendien is voorzien, dat de montagehulpcontour is ondersteund door in de lengterichting op afstand van elkaar geplaatste dwarsverstijvers, die aan de connector zijn gevormd en die in de montagepositie aangrijpen in uitsparingen van het vasthouddeel, die in diens groef samenkomen. Hierdoor wordt een verstijver van de connector, de montagehulpcontour en ook van het vergrendelingsdeel van de connector bereikt.
Verder is het bij voorkeur voorzien dat de centreerhulpcontouren aan beide zijden naast de inleggoten zijn uitgevoerd, die zich symmetrisch uitstrekken ten opzichte van de groef van het vasthouddeel.
-4- Hierdoor wordt de juiste positie bij de toevoer van de connector verder verbeterd. Met bijzondere voorkeur is erin voorzien, dat aan beide zijden naast de groef van het vasthouddeel paarsgewijs twee op afstand van elkaar gelegen inleggoten zijn uitgevoerd, waarbij tussen elk paar inleggoten een centreerhulpcontour is uitgevoerd. De in totaal vier inleggoten dienen ervoor om montagehulpen voor gaaskabelgoten van verschillende breedtes te verschaffen, zodat zowel smalle gaaskabelgoten alsook brede gaaskabelgoten elk met langsdraden in de bijpassende inleggoten kunnen worden gelegd. Doordat steeds tussen een paar inleggoten een centreerhulpcontour wordt uitgevoerd, dient deze hulpcontour zowel bij de smalle gaaskabelgoot als bij de bredere gaaskabelgoot voor de geleiding en uitlijning van de corresponderende langsdraden van de gaaskabelgoot.
Met bijzondere voorkeur is er ook in voorzien, dat elke centreerhulpcontour is gevormd door ten minste een wig of door een dubbele wig, waarvan de schuine wigvlakken naar ten minste een inleggoot of naar beide inleggoten van een inleggootpaar toe lopen.
Hierdoor wordt bij het aanbrengen van de connector bereikt, dat de toppen van de wiggen steunen op de overeenkomstige langsdraden van de gaaskabelgoot en door de wigvorm een toevoer van de gaasstaaf naar de zich naast de dubbele wig of wiggen bevindende inleggoten worden geleid.
Bij voorkeur is het ook voorzien dat elke centreerhulpcontour is versterkt door verstijvers, waarbij de verstijvers parallel lopen aan de lengterichting van de inleggoten.
Hierdoor wordt een verstijver van de centreerhulpcontouren bereikt, zonder dat de verstijvers het opleggen op de corresponderende draden van de gaaskabelgoot belemmeren.
Bij voorkeur is bovendien voorzien, dat de inleggoten paarsgewijs zijn uitgevoerd met steeds twee inleggoten naast het vergrendelingsdeel, waarbij de dichter bij het vergrendelingsdeel liggende inleggoten in doorsnede kleiner zijn gedimensioneerd dan de verder liggende inleggoten.
Bijvoorbeeld kunnen de paarsgewijs dichter bij het midden van de connector aangebrachte inleggoten een afmeting van ca. 3,9 mm hebben, wat overeenkomt met een langsdraad van een smalle gaaskabelgoot, of de buitenste inleggootparen kunnen een afmeting van
-5- aanzienlijk grotere diameter omvatten, zodat de grotere draden van een grotere gaaskabelgoot passend inlegbaar zijn. Om de monteur van de connector de juiste pasvorm van de connector te kunnen laten controleren, is het voorzien, dat de connector in het gebied van de aanbrenging van het vergrendelingsdeel of de vergrendelingsdelen ten minste een vensterachtige uitsparing omvat. Hierdoor kan de monteur bij een gemonteerde connector bepalen of de verbinding correct is uitgevoerd, omdat hij door de vensterachtige uitsparing of de vensterachtige uitsparingen een blik op de montagepositie heeft.
Om bij beperkt materiaalgebruik voor de vervaardiging van de connector alsnog een stabiel ontwerp van de connector te bereiken, is voorzien, dat de connector op diens van de _ inleggoten afgerichte bovenzijde dwars op het verloop van inleggoten verlopen verstijvers omvat in de vorm van ribben of soortgelijke contouren.
Een uitvoeringsvorm van de uitvinding is getoond in de tekening en hieronder nader beschreven.
Hierin toont: Figuur 1 een isometrisch aanzicht van de inrichting in exploded-view; Figuur 2 diezelfde in de montagedoelpositie; Figuur 3 de inrichting in de montagedoelpositie, gezien in een vooraanzicht; Figuur 3a een detail van figuur 3 op vergrote schaal; Figuur 4 een connector in isometrisch aanzicht van bovenaf gezien; Figuur 5 diezelfde van onderaf gezien.
De inrichting als geheel dient voor de geleiding van kabels of dergelijke op platte daken van gebouwen. Het omvat ten minste een gaaskabelgoot 1, ten minste een dakgeleiderhouder 2 en ten minste een connector 3 voor het met de dakgeleiderhouder 2 verbinden van de gaaskabelgoot 1, waarbij de dakgeleiderhouder 2 een steungebied 4 omvat om te steunen op een vlak van een dak of iets dergelijks. Verder omvat de dakgeleiderhouder een vanaf het steungebied 4 in de montagerichting naar boven uitstekend vasthouddeel 5, dat in diens voorvlak een groef 6 met een vergrendelingselement 7 omvat. In het uitvoeringsvoorbeeld
-6- omvat de dakgeleiderhouder 2 in diens voorvlak twee elkaar kruisende groeven 6 met vergrendelingselementen 7 voor een alternatieve plaatsing van een gaaskabelgoot 1. Voor de verbinding van de gaaskabelgoot 1 en de dakgeleiderhouder 2 is een connector 3 voorzien, die ten minste een in de groef 6 vergrendelbaar vergrendelingsdeel 8 en gaasstaven van de gaaskabelgoot 1 omgrijpende vasthoudcontouren omvat. De connector 3, die in figuren 4 en 5 in detail is weergegeven, is een in hoofdzaak vlak onderdeel van kunststof, dat plaatsbaar is op de van het vasthouddeel 5 afgekeerde zijde van het basisoppervlak van de gaaskabelgoot 1. Deze opstelling is getoond in figuren 1 tot 3. Aan deze zijde omvat de connector 3 twee paren excentrisch en symmetrisch ten opzichte van elkaar uitgevoerde inleggoten 9, 10 voor twee parallelle langsdraden 11 van het basisoppervlak van de gaaskabelgoot 1. In het midden tussen de inleggootparen 9, resp. 10 is het vasthouddeel 8 of zijn de vasthouddelen 8 van de connector 3 uitgevoerd, waarbij de groef 6 van het vasthouddeel 5 met het vergrendelingselement 7 zich parallel uitstrekt aan de langsdraden 11 van de gaaskabelgoot 1. De vasthouddelen van de connector 3 omvatten een boven de vasthouddelen 8 in de richting van het basisoppervlak van de gaaskabelgoot 1 uitstekende montagehulpcontour 12, die zich bij het insteken van de connector 3 schroeft in de groef 6 van het vasthouddeel 5 en daarmee een paralleluitlijning van de montagehulpcontour 12 met de groef 6 dwingt. Verder is ten minste een naast een inlegkanaal 9, 10 ten minste een centreerhulpcontour 13 uitgevoerd die uitsteekt in de richting van het basisvlak van de gaaskabelgoot 1, die zich bij het insteken van de connector 3 op het basisvlak van de gaaskabelgoot 1 aanligt tegen ten minste een langsdraad 11 van de gaaskabelgoot 1 en een daarvoor een geleiding vormt, zodat de connector 3 in de juiste positie wordt geleid naar de gaaskabelgoot 1, resp. diens langsdraad 11.
In het uitvoeringsvoorbeeld is de montagehulpcontour 12 een langsstrook. Bovendien is de montagehulpcontour 12 ondersteund door in lengterichting op afstand van elkaar geplaatste dwarsverstijvers 14, die aan de connector 3 zijn gevormd en in de montagedoelpositie ingrijpen in uitsparingen van het vasthouddeel 5, die naar uitgaan van de groef 6, resp. daarin samenkomen. In het uitvoeringsvoorbeeld zijn de centreerhulpcontouren 13 aan beide zijden uitgevoerd naast een paar inleggoten, die zijn gevormd uit een inleggoot 9 en een inleggoot
10. De inleggoten 9, 10 strekken zich symmetrisch uit ten opzichte van de groef 6 van het vasthouddeel 5.
Aan beide zijden naast de groef 6 van het vasthouddeel 5 zijn paarsgewijs twee op afstand van elkaar gelegen inleggroeven 9, 10 voorzien, waarbij tussen elk paar inleggroeven 9, 10 een extra centreerhulpcontour is gevormd. Elke centreerhulpcontour 13 is gevormd door ten
-7- minste een wig 16 of een dubbele wig, waarvan de schuine wigvlakken naar ten minste een inleggoot 9, 10 toe loopt, zodat deze bij het insteken op de langsdraden 11 van de gaaskabelgoot 1 een gedwongen geleiding naar de juiste positie wordt bereikt. Aanvullend is elke centreerhulpcontour 13 versterkt door verstijvers 17, waarbij de verstijvers 17 zich parallel uitstrekken aan de lengterichting van de inleggoten 9, 10.
De inleggoten 9, 10 zijn paarsgewijs met steeds twee inleggoten 9, 10 naast het vergrendelingsdeel 8 uitgevoerd, waarbij de dichter bij het vergrendelingsdeel 8 liggende inleggroef 9 in doorsnede kleiner is uitgevoerd dan de verder liggende insteekgroef 10, zodat draden met verschillende draaddiktes passend kunnen worden ingelegd. Zodat de monteur de juiste positie en de juiste passing van de connector in de montagedoelpositie kan controleren, omvat de connector 3 vensterachtige uitsparingen 18 in het gebied van de aanbrenging van het vasthouddeel 8 of de vasthouddelen 8.
Aanvullend omvat de connector 3 op diens van de inlegkanalen 9, 10 afgekeerde bovenzijde dwars op het verloop van de inleggoten 9, 10 uitstrekkende verstijvers 19 in de vorm van ribben of soortgelijke contouren.
De uitvinding is niet beperkt tot het uitvoeringsvoorbeeld, maar is binnen het kader van de beschrijving op vele manieren variabel. Alle in de beschrijving en/of tekening geopenbaarde individuele en combinatiekenmerken worden beschouwd als wezenlijk voor de uitvinding.
-8- Lijst met verwijzingscijfers: 1 gaaskabelgoot 2 dakgeleiderhouder 3 connector 4 steungebied van 2 5 vasthouddeel van 2 6 groef van 2 7 vergrendelingselement van 2 8 vergrendelingsdeel van 3 9 inleggoot (binnenste) in 3 10 inleggoot (buitenste) in 3 11 langsdraden van 1 12 montagehulpcontour op 8 13 centreerhulpcontour van 3 14 dwarsverstijvers aan 12 15 uitsparing in 5 16 wig van 13 17 verstijvers van 13 18 vensterachtige uitsparing in 3 19 verstijvers van 3

Claims (10)

-9.- CONCLUSIES
1. Inrichting voor de geleiding van kabels op platte daken, omvattende ten minste een gaaskabelgoot (1), ten minste een dakgeleiderhouder (2) en ten minste een connector (3) voor het met de dakgeleiderhouder (2) verbinden van de gaaskabelgoot (1), waarbij de dakgeleiderhouder (2) een steungebied (4) omvat om te steunen op een vlak, een daarvan uitstekend vasthouddeel (5) en een groef (6) met vergrendelingselement (7) in het voorvlak van het vasthouddeel (5) omvat, met het kenmerk, dat de connector (3) ten minste een in de groef (6) vergrendelbaar vergrendelingsdeel (8) en draadstaven van de gaaskabelgoot (1) omgrijpende vasthoudcontouren omvat, dat de connector (3) een vlak onderdeel is, dat plaatsbaar is op de van het vasthouddeel (5) afgekeerde zijde van het basisoppervlak van de gaaskabelgoot (1) en aan deze zijde ten minste een paar excentrisch en symmetrisch ten opzichte van elkaar uitgevoerde inleggoten (9, 10) omvat voor twee parallelle langsdraden (11) van het basisoppervlak van de gaaskabelgoot (1) en dat midden tussen de inlegkanalen (9, 10) het vergrendelingsdeel (8) of de vergrendelingsdelen (8) van de connector (3) is uitgevoerd, waarbij de groef (6) van het vasthouddeel (5) met vergrendelingselement (7) zich parallel uitstrekt aan de langsdraden (11) van de opgelegde gaaskabelgoot (1), en dat het vergrendelingsdeel (8) of de vergrendelingsdelen (8) van de connector (3) een boven de vergrendelingsdelen (8) in de richting van het basisoppervlak van de gaaskabelgoot (1) uitstekende montagehulpcontour (12) omvat, die zich bij het insteken van de connector (3) schroeft in de groef (8) van het vasthouddeel (5) en een paralleluitlijning met de groef (6) dwingt en/of dat tenminste naast een inleggoot (9, 10) ten minste een centreerhulpcontour (13) uitsteekt in de richting van het basisvlak van de gaaskabelgoot (1), die bij het insteken van de connector (3) op het basisvlak van de gaaskabelgoot (1) aanligt tegen ten minste een langsdraad (11) van de gaaskabelgoot (1) en daarvoor een geleiding vormt.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de montagehulpcontour (12) een langsstrook is.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de montagehulpcontour (12) is ondersteund door in de lengterichting op afstand van elkaar geplaatste dwarsverstijvers (14), die aan de connector (3) zijn gevormd en die in de montagepositie aangrijpen in uitsparingen van het vasthouddeel (5), die in diens groef (6) samenkomen.
-10-
4. Inrichting volgens een van de conclusies 1 — 3, met het kenmerk, dat de centreerhulpcontouren (13) aan beide zijden zijn uitgevoerd naast de inleggoten (9, 10), die zich symmetrisch uitstrekken ten opzichte van de groef (6) van het vasthouddeel (5).
5. Inrichting volgens een van de conclusies 1 —4, met het kenmerk, dat aan beide zijden naast de groef (6) van het vasthouddeel (5) paarsgewijs twee op afstand van elkaar gelegen inleggoten (9, 10) zijn uitgevoerd, waarbij tussen elk paar inleggoten (9,10) een centreerhulpcontour (13) is uitgevoerd.
6. Inrichting volgens een van de conclusies 1 — 5, met het kenmerk, dat elke centreerhulpcontour (13) is gevormd door ten minste een wig (16) of door een dubbele wig, waarvan de schuine wigvlakken naar ten minste een inleggoot (9, 10) of naar beide inleggoten (9, 10) van een inleggootpaar toe lopen.
7. Inrichting volgens een van de conclusies 1 — 86, met het kenmerk, dat elke centreerhulpcontour (13) is versterkt door verstijvers (17), waarbij de verstijvers (17) parallel lopen aan de lengterichting van de inleggoten (9, 10).
8. Inrichting volgens een van de conclusies 1 —7, met het kenmerk, dat de inleggoten (9, 10) paarsgewijs zijn uitgevoerd met steeds twee inleggoten (9, 10) naast het vergrendelingsdeel (8), waarbij de dichter bij het vergrendelingsdeel (8) liggende inleggoten (9) in doorsnede kleiner zijn gedimensioneerd dan de verder liggende inleggoten (10).
9. Inrichting volgens een van de conclusies 1 — 8, met het kenmerk, dat de connector (3) in het gebied van de aanbrenging van het vergrendelingsdeel (8) of de vergrendelingsdelen (8) ten minste een vensterachtige uitsparing (18) omvat.
10. Inrichting volgens een van de conclusies 1 -39, met het kenmerk, dat de connector (3) op diens van de inleggoten (9, 10) afgekeerde bovenzijde dwars op het verloop van de inleggoten (9, 10) uitstrekkende verstijvers (19) omvat in de vorm van ribben of soortgelijke contouren.
NL2029660A 2020-11-10 2021-11-08 Inrichting voor de geleiding van kabels op platte daken NL2029660B1 (nl)

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE202020106427.4U DE202020106427U1 (de) 2020-11-10 2020-11-10 Vorrichtung zur Leitungsführung auf Flachdächern

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL2029660A NL2029660A (nl) 2022-06-27
NL2029660B1 true NL2029660B1 (nl) 2022-09-23

Family

ID=80225452

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2029660A NL2029660B1 (nl) 2020-11-10 2021-11-08 Inrichting voor de geleiding van kabels op platte daken

Country Status (2)

Country Link
DE (1) DE202020106427U1 (nl)
NL (1) NL2029660B1 (nl)

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE9208824U1 (de) * 1992-07-02 1992-10-01 OBO Bettermann oHG, 5750 Menden Haltevorrichtung für Blitzschutzleiter auf Flachdächern
FR2795250B1 (fr) * 1999-06-18 2001-08-10 Metal Deploye Sa Deversoir pour chemin de cables en fils et chemin de cables en fils equipe d'au moins un tel deversoir
WO2014182662A1 (en) * 2013-05-06 2014-11-13 Erico International Corporation Support for circular objects

Also Published As

Publication number Publication date
NL2029660A (nl) 2022-06-27
DE202020106427U1 (de) 2022-02-11

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US7554032B2 (en) Electrical box with multi-mount features
JP5579860B2 (ja) バネ力接続クランプ
KR101005157B1 (ko) 전기 도체용 연결 클램프
US20120110944A1 (en) Fastener for building materials
RU2321934C1 (ru) Аксессуар для повышения уровня и стыкового соединения проволочных кабель-каналов
ES2818150T3 (es) Borna de resorte
KR102145878B1 (ko) 스프링-작동식 클램핑 요소 및 연결 단자
NL2029660B1 (nl) Inrichting voor de geleiding van kabels op platte daken
US7523897B2 (en) Device for fixing a wire on a load bearing element provided with at least one opening
CN106064773B (zh) 电梯导轨固定夹
US5145418A (en) Terminal block segment with feet for mounting on tracks of two different widths
US20160322720A1 (en) Connector
CN214280757U (zh) 缆线槽和保护导体组件
NL1003903C2 (nl) Aansluitdoos voor een gegevensnetwerk
NZ329012A (en) Mechanical splicing device for optical fibre ribbons, cable end plugs locked together by cam members
RU187594U1 (ru) Кабельный лоток с системой встроенного соединителя секций
US20110000709A1 (en) Junction Box For Connecting A Solar Cell, Electrical Diode, Guiding Element And Fixing Means
KR20080097943A (ko) 엔클로저 내에 플레이트를 체결하기 위한 체결 시스템
GB2260660A (en) Cable feed-through and earthing unit
US6580607B1 (en) Electronic component mounting assembly and portions thereof
NL2022185B1 (nl) Substratkassette
US11013067B2 (en) Support insulators for open coil electric heaters and method of use
US5529269A (en) Cable harness laying device
US20200408333A1 (en) J-hook cable support device
US7416455B2 (en) Fuse holder